Skip to main content
All Posts By

admin

Btw bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en andere agrarische goederen naar 21%

By nieuws

De btw op de levering van bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en nog wat andere agrarische goederen gaat vanaf 2025 omhoog van 9 naar 21%. Voor welke agrarische producten en dieren gaat dit specifiek gelden?

Rundvee, schapen, geiten en varkens

Koeien

De levering van rundvee, schapen, geiten en varkens is nu nog belast tegen 9% btw. Daarbij is het niet van belang waarvoor deze dieren bestemd zijn. Ook als ze niet bestemd zijn voor de bereiding van voedingsmiddelen of voor gebruik in de landbouw geldt het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 wordt dat anders. Vanaf die datum geldt voor de levering van al deze dieren, ongeacht de bestemming, het btw- tarief van 21%.

Let op! Dit geldt niet alleen voor de dieren. Ook het slachtafval van deze dieren en de goederen die bestemd zijn voor hun voortplanting zijn vanaf 2025 belast tegen 21% btw.

Paarden

Voor paarden en andere dieren bestemd voor de slacht of gebruik in de landbouw of voor de opfok geldt nu het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 geldt echter ook hiervoor een verhoging naar het 21% btw-tarief. Ook voor het slachtafval en de goederen die bestemd zijn voor de voortplanting gaat het btw-tarief omhoog naar 21%.

Teeltplanten en zaden

Voor de levering van planten voor de teelt van groenten en fruit geldt vanaf 2025 het 21% btw-tarief. Hetzelfde geldt voor de levering van land- en tuinbouwzaden, waaronder graszaden en zaden voor sierteeltproducten.

Andere agrarische goederen

Er zijn nog meer agrarische goederen die vanaf 2025 belast zijn tegen 21% btw in plaats van 9%. Voorbeelden zijn de levering van rondhout, vlas, wol, stro- en veevoeders. Dit betekent dat vanaf 2025 bijvoorbeeld ook de (meng)voerders voor konijnen, paarden en pelsdieren onder het 21% btw-tarief vallen. De levering van suikerbieten en suikerbietplanten en van granen en peulvruchten gebeurt vanaf 2025 ook tegen 21% btw.

Let op! Granen en peulvruchten die bestemd zijn als voedingsmiddelen voor menselijke consumptie blijven wel belast tegen 9% btw. De granen- en peulvruchten die vanaf 2025 niet meer belast zijn tegen 9% btw maar tegen 21% btw, zijn bijvoorbeeld granen die gebruikt worden als voer voor dieren.

Opfok- en opkweekdiensten

Diensten met betrekking tot het opfokken van dieren en het opkweken van planten die nu nog belast zijn met 9% btw, blijven niet achter en worden vanaf 2025 ook belast tegen 21% btw.

Let op! De verhoging van de btw moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus op dit moment nog niet definitief.

 

Vennootschapsbelasting bij gesubsidieerde stichtingen

By nieuws

Stichtingen zijn alleen vennootschapsbelasting verschuldigd indien en voor zover zij een onderneming drijven. Bij gesubsidieerde stichtingen speelt vaak de discussie of en zo ja voor welk deel zij een onderneming drijven.

Drijven onderneming

Portemonnee

Voor het drijven van een onderneming moet sprake zijn van:

  • een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid,
  • waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer,
  • met het oogmerk om winst te behalen.

Als er sprake is van een winststreven wordt voldaan aan het oogmerk om winst te behalen. Uit de rechtspraak volgt dat bij het stelselmatig behalen van overschotten al sprake is van een winststreven.

Gesubsidieerde stichting

De vraag die bij gesubsidieerde stichtingen daarom vaak speelt is of de exploitatieoverschotten die dergelijke stichtingen behalen, betekenen dat voldaan wordt aan een winststreven. Als een stichting naar zijn aard verschillende activiteiten uitoefent, moet deze vraag overigens vaak per activiteit beantwoord worden. Zo kan de ene activiteit leiden tot vennootschapsbelastingplicht, terwijl de andere activiteit buiten de vennootschapsbelasting valt.

Exploitatieoverschot is winststreven

De Belastingdienst meent dat exploitatieoverschotten ook bij gesubsidieerde stichtingen in beginsel kunnen betekenen dat er sprake is van een winststreven (en daarmee dus vennootschapsbelastingplicht).

Exploitatieoverschot  is geen winststreven

In de volgende situatie is volgens de Belastingdienst echter geen sprake van een winststreven:

  • de stichting verricht uitsluitend activiteiten die volledig gefinancierd zijn met subsidies; en
  • de behaalde overschotten moeten volgens de statuten of subsidieregels gebruikt worden voor de subsidiedoeleinden of terugbetaald aan de subsidieverstrekker; en
  • de stichting leeft de statuten en subsidieregels ook na.

Daarnaast is goedgekeurd dat het ontvangen van eigen bijdragen van degene voor wie de gesubsidieerde activiteiten worden verricht onder voorwaarden, niet leidt tot een winststreven. Eenzelfde goedkeuring is gegeven voor het ontvangen van eigen bijdragen en/of vergoedingen op contractbasis voor het verrichten van subsidiabele activiteiten.

Let op! De vraag of er sprake is van vennootschapsbelastingplicht en zo ja voor welke activiteiten, is niet eenvoudig te beantwoorden. Het beleid van de Belastingdienst over het winststreven van gesubsidieerde instellingen is in augustus 2023 verduidelijkt en op een onderdeel ook verruimd. Overleg met onze adviseurs wat dit betekent voor uw situatie.

De belangrijkste laatste wijzigingen in Belastingplanpakket 2024

By nieuws

De Tweede Kamer is akkoord gegaan met alle wetsvoorstellen uit het Belastingplanpakket 2024. Wel heeft de Tweede Kamer een flink aantal amendementen aangenomen met wijzigingen op de wetsvoorstellen. Wat zijn de belangrijkste aanpassingen?

  1. De voorgenomen verlaging van de mkb-winstvrijstelling wordt deels teruggeschroefd. De mkb-winstvrijstelling wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 naar 13,31% en dus niet naar 12,7% zoals eerder het plan was.
  2. Vorig jaar is al besloten dat er vanaf 2024 twee tarieven in box 2 gaan gelden: 24,5% tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) en 31% daarboven. Dit hoogste tarief wordt per 1 januari 2024 geen 31 maar 33%.
  3. In de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is opgenomen dat de dga die te veel leent bij de eigen bv, hierover belasting moet betalen. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. Tot de drempel van € 700.000 is geen sprake van excessief lenen. Deze drempel wordt in 2024 verlaagd naar € 500.000.
  4. Het plan om vanaf 2024 de fiscale aftrek voor giften in de vennootschapsbelasting onder de € 100.000 af te schaffen, is van de baan.
  5. Het tarief in box 3, de belasting op vermogensinkomsten, wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 32 naar 36%. Het kabinet had al een voorstel voor een verhoging naar 34% gedaan.
  6. Per 2025 wordt de inkoop van eigen aandelen even zwaar belast als het uitkeren van dividend.
  7. De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zou vanaf 2025 afgeschaft worden. Alleen ouders met een kind dat vóór 1 januari 2025 geboren is, zouden vanaf 2025 nog recht hebben op IACK. Deze afschaffing wordt echter uitgesteld naar 2027. Vanaf die datum houden alle ouders met kinderen die aan de voorwaarden voldoen recht op IACK, dus ook ouders met een kind geboren vanaf 1 januari 2027. De hoogte van de IACK wordt echter elk jaar een stuk lager en zo in negen jaar afgebouwd naar nihil.
  8. De 30%-regeling, de mogelijkheid om een deel van het loon aan werknemers die uit het buitenland zijn aangetrokken belastingvrij uit te keren, wordt per 1 januari 2024 nog verder versoberd. Deze was al versoberd door een koppeling per 1 januari 2024 aan de balkenendenorm. Nieuw is dat de 30%-regeling in de eerste 20 maanden nog wel 30% bedraagt, maar voor de tweede 20 maanden verlaagd wordt naar 20%. Gedurende de derde 20 maanden bedraagt deze 10%. Ook wordt de buitenlandse partiële belastingplicht per 2024 afgeschaft. Voor al lopende 30%-regelingen geldt overgangsrecht.
  9. De belastingkorting voor benzine, diesel en lpg, die sinds 1 juli 2023 geldt, wordt verlengd met één jaar. Ook wordt de reguliere indexatie per 1 januari 2024 niet doorgevoerd.
  10. Om de lasten van huishoudens te verlichten, wordt de energiebelasting verlaagd. Ter dekking van deze maatregel wordt onder meer het hoge tarief van de Aof-premie met 0,05% verhoogd.
  11. De voorgenomen verhoging van accijns op alcohol met 16,3% wordt bijna gehalveerd. Ter dekking van deze verlaging wordt het accijnstarief op tabak verhoogd en de kansspelbelasting met 1 procentpunt verhoogd.
  12. Eerder was al bekend dat het bedrag dat per 2025 voor de BOR voor 100% is vrijgesteld, wordt verhoogd van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000 in 2025. Voor het meerdere was een verlaging gepland van 83% tot en met 2024 naar 70% vanaf 2025. Dit wordt nu 75% vanaf 2025.
  13. Het in box 3 vrijgestelde bedrag voor groen sparen en beleggen wordt met ingang van 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000 (fiscale partners: € 60.000).

Let op! De wetsvoorstellen inclusief amendementen moeten nog wel worden goedgekeurd door de Eerste Kamer.

Is persoonlijk pensioenadvies belast?

By nieuws

Met de inwerkingtreding van de nieuwe pensioenwet per 1 juli 2023 jl., zijn pensioenuitvoerders verplicht om de deelnemers te begeleiden bij de keuze van hun pensioen. Als de werkgever daarnaast zijn werknemers de kosten van persoonlijk pensioenadvies vergoedt, is dit dan belast?

Verplichte begeleiding

Bril

Verplichte begeleiding betekent dat de pensioenuitvoerder ervoor zorgt dat de werknemer, binnen de pensioenregeling, in staat is een passende keuze te maken. Verplichte begeleiding is beperkt en betekent niet dat inzicht gegeven moet worden in andere pensioenregelingen of dat geadviseerd moet worden inzake de effecten op onder meer toeslagen en belastingen.

Aanvullend advies belast?

De Belastingdienst heeft onlangs bekendgemaakt van mening te zijn dat aanvullend persoonlijk pensioenadvies belast loon vormt als de werkgever de kosten van een dergelijk advies voor zijn rekening neemt. De werknemer zou de kosten anders zelf moeten dragen en geniet dan ook een voordeel dat niet is vrijgesteld. Het kan onder de geldende voorwaarden wel in de werkkostenregeling worden ondergebracht.

Geen algemene voorlichting

Kosten in verband met afspraken die de werkgever collectief maakt over de arbeidsvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld voorlichting over de eigen pensioenregeling, behoren tot de zuivere werkgeverskosten. Dergelijke kosten vormen geen loon en zijn dus onbelast voor de werknemer.

Laag btw-tarief voor drankje tijdens theaterpauze

By nieuws

Theaters waar tijdens de pauzes een drankje wordt geschonken, kunnen hiervoor het lage btw-tarief van 9% in rekening brengen. Dit lage btw-tarief geldt ook als het een alcoholisch drankje is, waarop normaal gesproken een tarief van 21% van toepassing is. Dit besliste het gerechtshof Den Bosch onlangs.

Pauzedrankjes

Horeca

In de betreffende zaak konden bezoekers van een theatervoorstelling tijdens de pauze een drankje nuttigen. De prijs ervan was in de prijs van het toegangsbewijs begrepen. Het theater had van de toegangsprijs € 2,25 aangemerkt als vergoeding voor het drankje en hierop het lage btw-tarief toegepast. Volgens de inspecteur was dit voor alcoholhoudende drankjes niet correct en dus volgde er een naheffing van ruim € 12.000.

Bijkomende prestatie

Volgens het theater is met betrekking tot het pauzedrankje sprake van een ‘bijkomende prestatie’. Daarom moet deze prestatie tegen hetzelfde btw-tarief belast worden als de hoofdprestatie, het theaterbezoek. In dat geval zou er over het pauzedrankje dus 9% btw moeten worden afgedragen.

Ondeelbare prestatie?

In de betreffende zaak stelde het gerechtshof om te beginnen vast dat er geen sprake is van een ondeelbare prestatie en dat er dus voor iedere prestatie een eigen btw-tarief zou kunnen worden vastgesteld. Bezoekers kunnen er namelijk ook voor kiezen geen pauzedrankje te nuttigen. Dit is dus geen reden om een apart btw-tarief voor het pauzedrankje achterwege te laten.

‘Portemonneeloze’ pauze

Volgens het Hof is het pauzedrankje wel een bijkomende prestatie bij het theaterbezoek. Bezoekers komen namelijk niet primair naar het theater om een drankje te nuttigen. Ook worden bezoekers niet toegelaten als ze geen entreebewijs voor een theatervoorstelling kunnen tonen. Het drankje is in de toegangsprijs inbegrepen, onder meer om een ‘portemonneeloze’ pauze mogelijk te maken. Gelet op deze argumenten is er dan ook sprake van een bijkomende prestatie. Het Hof stelde het theater in het gelijk en verwierp de naheffing met boete.

Notificatieplicht voor terbeschikkingstelling arbeidskrachten

By nieuws

Aanvankelijk had het kabinet het plan om een certificeringsstelsel in te voeren voor organisaties die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Dit plan is nu van tafel. Er ligt nu een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer om een publiek toelatingsstelsel in te voeren voor ondernemingen of voor rechtspersonen die arbeidskrachten ter beschikking stellen.

Wat betekent het voor uitleners

Bouw

Het komt er op neer dat uitleners, zoals bijvoorbeeld uitzendbureaus, vanaf 2026 alleen arbeidskrachten ter beschikking mogen stellen als zij daartoe door de minister van SZW zijn toegelaten. 

Om toegelaten te kunnen worden, moeten ze aan een aantal voorwaarden, het normenkader, voldoen. Zo dienen ze een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te overleggen en financiële zekerheid te stellen door een waarborgsom te voldoen. Daarnaast dienen zij eerst bij de aanvraag en vervolgens periodiek aan te tonen dat zij voldoen aan relevante arbeidswetten en fiscale en socialezekerheidswetten in de sector. 

Verzoek om toelating

Een uitlener moet straks bij het ministerie van SZW een verzoek tot toelating indienen. Wanneer de uitlener aan de voorwaarden voldoet voor toelating en daadwerkelijk wordt toegelaten, dan mag hij arbeidskrachten ter beschikking gaan stellen. 

Wie vallen er onder uitleners?

De wet richt zich tot partijen die arbeidskrachten – dus ook zzp’ers – ter beschikking stellen aan derden (zoals bedoeld in de WAADI) en waarbij geen sprake is van collegiale uitleen of in- en uitlenen binnen concernverband. Er komen op voorhand geen sectorale uitzonderingen in de wetgeving terug. Pas als blijkt dat de toelatingsplicht te veel gaat vragen van een bepaalde sector, kan een uitzondering worden gemaakt.

Onder uitleners vallen onder meer:

  • Uitzenders
  • Detacheerders
  • Uitleners van zzp’ers

Ontheffing

Betreft het bedrijven die in zeer beperkte mate arbeidskrachten ter beschikking stellen, dan kunnen ze om ontheffing verzoeken waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • er is over een periode van minimaal 12 maanden salaris betaald;
  • het bedrag dat is betaald aan mensen die ter beschikking zijn gesteld is minder dan 10% van de loonsom; en
  • het bedrag dat is betaald aan mensen die ter beschikking zijn gesteld is minder dan € 2.500.000.

Wat betekent het voor inleners

Inleners mogen bij invoering van deze wet alleen nog zakendoen met door de minister toegelaten uitleners. Ze krijgen via een openbaar register inzicht in de uitleners die op basis van het toelatingsstelsel rechtmatig arbeidskrachten ter beschikking stellen.

Toezicht en handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de toelatingsplicht en kan uitleners én inleners beboeten als zij zich niet aan de regels van het toelatingsstelsel houden.

Let op! Het betreft een wetsvoorstel en moet dus nog worden goedgekeurd.

Keuze volledige belastingplicht voor culturele ANBI

By nieuws

ANBI’s die zich (nagenoeg) uitsluitend richten op cultuur, kunnen kiezen om ook hun activiteiten die niet onder de vennootschapsbelasting vallen daarin onder te brengen. Groot voordeel hiervan kan zijn dat verliezen van deze activiteiten verrekend kunnen worden met activiteiten die wel onder de vennootschapsbelasting vallen.

Keuze

Factuur

Een culturele ANBI kan activiteiten hebben die wel en die niet onder de vennootschapsbelasting (Vpb) vallen. Als met de activiteiten die niet onder de Vpb vallen verliezen geleden worden, kunnen deze verliezen niet verrekend worden met de andere activiteiten.

Dat is anders als de culturele ANBI kiest voor volledige belastingplicht Vpb. Na zo’n keuze vallen namelijk alle activiteiten van de ANBI onder de Vpb, waardoor verliezen en winsten onderling wel verrekend kunnen worden.

Let op! Deze keuze is alleen mogelijk voor culturele ANBI’s en niet voor andere ANBI’s.

Verzoek

Wilt u kiezen voor volledige belastingplicht, dan moet u dat schriftelijk aanvragen bij de Belastingdienst. Doe dit binnen zes maanden na afloop van het boekjaar waarin u de volledige belastingplicht voor het eerst wilt toepassen. Voor het jaar 2023 moet u een dergelijk verzoek dus vóór 1 juli 2024 indienen. De Belastingdienst beslist vervolgens of aan uw aanvraag tegemoetgekomen kan worden en welke voorwaarden daarvoor gelden.

Let op! Hiervoor gelden standaardvoorwaarden. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op het beperken van de voordelen van de volledige belastingplicht tot de periode waarin deze volledige belastingplicht geldt.

Tien jaar

U maakt de keuze meteen voor tien jaar. Pas na die tien jaar kunt u de volledige belastingplicht weer opzeggen. Doet u dat dan niet, dan zit u wederom tien jaar aan de keuze voor volledige belastingplicht vast.

Let op! Overleg met onze adviseurs of in uw situatie de keuze voor volledige belastingplicht verstandig is. Zij kunnen u adviseren over de gevolgen en de mogelijke benodigde andere acties die nodig zijn.

MIA stijgt mee bij meer duurzame keuze tijdens proces

By nieuws

Als u investeert in een milieuvriendelijk bedrijfsmiddel, kunt u recht hebben op de milieu-investeringsaftrek (MIA). Deze fiscale subsidie kent drie categorieën, met ieder een eigen percentage aan extra investeringsaftrek. Indien u investeert in een bedrijfsmiddel en de investering achteraf omzet in een investering van een hogere categorie, betekent dit niet dat u de MIA misloopt, zo heeft de Belastingdienst onlangs bekendgemaakt.

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Windmolen

De MIA is een extra aftrek op de winst voor ondernemers die milieuvriendelijk investeren. Om voor de MIA in aanmerking te komen, moet het bedrijfsmiddel zijn opgenomen op de zogenaamde Milieulijst.

Drie categorieën

De MIA kent zoals gezegd drie categorieën. Afhankelijk van het bedrijfsmiddel komt u in aanmerking voor 45, 36 of 27% aan extra aftrek op uw winst. Door de aftrek verlaagt u dus uw winst, betaalt u daardoor minder belasting en wordt het voor u als ondernemer aantrekkelijker om milieuvriendelijk te investeren.

Gevolg wijziging categorie?

Onlangs werd de vraag gesteld wat de gevolgen zijn voor de MIA als een ondernemer investeert in een bedrijfsmiddel en gedurende de uitvoering van de investering, het betrof hier de bouw van een melkveestal, besluit te investeren in een bedrijfsmiddel van een hogere categorie. De Belastingdienst geeft aan dat, indien voldaan is aan alle gebruikelijke voorwaarden, in dat geval gewoon recht bestaat op het percentage aan MIA dat hoort bij het bedrijfsmiddel waarvoor uiteindelijk gekozen is.

Strijdig met doelstelling MIA?

De Belastingdienst geeft aan dat er weliswaar geen correcte melding is gemaakt van de investering, bij aanvraag van de MIA moet immers gemeld worden welk bedrijfsmiddel de investering betreft, maar dat het in strijd zou zijn met de doelstelling van de MIA om alleen om deze reden het hogere percentage MIA niet toe te kennen. Evenzeer bestaat daarom bij investering in een bedrijfsmiddel van een lagere categorie recht op het lagere percentage aan MIA.

Wijziging re-integratieverplichtingen in tweede ziektejaar

By nieuws

Het kabinet wil voor kleine en middelgrote werkgevers de re-integratieverplichtingen bij ziekte versoepelen. Het moet voor dergelijke werkgevers mogelijk worden om, onder voorwaarden, het eerste spoor af te kunnen sluiten na afloop van de eerste 52 weken van ziekte. Dit is neergelegd in een wetsvoorstel dat ter internetconsultatie is aangeboden.

Richten op re-integratie elders

Bouw

De werkgever hoeft in een dergelijke situatie niet meer de re-integratie in zijn eigen bedrijf te bevorderen, maar kan zich uitsluitend richten op re-integratie bij een andere werkgever. Het doel van dit voorstel is de wendbaarheid van zowel kleine als middelgrote werkgevers te bevorderen doordat ze in het tweede ziektejaar iemand anders kunnen aannemen. 

Let op! Onder kleine en middelgrote werkgevers vallen werkgevers met een loonsom tot en met 100 keer het gemiddelde premieloon per werknemer. 

Verval re-integratieverplichting spoor 1

De re-integratieverplichting in het eerste spoor kan vervallen, indien:

  • de werknemer uiterlijk in de 52e ziekteweek schriftelijk heeft ingestemd met het afsluiten van het eerste spoor; of
  • het UWV heeft, na een schriftelijke aanvraag van de werkgever, toestemming verleend om het eerste spoor af te sluiten.

Het voorstel introduceert dus een preventieve toets via het UWV om, als de werknemer niet akkoord gaat, het eerste spoor te kunnen afsluiten. Wel blijven werkgevers verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces. De werkgever blijft in het tweede ziektejaar verantwoordelijk om de zieke werknemer, als het eerste spoor is afgesloten, te helpen met re-integreren bij een andere werkgever, dus in spoor 2.

Afsluiten spoor 1

Het eerste spoor mag via het UWV worden afgesloten, indien:

  • de werknemer door ziekte op het moment van beslissen op de aanvraag niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten;
  • het aannemelijk is dat binnen 13 weken nadat het tweede ziektejaar is aangevangen de bedongen arbeid niet, ook niet in aangepaste vorm, kan worden verricht bij de eigen werkgever. De 13 weken worden gerekend vanaf het ingangsmoment van het tweede ziektejaar; en
  • de werkgever en de werknemer in het eerste ziektejaar tot voldoende re-integratie-inspanningen hebben kunnen komen. De vaststelling dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren, heeft tot gevolg dat het eerste spoor niet mag worden afgesloten.

De werkgever houdt de verplichting om de re-integratie bij een andere werkgever te bevorderen gedurende de periode waarin de werkgever verplicht is het loon door te betalen.

De werknemer kan na het afsluiten van de re-integratie in het eerste spoor in principe geen aanspraak meer maken op de terugkeer in zijn eigen arbeid als hij weer herstelt. Wel blijft het opzegverbod gedurende twee jaar in stand.

Rechtsbescherming

Uiterlijk in de 42e ziekteweek kan een kleine of middelgrote werkgever een aanvraag doen bij UWV. Uitgangspunt is dat het UWV binnen acht weken na indiening van de aanvraag een schriftelijke beslissing neemt. Werkgever en werknemer zijn beide belanghebbende bij deze beslissing.

Let op! Het voorstel betreft een internetconsultatie. U kunt hier meer lezen en tot uiterlijk 24 november 2023 reageren. 

 

Maximumuurprijs kinderopvangtoeslag extra verhoogd

By nieuws

Het maximumuurtarief voor de berekening van de kinderopvangtoeslag wordt in 2024 extra verhoogd. De verhoging bedraagt 2,95% en komt bovenop de verhoging van zo’n 6% die al voor 2024 was aangekondigd.

Kinderopvangtoeslag

Kinderwagen

Ouders die gebruikmaken van kinderopvang, kunnen hiervoor onder voorwaarden een vergoeding krijgen in de vorm van kinderopvangtoeslag. Deze toeslag is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en van het aantal kinderen waarvoor kinderopvang genoten wordt. Zo worden in 2023 bij een inkomen van € 50.000 de kosten van opvang voor het eerste kind voor 83,7% vergoed, bij een inkomen van € 100.000 is dit nog 53,3%.

Kinderopvangtoeslag gemaximeerd

Voor de kinderopvangtoeslag wordt gewerkt met maximumbedragen per uur. Zijn de kosten van de opvang hoger dan het maximum, dan moeten ouders per uur het meerdere zelf betalen. 

Maximumbedragen per uur in 2024

De maximumbedragen per uur zijn in 2024 zijn voor dagopvang € 10,25, voor buitenschoolse opvang € 9,12 en voor gastouderopvang € 7,53. Het is niet de bedoeling dat de verhoging leidt tot hogere tarieven voor de ouders. Minister Van Gennip gaat hierover dan ook in gesprek met de sector.

Let op! Vanaf eind december 2023 zullen al hogere voorschotten kinderopvangtoeslag worden uitbetaald op basis van de nieuwe uurtarieven.

Tip! Wilt u weten of u in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag? Maak dan een proefberekening.