Skip to main content
Category

nieuws

Industrie doet na recordjaar duidelijk een stap terug

By nieuws

De industrie heeft in 2022 een stap terug moeten doen, na het sterke herstel van een jaar eerder. De omzet kwam weliswaar hoger uit dan in 2021, maar de winstontwikkeling was negatief. De afnemers van de industrie zijn sterker gaan letten op hun uitgaven en bouwden hun voorraden af, waardoor de orderportefeuilles van industriële ondernemers onder druk kwam te staan.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Industrie blijft achter bij mkb

De industrie zag de omzet in 2022 met 12,5% toenemen, tegenover een gemiddelde groei van 13,1% in het mkb. Hiermee liep het groeitempo terug ten opzichte van het voorgaande jaar (bijna 21%). De winstontwikkeling was voor het eerst in het onderzoek van SRA-BiZ negatief. De krimp kwam uit op ruim 6%, tegen een bescheiden gemiddelde winstgroei van 1,5% voor het mkb. In 2021 behaalde de industriële branche nog een winstgroei van 45,6%.

Grote verschillen binnen de branche

Binnen de industrie liepen de resultaten uiteen. Het deel van de ondernemingen dat de omzet stabiel heeft zien blijven of heeft zien toenemen, is in 2022 uitgekomen op ruim 71%, min of meer in lijn met 2021. Tegelijkertijd heeft meer dan de helft (54,2%) van de industriële bedrijven de winst zien dalen (tegenover bijna 40% in 2021). In ruim een op de drie (35,8%) gevallen ging het zelfs om een krimp van 50% of meer. Bij 30,5% van de bedrijven nam de winst juist met 50% of meer toe.

Reparatie en installatie machines onder druk

De winstontwikkeling stond vooral onder druk bij producenten van voedingsmiddelen, die nog wel een hogere omzet wisten te realiseren. Ook bij reparatie en installatie van machines en apparaten was de winstontwikkeling negatief, maar in deze deelbranche daalde ook de omzet.

Branches in Zicht Industrie

Verdere stijging kosten

De personeelskosten zijn in de industrie met ruim 6% toegenomen, tegenover een plus van ruim 10% voor het mkb als geheel. In 2021 stegen de personeelskosten in de branche met ruim 8%. Per saldo zijn de loonkosten met 4,5% gestegen, min of meer in lijn met de ontwikkeling in de branche in 2021. In 2022 zijn de energiekosten als percentage van de omzet met 26% gestegen. De bedrijfskosten zijn in totaal met ruim 8% toegenomen, tegen bijna 9% een jaar eerder en bijna 14% in het mkb.

Kredietwaardigheid verslechterd

De financiële positie van bedrijven in de industrie is per saldo achteruitgegaan. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op iets meer dan 81, tegenover bijna 89 in het voorgaande jaar. De branche doet het nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat daalde van ruim 86% naar bijna 78%.

Winst en investeringsvermogen mkb onder druk

By nieuws

Het midden- en kleinbedrijf heeft over 2022 gemiddeld een flink lagere winstgroei laten zien dan in voorgaande jaren, zo blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Paul Dinkgreve, bestuurslid van SRA, maakt zich daarom grote zorgen over het mkb. “Als bedrijven nog meer winst moeten inleveren en lenen bovendien steeds duurder wordt, staan de investeringen onder druk, mede gezien het feit dat in het afgelopen jaar al minder ondernemingen kredietwaardig waren.”

Meer omzet, winst blijft achter

De winst in het mkb is in 2022 gemiddeld met 1,5% toegenomen ten opzichte van het jaar ervoor. Dat is mager in vergelijking met de winstgroei van bijna 38% in 2021. Nooit eerder in het SRA-BiZ-onderzoek was de winstgroei zo beperkt. Voor het eerst in jaren waren er bovendien meer bedrijven die hun winst zagen afnemen (53,3%) dan bedrijven waarvan de winst gelijk bleef of steeg. Wel waren de verschillen tussen en binnen de branches groot. Zo moesten de industrie en de bouw het doen met een behoorlijke winstdaling, terwijl de winstgroei juist duidelijk bovengemiddeld was in transport & logistiek, de horeca en de automotive.

Ook ten opzichte van de omzetontwikkeling was de winstgroei in het mkb erg bescheiden. De omzet is in 2022 namelijk met 13,1% gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. Het mkb heeft de hogere personeelskosten – die in 2022 met 10,2% stegen – en inflatie deels in de prijzen weten door te berekenen, maar daar zit vanwege de concurrentiepositie een grens aan.

Branches in Zicht Nederland

Hoge kosten en inflatie

De bedrijfskosten zijn in het mkb in het afgelopen jaar relatief sterk gestegen, met bijna 14%. Hierbij was de krappe arbeidsmarkt van grote invloed. De toename van de personeelskosten van ruim 10% was veel sterker dan in voorgaande jaren. De lonen stegen met gemiddeld 5,4%.

Dinkgreve: “Het mkb heeft met de omzetstijging deels de hoge inflatie en personeelskosten in de prijzen kunnen doorrekenen, maar daar zit omwille van de concurrentiepositie een grens aan. Een omzetstijging van 13,1% lijkt nog aardig, maar is geflatteerd gezien de inflatie. Voor 2023 zal de inflatie hoog blijven en de klap van de hogere loonkosten moet in 2023 door de cao-afspraken nog komen. Ook zie je al een krimp van de economie in het eerste kwartaal van 2023 en zijn er magere groeiverwachtingen. In die context moeten ondernemers investeren in de energietransitie, digitalisering en innovatie om toekomstbestendig te blijven. Ik maak me daar echt zorgen om.”

Vooral microbedrijven voelen druk

Jacco Vonhof, voorzitter van MKB-Nederland, deelt deze zorg. Vooral als het gaat om het kleinere mkb. Het merendeel van het mkb bestaat uit microbedrijven. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat de winstontwikkeling juist in dit segment onder druk staat. 57% van de bedrijven met een omzet tot 1 miljoen euro heeft de winst vorig jaar zien dalen. Bij bijna 40% ging het zelfs om een krimp van 50% of meer. “Bij deze bedrijven zit innovatie vaak in de genen en zij hebben de potentie om gezond te groeien en goede oplossingen te zoeken en te vinden voor alle grote vraagstukken die er liggen”, zegt Vonhof in het SRA-Rapport. “Maar voor deze ondernemers wordt het steeds moeilijker en duurder om aan financiering te komen voor alle noodzakelijke ontwikkelingen die in aantocht zijn.”

“Als het micro-mkb op achterstand komt, raakt alles uit balans. Dat zou voor onze economie en de totale breedte van het bedrijfsleven bepaald geen goede zaak zijn. Als kleine ondernemers bezwijken onder de gevolgen van de huidige ontwikkelingen en grote bedrijven alsmaar verder consolideren, wordt de economie eenzijdiger en verliezen we het broodnodige innovatieve vermogen van juist de microbedrijven.” Volgens Vonhof is het cruciaal dat de lasten voor ondernemers met Prinsjesdag nu niet verder worden verhoogd. “Dat het kabinet is gevallen, mag niet leiden tot verdere vertraging van de aanpak van de grote problemen die er spelen ten aanzien van klimaat, stikstof en op de arbeidsmarkt. We gaan er dan ook van uit dat belangrijke wetgeving doorgang vindt en behandeld blijft worden nu het kabinet demissionair is.”

Kredietwaardigheid verslechterd

Het risico dat een onderneming in het mkb binnen een jaar failliet gaat, berekent SRA aan de hand van de PD-rating (Probability of Default). Dit is feitelijk het vermogen tot betaling. Hoe lager de PD-rating, hoe beter de mogelijkheden voor externe financiering. Uit berekeningen van SRA-BiZ komt naar voren dat gemiddeld 77,9% van het mkb vorig jaar een PD-rating van onder de 1% liet zien. Voor het eerst in jaren betekent dit een verslechtering ten opzichte van het voorgaande jaar (in 2021 was dit 86,4%). Vanaf 2015 tot en met 2021 was consistent een stijging van dit percentage zichtbaar.

De verschillen in kredietwaardigheid binnen en tussen de branches waren opnieuw groot. In transport & logistiek en de automotive is de kredietwaardigheid verbeterd ten opzichte van 2021. Specialistische zakelijke dienstverleners, de industrie, de horeca en de detailhandel laten de sterkste achteruitgang zien. Absoluut gezien hebben de logistieke branche, de bouw en de automotive nu de hoogste kredietwaardigheid, specialistische zakelijke dienstverleners de laagste.

Rechter: informatieverstrekking bij discussie opbrengstlimiet niet nodig

By nieuws

Gemeentes kunnen voor tal van diensten heffingen opleggen. Daarbij is er vaak discussie of de opbrengsten hiervan de kosten niet overschrijden. Door de rechter is nu beslist dat gemeentes bij dergelijke discussies geen informatie over opbrengsten en kosten meer hoeven te verstrekken.

Opbrengstlimiet

Handen

Voor de meeste gemeentelijke heffingen geldt dat de opbrengsten ervan de kosten niet te boven mogen gaan, de zogenaamde opbrengstlimiet. Gebeurt dat wel, dan komt de heffing geheel of gedeeltelijk te vervallen. Of de opbrengstlimiet wordt overschreden, moet blijken uit gemeentelijke stukken, zoals de begroting.

Informatievoorziening

Op basis van een arrest van de Hoge Raad werd er tot nu toe van uitgegaan dat gemeentes verplicht zijn om inzage te geven in de kosten en opbrengsten van heffingen. Op basis hiervan moeten belastingplichtigen zelf (kunnen) checken of een gemeente de opbrengstlimiet overschrijdt. 

Online mogelijkheden

De rechtbank is van mening dat het niet meer van deze tijd is dat gemeentes inzage geven in kosten en baten die van invloed zijn op de opbrengstlimiet. Deze informatie is tegenwoordig namelijk eenvoudig online te vinden. Een belastingplichtige had bezwaar gemaakt tegen zijn aanslagen afvalstoffenheffing, rioolbelasting en watersysteemheffing en aangevoerd dat ter zake de opbrengstlimiet was overschreden. Hij beklaagde zich erover dat de gemeente hem hiervoor niet van de noodzakelijke informatie had voorzien, maar de rechter ging hier niet in mee.

Rol gemachtigde

Behalve dat stukken inzake de gemeentelijke begroting eenvoudig online zijn te raadplegen, had de bezwaarmaker ook gebruikgemaakt van een professionele gemachtigde. Deze was volgens de rechtbank deskundig genoeg om te weten waar de benodigde informatie ter onderbouwing van het bezwaar te vinden was. De bezwaren werden dan ook afgewezen.

Voor het eerst in jaren laat de bouw een winstdaling zien

By nieuws

De bouw heeft de omzet in 2022 verder zien aantrekken, maar de winstontwikkeling was voor het eerst in jaren negatief. De omzet steeg met bijna 10%, terwijl de winst met ruim 14% daalde. Na een periode van groei lijkt de branche zich te moeten opmaken voor een krimp in 2023 en het volgende jaar.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Bouw blijft achter bij het mkb-gemiddelde

De omzetgroei in de bouw van bijna 10% was veel sterker dan in 2021 (bijna 5%), maar dit lijkt vooral te komen door de hoge inflatie. De bouw blijft hiermee achter bij het mkb-gemiddelde van ruim 13%. De winstdaling van ruim 14% volgde op een winstgroei van ruim 7% in 2021. Ook in dit opzicht blijft de branche achter bij het mkb-cijfer (1,5% groei). De ontwikkeling van de brutomarge was weliswaar positief (2,7%), maar kon het mkb-gemiddelde van 6,6% evenmin bijbenen.

Grote verschillen binnen de bouw

Binnen de bouw liepen de resultaten sterk uiteen. Zo is het deel van de bouwbedrijven dat de omzet stabiel heeft zien blijven of heeft zien toenemen, gestegen van ruim 64% in 2021 naar bijna 70%. In bijna een kwart van de gevallen ging het zelfs om een omzetstijging van 50% of meer. Tegelijkertijd zag slechts ongeveer de helft van de bouwbedrijven de winst stabiliseren of stijgen (tegenover ruim 60% in 2021). Ruim 30% van de bedrijven in de bouw kreeg echter een winstdaling van 50% of meer voor de kiezen.

Krimp voor bouwinstallateurs

Wat betreft deelbranches is de omzetontwikkeling vooral sterk bij installateurs en de afwerking van gebouwen, op de voet gevolgd door de gespecialiseerde bouw. De winstontwikkeling was echter in al deze deelbranches negatief. Vooral bouwinstallateurs hielden in 2022 onderaan de streep aanmerkelijk minder over dan een jaar eerder, toen de cijfers heel erg goed waren.

Branches in Zicht Bouw

Loonkosten stijgen relatief beperkt

Uit de cijfers van SRA-BiZ blijkt dat de personeelskosten in de bouw in 2022 met bijna 7% zijn gestegen. Deze toename was minder sterk dan in 2021 (7,7%) en ook minder sterk dan gemiddeld in het mkb (ruim 10%). De loonkosten zijn met ruim 3% toegenomen, min of meer in lijn met een jaar eerder. In het mkb stegen de loonkosten gemiddeld met ruim 5%.

Financiële positie verslechterd

De financiële positie van bedrijven in de bouw is verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op 83,6. Dit betekent een teruggang ten opzichte van het voorgaande jaar (ruim 89). De branche doet het nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat van 86,4% naar bijna 78% ging.

Terugdraaien startersvrijstelling overdrachtsbelasting niet mogelijk

By nieuws

Kopers van 18 tot 35 jaar oud kunnen bij aankoop van een eigen woning onder voorwaarden een beroep doen op een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Dit kan slecht één keer en een eenmaal gedaan verzoek kan niet teruggedraaid worden.

Startersvrijstelling

Pand

De vrijstelling van overdrachtsbelasting bij aankoop van een eigen woning wordt ook wel de startersvrijstelling genoemd. Kopers van 18 tot 35 jaar kunnen een beroep doen op deze vrijstelling. Voorwaarden hiervoor zijn verder onder meer dat de kopers zelf voor langere tijd de woning gaan bewonen en dat de waarde van de woning onder een bepaald bedrag blijft (de woningwaardegrens).

Let op! Deze woningwaardegrens bedraagt in 2023 € 440.000, maar gaat per 1 januari 2024 omhoog naar € 510.000. Heeft u een woning gekocht voor meer dan € 440.000 en maximaal € 510.000, dan zou het aantrekkelijk kunnen zijn om overdracht bij de notaris te verplaatsen naar 2024. Houd daarbij wel in de gaten dat u blijft voldoen aan de overige voorwaarden voor de startersvrijstelling (bijvoorbeeld de leeftijdsvoorwaarde!).

Eenmalig

Het beroep op de startersvrijstelling is slechts één keer mogelijk. Als een koper al eerder gebruikmaakte van de startersvrijstelling, kan dat dus niet nog een keer. De Belastingdienst bevestigde onlangs dat een nieuw verzoek ook niet mogelijk is als het eerdere verzoek wordt teruggedraaid.

Een belanghebbende die in 2022 voor het eerst een woning kocht en verzocht om toepassing van de startersvrijstelling, had deze vraag aan de Belastingdienst gesteld. Deze belanghebbende wilde namelijk in 2023 een duurdere woning kopen. Als de startersvrijstelling uit 2022 teruggedraaid zou worden, zou deze belanghebbende in 2023 een hogere vrijstelling kunnen krijgen. De Belastingdienst staat dit echter niet toe.

Gebruik startersvrijstelling

Uit monitoring van het gebruik van de startersvrijstelling blijkt dat in 2022 in 65.000 notariële akten een beroep is gedaan op de startersvrijstelling. Bij 7.000 hiervan werd deels ook een beroep gedaan op het 2%-tarief. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een van de partners niet aan de voorwaarden voor de startersvrijstelling voldoet (bijvoorbeeld vanwege het bereiken van de leeftijd van 35). In 2022 werd bij 133.000 notariële akten het 2%-tarief toegepast.

Tijdig aanvragen 30% regeling luistert nauw

By nieuws

Werknemers die in een ander land zijn aangeworven, kunnen onder voorwaarden een deel van hun salaris onbelast uitbetaald krijgen. Eén van de voorwaarden is dat een verzoek om toepassing van de regeling tijdig bij de Belastingdienst binnen moet zijn. Die eis luistert nauw, zo bleek onlangs voor Hof Den Haag.

30%-regeling

Handtekening

De 30%-regeling is een tegemoetkoming in verband met de te maken kosten van werknemers die in een ander land zijn aangeworven. De regeling houdt in dat in beginsel 30% van het salaris onbelast kan worden uitbetaald. Een belangrijke voorwaarde is dat de werknemer over een specifieke deskundigheid beschikt.

Let op! De werknemer heeft in principe een specifieke deskundigheid als het salaris (exclusief de belastingvrije 30% vergoeding) in 2023 € 41.954 bedraagt. Als de werknemer jonger is dan 30 en een academische mastertitel heeft, geldt een lager bedrag. Voor wetenschappelijk onderzoekers die onderzoek doen bij bepaalde onderzoekinstellingen en voor artsen in opleiding tot specialist gelden geen salariseisen.

Beschikking vereist

Voor toepassing van de 30%-regeling is een beschikking vereist. Die kunt u aanvragen met een formulier dat u kunt downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Wilt u vanaf de eerste werkdag gebruik maken van de regeling, dan moet dit formulier binnen vier maanden na die dag bij de Belastingdienst binnen zijn. 

Let op! Is dit niet het geval, dan mag u pas gebruik maken van de regeling vanaf de eerste dag van de maand ná de maand waarin u het verzoek doet.

Termijn luistert nauw

In bovenvermelde zaak wilde een werknemer vanaf de eerste werkdag van de regeling gebruik maken. Zijn verzoek was echter niet binnen vier maanden erna bij de Belastingdienst binnen gekomen, maar zeven dagen na deze vier maanden. Volgens de werknemer was dit toch op tijd, omdat hij het formulier wel binnen vier maanden had verzonden.

Het Hof ging hier niet in mee. Volgens het Hof moet het formulier binnen vier maanden bij de Belastingdienst binnen zijn. Volgens het Hof is deze termijn ruim voldoende en is dit ook de meest logische uitleg van de wettelijke bepaling. Bovendien staat deze eis ook vermeld op het verzoek tot aanvraag van de 30%-regeling.

Werkelijke kosten of 30%-regeling?

U kunt er ook voor kiezen de werkelijke kosten van een werknemer volgens de normale vrijstellingsregels te vergoeden. Sinds dit jaar geldt dat u, zolang u de 30%-regeling mag toepassen, elk jaar moet kiezen of u de 30%-regeling toepast of dat u de werkelijke extraterritoriale kosten vergoedt. Die keuze maakt u in het eerste loontijdvak van het kalenderjaar waarin u extraterritoriale kosten vergoedt. Uw keuze geldt voor het hele kalenderjaar, zolang de 30%-beschikking in dat kalenderjaar loopt.

Rechter vindt bijtelling auto geen algemeen bekend feit

By nieuws

Als aan u een auto ter beschikking staat, is in beginsel de bijtelling vanwege het privé gebruik van toepassing. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt dit echter geen algemeen bekend feit. Dit betekent dat de Belastingdienst aanvullend bewijs nodig heeft voor het opleggen van een vergrijpboete wanneer de bijtelling niet is toegepast.

Werkzaam in autobranche

Auto

In de betreffende zaak had een belastingplichtige die zelf werkzaam was in de autobranche  geen bijtelling toegepast. De Belastingdienst corrigeerde zijn aangiften inkomstenbelasting over de betreffende jaren met zo’n €21.000 aan navorderingen plus ruim €2.650 aan vergrijpboetes.

Bewijslast inspecteur

Als de aangifte zodanig wordt ingevuld dat er te weinig belasting wordt betaald en er sprake is van ‘grove schuld’, kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen. De inspecteur moet dan wel bewijzen op grond van welke feiten en omstandigheden hij heeft aangenomen dat er sprake is van grove schuld. Daarnaast moet de inspecteur bewijzen dat deze feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan.

Algemene bekendheid voldoende?

De inspecteur stelde dat het voor degenen die werkzaam zijn in de autobranche van algemene bekendheid is dat voor een ter beschikking gestelde auto een bijtelling geldt vanwege het privé gebruik, tenzij er met de auto niet meer dan 500 kilometer privé wordt gereden. Nu belastingplichtige geen kilometerregistratie had bijgehouden en geen bijtelling had aangegeven, was hij ernstig nalatig geweest. Hij had moeten begrijpen dat hierdoor te weinig belasting zou worden geheven, aldus de inspecteur.

Bewijs onvoldoende

De rechtbank is echter van oordeel dat het gestelde niet van algemene bekendheid is. De inspecteur had de grove schuld niet op een andere wijze onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de grove schuld van de belanghebbende niet is gebleken. De rechtbank schrapt de boetes dan ook.

Aftrek hypotheekrente eigen woning bij scheiden

By nieuws

Heeft u een gezamenlijke eigen woning en gaat u scheiden? Houd dan ook rekening met uw aftrek hypotheekrente in uw aangifte inkomstenbelasting. Die kunt u namelijk niet in alle gevallen in aftrek blijven brengen.

Nog twee jaar aftrek hypotheekrente

Huwelijk

Gaat u scheiden en verlaat u de eigen woning? Dan heeft u daarna, onder voorwaarden, nog twee jaar recht op aftrek van de hypotheekrente van die woning.

Let op! U kunt alleen de betaalde rente in aftrek brengen voor uw aandeel in de woning en de hypotheekschuld. Is uw aandeel bijvoorbeeld 50%, dan kunt u ook maar 50% van de hypotheekrente in aftrek brengen.

Aftrek rente als partneralimentatie?

Betaalt u meer hypotheekrente dan uw aandeel? Dan is het meerdere niet aftrekbaar als hypotheekrente eigen woning. Mogelijk kunt u het meerdere wel als partneralimentatie in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Is uw aandeel in de woning en de hypotheekschuld bijvoorbeeld 50%, maar betaalt u 70% van de hypotheekrente? Dan kunt u 50% in aftrek brengen als hypotheekrente eigen woning en mogelijk 20% als partneralimentatie.

Let op! Dit kan alleen als u ook daadwerkelijk met elkaar afgesproken heeft dat u deze partneralimentatie betaalt. Leg dit daarom schriftelijk vast in de afspraken die u onderling met elkaar maakt. Komt het tot een rechtszaak, dan kan de rechter u ook verplichten tot het betalen van deze partneralimentatie.

Complex

Het voorgaande lijkt misschien relatief eenvoudig, maar de fiscale regels rondom een eigen woning bij echtscheiding omvatten veel meer. Ze kunnen bijzonder complex zijn in scheidingssituaties. Elke situatie is bovendien uniek en kan tot andere fiscale gevolgen leiden.

Zo ondervond ook een belastingplichtige die na de scheiding in de eigen woning bleef wonen die op naam stond van zijn ex-partner. De belastingplichtige kon de hypotheekrente niet in aftrek brengen, omdat hij geen juridische of economische eigenaar was van de woning. In de huwelijkse voorwaarden was wel een finaal verrekenbeding opgenomen, maar dat hielp de belastingplichtige niet. Door dit verrekenbeding verkreeg hij namelijk geen eigendomsrecht, maar een vorderingsrecht op 50% van de woning.

Win advies in

Als u niet voldoet aan de fiscale regels, heeft u mogelijk ook geen recht op aftrek hypotheekrente, terwijl u daar in uw onderlinge afspraken wel rekening mee hield. Het is daarom belangrijk om u al vroeg in het proces te laten informeren over de fiscale gevolgen van de keuzes en afspraken die u met elkaar wilt maken. Op dat moment kunt u namelijk nog andere keuzes maken. Als u zich pas bij het opstellen van uw aangifte inkomstenbelasting laat informeren, is dit over het algemeen niet meer mogelijk.

Minder boete voor niet betalen MRB

By nieuws

Als u als geen of te weinig motorrijtuigenbelasting betaalt, riskeert u een boete. De boete bedraagt nu nog maximaal 100% van de te betalen belasting, maar is per 1 juli 2023 verlaagd naar 50%. Alleen in uitzonderingsgevallen blijft de boete maximaal 100%.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Auto

De mrb, ook wel wegenbelasting genoemd, moet betaald worden als u gebruikmaakt van de openbare weg. Mrb moet betaald worden voor een personenauto, bestelauto, vrachtauto, autobus en motor. Hoeveel mrb u betaalt, hangt onder meer af van het soort voertuig, het gewicht ervan en de brandstof waarop het voertuig rijdt.

Boete

Onder meer als u geen aangifte mrb heeft gedaan of als deze onjuist is, kan de verschuldigde MRB worden nageheven met een boete. Een boete komt nogal eens voor als automobilisten met een auto van de weg gebruikmaken, terwijl het kenteken geschorst is. Deze boete was even hoog als het bedrag dat niet betaald is, met een minimum van € 50 en een maximum van € 5.514. Sinds 1 juli 2023 is dit gewijzigd en bedraagt de boete in beginsel nog 50% van het niet betaalde bedrag.

Let op! Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen kan nog wel een boete van 100% van de niet betaalde mrb volgen. Hiervan is onder meer sprake als men regelmatig de verschuldigde mrb niet betaalt.

Waarom lagere boetes?

De boetes worden verlaagd omdat de verschuldigde mrb in de loop der jaren fors is verhoogd. Omdat de boete gekoppeld is aan de verschuldigde mrb, zijn daardoor ook de boetes flink opgelopen. De staatssecretaris vindt dit niet meer passend.

Eisen verplichte energiebesparing aangescherpt

By nieuws

Bedrijven die veel energie verbruiken zijn verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen. Deze verplichting is per 1 juli 2023 aangescherpt. De verplichting gaat voor meer bedrijven gelden en er worden maatregelen verplicht gesteld die betrekking hebben op de productie van hernieuwbare energie en hernieuwbare energiedragers, dan wel de overstap hierop.

Verplichte energiebesparing

Industrie

Er bestaat al een energiebesparingsplicht voor bedrijven met een energiegebruik van ten minste 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas per jaar. Deze bedrijven zijn verplicht alle mogelijke energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar.

Besparingsplicht voor meer bedrijven

Nieuw is dat ook voor ETS-ondernemingen, de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken, de energiebesparingsplicht per 1 juli 2023 geldt. 

ETS-ondernemingen zijn bedrijven die verplicht moeten deelnemen aan het Emission Trade System, een handelssysteem voor de CO2-uitstoot van de industrie. In dat systeem moeten bedrijven voor elke ton aan CO2-uitstoot één emissierecht inleveren, dat men kan kopen en eventueel verhandelen.

Let op! Het aantal emissierechten wordt jaarlijks lager vastgesteld, zodat bedrijven ofwel steeds duurdere emissierechten moeten kopen, ofwel moeten investeren in het beperken van de uitstoot.

Maatregelenlijst energiebesparing

Met het oog op de verplichte energiebesparing is ook de erkende maatregelenlijst energiebesparing (EML) ontwikkeld. Op deze lijst staan 149 energiebesparende maatregelen, waarvan de terugverdientijd maximaal vijf jaar bedraagt. De EML bestaat uit de onderdelen gebouwen, faciliteiten en processen, waarbij voor ieder onderdeel diverse maatregelen zijn opgenomen.

Let op! Voor de glastuinbouw verschijnt de EML waarschijnlijk in juli 2023.

Onderzoeksplicht

Voor grote energieverbruikende bedrijven bestaat ook een onderzoeksplicht. Die geldt voor bedrijven met een jaarlijks energieverbruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 gas. Deze bedrijven moeten alle kosteneffectieve maatregelen onderzoeken én hiervoor een uitvoeringsplan opstellen. U kunt op een speciale site checken of u hieraan moet voldoen.