Skip to main content
All Posts By

admin

Belastingvrij verhuiskosten vergoeden aan uw werknemer

By nieuws

Als uw werknemer verhuist, kunt u belastingvrij verhuiskosten vergoeden. Hiervoor gelden wel voorwaarden. Welke zijn dit?

Verhuizen voor het werk

Sleutel

Als uw werknemer verhuist in het kader van zijn dienstbetrekking bij u, kunt u zijn verhuiskosten belastingvrij vergoeden. Hiervoor geldt namelijk een gerichte vrijstelling.

Gerichte vrijstelling verhuiskosten

Onder deze gerichte vrijstelling mag u belastingvrij een bedrag van maximaal € 7.750 aan verhuiskosten vergoeden. Daarnaast kunt u belastingvrij ook de werkelijke kosten voor het overbrengen van de inboedel vergoeden. Deze vergoeding komt dus bovenop het fiscaalvrije bedrag van maximaal € 7.750.

Let op! Deze vergoedingen mag u alleen verstrekken als de verhuizing plaatsvindt in het kader van de dienstbetrekking bij u. De verhuizing moet daarom voldoende samenhang hebben met de dienstbetrekking.

Wanneer is sprake van ‘in het kader van de dienstbetrekking’

De verhuizing is in ieder geval in het kader van de dienstbetrekking als:

  • de werknemer binnen 2 jaar verhuist na het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking of na overplaatsing binnen een bestaande dienstbetrekking; én
  • de afstand tussen de woning en de plaats van de dienstbetrekking door de verhuizing minimaal 60% kleiner wordt; én
  • deze afstand vóór de verhuizing minimaal 25 kilometer bedraagt.

Tip! Voldoet de verhuizing van uw werknemer niet aan deze voorwaarden, dan kan de verhuizing nog steeds plaatsvinden in het kader van de dienstbetrekking. U moet dat dan wel aannemelijk maken.

Verhuizen, maar niet voor het werk?

Vindt de verhuizing niet plaats in het kader van de dienstbetrekking, dan kunt u verhuiskosten toch onbelast aan uw werknemer vergoeden door deze aan te wijzen in de vrije ruimte. Ook kosten die niet onder de gerichte vrijstelling voor verhuiskosten vallen, zoals de aan- en verkoopkosten van de woning, kunt u aanwijzen in de vrije ruimte.

Regels vrije ruimte

Voor het aanwijzen in de vrije ruimte gelden regels. Zo moet het bijvoorbeeld gebruikelijk zijn om de vergoedingen aan te wijzen. Bovendien is de vrije ruimte beperkt. In 2023 bedraagt deze 3% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Komt het totaal van vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die u in 2023 aanwijst boven deze vrije ruimte, dan betaalt u als werkgever 80% eindheffing over dit meerdere.

Eisen voor giften in natura aangescherpt

By nieuws

Ook giften in natura zijn, net als geldelijke giften, onder voorwaarden fiscaal aftrekbaar. De voorwaarden voor aftrek van giften in natura worden echter aangescherpt. Deze aanscherping moet per 2024 ingaan.

Gift in natura

Schenken

Bij een gift in natura kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een duur schilderij. Voor de waarde ervan gaat de fiscus uit van de waarde in het economisch verkeer.  Bij giften in natura is het lastig aannemelijk te maken dat de gift is gedaan en wat deze inhield.  Bovendien is de waarde van de gift soms moeilijk vast te stellen en leidt nogal eens tot discussie tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst.

Objectieve waardebepaling

Vanwege deze problemen zijn volgens het wetsvoorstel giften in natura met een waarde van meer dan € 10.000 voortaan alleen nog aftrekbaar als er een objectieve waardebepaling heeft plaatsgevonden. Deze moet blijken uit een onafhankelijk taxatierapport of een factuur. Voor fiscale partners wordt de gezamenlijke grens gesteld op € 20.000.

Let op! De voorgestelde aanscherping geldt zowel voor de giftenaftrek in de inkomsten- als in de vennootschapsbelasting.

Aannemelijk maken

Een gift en de waarde ervan moeten ook altijd aannemelijk kunnen worden gemaakt. Dit geldt zowel voor giften boven, als onder genoemde grenzen van € 10.000 respectievelijk € 20.000. Deze voorwaarde geldt nu ook al.

Let op! Dit plan moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Geen schadevergoeding bij zeer gering financieel belang

By nieuws

Als de behandeling van uw bezwaar of beroep in fiscale zaken te lang duurt, kunt u recht hebben op een schadevergoeding. Als er echter sprake is van een zeer gering financieel belang, heeft u geen recht op een schadevergoeding. Wanneer is daarvan sprake?

Uitstel van betaling

Euro

Als u bezwaar aantekent tegen een belastingaanslag, verkrijgt u in veel gevallen automatisch uitstel van betaling. Dat vervalt zodra de inspecteur op uw bezwaar heeft beslist. Gaat u in beroep, dan vervalt het verleende uitstel van betaling dus.

Let op! Dit is alleen anders als u in beroep gaat en hier apart om verzoekt.

Aanmaningskosten

Onlangs bracht een belastingplichtige zijn zaak voor de rechter, omdat de inspecteur € 17 aanmaningskosten in rekening had gebracht. Dit deed hij vanwege het te laat betalen van de aanslag. De belastingplichtige was het hiermee niet eens en was van mening dat hij de aanslag pas hoefde te betalen nadat zijn beroep was afgehandeld. De rechter deelde deze mening niet, omdat er geen verzoek om uitstel van betaling was ingediend.

Immateriële schadevergoeding?

Belastingplichtige meende echter dat hij wel recht had op een immateriële schadevergoeding, omdat de behandeling van zijn zaak langer had geduurd dan de maximale termijn die hiervoor wettelijk is voorgeschreven. Die termijn – van in dit geval twee jaar – was inderdaad met vier maanden overschreden, maar de rechtbank vond dat er desondanks geen recht bestond op een schadevergoeding vanwege het zeer geringe financiële belang.

Wat is een zeer gering financieel belang?

De Hoge Raad heeft in 2017 beslist dat er van een zeer gering financieel belang sprake is bij een vordering tot € 15. Omdat deze uitspraak inmiddels zes jaar oud was, was de rechtbank van mening dat er momenteel ook bij een financieel belang van € 17 sprake is van een zeer gering financieel belang. Daarom werd er geen schadevergoeding toegewezen.

Bezwaren en definitieve aanslagen box 3 aangehouden

By nieuws

De Belastingdienst houdt bezwaren inzake box 3 over de jaren 2017 tot en met 2022 aan. Ook worden geen definitieve aanslagen met box 3-inkomen over de jaren 2021 en 2022 opgelegd. Dit allemaal in afwachting van nieuwe arrest van de Hoge Raad over box 3.

Aanhouden tot arresten Hoge Raad

Euro

Op dit moment lopen er meerdere procedures bij de Hoge Raad. Centrale vraag in deze procedures is of het rechtsherstel box 3 in lijn is met het Kerstarrest. De Belastingdienst houdt de bezwaren box 3 nu aan en legt geen definitieve aanslagen met box 3-inkomen op om te voorkomen dat iedere belastingplichtige met box 3-inkomen zelf moet procederen. Na de arresten van de Hoge Raad handelt de Belastingdienst dit verder af.

Let op: er zijn uitzonderingen

Bestaat uw box 3-inkomen alleen uit bank- en spaartegoeden, dan houdt de Belastingdienst uw definitieve aanslag of bezwaar niet aan. Het forfaitair rendement over bank- en spaartegoeden is immers (nagenoeg) gelijk aan het werkelijk genoten rendement. De vraag of het rechtsherstel box 3 in lijn is met het Kerstarrest speelt in zulke gevallen daarom niet.

Definitieve aanslagen inkomstenbelasting met box 3-inkomen voor de jaren tot en met 2020 worden niet aangehouden. De Belastingdienst legt voor die jaren dus wel definitieve aanslagen op, ook als daar box 3-inkomen in opgenomen is.

Als u de Belastingdienst in gebreke stelt vanwege overschrijding van de wettelijke termijn waarbinnen hij normaal moet beslissen op uw bezwaar, wordt uw bezwaar ook niet aangehouden. Het wordt dan afgehandeld in lijn met de wet rechtsherstel box 3. Dit betekent waarschijnlijk dat uw bezwaar wordt afgewezen. U moet dan zelf in beroep bij de rechtbank om uw rechten veilig te stellen. 

Tip! Het advies is daarom om de Belastingdienst niet in gebreke te stellen.

Rechtspositie blijft gelijk

Uw rechtspositie blijft door het aanhouden van de bezwaren gelijk. Als u het niet eens bent met de afhandeling na de arresten van de Hoge Raad, kunt u alsnog in beroep bij de rechtbank. Dat geldt ook voor het aanhouden van de definitieve aanslag. Bent u het daar straks niet mee eens, dan kunt u bezwaar maken en daarna in beroep.

Voorlopige aanslagen

De Belastingdienst legt wel voorlopige aanslagen met box 3-inkomen op. Dit betreft zowel voorlopige aanslagen waaruit een teruggaaf volgt, als voorlopige aanslagen waaruit een te betalen bedrag volgt. 

Let op! Als u een verzoek doet tot herziening van de voorlopige aanslag of als u in bezwaar komt tegen een afwijzing van zo’n verzoek, dan houdt de Belastingdienst dit aan totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan.

Wel in bezwaar tegen definitieve aanslag!

Ontvangt u een definitieve aanslag met box 3-inkomen, bijvoorbeeld over het belastingjaar 2020? Dan kunt u niet afwachten, maar moet u in bezwaar om uw rechten veilig te stellen. Dit bezwaar zal de Belastingdienst vervolgens aanhouden in afwachting van de arresten van de Hoge Raad.

Let op! Het is nog onbekend wanneer de Hoge Raad uitspaak doet. Uiteraard houden wij u op de hoogte.

Vragen?

Heeft u vragen over uw eigen specifieke situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Top 5 fiscale maatregelen uit de Voorjaarsnota 2023

By nieuws

In de op vrijdag 28 april (2023) aangeboden Voorjaarsnota 2023 valt een aantal fiscale maatregelen op die het kabinet voor ogen heeft. Zonder compleet te willen zijn, hebben wij een top 5 voor u samengesteld. We sluiten af met een opsomming van een aantal andere fiscale maatregelen uit de Voorjaarsnota 2023.

1. Aanpassingen in de BOR en DSR

Bloemen

Al eerder kondigde het kabinet aan dat het de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de bedrijfsopvolgingsregeling in schenk- en erfbelasting (hierna: BOR) en de doorschuifregeling bij bedrijfsopvolgingen in de inkomstenbelasting (DSR) wil verbeteren. Ook wil het zo veel mogelijk knelpunten voor ondernemers wegnemen. Hiertoe is in de voorjaarsnota een aantal fiscale maatregelen genoemd:

  1. Vanaf 2024 worden aan derden verhuurde onroerende zaken standaard aangemerkt als beleggingsvermogen in de BOR en DSR.
  2. Vanaf 2025 wordt de vrijstelling in de BOR 100% van de goingconcernwaarde van de onderneming tot 1,5 miljoen euro en 70% over het meerdere aan ondernemingsvermogen. Nu ligt de grens bij 1,2 miljoen en bedraagt het percentage boven die 1,2 miljoen nog 83%.
  3. De doelmatigheidsmarges in de BOR en in de DSR worden afgeschaft. Door deze doelmatigheidsmarges wordt nu nog beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen.
  4. Bedrijfsmiddelen die ook buiten de onderneming worden gebruikt, kwalificeren straks alleen nog voor het deel dat in de onderneming wordt gebruikt voor de BOR en de DSR.
  5. Alleen reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigheid en liquidatieopbrengst komen straks nog in aanmerking voor de BOR en de DSR.
  6. De bezits- en voortzettingseis in de BOR worden in bepaalde situaties versoepeld en de dienstbetrekkingseis wordt afgeschaft.
  7. Constructies met de BOR (dubbel gebruik van de BOR en oneigenlijk gebruik van de BOR door constructies met personen op hoge leeftijd, ook wel rollatorinvesteringen genoemd) worden aangepakt.

Let op! Over de maatregelen zijn nog weinig details bekend. De planning is dat deze maatregelen eind juni 2023 in een Kamerbrief uitgebreider worden toegelicht.

2. Verfijningen in box 3 vanaf 2023

Het kabinet is voornemens om de volgende verfijningen in box 3 vanaf 2023 te realiseren:

  1. Een aandeel in het vermogen van een VvE wordt in de categorie banktegoeden geplaatst (in plaats van in de categorie overige bezittingen tegen een veel hoger forfait van 6,17% in 2023).
  2. Een aandeel in het vermogen op een derdenrekening bij een notaris wordt ook in de categorie banktegoeden geplaatst in plaats van in de categorie overige bezittingen.
  3. Onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners die in een gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting opgenomen zouden moeten worden, hoeven niet meer in de aangifte te worden vermeld. Datzelfde geldt voor onderlinge vorderingen en schulden tussen ouders en een minderjarig kind in situaties waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend.

Tip! Al eerder bekend, maar nu ook in de Voorjaarsnota 2023 opgenomen, is het uitstel van het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement (naar op zijn vroegst 2027).

3. Verruiming herinvesteringsreserve (HIR) bij stoppersregelingen

Als een HIR gevormd is, kan deze later worden afgeboekt bij de aanschaf van een nieuw bedrijfsmiddel. Hiervoor gelden allerlei voorwaarden. Voor het toepassen van een HIR bij een gedeeltelijke staking van een onderneming door overheidsingrijpen gelden nu al soepelere voorwaarden. Deze voorwaarden worden per 2024 verruimd, zodat de HIR ook toegankelijker wordt voor onder andere stoppende agrariërs.

4. Afschaffen betalingskorting inkomstenbelasting

Als een voorlopige aanslag gedurende het lopende jaar in een keer wordt betaald, kan in de inkomstenbelasting een betalingskorting worden toegepast. Vanaf 2023 is deze betalingskorting voor de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting al afgeschaft. Vanaf 2024 wordt deze betalingskorting ook voor de voorlopige aanslag inkomstenbelasting afgeschaft.

5. Afschaffing of versobering laag btw-tarief voor sierteelt, arbeidsintensieve diensten, cultuur en logies?

Het kabinet geeft in de Voorjaarsnota 2023 aan dat het in de aanloop naar de augustusbesluitvorming gaat kijken naar de doelmatigheid van het lage btw-tarief (9%). In het bijzonder kijkt het kabinet daarbij naar het 9% btw-tarief in de sierteelt, arbeidsintensieve diensten (zoals schilders, kappers en schoenmakers), cultuur (zoals boeken, musea en bioscopen) en logies (zoals hotels en campings). Vóór Prinsjesdag 2023 beslist het kabinet welke vervolgstappen het neemt. Als het kabinet beslist tot afschaffing van het 9%-btw-tarief voor een of meer van deze groepen of voor versobering, neemt het kabinet de impact op specifieke groepen daarin mee.

Andere fiscale maatregelen

In de Voorjaarsnota zijn nog meer fiscale maatregelen opgenomen. Zonder compleet te willen zijn, noemen wij:

  • Afschaffen STAP-budget vanaf 2024; de aanvraagronde die op 1 mei 2023 start, staat in ieder geval wel nog open.
  • Afschaffen loonkostenvoordelen voor ouderen per 1 januari 2026; de uitbetaling van het loonkostenvoordeel 2025 vindt nog wel in 2026 plaats.
  • De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van ov-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling.
  • Vanaf 2024 worden het aftrekpercentage van de EIA en het maximale investeringsbedrag structureel verlaagd.
  • Vanaf 1 januari 2025 is bij culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve of vermakelijkheidsdiensten die virtueel worden verricht btw verschuldigd in de lidstaat van de woon- of vestigingsplaats van de afnemer.
  • Medio juni 2023 komt het kabinet met voorstellen om een aantal bijzondere regelingen in de motorrijtuigenbelasting (MRB) en de belasting personenauto’s en motorrijwielen (BPM) te beëindigen of te versoberen.

Let op! De maatregelen zijn nog voorstellen. Ze moeten nog in wetsvoorstellen worden opgenomen, die vervolgens nog door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer moeten worden aangenomen.

Minimumloon ruim 3% omhoog per 1 juli 2023

By nieuws

Het wettelijk minimumloon wordt per 1 juli 2023 verhoogd naar € 1.995,00 bruto per maand. Per week wordt het € 460,40 en per dag € 92,08. Een uniform wettelijk minimumuurloon is er nog niet, maar wordt verwacht per 1 januari 2024.

Stijging van 3,13%

Euro

Alle werknemers die het minimumloon betaald krijgen, gaan er 3,13 % op vooruit. De bedragen gelden voor werknemers die fulltime werken. Werkt een werknemer parttime, dan geldt logischerwijs ook een lager minimumloon. Dat is afhankelijk van wat uw organisatie als fulltime werkweek hanteert:

Leeftijd  Per maand  Per week  Per dag 
21 jaar en ouder  100%  € 1.995,00  € 460,40 € 92,08
20 jaar  80%  € 1.596,00  € 368,30 € 73,66
19 jaar  60%  € 1.197,00  € 276,25 € 55,25
18 jaar  50%  € 997,50  € 230,20 € 46,04
17 jaar  39,5%  € 788,05 € 181,85 € 36,37
16 jaar  34,5%  € 688,30 € 158,85 € 31,77
15 jaar  30%  € 598,50 € 138,10 € 27,62

Het afgeleide bruto minimumloon per uur bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband is naar boven afgerond, om te voorkomen dat er onbedoeld een betaling ontstaat die lager is dan het wettelijk minimumloon:

Leeftijd  36 uur per week  38 uur per week  40 uur per week 
21 jaar en ouder  € 12,79 € 12,12 € 11,51
20 jaar  € 10,24 € 9,70 € 9,21
19 jaar  € 7,68 € 7,27 € 6,91
18 jaar  € 6,40 € 6,06 € 5,76
17 jaar  € 5,06 € 4,79 € 4,55
16 jaar  € 4,42 € 4,19 € 3,98
15 jaar  € 3,84 € 3,64 € 3,46

Uniform wettelijk uurloon per 1 januari 2024

Een uniform wettelijk minimumuurloon is er momenteel nog niet. Dit zal veranderen wanneer het initiatiefwetsvoorstel Wet invoering minimumuurloon in werking treedt. Met de invoering van een wettelijk minimumuurloon is het minimumloon per uur voor iedere werknemer hetzelfde, ongeacht de normale arbeidsduur. Deze wet treedt waarschijnlijk per 1 januari 2024 in werking. Het minimummaandloon wordt daarbij omgerekend naar een uurloon op basis van een normale arbeidsduur van 36 uur per week. 

Voor BBL gelden andere percentages

Voor werknemers van 18 tot en met 20 jaar, die werken op basis van een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (BBL), gelden andere percentages:

Leeftijd  Per maand  Per week  Per dag 
20 jaar  61,50%  € 1.226,95 € 283,15 € 56,63
19 jaar  52,50% € 1.047,40 € 241,70 € 48,34
18 jaar  45,50% € 907,75 € 209,50 € 41,90

Het brutominimumloon per uur bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband:

Leeftijd  36 uur per week  38 uur per week  40 uur per week 
20 jaar  € 7,87 € 7,46 € 7,08
19 jaar  € 6,72 € 6,37 € 6,05
18 jaar  € 5,82 € 5,52 € 5,24

Advieswijzer Zakendoen met uw eigen bv 2023

By nieuws

Als directeur-grootaandeelhouder (dga) bent u in de unieke positie om zaken te doen met uw eigen bv. Partijen moeten dan wel zakelijk met elkaar omgaan en afspraken moeten goed zijn vastgelegd. Wie de regels in acht neemt, kan aantrekkelijk zakendoen met zijn eigen bv. Denk bijvoorbeeld aan het sluiten van een geldlening met de bv of het ter beschikking stellen van een bedrijfspand.

Rekening-courant

Administratie

In de praktijk hebben veel dga’s een rekening-courantverhouding met de bv. Bij een rekening-courant met afwisselende debet- en creditstanden heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat er onder voorwaarden geen rente in box 1 in aanmerking hoeft te worden genomen als het saldo van de rekening-courantverhouding gedurende het kalenderjaar niet hoger is dan € 17.500 positief en niet lager is dan € 17.500 negatief. De bv mag in dat geval de rente niet in aanmerking nemen. U mag een eventuele rekening-courantschuld niet in box 3 opnemen.

Let op! Zodra het saldo op de rekening-courant hoger is dan € 17.500, moet er over het hele jaar over het hele bedrag rente worden berekend.

Wet ’dga-taks’

Per 1 januari 2023 is een rekening-courantmaatregel ingevoerd om excessief lenen van de dga bij de eigen bv te ontmoedigen, in de volksmond ‘dga-taks’ genoemd. De maatregel houdt kort gezegd in dat het bedrag dat boven € 700.000 wordt geleend bij de dga als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking wordt genomen. De drempel van € 700.000 in de rekening-courant geldt voor de dga en zijn partner gezamenlijk. Deze maatregel geldt voor alle schulden, ongeacht waarvoor deze zijn aangegaan. Alleen bestaande en nieuwe eigenwoningschulden zijn uitgezonderd.

Let op! De peildatum voor dit jaar is 31 december 2023. Heeft u dus voor meer dan € 700.000 aan schulden bij uw eigen bv, dan kunt u belastingheffing in box 2 nog voorkomen door het meerdere boven € 700.000 uiterlijk op 31 december 2023 af te lossen.

Sparen in de bv

U kunt ook sparen in uw bv en privékapitaal als vermogen in de bv brengen. Het werkelijke rendement is dan bij de bv belast, in plaats van een forfaitair rendement dat bij u in box 3 belast is en hoger wordt verondersteld naarmate uw vermogen uit beleggingen bestaat. 

Let op! Sparen in de bv kan ook aantrekkelijk zijn als u toeslagen krijgt. Vermogen in uw bv telt immers niet mee voor de vermogenstoets die bij toeslagen geldt en die als gevolg heeft dat u vanaf een bepaald vermogen geen recht meer heeft op de meeste toeslagen.

Geldleningen

Iedere transactie tussen u en de bv moet zakelijk verlopen. Dat geldt ook voor de geldverstrekking tussen de dga en de bv. Denk hierbij aan een schriftelijke leningsovereenkomst met daarin in ieder geval een aflossingsschema en een reëel rentepercentage. Bovendien moeten er zekerheden zijn gesteld. Om te beoordelen of de overeenkomst zakelijk is, moet u zichzelf afvragen of u of de bv een dergelijke leningsovereenkomst tegen dezelfde voorwaarden ook zou zijn aangegaan met een onafhankelijke derde.

Tip! Heeft u al een leningsovereenkomst, laat deze dan regelmatig door ons checken. Zo bent u er zeker van dat alles nog steeds in orde is.

Lenen aan de bv

Leent u geld aan uw bv, dan is de zakelijke rente die de bv aan u betaalt als bedrijfslast aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Uzelf krijgt te maken met de TBS-regeling. Dat betekent dat de rente op de geldlening in box 1 progressief is belast. Ook hiervoor geldt de TBS-vrijstelling van 12% tegen maximaal een tarief van 36,93%. Wordt er een onzakelijk hoge rente afgesproken? Dan wordt voor de aftrekbare rente (bij de bv) en de belastbare rente (bij de dga) uitgegaan van een normale zakelijke rente. Het meerdere, niet-zakelijke voordeel wordt mogelijk gezien als een vermomde winstuitdeling en is bij u belast in box 2 (aanmerkelijk belang) en bij de bv (als verkapt dividend) niet aftrekbaar.

Lenen van de bv

Leent u geld van uw bv, dan kunt u dit doen in uw hoedanigheid als werknemer of als aandeelhouder. Het is belangrijk om dit van tevoren vast te stellen, omdat de fiscale gevolgen in beide situaties anders zijn.

Let op! Voorkom bij het lenen dat de bv in financiële problemen kan komen. De bv moet aan haar (betalings)verplichtingen kunnen blijven voldoen. Dit is van nog groter belang als de bv ook een pensioen of stamrecht in eigen beheer heeft.

Bij een personeelslening – u leent in uw hoedanigheid als werknemer – kan sprake zijn van een rentevoordeel. Dat is het geval als u geen of minder rente betaalt over de lening dan bij een kredietverlener. Het rentevoordeel vormt voor de waarde in het economisch verkeer belastbaar loon. Deze waarde kunt u bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken. Het belaste rentevoordeel kan worden opgenomen in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling. Die bedraagt in 2023 3% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere van de loonsom.

Er is een uitzondering als u de personeelslening gebruikt voor de eigen woning. Het rentevoordeel van een dergelijke lening moet tot uw belastbaar loon worden gerekend. Het voordeel is loon in natura waarover uw bv als werkgever verplicht loonheffingen moet berekenen. Het belaste rentevoordeel mag dus niet worden opgenomen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Wel mag u het belastbare eigenwoningrentevoordeel in aftrek brengen binnen de eigenwoningregeling in uw aangifte inkomstenbelasting. Het maximum aftrekpercentage is voor 2023 bepaald op 36,93%%.

Tip! Gebruikt u de lening voor het kopen van een (elektrische) fiets of elektrische scooter, dan is het rentevoordeel onbelast.

Let op! Soms kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat een personeelslening voor een dga niet mogelijk is. Dit is met name het geval als de mogelijkheid van een personeelslening alleen openstaat voor de dga zelf en niet voor andere werknemers van de bv.

Als u als aandeelhouder leent, staat ook hier het zakelijke handelen voorop. Leent u voor consumptieve doeleinden of bijvoorbeeld om hiermee in privé te beleggen, dan valt de lening als schuld bij u in box 3. De door u aan de bv betaalde rente is bij u niet aftrekbaar, maar bij de bv als ontvangen rente wel belast.

Let op! Geld lenen van de bv voor beleggingen in privé is vanaf 2023 waarschijnlijk niet meer aantrekkelijk. Voor de beleggingen geldt in 2023 in box 3 namelijk een forfaitair rendement van 6,17%, terwijl de schulden maar aftrekbaar zijn tegen waarschijnlijk 2,57% (het percentage van 2,57% is een voorlopig percentage, het definitieve percentage is pas begin 2024 bekend).

Lenen voor de eigen woning

De bv kan u ook een lening verstrekken voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Uitgaande van een reële leningsovereenkomst is de rente voor u als eigenwoningrente aftrekbaar in box 1 tegen maximaal een tarief van 36,93% (2023) en bij de bv belast. Met ingang van 2013 moet een nieuwe eigenwoninglening aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. Heeft u uw bestaande eigenwoninglening bij de bv sindsdien verhoogd, dan moet u voor deze verhoging ook rekening houden met de nieuwe regels. Voor het nieuwe deel van de lening is de rente alleen nog aftrekbaar als de lening in maximaal dertig jaar en ten minste volgens een annuïtair schema volledig wordt afgelost.

Let op! Heeft u sinds 1 januari 2013 geld geleend voor de eigen woning bij de bv, dan geldt voor u een informatieplicht. U moet de Belastingdienst tijdig informeren over deze hypothecaire geldlening. Gegevens van de eigenwoninglening bij de bv kunt u doorgeven via uw jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting.

Let op! De aftrek van de hypotheekrente in de hoogste belastingschijf is dit jaar (2023) beperkt tot 36,93. Na 2023 is geen verdere beperking van de aftrek voorzien.

Investeren in eigen bedrijfspand

In de huidige markt – en met de gevolgen van de coronacrisis voor de meeste ondernemers nog duidelijk merkbaar – is het investeren in en het financieren van eigen vastgoed bepaald geen sinecure. Mocht u wel de mogelijkheden hebben om te investeren in een eigen bedrijfsruimte, dan is het de vraag wie er gaat investeren. U als dga? Het bedrijfspand komt dan op uw naam te staan. Of kunt u beter kiezen voor een investering vanuit de bv?

Let op! Investeren vanuit privé of vanuit de bv wordt fiscaal verschillend behandeld. Wat in uw situatie het voordeligst is, kunnen wij u voorrekenen.

Op naam van de bv

De keuze om het eigen bedrijfspand vanuit de bv aan te houden, wordt – naast de fiscaliteit – ook bepaald door de aanwezige bedrijfsrisico’s en uw toekomstplannen. We zien vaak dat het bedrijfspand wordt afgezonderd van de risico’s van de onderneming. Zeker als het pand tevens dient als beleggingsobject. Vanuit de bv wordt het pand vervolgens verhuurd aan de werkmaatschappij. De huuropbrengsten – na aftrek van onder meer afschrijvingen en financieringskosten – zijn als winst onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Een latere winst of verlies bij verkoop behoort eveneens tot de fiscale winst.

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Op naam van de dga

Kiest u ervoor om vanuit privé te investeren in een pand en verhuurt u dit privépand aan uw bv, dan valt het pand onder de terbeschikkingstellingsregeling (TBS-regeling). De huurinkomsten, afschrijvingen, exploitatielasten alsmede boekwinsten en verliezen op het pand behoren tot uw box 1-inkomen. Let wel: bent u gehuwd en behoort het pand tot de algehele of beperkte gemeenschap van goederen, dan wordt dit box 1-inkomen voor 50/50 aan u en uw echtgen(o)t(e) toegerekend.

Voor de hoogte van de fiscaal aftrekbare afschrijvingslasten moet u rekening houden met een beperking. Dat geldt ook als de bv het bedrijfspand aanhoudt. Afschrijving is niet meer mogelijk als de boekwaarde van het pand de bodemwaarde heeft bereikt. Deze bodemwaarde is sinds 1 januari 2019 in de meeste gevallen beperkt tot 100% van de WOZ-waarde van het pand.

Tip! Onder de TBS-regeling worden de opbrengsten weliswaar belast tegen het progressieve IB-tarief tot maximaal 49,5%, maar door toepassing van de TBS-vrijstelling is het effectieve tarief voor de dga lager. Door de TBS-vrijstelling is namelijk 12% van het resultaat vrijgesteld. Let wel dat deze 12% vrijstelling geldt tegen maximaal een tarief van 36,93%.

Tot slot

U kunt voordelig uit zijn als u zakendoet met uw eigen bv. In deze advieswijzer staan slechts enkele mogelijkheden genoemd. Wij vertellen u er graag meer over.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Reisbureauregeling en btw bij annulering van de reis

By nieuws

Past u de reisbureauregeling toe, dan bent u niet altijd btw verschuldigd als u een annuleringsvergoeding ontvangt.

U kunt de reisbureauregeling toepassen als u reizen samenstelt uit bij andere ingekochte goederen en diensten en deze zelf verkoopt aan reizigers. U bent bijvoorbeeld een reisorganisator of een touroperator, maar ook als u op eigen naam een vakantiewoning inhuurt en verhuurt aan een reiziger, kan de reisbureauregeling van toepassing zijn.

Let op! De reisbureauregeling geldt niet voor doorverkoop van reizen die door een ander zijn samengesteld. Reisbureaus die reispakketten van een ander doorverkopen en dus feitelijk als tussenpersoon optreden, kunnen hierop de regeling niet toepassen.

Reisbureauregeling

Vakantie

De reisbureauregeling is alleen van toepassing als u gebruikmaakt van diensten van andere ondernemers bij het samenstellen van de reis. Op uw eigen diensten is de reisbureauregeling in principe niet van toepassing, tenzij deze eigen diensten bijkomstig zijn aan de totaal door u aangeboden reisdienst.

Btw over winstmarge

Toepassing van de reisbureauregeling betekent dat u btw verschuldigd bent over de winstmarge op uw reisdiensten in plaats van over de totale vergoeding. Deze btw berekent u over de winstmarge per aangiftetijdvak of over de winstmarge per reis.

Tip! U kunt zelf kiezen of u per aangiftetijdvak of per reis btw wilt berekenen. De keuze moet uit uw administratie blijken en geldt voor 5 jaar.

Als u de reisbureauregeling toepast, kunt u de btw op inkoopkosten niet in aftrek brengen als deze bij berekening van de winstmarge mee zijn genomen.

Annulering

Annuleert de afnemer van de reis deze vóór aanvang, dan bent u over de verschuldigde annuleringsvergoeding geen btw verschuldigd. Vindt de annulering echter later plaats of neemt de afnemer de reis niet af (no-show) dan bent u wel btw verschuldigd over de annuleringsvergoeding.

Let op! De voorwaarden van de reisbureauregeling zijn niet eenvoudig. Zo kunt u bijvoorbeeld een reisbureau in de zin van de reisbureauregeling zijn zonder dat u zich dat realiseert. Heeft u hier vragen over, neem dan contact op met onze adviseurs.

Europese Commissie keurt TEK-regeling goed

By nieuws

De Europese Commissie heeft de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) goedgekeurd. Dit betekent dat de regeling volgens de geldende voorwaarden kan worden uitgevoerd. De TEK-regeling werkt met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2022.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

Fabriek

De TEK is bedoeld als tegemoetkoming in de sterk gestegen energiekosten voor mkb-bedrijven die relatief veel energie verbruiken. Dit betekent dat bedrijven voor de TEK minstens 7% van hun omzet aan energiekosten kwijt moeten zijn, de zogenaamde energie-intensiteitseis. Er gelden nog meer voorwaarden voor de TEK

Wat krijgt u uitgekeerd?

Heeft u recht op de TEK? Dan ontvangt u in eerste instantie een voorschot op uw subsidie van 35%. Er wordt gewerkt met een minimumprijs van € 1,19 per kuub gas en € 0,35 per kWh elektra en met een maximumprijs van € 3,19 respectievelijk € 0,95. De TEK vergoedt maximaal 50% van het verschil en bedraagt maximaal € 160.000. Op de site van RVO.nl vindt u diverse rekenvoorbeelden.

Aanvragen

De TEK kan tot 2 oktober 2023 17.00 uur worden aangevraagd voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. Aanvragen kan via RVO.nl.

Wanneer bent u starter voor de NOW?

By nieuws

Er bestaan voor starters specifieke regels inzake de NOW. Maar wanneer wordt u als starter aangemerkt en wat is daarvoor bepalend? Rechtbank Amsterdam gaf onlangs het antwoord. Daaruit blijkt dat niet altijd de datum van inschrijving bij de Kamer van Koophandel bepalend is.

NOW

Laptop

Ondernemers met personeel die tijdens de coronacrisis forse omzetverliezen boekten, konden via de NOW (Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid) financiële steun krijgen van de overheid. Voor starters golden speciale regels, omdat de steun onder andere afhankelijk was van de omzet in een bepaalde periode in het verleden, de referentieperiode.

Aanvang bedrijfsuitoefening?

Voor de referentieperiode is bij starters de aanvang van de bedrijfsuitoefening van belang. In dit geval was het betreffende bedrijf al in 2019 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KVK), maar begon het pas vanaf januari 2020 omzet te genereren. Tot die tijd had het alleen innovatieve werkzaamheden verricht, het ontwikkelen van een digitaal juridisch platvorm.

Datum inschrijving KVK uitgangspunt

De rechtbank is van mening dat de datum van inschrijving bij de KVK uitgangspunt is voor het bepalen van de datum van de aanvang van de bedrijfsuitoefening. Hiervan kan echter worden afgeweken, als op basis van objectief bepaalbare feiten en omstandigheden een andere datum aannemelijk is.

Let op! Het bedrijf heeft hiervoor wel zelf de bewijslast.

Aannemen personeel

Volgens de rechtbank was niet het commercieel aanbieden van het ontwikkelde platvorm het startmoment, maar in dit geval het moment waarop personeel werd aangenomen. Het bedrijf ontwikkelde namelijk zelf het platvorm en had hiervoor personeel in dienst genomen. Dit moment week echter wel af van de inschrijvingsdatum bij de KVK, zodat ook de referentieperiode wijzigde. 

Het UWV werd dan ook opgedragen de toegekende NOW te herzien.