Skip to main content
All Posts By

admin

Advieswijzer Overstappen naar een bv 2023

By nieuws

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof? Dan kan het interessant zijn om over te stappen naar een bv. Of dit voor u de juiste keuze is, hangt af van tal van aspecten. Welke belangrijke verschillen zijn er?

Wanneer overstappen?

Strategie

De vraag wanneer u er als mkb-ondernemer verstandig aan doet om over te stappen naar de bv, is niet eenduidig te beantwoorden en hangt af van bepaalde individuele factoren. In het algemeen kan wel worden gesteld dat de overstap pas aantrekkelijk wordt in situaties waarbij een fors deel van de winst niet direct consumptief door de eigenaar-ondernemer wordt gebruikt. Het verdient dan vanuit fiscaal oogpunt veruit de voorkeur via de bv deze winst onbelast als reserves op te potten. De winst kan dan op een later tijdstip worden gebruikt voor bijvoorbeeld investeringen, een grote privéaankoop of om op een eerder tijdstip te stoppen met werken.

Hoewel individuele factoren bepalend zijn, kan gesteld worden dat het in veel situaties verstandig is bij een structurele winst vanaf ongeveer € 150.000 de overstap naar een bv te overwegen.

Winst

Winst belast in de IB-onderneming

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof, dan betaalt u over de winst het progressieve tarief van de inkomstenbelasting. Onbelast oppotten van winst is dus niet mogelijk. U heeft wel recht op een aantal ondernemersfaciliteiten die de belastingdruk beperken. De belangrijkste is de zelfstandigenaftrek van € 5.030 per jaar. Dit bedrag mag u in mindering brengen op de winst, maar in 2023 tegen een maximumtarief van 36,93%. Voor de zelfstandigenaftrek is wel vereist dat u minstens 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor uw bedrijf én dat dit meer dan de helft van het aantal werkzame uren is. Dit wordt het urencriterium genoemd. Deze laatste eis geldt niet voor starters.

Een andere belangrijke faciliteit is de mkb-winstvrijstelling van 14%. Hierdoor blijft 14% van de winst onbelast en is 14% van een eventueel verlies niet aftrekbaar. Ook deze aftrek is in 2023 beperkt tot maximaal 36,93%. Door de mkb-winstvrijstelling betaalt u maximaal 44,33% belasting over de behaalde winst, verminderd met de ondernemersfaciliteiten. 

Winst belast in de bv

In de bv betaalt u vennootschapsbelasting over – kort gezegd – de behaalde winst. Over de eerste € 200.000 winst betaalt de bv in 2023 19% vennootschapsbelasting, over het meerdere 25,8%. Pas als de bv de winst die na belasting resteert, uitdeelt aan de directeur-grootaandeelhouder (dga), moet de dga over de uitgedeelde winst aanvullend 26,9% inkomstenbelasting betalen. Daardoor wordt de totale winst belast tegen 40,79 tot 45,76%. U bereikt dit tarief dus pas na uitdeling van de winst. Dit betekent dat het aantrekkelijk is om in de bv winst op te potten en dit pas uit te delen zodra u het als aandeelhouder nodig heeft. Op die manier heeft u renteloos uitstel van belastingbetaling! Bij verkoop van de bv of bij overlijden betaalt u op zijn laatst uiteindelijk belasting over opgepotte winsten.

Let op! Het oppotten van winst levert niet altijd een liquiditeitsvoordeel op en is niet altijd optimaal. Afhankelijk van de situatie kan het fiscaal voordeliger zijn om overtollige liquide middelen naar privé te halen.

Een algemeen cijfervoorbeeld*

Belasting in de IB
Bij een winst van € 200.000 brengt u in de inkomstenbelasting eerst de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling tot de maximale aftrek in mindering. U betaalt daardoor over € 167.674 belasting. Dit bedraagt € 77.880.

Belasting in de bv
In de bv vermindert u de winst van € 200.000 eerst met het gebruikelijk loon van de dga. Dit stellen we op € 51.000. Hierover betaalt u als dga € 13.292 inkomstenbelasting. Over het restant betaalt de bv 19% vennootschapsbelasting, ofwel € 28.310. Deelt de bv de rest van de winst van € 120.690 uit aan u als dga, dan betaalt u hierover nog eens 26,9% belasting, ofwel € 32.466. In totaal betalen u en de bv in dit voorbeeld samen dus € 74.068 aan belasting als de winst direct wordt uitgedeeld. Dit is € 3.812 minder dan in de inkomstenbelasting. 

Let op! Vanaf 2024 krijgt box 2 twee verschillende tarieven. Tot € 67.000 aan inkomsten in box 2 geldt een tarief van 24,5%, over het meerdere boven € 67.000 aan inkomsten geldt een tarief van 31%. Dit betekent dat u vanaf 2024 tot een inkomen van € 106.219 in box 2 voordeliger uit bent dan dat nu het geval is. Boven dit bedrag betaalt u straks meer belasting in box 2 dan vóór 2024.

*(Om de berekeningen eenvoudig te houden, zijn geen premies voor bijvoorbeeld pensioen en Zvw meegenomen)

Andere aandachtspunten bij een bv

Naast de rekensom of het fiscaal gezien interessant is de overstap te maken naar een bv, zijn er nog meer aspecten die van belang zijn te weten.

  • De dga is een werknemer
  • Aansprakelijkheid
  • Oudedagsvoorziening
  • Zakendoen met de bv

Dga is werknemer

Anders dan de zelfstandig ondernemer ziet de fiscus de dga als werknemer. 

Gebruikelijk loon

Heeft u een bv, dan bent u als dga verplicht een minimumbedrag aan salaris uit de bv op te nemen. Dit gebruikelijk loon is het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking met die van u als dga of het loon van de meestverdienende werknemer in uw bedrijf, als dat meer is. 

Het gebruikelijk loon moet echter in 2023 minstens € 51.000 bedragen. Het gebruikelijk loon wordt belast in box 1, dus progressief.

Let op! Des te meer gebruikelijk loon u in aanmerking neemt dan wel in aanmerking moet nemen, des te minder u profiteert van het lage tarief van de vennootschapsbelasting.

Gebruikelijk loon innovatieve start-ups

Een innovatieve start-up is een bedrijf dat speur- en ontwikkelingswerk verricht en binnen de WBSO (S&O-afdrachtvermindering) als starter is aangemerkt. Voor dga’s van innovatieve start-ups geldt een lagere loonverplichting. Zij mogen zichzelf in de eerste drie jaar na de start van de onderneming het wettelijk minimumloon toekennen in plaats van het minimale gebruikelijk loon van € 51.000. Een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon is wel mogelijk als anders de continuïteit van uw bv in gevaar komt. Dit moet u dan wel aantonen.

Gebruikelijk loon starters

Ook dga’s van startende bv’s die geen innovatieve activiteiten verrichten, kunnen onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon toekennen. Een voorwaarde is dat de bv een hoger gebruikelijk loon niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat de bv veel geïnvesteerd heeft en daardoor over onvoldoende financiële middelen beschikt. Een lager gebruikelijk loon voor starters mag maximaal drie jaar lang betaald worden. Is sprake van een eenmanszaak die is omgezet in een bv, dan moet de periode waarin u uw bedrijf als eenmanszaak dreef van de periode van drie jaar worden afgetrokken. Ook nu is een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon mogelijk als anders de continuïteit van uw bv in gevaarkomt.

Gebruikelijk loon verlieslijdende bv’s

Aan de dga van een bv die verlies lijdt, kan onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon worden toegekend. Voorwaarde is dat het verlies de continuïteit van uw bedrijf in gevaar brengt. Hiervan is geen sprake bij een incidenteel verlies. Verder moet duidelijk zijn dat uw bedrijf de rekeningen niet meer kan betalen en dat dit niet het gevolg is van een oplopende rekening-courantschuld, uitgekeerd dividend of andere onttrekkingen.

Tip! De dga kan in beginsel ook profiteren van de regelingen die ook voor ‘normale’ werknemers gelden. Dit betreft met name kostenvergoedingen en het gebruik van de werkkostenregeling, waarvan dus ook de dga gebruik kan maken. Volgens deze regeling kan in 2023 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000 besteed worden aan belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen en 1,18% over het meerdere van de loonsom boven € 400.000.

Aansprakelijkheid

Een voordeel van de bv is dat de aansprakelijkheid van de dga beperkt is tot het in de bv geïnvesteerde bedrag, oftewel de waarde van de aandelen. Formeel is de dga dus niet aansprakelijk voor de schulden van de bv, tenzij sprake is van wanbeleid. Tevens kan aansprakelijkheid jegens de Belastingdienst ontstaan bij het niet-nakomen van bepaalde verplichtingen, zoals het tijdig melden van betalingsonmacht. In de praktijk komt het echter voor dat banken, bij het verstrekken van een financiering voor de bv, eisen dat de dga in privé meeondertekent. Wanneer de bv haar schulden niet meer kan betalen, worden deze dan toch verhaald op het privévermogen van de dga.

Verzekeringsaspecten

Anders dan een gewone werknemer, is de dga in de regel niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wanneer geen sprake is van ondergeschiktheid, een gezagsverhouding ontbreekt en de dga niet tegen zijn wil ontslagen kan worden, is er geen sprake van premieplicht. In dat geval moet hij zichzelf dus verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, hoewel dit laatste vrij moeilijk is.

De dga is wel verzekerd voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en moet hiervoor, net als de zelfstandig ondernemer, zelf de premies betalen. Voor 2023 is de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw vastgesteld op 5,43% van het premieplichtig inkomen, tot een maximuminkomen van € 66.956. De maximale inkomensafhankelijke bijdrage Zvw komt daardoor op € 3.636. Deze bijdrage geldt zowel voor de zelfstandig ondernemer als de dga.

Oudedagsvoorziening

Sinds enige tijd zijn de maximaal aftrekbare bedragen voor het opbouwen van een oudedagsvoorziening beperkt. De ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga kunnen hier allebei door worden getroffen. Het uitgangspunt is immers dat een maximaal pensioengevend salaris niet meer dan € 128.810 (2023) mag bedragen. Wilt u meer pensioen opbouwen, dan is dit niet meer fiscaal gefaciliteerd. Daarnaast is vanaf 2023 de dotatie aan de oudedagsreserve voor zelfstandig ondernemers geschrapt. Over een bestaande oudedagsreserve hoeft nog niet direct te worden afgerekend met de fiscus, maar de reserve kan niet meer worden verhoogd via extra dotaties.
Beperking afschrijven op bedrijfsgebouwen

Sinds 2019 is de afschrijving op alle bedrijfsgebouwen in eigen gebruik voor bv’s beperkt tot 100% van de WOZ-waarde. Hierdoor kunnen bv’s minder afschrijven op hun bedrijfsgebouwen. Deze beperking geldt niet voor ondernemers in de inkomstenbelasting ten aanzien van gebouwen in eigen gebruik. 

Zakendoen met uw bv

Als u een bv heeft, kunt u hier als dga ook zakelijk mee handelen. U bent in feite te vergelijken met een onafhankelijke derde. Zo kunt u bijvoorbeeld geld lenen van uw bv voor een grote aankoop of via uw bv een hypotheek afsluiten voor de aankoop van een woning. De winst die uw bv hiermee behaalt, komt dan ten goede aan uw bv en niet aan uw bank. Houd er wel rekening mee dat leningen bij de bv vanaf 2023 zijn gemaximeerd tot € 700.000, maar dat geldt niet voor een hypotheek voor de aankoop van een eerste eigen woning. Houd er ook rekening mee dat u bij dergelijke transacties zakelijke voorwaarden in acht neemt. Denk aan het rentepercentage, onderpand en voortijdig aflossen. Schakel desgewenst een adviseur in om u hiermee bij te staan.

Geruisloos doorschuiven

Als u wilt overstappen van een onderneming in de inkomstenbelasting naar een bv, dient u in beginsel met de fiscus af te rekenen over de opgebouwde (stille) reserves. Zo kan bijvoorbeeld de boekwaarde van uw pand lager zijn dan de werkelijke waarde.

Er bestaat een mogelijkheid om niet af te rekenen, maar ‘geruisloos’ door te schuiven. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de bv met dezelfde boekwaarde verdergaat als waarmee de onderneming in de inkomstenbelasting stopte.

Een nadeel hiervan is dat de bv geen investeringsaftrek kan claimen en ook over lagere bedragen af kan schrijven. Het is dan ook helemaal afhankelijk van uw situatie of geruisloos doorschuiven voor u voordeliger is of niet. Er is ook een alternatief voor geruisloos doorschuiven, namelijk het bedingen van een lijfrente bij de eigen bv of een bank of verzekeraar. Tegenover de belaste stakingswinst staat dan de aftrek van de inleg in het lijfrenteproduct (die bij een eigen bv niet hoeft te worden betaald). Dit kan echter niet voor onbeperkte bedragen.

Let op! Bij geruisloos doorschuiven moet op termijn, bij verkoop van de bv, in principe nog wel over de opgebouwde reserves afgerekend worden. Tenzij uw opvolger ook weer besluit om geruisloos door te schuiven. Op deze manier kan de belastingclaim (eindeloos) worden uitgesteld. Geruisloos doorschuiven is echter niet altijd mogelijk dan wel aantrekkelijk.

In deze Advieswijzer hebben wij de belangrijkste aspecten van de overstap naar een bv op een rij gezet. Het is echter onmogelijk om in deze vorm alle aspecten voldoende te belichten. Overweegt u de overstap naar een bv, neem dan contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Speciaal e-mailadres voor vragen inzake uitkoopregeling veehouders

By nieuws

Voor veehouders die gebruik kunnen en willen maken van de uitkoopregeling van de overheid, bestaan twee subsidieregelingen, de Lbv en de Lbv-plus. Voor fiscale vragen over deze subsidieregelingen heeft de Belastingdienst een speciaal e-mailadres geopend.

Fiscale vragen

Agrarisch

De subsidieregelingen Lbv en Lbv-plus kunnen fiscale vragen oproepen. Deze subsidies zijn namelijk belast met inkomsten- of vennootschapsbelasting, maar weer niet met btw. Een speciale werkgroep heeft de meest gestelde vragen en antwoorden verzameld. U vindt die meest gestelde vragen en antwoorden over de Lbv hier en over de de Lbv-plus hier.

Speciaal e-mailadres

Agrarisch ondernemers die er na het lezen van die vragen en antwoorden nog niet uitkomen, kunnen via een speciaal e-mailadres hun vragen voorleggen aan de Belastingdienst. Het e-mailadres is .

Tip! Voor vragen over deze regelingen kunt u ook contact opnemen met een van onze adviseurs.

Fiscus stelt zich soepeler op bij sanering belastingschulden

By nieuws

Bent u ondernemer en kunt u uw belastingschulden niet meer betalen, dan stelt de fiscus zich tot 1 oktober 2023 soepeler op bij een schuldsanering. U moet dan wel met al uw schuldeisers een saneringsakkoord afsluiten.

Saneringsakkoord

Belastingdienst

In een saneringsakkoord maakt u met al uw schuldeisers een afspraak over het bedrag dat u maximaal aflost op de openstaande vorderingen. Dit bedrag zal naar alle waarschijnlijkheid (veel) lager liggen dan de schuld die openstaat bij de betreffende schuldeisers.

Is ook de Belastingdienst een van de schuldeisers?

Normaal gesproken gaat de Belastingdienst alleen akkoord als zij tenminste het dubbele percentage ontvangen van wat de overige schuldeisers van u krijgen. Tot 1 oktober van dit jaar, 2023, gaat de Belastingdienst echter akkoord met hetzelfde percentage dat ook u de overige schuldeisers kunt betalen. Daardoor kunt u die schuldeisers iets meer aflossing bieden en is de kans op een akkoord groter.

Let op! De voorwaarde is dat álle schuldeisers akkoord gaan met het saneringsvoorstel.

Zzp’ers

Zzp’ers kunnen contact opnemen met hun gemeente om te informeren of zij in aanmerking komen voor een schuldsaneringstraject. Vaak is dit bij een loket schuldhulpverlening. Komt u in aanmerking, dan zullen zij voor u een schuldsaneringstraject opstarten. 

Bv’s en andere rechtspersonen

Andere rechtspersonen, zoals een bv, moeten zelf een schuldsaneringsakkoord met hun schuldeisers zien af te spreken. Er dient eerst een akkoord te zijn verkregen van alle schuldeisers, naast de Belastingdienst. Is dit akkoord bereikt, dan kunt u vervolgens bij de Belastingdienst een verzoek indienen een deel van de belastingschulden kwijt te schelden. Hoe zo’n schuldsaneringstraject aangepakt moet worden, is te vinden op bijvoorbeeld de website van het NIBUD of bij de KVK.

Aanvragen schuldsanering bij de Belastingdienst

Om een aanvraag in te dienen voor een schuldsanering bij de Belastingdienst moet u het formulier Verzoek kwijtschelding belasting en/of premie voor ondernemingen invullen en indienen. 

U vindt hier meer informatie, de overige voorwaarden en welke documenten de fiscus van u nodig heeft om uw verzoek te kunnen beoordelen.

Wat is de bijtelling van een zakelijke auto ouder dan 15 jaar?

By nieuws

Voor een auto van de zaak die ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, geldt een bijtelling. De hoogte van die bijtelling is afhankelijk van het bijtellingspercentage en de waarde van de auto. Het bijtellingspercentage en de vaststelling van de waarde is voor auto’s ouder dan 15 jaar anders dan voor jongere auto’s.

Waarde

Auto

Voor auto’s van 15 jaar en jonger moet voor de waarde worden aangesloten bij de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s ouder dan 15 jaar geldt echter de waarde in het economische verkeer. De vraag is echter hoe die waarde wordt bepaald. De Belastingdienst geeft aan dat bijvoorbeeld veilingprijzen en de taxatiewaarde voor de verzekering een indicatie hiervoor kunnen geven. Een officieel taxatieverslag is hiervoor niet verplicht.

Let op! De waarde in het economische verkeer kan lager zijn dan de oorspronkelijke nieuwprijs van de auto, maar ook hoger.

Bijtellingspercentage

Als de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, geldt in 2023 een standaardbijtellingspercentage van 35%. Voor auto’s die jonger zijn bedraagt dit percentage 22 of 25%.

Auto’s die vanaf 2017 voor het eerst op naam zijn gezet, kennen een standaardbijtellingspercentage van 22%. Auto’s die voor het eerst op naam zijn gezet in de jaren vóór 2017 en die nog geen 15 jaar oud zijn, kennen een standaardbijtellingspercentage van 25%.

Korting op bijtellingspercentage

Op het standaardbijtellingspercentage van 22, 25 of 35% komt nog een korting in mindering als de auto geen CO2-uitstoot heeft. Deze korting bedraagt in 2023 6% over de eerste € 30.000 van de waarde van de auto. Voor de waarde boven € 30.000 geldt de korting niet en geldt gewoon het standaardbijtellingspercentage. 

Tip! Dit is alleen anders als de auto op waterstof rijdt of wordt aangedreven door geïntegreerde zonnecellen. Dan geldt de korting van 6% voor de gehele waarde (dus ook boven € 30.000).

Let op! Voor auto’s die voor het eerst op naam zijn gezet vanaf het jaar 2018, kunnen nog andere regels gelden. De toenmalige regels blijven namelijk gedurende 60 maanden van toepassing.

Uiteindelijke bijtelling

De uiteindelijke bijtelling van een auto ouder dan 15 jaar is dus afhankelijk van verschillende factoren.

Voorbeeld

Een auto van meer dan 15 jaar oud heeft een waarde in het economische verkeer van € 80.000. De auto is inmiddels volledig elektrisch en de RDW heeft de CO2-uitstoot vastgesteld op nul. 
Het bijtellingspercentage voor deze auto bedraagt 35%. Tot een waarde van € 30.000 mag in 2023 dit percentage verlaagd worden naar 29% (35% – 6%). De uiteindelijke bijtelling bedraagt in 2023 dan € 26.200 (29% * € 30.000 + 35% x € 50.000). 

Medische zorg heeft financieel gezien behoorlijk jaar achter de rug

By nieuws

De medische zorg heeft financieel gezien een behoorlijk jaar achter de rug. Per saldo trokken de omzet en de winst in 2022 verder aan, zij het minder sterk dan in het voorgaande jaar. De branche heeft het afgezien daarvan echter nog steeds zwaar, mede door de hoge werkdruk.

Dit blijkt uit het SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Brede omzetgroei, grote winstverschillen

Financieel gezien was 2022 een behoorlijk jaar voor de medische zorg. De omzetontwikkeling kwam uit op ruim 7%, tegenover 10,5% een jaar eerder. Daarmee bleef de branche wel achter bij het mkb-gemiddelde van 13,1%. De winst steeg met bijna 9%, in vergelijking met ruim 20% in 2021. Op dit vlak bleef de zorg het mkb als geheel wel ruim voor (1,5%). 

De omzetgroei werd breed gedragen: ruim 71% van de zorgondernemers zag de omzet stabiliseren of toenemen (in 2021 was dit 75,5%). In de winstontwikkeling waren de verschillen echter groot. Slechts minder dan de helft (44,3%) van de ondernemers zag de winst stabiliseren of stijgen, tegenover bijna 61% een jaar eerder. Ongeveer een op de drie zag de winst echter met 50% of meer afnemen.

Fysiotherapeuten blijven achter

Binnen de branche valt op dat de omzet in het afgelopen jaar het sterkst is gegroeid bij tandartsen, medische en tandheelkundige praktijken en maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting. Fysiotherapeuten zagen hun omzet juist teruglopen. Ook de winst nam af bij de fysiotherapeuten, net als bij maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting. 
Huisartsen, in 2021 nog achterblijvers, lieten ditmaal een meer dan gemiddelde winstontwikkeling zien, ondanks een bovengemiddelde stijging van de personeelskosten. Medische en tandheelkundige praktijken behaalden per saldo echter de sterkste winstontwikkeling. 

Branches in Zicht Medische zorg

Personeelskosten opnieuw gestegen

Net als in voorgaande jaren liepen de personeelskosten, met afstand de grootste kostenpost van een zorgorganisatie, op. De stijging van ruim 9% was wel minder sterk dan in 2021 (bijna 15%), maar min of meer in lijn met het mkb-gemiddelde van iets meer dan 10%. De loonkosten namen toe met 8%, tegenover ruim 9% een jaar eerder. Deze stijging was wel sterker dan in het mkb (gemiddeld ruim 5%). 

Verder valt op dat de post ‘overige personeelskosten’, waaronder ook de inzet van uitzendkrachten valt, in de zorg opnieuw relatief sterk is gestegen: 29%, volgend op een toename van ruim 81% een jaar eerder. In totaal liepen de bedrijfskosten op met bijna 10% (2021: 13%), tegenover bijna 14% voor het mkb als geheel. 

Financiële positie verder achteruit

De financiële positie van bedrijven in de medische zorg is opnieuw verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op 82, tegenover bijna 88 een jaar eerder. De branche doet het daarmee nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78%.

Niet eerder dan 1 juli 2024 uitbetalen 10% pensioen ineens

By nieuws

Werknemers die met pensioen gaan kunnen straks maximaal 10% van hun pensioen in één keer laten uitbetalen. Deze mogelijkheid zou oorspronkelijk per 1 januari 2023 ingaan, maar is al meerdere keren uitgesteld. Inmiddels is bekend dat deze mogelijkheid niet eerder dan 1 juli 2024 in werking zal treden.

Bedrag ineens

Handen

U kunt straks, als pensioengerechtigde,  op uw pensioeningangsdatum maximaal 10% van uw opgebouwde pensioen in één keer uit laten betalen.

Let op! Door het uitstel van de beoogde ingangsdatum naar niet eerder dan 1 juli 2024, komt deze mogelijkheid niet beschikbaar als uw pensioeningangsdatum vóór 1 juli 2024 ligt.

Uitstel uitbetaling

U kunt er straks ook voor kiezen om de (maximaal) 10% pensioen later te laten uitbetalen dan op de pensioeningangsdatum. Deze mogelijkheid staat alleen open als uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als die pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag volgend op die maand.

Kiest u voor latere uitbetaling, dan vindt deze plaats in de maand januari volgend op het jaar waarin u de  AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

Let op! Deze mogelijkheid tot latere uitbetaling staat straks dus niet open voor iedereen die voor de AOW-datum al met pensioen gaat.

Bestedingsdoel is vrij

Wat u met het bedrag ineens wil gaan doen, staat vrij. Er is in de wet geen verplicht bestedingsdoel opgenomen.

Tip! De mogelijkheid om maximaal 10% in één keer uit te laten betalen, staat straks ook open voor andere oudedagsvoorzieningen, zoals lijfrenteverzekeringen.

Uitstel

De beoogde inwerkingsdatum is weer uitgesteld omdat de regering het belangrijk vindt dat deelnemers goed geïnformeerd worden over de mogelijkheid om maximaal 10% pensioen in één keer op te nemen. Pensioenuitvoerders hebben ná aanname van deze mogelijkheid door de Tweede en Eerste Kamer nog minimaal zes tot negen maanden nodig om deelnemers hierover goed te kunnen informeren en om de mogelijkheid goed te implementeren. Nu de plenaire behandeling in de Tweede Kamer pas na het zomerreces gepland staat, kan de eerder voorgenomen ingangsdatum van 1 januari 2024 niet gehaald worden.

Let op! Na de val van het kabinet is nog niet duidelijk welke onderwerpen controversieel zijn en dus niet meer behandeld worden. Mogelijk vindt daarom de plenaire behandeling in de Tweede Kamer na het zomerreces niet plaats. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat ook de inwerkingsdatum van 1 juli 2024 niet wordt gehaald.

Energielijst 2023 voor EIA uitgebreid

By nieuws

De Energielijst voor 2023 wordt uitgebreid met een drietal projecten in het kader van de energietransitie. Op de Energielijst staan investeringen waarvoor bedrijven, verenigingen of stichtingen de energie-investeringsaftrek (EIA) aan kunnen vragen.

EIA

Tractor

De EIA is een fiscale regeling waarbij u een deel van de kosten van investeringen die u heeft gedaan en die op de Energielijst staan, extra kan aftrekken van de winst. Voor 2023 bedraagt dit aftrekpercentage 45,5% van die investeringskosten.

Extra projecten

De drie extra projecten betreffen projecten inzake warmte-infrastructuur, opties voor energiebesparing voor de glastuinbouw en projecten inzake het afvangen en opslaan van CO2. Voor de projecten is geen extra budget beschikbaar. De dekking wordt binnen de EIA gezocht.

Evaluatie

Dit plan komt naar voren in de kabinetsreactie op de evaluatie van de EIA. Uit de evaluatie blijkt dat de EIA een doelmatig instrument is, maar volgens het kabinet op punten dient te worden bijgestuurd. 

Verlaging EIA in 2024

Omdat het aantal aanvragen voor de EIA en de ermee gepaard gaande investeringsbedragen toenemen, zal volgend jaar het percentage van de EIA verlaagd worden. Dit bedraagt nu dus nog 45,5%. Wat het nieuwe percentage wordt, is nog niet bekend.

Ook zal het maximuminvesteringsbedrag verlaagd worden dat voor de EIA in aanmerking komt. Dit bedraagt nu € 136 miljoen. Verder wordt bekeken in hoeverre de EIA meer te richten is op middenbedrijven.

Handhaving

Het demissionaire kabinet wil de EIA tot in ieder geval 2029 handhaven. Er wordt onderzocht of de EIA als subsidie kan worden verstrekt in plaats van een fiscale aftrek. 

Sterke daling van de winst voor specialistische zakelijke diensten

By nieuws

Voor specialistische zakelijke dienstverleners was 2022 moeilijker dan het voorgaande jaar. De omzet is per saldo nog wel gestegen, maar de winstontwikkeling was sterk negatief. Dit volgde wel op een jaar waarin de winst erg sterk was gegroeid. Voor 2023 zijn de verwachtingen niet al te hooggespannen, mede door de matige prognose voor de economie en personeelsschaarste.

Dit blijkt uit het SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Winst sterk omlaag, maar niet voor iedereen

De branche zag de omzet in 2022 met ruim 8% toenemen. Dit betekende een minder sterke groei dan in 2021 (12%) en ook een minder sterke ontwikkeling dan in het mkb in 2022 (gemiddeld ruim 13% omzetgroei). Bijna 70% van de specialistische zakelijke dienstverleners zag de omzet vorig jaar stabiliseren of stijgen en voor ruim 28% was dit een groei van 50% of meer. 

Tegenover de omzetgroei stond een krimp van de winst met bijna 32%, na de groei van 25% in 2021. De branche bleef hiermee sterk achter bij het mkb-gemiddelde van 1,5%. De verschillen binnen de branche waren opnieuw groot. Zo zagen bijna drie op de tien ondernemers de winst met 50% of meer toenemen, terwijl ruim 34% de winst juist met 50% of meer zag dalen. De brutomarge nam gemiddeld met 7,5% toe, tegenover 11% in 2021.

Reclame en marktonderzoek blijft achter

Binnen de branche was de omzetgroei vooral sterk bij de adviesbureaus voor management en bedrijfsvoering, maar dit resulteerde niet in een toename van de winst. Reclame en marktonderzoek liet een daling van de omzet zien en ook de winstontwikkeling was sterk negatief. Het winstverloop was stabiel tot licht dalend voor notarissen en ingenieurs. 

Verdere stijging loonkosten

De bedrijfskosten zijn in 2022 in de specialistische zakelijke dienstverlening veel sterker gestegen dan een jaar eerder: ruim 15% tegenover 7,5%. Deze toename was ook iets sterker dan in het mkb (bijna 14%). Vooral de verkoopkosten, de kosten voor huisvesting, de exploitatiekosten en de autokosten stegen flink.

De personeelskosten zijn per saldo met bijna 10% toegenomen, tegenover bijna 8% in 2021 (en gemiddeld ruim 10% in het mkb). De loonkosten namen nog iets sterker toe dan in het voorgaande jaar: bijna 9% ten opzichte van ruim 8% in 2021. In het mkb kwam de loonkostengroei vorig jaar uit op gemiddeld iets meer dan 5%. De kosten voor sociale zekerheid en de pensioenpremies liepen in de branche duidelijk sterker op dan in het voorgaande jaar, met ongeveer 9,5%. 

Branches in Zicht Zakelijke dienstverlening

Kredietwaardigheid fors achteruit

De financiële positie van bedrijven in de gespecialiseerde zakelijke dienstverlening is behoorlijk achteruitgegaan. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 75, tegenover bijna 84 in het voorgaande jaar. De branche blijft daarmee achter bij het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78%.

Hogere lijfrenteaftrek vanaf 2023

By nieuws

Vanaf 2023 heeft u de mogelijkheid om een hoger bedrag aan lijfrentepremie in aftrek te brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Dit is een van de afspraken die in de nieuwe Wet toekomst pensioenen staat.

Pensioenakkoord

Golf

In de Wet toekomst pensioenen (WTP) staan de afspraken uit het Pensioenakkoord. Met de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2023 is ook de mogelijkheid geïntroduceerd om een hoger bedrag aan lijfrentepremies in aftrek te brengen. 

Tip! Mensen in loondienst, zelfstandigen en gepensioneerden kunnen door de WTP fiscaal voordelig extra pensioen opbouwen.

Lijfrenteaftrek bij pensioentekort

Als sprake is van een pensioentekort, kunt u betaalde lijfrentepremies in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Aftrek is mogelijk tot maximaal uw jaarruimte en reserveringsruimte.

1. Hogere jaarruimte vanaf 2023

De jaarruimte in een jaar berekende u in 2023 in eerste instantie door 13,3% van de zogenaamde premiegrondslag te nemen. Dit percentage van 13,3% is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 verhoogd naar 30%.

De premiegrondslag 2023 is het bruto-inkomen in 2022 (met een maximum van € 128.810) verminderd met de zogenaamde AOW-franchise (€ 13.646).

Op het bedrag van 30% van de premiegrondslag moet u nog uw pensioenaangroei uit 2022 in mindering brengen. 

Let op! De pensioenaangroei wordt berekend volgens een wettelijk vastgestelde berekening. Als u volgens deze berekening in 2022 meer pensioenaangroei had dan 30% van de premiegrondslag, heeft u volgens de wettelijke bepalingen geen pensioentekort. U heeft dan geen jaarruimte en kunt ook geen lijfrentepremies in aftrek brengen.

Tip! Door de verhoging van het percentage van 13,3% naar 30% komt u nu eerder in aanmerking voor lijfrenteaftrek.

2. Meer jaren én hogere reserveringsruimte vanaf 2023

Benut u (een deel van) uw jaarruimte niet, dan wordt dit opgeteld bij uw reserveringsruimte. De reserveringsruimte bedroeg in 2023 in eerste instantie de niet benutte jaarruimten in de zeven voorafgaande jaren. Dit is nu verruimd naar de niet benutte jaarruimten in de tien voorafgaande jaren.

De maximaal in een jaar te gebruiken reserveringsruimte is vanaf 2023 ook verhoogd, en wel naar € 38.000.

3. Lijfrenteaftrek ná AOW-leeftijd vanaf 2023

Voorheen was aftrek van lijfrentepremie na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd niet meer mogelijk. U kunt nu echter wel tot vijf jaar ná het bereiken van de AOW-gerechtige leeftijd lijfrentepremies in aftrek brengen.

Tip! Heeft u vragen over de fiscale mogelijkheden in uw situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Automotive behaalt opnieuw stevige winstgroei

By nieuws

De automotive heeft wat betreft winstontwikkeling opnieuw een uitstekend jaar achter de rug. De levering van chips en andere auto-onderdelen komt weer op gang en er is een inhaalslag in de nieuwverkoop mogelijk, terwijl de prijzen van auto’s zijn gestegen. Ook heeft de branche de kosten relatief goed onder controle.

Dit komt naar voren uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Bovengemiddelde winstgroei

De omzet in de automotive is in 2022 met bijna 8% gegroeid, min of meer in lijn met het voorgaande jaar. Daarmee bleef de branche achter bij het mkb-gemiddelde van 13,1%. De winstontwikkeling was echter opnieuw sterk: ruim 20% groei, tegenover gemiddeld slechts 1,5% voor het mkb. Verder steeg de brutomarge voor de automotive met 7,6%, ongeveer gelijk aan het voorgaande jaar.

Gelijkmatiger verdeeld

De verschillen binnen de branche waren iets minder uitgesproken dan in het voorgaande jaar. Zo zag ruim 54% van de ondernemers de winst gelijk blijven of groeien. Ook nam het aandeel van bedrijven met een zeer sterke winstdaling af en zeer sterke winststijgingen waren er eveneens minder. De groei was al met al wat gelijkmatiger verdeeld.

Sterk herstel gespecialiseerde reparatie

Binnen de automotive lieten vooral ondernemers die zich richten op gespecialiseerde reparaties, zoals carrosserieherstel, een sterke winstontwikkeling zien. In 2021 hadden zij het nog relatief zwaar, mede doordat mensen als gevolg van thuiswerken en corona minder de weg opgingen. De omzetgroei was vooral sterk bij de handel in auto-onderdelen en -accessoires. 

Branches in Zicht Automotive

Kosten onder controle

De bedrijfskosten zijn vorig jaar met 4% gestegen; opnieuw een kleinere toename dan voor het mkb als geheel (bijna 14%). De verkoopkosten (onder meer voor promotie en showrooms) zijn na twee opeenvolgende jaren van dalingen met bijna 3% gestegen. De personeelskosten zijn met 4,6% iets sterker toegenomen dan een jaar eerder, maar veel minder sterk dan in het mkb als geheel (10,2%). Vorig jaar werden de personeelskosten in de automotive nog sterk gedrukt door de administratieve verwerking van de NOW-regeling. De loonkosten kwamen in het afgelopen jaar 1% hoger uit, tegen 1,8% in 2021.

Financiële positie verbetert

De financiële positie van bedrijven in de automotive is verbeterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 83, tegen bijna 79 een jaar eerder. De branche doet het daardoor nu beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde van ruim 86% naar bijna 78%.