Skip to main content
All Posts By

admin

Ondanks coronasluiting toch gebruikersheffing OZB

By nieuws

Als u een zakelijk onroerend goed gebruikt, kunt u een aanslag gebruikersheffing voor de OZB tegemoet zien. Een ondernemer die zijn restaurant vanwege corona niet mocht openen, kreeg toch een aanslag gebruikersheffing. Rechtbank Oost-Brabant vindt dit terecht.

Gebruikersheffing OZB

Horeca

Aan de eigenaren van een pand wordt een eigenarenheffing OZB opgelegd. Daarnaast kan de gebruiker van een bedrijfspand een gebruikersheffing OZB opgelegd krijgen. Wie een bedrijfspand bezit en het zelf gebruikt, krijgt dus zowel de aanslag voor de eigenaar als voor de gebruiker. Voor woningen geldt alleen de eigenarenheffing.

Gesloten vanwege corona

Een exploitant van een restaurant kreeg een aanslag gebruikersheffing OZB opgelegd voor het door hem gehuurde restaurant. Hij vond dit onterecht, want op de peildatum voor de gebruikersheffing, 1 januari 2021, mocht hij het restaurant vanwege corona niet openen. De inspecteur wees zijn bezwaar af, waarna de zaak voor de rechtbank kwam.

Geen afhaalmaaltijden

De rechtbank vond dat de aanslag terecht was opgelegd. De exploitant had er volgens de rechter ook voor kunnen kiezen om maaltijden af te laten halen of deze te laten bezorgen. Dit was namelijk wel toegestaan. Voor het opleggen van een aanslag gebruikersheffing OZB is immers niet vereist dat het gebruik onbeperkt moet zijn. De gemeente werd dan ook in het gelijk gesteld.

Andere beslissing bioscoop

De rechtbank Limburg heeft vorig jaar beslist dat de gebruikersheffing voor een bioscoop vanwege dezelfde redenen wél moest komen te vervallen. Daarbij overwoog de rechtbank dat de bioscoop tijdens de coronacrisis nergens anders voor kon worden gebruikt. Nu dat in bovenstaande zaak voor het restaurant niet gold, bleef die aanslag in stand.

Brochure fiscale aspecten opkoopregeling veehouders

By nieuws

De Belastingdienst heeft een brochure gepubliceerd inzake de fiscale aspecten van de opkoopregeling voor veehouders. De brochure is tot stand gekomen in overleg met LTO-Nederland.

Diverse belastingen

Koeien

De brochure gaat in op tal van belastingen die bij de opkoopregeling aan de orde komen. Deze zijn onderverdeeld in inkomstenbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting en schenk- en erfbelasting.

Vraag en antwoord

Via vraag en antwoord geeft de brochure inzicht in aspecten die bij de opkoopregeling van belang kunnen zijn, zoals de mogelijkheid om de herinvesteringsreserve toe te passen, de verschuldigdheid van omzetbelasting over de ontvangen vergoeding, en de gevolgen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in relatie tot de bezitseis bij de erf- en schenkbelasting.

Downloaden

Geïnteresseerden kunnen de brochure downloaden via de site van de Belastingdienst.

Berekening legesheffing moet te achterhalen zijn

By nieuws

Als u een omgevingsvergunning aanvraagt, mag de gemeente hiervoor leges heffen. De gemeente is verplicht inzage te verschaffen in de berekening van de te betalen leges. Kan dit niet omdat de digitale berekeningswijze inmiddels een update heeft ondergaan, dan komen de leges te vervallen.

Kenbaarheidseisen

Bouw

Een belastingverordening moet duidelijkheid verschaffen over de te heffen belasting vanwege de zogenaamde kenbaarheidsvereisten. Wettelijk is bepaald dat een verordening de belastingplichtige moet vermelden, evenals het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang en beëindiging van de heffing en hetgeen verder voor de heffing en de invordering van belang is. 

Let op! Aan de hand van bovengenoemde zaken moet u namelijk kunnen nagaan of de aanslag klopt.

Digitale update

In een rechtszaak die speelde bij de rechtbank Den Haag, ging het om de legesheffing inzake een omgevingsvergunning. Volgens de verordening hing de hoogte van de te betalen leges af van de bouwkosten. Als de geschatte bouwkosten meer bedroegen dan € 500.000, werden ze gecheckt met behulp van digitale standaardwaarden, het zogenaamde Bouwkostenkompas. Dit Bouwkostenkompas werd ieder kwartaal up to date gehouden middels een digitale update.

Afwijkende versies

Tijdens de rechtszaak werd duidelijk dat de digitale versie van het Bouwkostenkompas afweek van de papieren versie. Dit was mede te verklaren doordat de papieren versie niet ieder kwartaal, maar slechts één keer per jaar werd geüpdatet. 

Oudere versies niet meer toegankelijk

Ook werd duidelijk dat de oudere versies van de digitale uitgave na de update niet meer toegankelijk waren. Dit kwam de gemeente duur te staan, want daardoor was niet meer te achterhalen of de legesaanslag conform de voorschriften was opgelegd. Ook ter zitting werd geen inzicht gegeven in de berekening van de aanslag. De rechtbank besloot daarop dat die dan ook diende te vervallen.

Bezorgers Deliveroo zijn werkzaam op basis van arbeidsovereenkomst

By nieuws

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bezorgers van Deliveroo in Nederland werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst, met als consequentie dat zij werknemersbescherming hebben. Dit houdt in dat zij recht hebben op ontslagbescherming, loondoorbetaling bij ziekte, vakantiegeld en vakantiedagen.

Drie eisen van de arbeidsovereenkomst

Bezorger

De Hoge Raad deed onlangs uitspraak in de zaak van de bezorgers van het inmiddels uit Nederland vertrokken platform Deliveroo. Volgens de Hoge Raad is voldaan aan de drie eisen die de wet aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst verbindt, te weten:

  • persoonlijke arbeidsverrichting door de werknemer;
  • loonbetaling door de werkgever; en 
  • het werken onder gezag van de werkgever.

Dat de bezorgers de vrijheid hadden om al dan niet in te loggen op de app waarmee zij maaltijdritten konden accepteren en het feit dat zij de vrijheid hadden zich te laten vervangen, waren in deze zaak onvoldoende om niet van een arbeidsovereenkomst te spreken.

Omstandigheden van het geval

Het al dan niet aanwezig zijn van een arbeidsovereenkomst hangt volgens de Hoge Raad namelijk af van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Om het onderlinge verband van alle genoemde omstandigheden te bepalen, gaat de Hoge Raad uit van een zogenaamde holistische benadering. Hierbij wordt gekeken vanuit diverse gezichtspunten. Van belang kunnen onder meer zijn:

  • de aard en duur van de werkzaamheden; 
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht; 
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen; 
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd; 
  • de hoogte van deze beloningen;
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt. 

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het plegen van acquisitie en de fiscale behandeling, mede – gelet op het aantal opdrachtgevers – voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Wetgever aan zet

Het is nu aan de wetgever om een en ander tot uitdrukking te brengen in nieuwe wetgeving. Met name de nadere invulling van het begrip ‘organisatorische inbedding’ is van belang voor bedrijven die werken met zzp’ers die werkzaamheden verrichten die tot de normale bedrijfsvoering behoren. 

Advieswijzer Belasting over overwerk, bonussen en andere extra’s

By nieuws

Waarom betaal ik zoveel meer belasting over de vergoeding voor mijn overwerk, bonussen en andere extra’s dan over mijn normale salaris? Dat is een vraag die u als werkgever waarschijnlijk weleens van uw werknemers krijgt. Hoe zit het nu echt?

Werknemers klagen weleens dat overwerken niet loont, omdat er voor hun gevoel bijna niets overblijft. En dat geldt niet alleen voor de vergoeding voor overwerk. Ook bonussen en andere extra vergoedingen lijken extra belast te worden.

Het gevoel is begrijpelijk. Het is echter uiteindelijk niet de vergoeding voor overwerk of de bonus die extra belast wordt, maar de belasting over het gehele loon stijgt. Het loon- en inkomstenbelastingtarief stijgt namelijk over het algemeen als het loon/inkomen hoger wordt. Daarnaast dalen de heffingskortingen (de kortingen op de te betalen belasting) vanaf een bepaald loon/inkomen. Het is dus niet zo dat het extra loon door het overwerk of een bonus zwaarder belast wordt, maar over het totale loon is meer belasting verschuldigd. Het totale loon is immers hoger geworden.

Kunt u het nog volgen? Het is een lastig systeem dat inmiddels in de politiek ook ter discussie is gesteld. Voorlopig hebben we hier echter nog mee te maken. Daarom in deze advieswijzer een uitleg voor werkgever en werknemer ter verduidelijking.

Loonheffing

Laptop

Voordat een werkgever loon kan uitbetalen aan een werknemer, moet de werkgever eerst loonbelasting en premies volksverzekeringen berekenen. Tezamen is dit de loonheffing. Deze loonheffing trekt de werkgever af van het brutoloon en betaalt hij aan de Belastingdienst. De berekening van deze loonheffing bestaat onder meer uit een tarief (percentage) verminderd met zogenaamde heffingskortingen. Met name die heffingskortingen maken de loonheffing ondoorzichtig. Hierna volgt een uitleg.

Tarief

De hoogte van het toe te passen tarief is afhankelijk van de hoogte van het loon van een werknemer. In 2023 bedraagt dit tarief voor iemand die jonger is dan 66 jaar en 10 maanden (AOW-leeftijd) 36,93% tot en met een loon van € 73.032 op jaarbasis. Boven dat loon bedraagt het tarief 49,50%.

Heffingskortingen

Naast de berekening van het tarief moet de werkgever ook rekening houden met de zogenaamde heffingskortingen. Heffingskortingen zijn bedragen die in mindering komen op de in te houden bedragen, kortingen op de te betalen belasting dus. Eerst berekent de werkgever de belasting en premies volksverzekeringen aan de hand van het tarief. De heffingskortingen verlagen vervolgens dit berekende bedrag. Het dan resterende bedrag moet de werkgever van het brutoloon van de werknemer aftrekken en betalen aan de Belastingdienst.

Voorbeeld

Een werknemer verdient € 2.200 per maand. Het bedrag dat de werkgever moet inhouden, bedraagt € 812 (36,93% van € 2.200). Als deze werknemer in deze maand recht heeft op € 629 heffingskorting, houdt de werkgever geen € 812 in, maar € 183 (€ 812 min € 629). Per saldo houdt de werknemer door toepassing van de heffingskortingen € 2.017 (€ 2.200 min € 183) netto over. Hoewel het werkelijke tarief dus 36,93% bedraagt, ervaart deze werknemer een belasting- en premiedruk van 8,32% (€ 183 gedeeld door € 2.200 vermenigvuldigd met 100%).

Heffingskortingen toegepast op normale salaris

De heffingskortingen worden altijd volledig gebruikt bij de berekening van de heffing op het normale maandelijkse salaris. Op die manier kan iedere werknemer volledig gebruikmaken van zijn recht op korting. Heeft iemand recht op € 629 heffingskortingen in een maand, dan wordt deze volledige € 629 in mindering gebracht zoals in het voorbeeld hiervoor. Dit betekent wel dat als een werknemer in een maand extra loon ontvangt (bijvoorbeeld in verband met de uitbetaling van overuren of een bonus), daar geen extra heffingskorting op in mindering wordt gebracht. Het totale recht aan heffingskortingen is immers al opgegaan bij de berekening van het normale loon.

Voorbeeld

De werknemer uit het vorige voorbeeld krijgt in de maand maart € 500 extra loon in verband met de uitbetaling van overuren. Het totale loon in deze maand bedraagt hierdoor € 2.700 in plaats van € 2.200. Het bedrag dat de werknemer moet inhouden, bedraagt € 997 (36,93% van € 2.700). Het recht op heffingskorting in deze maand bedraagt voor de werknemer € 614. De werkgever houdt daarom € 383 (€ 997 min € 614) in. Per saldo houdt de werknemer deze maand € 2.317 (€ 2.700 min € 383) netto over. Hoewel het geldende tarief ook hier 36,93% bedraagt, ervaart deze werknemer een belasting- en premiedruk van 14,19% (€ 383 gedeeld door € 2.700 vermenigvuldigd met 100%).

De belasting- en premiedruk over het totale loon stijgt dus, omdat het totale loon hoger is geworden. Het extra loon wordt niet extra zwaar belast, maar het gemiddelde tarief over het totale loon stijgt. Ter vergelijking: op het loon van een werknemer met een normaal loon van € 2.700 per maand moet ook € 383 belasting en premies worden ingehouden. Ook deze werknemer ervaart een belasting- en premiedruk van 14,19%. Het is dus niet zo dat incidenteel extra loon meer belast wordt dan een vast hoger loon.

Heffingskortingen: geen vaste bedragen

In de vorige twee voorbeelden daalde het recht op heffingskorting van € 629 bij een loon van € 2.200 naar € 614 bij een loon van € 2.700. Heffingskortingen zijn namelijk geen vaste bedragen, maar ze zijn afhankelijk van de hoogte van het loon/inkomen. Dit betekent dat de heffingskortingen lager kunnen worden als het totale loon hoger wordt. Dit betekent dus ook dat als gevolg van extra loon, de totale heffingskortingen lager kunnen worden.

Algemene heffingskorting

Zo bedraagt een van de heffingskortingen, de algemene heffingskorting, in 2023 bijvoorbeeld € 3.070 per jaar bij een jaarlijks loon tot en met € 22.660. Is het jaarlijkse loon hoger, dan is de algemene heffingskorting ongeveer € 0,06 lager voor elke euro boven deze € 22.060. Bij een jaarlijks loon van € 73.031 of meer, bestaat in 2023 daardoor helemaal geen recht meer op algemene heffingskorting.

Arbeidskorting

Een andere heffingskorting, de arbeidskorting, loopt eerst op tot maximaal € 5.052 per jaar bij een jaarlijks loon van €37.691, maar wordt voor elke euro boven deze € 37.691 verlaagd met ongeveer € 0,065. Vanaf een jaarlijks loon van € 115.295 bestaat daardoor helemaal geen recht meer op arbeidskorting.

Deze op- en afbouw van de heffingskortingen hebben dus ook invloed op belasting- en premiedruk die een werknemer ervaart.

Let op! De heffingskortingen kunnen ook een rol spelen bij de vraag of een werknemer nog inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: inkomstenbelasting) verschuldigd is. De loonheffing die de werkgever inhoudt, is namelijk een voorheffing op de inkomstenbelasting. Bij een werknemer met één dienstverband is de ingehouden loonheffing, afgezien van persoonlijke omstandigheden zoals een eigen huis of alimentatie, over het algemeen gelijk aan de inkomstenbelasting. Deze werknemer hoeft dan geen inkomstenbelasting te betalen. Bij werknemers met meer dienstverbanden is het totaal van de ingehouden loonheffing door de meerdere werkgevers vaak lager dan de inkomstenbelasting. Deze werknemer moet dan bijbetalen via zijn aangifte inkomstenbelasting. Dit verschil kan veroorzaakt worden doordat meerdere werkgevers rekening hebben gehouden met de heffingskortingen, terwijl elke werknemer daar uiteindelijk maar één keer recht op heeft. Een andere oorzaak kan een verschil in tarief zijn over de afzonderlijke lonen en het totale loon (hoger tarief bij hoger totaal loon).

Gevolgen voor andere regelingen

Werknemers moeten zich realiseren dat er diverse regelingen bestaan die afhankelijk zijn van het inkomen (loon is onderdeel van dit inkomen). Denk bijvoorbeeld aan diverse toeslagen (kinderopvangtoeslag, zorgtoeslag, huurtoeslag) en het kindgebonden budget. Een hoger loon/inkomen zou kunnen betekenen dat recht bestaat op minder of geen bijdrage uit deze regelingen.

Een werkgever heeft geen inzicht in de persoonlijke situatie van de werknemer en kan daarom met deze gevolgen geen rekening houden. De werknemer moet daarom zelf de gevolgen van een hoger loon voor andere regelingen beoordelen.

Tip! Op de website van het Nibud zijn diverse handige hulpmiddelen voor de werknemer beschikbaar. Zo kan een werknemer meer inzicht krijgen in wat meer uren werken betekent voor het nettoloon door gebruik te maken van de WerkUrenBerekenaar. Wil een werknemer weten op welke regelingen mogelijk recht bestaat, laat de werknemer dan gebruikmaken van BerekenUwRecht. En wijs de werknemer ook eens op de andere hulpmiddelen op de website van het Nibud, zoals Geldplan Pensioen (voor inzicht in het pensioen) en Geldplan Rondkomen met kinderen (voor inzicht in regelingen en subsidies voor gezinnen met kinderen).

Vrije ruimte in werkkostenregeling

Als een werkgever ervoor kan kiezen om een extra vergoeding aan te wijzen in de vrije ruimte, dan kan dit gunstig zijn voor de werknemer. De werknemer heeft dan geen last van afbouw van heffingskortingen of gevolgen voor andere regelingen. Bedragen die aangewezen zijn in de vrije ruimte tellen namelijk niet mee als loon voor de werknemer voor de heffingskortingen of de andere regelingen.

Let op! Het is niet mogelijk om zonder meer loon aan te wijzen in de vrije ruimte. Hiervoor gelden voorwaarden. Zo moet het bijvoorbeeld gebruikelijk zijn om bepaalde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan te wijzen. Bovendien is de vrije ruimte in 2023 beperkt tot 3% over de eerste € 400.000 totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Komt het totaal van deze vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar boven deze vrije ruimte, dan betaalt de werkgever 80% eindheffing over dit meerdere.

Tot slot

De berekening van de loonheffing over lonen is niet eenvoudig. In de tekst en de voorbeelden hiervoor is geprobeerd het een en ander zo eenvoudig mogelijk te houden. Houd er daarom rekening mee dat de voorbeelden niet de werkelijke heffingen, heffingskortingen en netto lonen weergeven, maar dat de werkelijkheid hier iets van kan afwijken.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement weer uitgesteld

By nieuws

Het box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, dat gepland stond vanaf 2026, gaat waarschijnlijk pas op zijn vroegst per 1 januari 2027 in. Dit heeft staatssecretaris Van Rij gezegd in een interview met NRC. Het traject dat voorafgaat aan de invoering, alsmede de noodzakelijke modernisering van de ict-systemen bij de Belastingdienst zijn volgens hem hier debet aan.

Behandeling nieuw wetsvoorstel duurt lang

Euro

In mei van dit jaar wordt het nieuwe box-3 stelsel op basis van werkelijk rendement behandeld in de Tweede Kamer. Aansluitend wordt nog een internetconsultatie aangeboden over het wetsvoorstel. Als daarna nog ongeveer 1,5 jaar nodig is voor het wetgevingstraject, wordt het heel ingewikkeld om invoering per 1 januari 2026 te halen, aldus Van Rij.

In september 2022 werd de invoering van het nieuwe box 3-stelsel al uitgesteld van 2025 naar 2026. Ook de in februari 2023 nog bekendgemaakte planning met daarin een gewenste inwerkingtreding per 1 januari 2026 wordt nu dus niet gehaald.

Modernisering ict en draagvlak

Het uitstel naar 1 januari 2027 wordt ook veroorzaakt door noodzakelijke modernisering van de nodige ict-systemen van de Belastingdienst. Daarnaast is voor het nieuwe box 3-stelsel een breed draagvlak nodig, en dat kost tijd. 

Werkelijk rendement

Voorlopig staat ook nog niet vast wat onder werkelijk rendement moet worden volstaan. Daar wordt in mei over gesproken met de Tweede Kamer. Tijdens de formatie van het kabinet-Rutte is wel afgesproken om een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 2025 in te voeren, maar is niet gesproken over wat onder werkelijk rendement moet worden verstaan, aldus van Rij. Vorig jaar presenteerde het kabinet wel al de contouren voor een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, later dat jaar aangevuld met een schets van twee mogelijke stelsels: vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting. Ook een combinatie van deze twee stelsels lijkt nog mogelijk.

Box 3-stelsel 2023-2026

In de jaren 2023 tot en met 2025 wordt box 3 geheven op basis van de Overbruggingswet box 3. Deze heffing is grotendeels gelijk aan de wijze waarop het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2022 berekend wordt. Waarschijnlijk blijft de Overbruggingswet box 3 nu dus ook in 2026 van kracht.

Dit betekent dat in de jaren 2023 tot en met 2025 (en waarschijnlijk ook 2026) de heffing berekend wordt op basis van de forfaitaire spaarvariant. Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen en schulden, maar er geldt voor elk van deze drie groepen een eigen forfaitair rendement.

Let op! De verwachting is dat de Overbruggingswet box 3 nog wordt aangepast op een aantal punten. De Kamer heeft het kabinet al meerdere malen hiertoe opgeroepen, bijvoorbeeld om de onderzoeken of een fijnmaziger rendement op overige beleggingen mogelijk is (in plaats van één rendement voor deze grote diverse groep dat voor 2023 is vastgesteld op 6,17%).

Kabinet wil strafkorting op AOW schrappen

By nieuws

Het kabinet wil de korting op de AOW schrappen die mensen krijgen als ze in een jaar ten onrechte te weinig of geen premie hebben betaald. Deze korting bedraagt 2% per jaar en kan zelfs tot gevolg hebben dat meer op de AOW gekort wordt dan er aan premie verschuldigd was.

Let op! Het (mogelijk) schrappen van de korting doet niets af aan de betalingsverplichting van de premie.

Kleine groep

Ziek

De korting betreft slechts een kleine groep van zo’n 15.000 AOW’ers. Vaak is er sprake of sprake geweest van gezondheidsproblemen, financiële problemen, huisvestingsproblemen of relatieproblemen. 

Korting door verblijf in buitenland?

Momenteel wordt voor ieder jaar dat iemand niet in Nederland woont of werkt en daardoor niet verzekerd is in Nederland, eveneens een korting van 2% per jaar toegepast. Deze korting blijft wel van kracht.

Geen terugwerkende kracht

De korting wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet voor iedereen geschrapt, dus ook voor bestaande gevallen. Er wordt echter geen terugwerkende kracht verleend over al toegepaste kortingen. Die worden dus niet alsnog uitbetaald.

Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Urencriterium is serieuze zaak!

By nieuws

Er bestaan voor ondernemers in de inkomstenbelasting enkele specifieke fiscale faciliteiten. Voor de meeste ervan, waaronder de zelfstandigenaftrek, is vereist dat u aannemelijk kunt maken dat u voldoet aan het urencriterium. Het is van belang deze eis niet te lichtvaardig op te vatten.

Urencriterium

Administratie

Het urencriterium houdt in dat u als ondernemer minstens 1.225 uur in het jaar in uw bedrijf werkzaam bent. Ook moet u minstens de helft van uw werkzame tijd aan uw onderneming besteden. Deze laatste eis geldt overigens niet voor starters.

Bewijslast ligt bij u

Desgevraagd moet u aannemelijk kunnen maken dat u aan het urencriterium voldoet. De bewijslast ligt bij u. U zult dus via een urenverantwoording moeten aantonen waaraan u uw tijd heeft besteed en hoeveel uren hiermee gemoeid waren.

Let op! Geef dit zo mogelijk per dag aan, in uren per activiteit.

Specificatie vereist

In een zaak die onlangs speelde voor het gerechtshof Amsterdam werd duidelijk dat u hiermee niet te lichtvaardig moet omgaan. In deze zaak had een ondernemer achteraf een urenspecificatie aangeleverd. Die bestond per dag bovendien uit slechts één activiteit en was dus niet erg specifiek. Zo vermeldde de man als bezigheden in het kader van zijn onderneming bijvoorbeeld schoonmaken, opruimen, verven, werken in de zaak en finance. Volgens de inspecteur en het gerechtshof was dit te algemeen en was daarmee niet aannemelijk gemaakt dat aan het urencriterium werd voldaan.

Wanneer twijfel?

In de praktijk blijkt de fiscus met name meer informatie te vragen als er bij een geringe omzet relatief veel tijd in het bedrijf wordt gestoken. Of als er, net als in deze zaak, naast werkzaamheden in het eigen bedrijf nog veel gewerkt wordt bij derden.

Tip! Houd in uw (digitale) agenda dagelijks uw werkzaamheden bij en vermeld duidelijk wat u doet of gedaan heeft en hoeveel tijd u hier uiteindelijk aan heeft besteed. Dit voorkomt veel gedoe achteraf.

Voorschot TEK gedaald naar 35%, start op 21 maart

By nieuws

Ondernemers in het mkb van wie de energiekosten minstens 7% van de omzet uitmaken, kunnen van 21 maart tot 2 oktober 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aanvragen. Het voorschot aan subsidie dat ondernemers na toekenning ontvangen, is verlaagd van 50 naar 35%.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

Brood

De TEK is bedoeld als tegemoetkoming in de sterk gestegen energiekosten voor mkb-bedrijven die relatief veel energie verbruiken. Naast de energie-intensiteitseis, geldt er nog een aantal andere voorwaarden. 

Terugwerkende kracht

De tegemoetkoming kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023 bij de RVO. In eerste instantie wordt er bij toekenning een voorschot uitbetaald.

Let op! Omdat de energieprijzen de laatste tijd weer dalen, is het voorschot verlaagd van 50 naar 35%.

Aanvragen

U kunt de TEK aanvragen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Aanvragen kan alleen digitaal en moet met behulp van eHerkenning niveau eH3. Zzp’ers en eenmanszaken kunnen echter ook DigiD gebruiken.

Ook dwangsom bij verzoek ambtshalve vermindering

By nieuws

Als u te laat bent met bezwaar maken tegen uw belastingaanslag, kunt u een verzoek indienen om ambtshalve vermindering. De fiscus moet hier binnen acht weken op reageren. Blijft een reactie uit, dan kunt u een dwangsom eisen. Dit geldt ook als u een verzoek heeft ingediend tot ambtshalve vermindering van uw aanslag.

Ambtshalve vermindering

Juridisch

U kunt een verzoek tot ambtshalve vermindering indienen tot vijf jaar na het jaar waarover de aanslag gaat. U heeft bij zo’n verzoek wel minder rechten, want u kunt na afwijzing ervan bijvoorbeeld niet in bezwaar. In een zaak die voorlag bij de Hoge Raad ging het om een aanslag gemeentelijke heffingen.

Dwangsom

Reageert de fiscus niet tijdig op verzoeken waarvan is bepaald dat een beschikking moet worden afgegeven, dan kan verzocht worden om een dwangsom. Dit kan nadat de reactietermijn is verstreken. De fiscus heeft dan nog twee weken de tijd om te reageren. Gebeurt dat niet, dan heeft u recht op een dwangsom. Die bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de daarop volgende veertien dagen € 45 per dag. 

Let op! De dwangsom kan dus maximaal € 1.442 bedragen.

Ook bij verzoek om ambtshalve vermindering?

In genoemde zaak had een gemeente niet tijdig gereageerd op een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag gemeentelijke heffingen. Het verzoek werd te laat alsnog toegekend, maar er werd geen dwangsom betaald. Als reden werd gegeven dat volgens een circulaire met nadere uitleg een dwangsom niet van toepassing is bij ambtshalve beschikkingen.

Hoge Raad acht burgerrechter bevoegd

De Hoge Raad is van mening dat ook bij ambtshalve genomen beschikkingen een dwangsom mogelijk is. Dan is echter niet de bestuursrechter bevoegd, maar de burgerrechter. Volgens de Hoge Raad geeft de genoemde circulaire niet weer wat de wetgever met de dwangsomregeling wilde bereiken.