Skip to main content
Category

nieuws

Handhaving btw-vrijstelling zorg, jeugdhulp, maatschappelijk werk en schuldhulp

By nieuws

Door een arrest van de Hoge Raad zouden instellingen die winst beogen met leveringen en diensten van sociale en culturele aard 21% btw moeten afdragen. Het kabinet vindt dat onwenselijk. Daarom is in een beleidsbesluit voorlopig geregeld dat zij een btw-vrijstelling mogen blijven toepassen.

Instellingen van sociale en culturele aard

Btw-zorg

Voor instellingen die leveringen en diensten van sociale en culturele aard aanbieden is in de wet een btw-vrijstelling opgenomen. Voorwaarde is onder meer dat zij geen winst beogen. Voor bepaalde instellingen die wel winst beogen, was in lagere regelgeving voor bepaalde diensten van sociale en culturele aard ook een btw-vrijstelling opgenomen. Het gaat hierbij om de leveringen en diensten verricht door:

  1. instellingen van wijkverpleging voor zover de diensten niet onder een andere btw-vrijstelling vallen;
  2. dagverblijven voor gehandicapten, die beschikken over een indicatiebesluit;
  3. aanbieders van preventie gericht op jeugd (als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet), mede voor het ter beschikking stellen van personeel;
  4. samenwerkingsverbanden op het gebied van multidisciplinaire eerstelijns- en geboortezorg bekostigd door de Zorgverzekeringswet;
  5. instellingen voor algemeen maatschappelijk en bedrijfsmaatschappelijk werk;
  6. jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken en het ter beschikking stellen van personeel;
  7. instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening, met uitzondering van bewindvoering in het kader van de wettelijke schuldregeling, voor zover de diensten niet onder een andere btw-vrijstelling vallen.

Arrest Hoge Raad

De Hoge Raad besliste op 14 april 2023, kort omschreven, dat de lagere regelgeving in strijd was met de wet. Dit heeft tot gevolg dat alle hiervoor genoemde instellingen die winst beogen ten onrechte de btw-vrijstelling toepassen. Zij zouden 21% btw moeten berekenen en afdragen.

Toch btw-vrijstelling

Het kabinet vindt dit onwenselijk en heeft daarom in een beleidsbesluit opgenomen dat deze instellingen vooralsnog toch de btw-vrijstelling mogen toepassen, ondanks dat zij winst beogen. Dit geldt ook voor het verleden.

Let op! De btw-vrijstelling geldt alleen als voldaan wordt aan de voorwaarden zoals die voorheen ook in de lagere regelgeving waren opgenomen. Het beleidsbesluit betekent dus geen uitbreiding van de btw-vrijstelling.

Aanpassing in de wet

Het kabinet gaat onderzoeken of de wet moet worden aangepast. Het beleidsbesluit blijft in ieder geval van kracht tot een permanente oplossing gevonden is.

Elektriciteit vergoeden voor auto van de zaak

By nieuws

Rijdt een werknemer in een elektrische of plug-in hybride auto van de zaak? Dan kunt u elektriciteitskosten voor het thuis opladen van de auto van de zaak aan de werknemer vergoeden.

Auto van de zaak

Auto

Als werkgever draagt u in principe de kosten van een auto van de zaak. Als een werknemer kosten voor u voorschiet, dan kunt u deze kosten als ‘intermediaire kosten’ vergoeden. Dit gaat buiten de loonheffing om, u hoeft dus geen loonheffing te berekenen hierover of uw vrije ruimte hiervoor te gebruiken.

Thuis opladen auto van de zaak

Laadt uw werknemer een elektrische of hybride auto van de zaak thuis op, dan draagt de werknemer de elektriciteitskosten voor dit opladen. U kunt deze kosten als intermediaire kosten terugbetalen aan uw werknemer.

Kostprijs

U kunt alleen de kostprijs van de elektriciteit als intermediaire kosten terugbetalen. Tot die kostprijs behoren de extra kosten die uw werknemer verschuldigd is aan de energiemaatschappij door het opladen. Deze extra kosten worden bepaald door de variabele én vaste kosten te delen door het totale kWh-gebruik. Tot de kostprijs kunnen echter ook de afschrijving van zonnepanelen (gebruikt voor het opladen) horen.

Let op! Bij het berekenen van de kostprijs moet ook nog rekening gehouden worden met het prijsplafond.

Tip! Gebruikt de werknemer een openbare laadpaal in de buurt van zijn woning, dan kunt u gewoon de kosten die de werknemer betaalt voor dat opladen als intermediaire kosten vergoeden.

Zakelijke transactie

Heeft u met uw werknemer onder zakelijke voorwaarden afspraken gemaakt over de doorlevering van energie door de werknemer? Dan gaat de vergoeding die u aan uw werknemer betaalt ook buiten de loonheffing om. U moet dan wel een zakelijke vergoeding hebben afgesproken. De Belastingdienst vindt een vergoeding op basis van een gemiddelde prijs vastgesteld door het CBS in ieder geval niet zakelijk.

Let op! Als de Belastingdienst meent dat de vergoeding die u aan uw werknemer geeft, hoger is dan in een zakelijke transactie of bij intermediaire kosten, dan moet de Belastingdienst dat aannemelijk maken. Tot de hoogte waarvoor u aannemelijk kan maken dat dit overeenkomt met de kostprijs van de elektriciteit, behoort de vergoeding in ieder geval niet tot het loon.

Toch aftrek hypotheekrente voor Nederlander in België

By nieuws

Een Nederlander die in België woont, kan onder omstandigheden toch recht hebben op de aftrek van hypotheekrente op zijn Nederlandse inkomen. Dit ondanks dat hij in België woont en zijn woning dus in België is gelegen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onlangs aangegeven welke rol het totale inkomen hierbij speelt.

Buitenlands belastingplichtige

Juridisch

In genoemde zaak ging het om een buitenlands belastingplichtige. De vraag was of er ook sprake was van een ‘kwalificerend buitenlands belastingplichtige’. Dit is een inwoner van een EU-land, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, die over minstens 90% van zijn inkomen loon- of inkomstenbelasting in Nederland betaalt. Een kwalificerend buitenlands belastingplichtige heeft in beginsel namelijk recht op aftrek van zijn hypotheekrente.

Inkomen in box 3

Bij het bepalen van de vraag of er sprake was van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige, was in dit geval het inkomen in box 3 een verstorende factor. Ook inkomen in box 3 telt in beginsel namelijk mee als inkomen voor de 90%-eis, maar hierover mag België belasting heffen (als het geen onroerende zaken in Nederland betreft). Omdat daardoor volgens de Nederlandse maatstaven meer dan 10% van het inkomen in België mocht worden belast, werd formeel gezien niet aan deze eis voldaan. De Nederlandse Belastingdienst weigerde daardoor de aftrek van hypotheekrente voor de Belgische woning.

Rechter wijkt af

De rechtbank wijkt in deze zaak echter af van de wettelijke (Nederlandse) eis, omdat het vermogen van de Nederlander in België – op basis van Belgische maatstaven – slechts voor € 650 meetelde als inkomen. Dit vanwege de roerende voorheffing die in België als belasting op vermogensinkomsten wordt ingehouden. Volgens de rechtbank moet voor toepassing van de 90%/10%-eis naar de wetgeving van het woonland worden gekeken, in dit geval dus België.

Toch aftrek hypotheekrente

Hiervan uitgaande was in de betreffende situatie toch voldaan aan de eis dat in Nederland over minstens 90% van het inkomen loon- of inkomstenbelasting werd betaald. Daarmee was er volgens de rechtbank sprake van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige en werd de aftrek van de hypotheekrente over de in België gelegen woning toch toegestaan.

Gezonde lunches voor werknemers vrijgesteld?

By nieuws

Arbo-voorzieningen zijn onder voorwaarden vrijgesteld van belastingheffing. Maar geldt dat ook voor gezonde lunches? Hof Den Haag vindt van niet, maar daar is de adviseur van de Hoge Raad het niet mee eens. De vraag is wat de Hoge Raad hiermee gaat doen.

Arbo-voorzieningen

Appel

Verplichte arbo-voorzieningen die voor de werkgever rechtstreeks voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet, zijn onder voorwaarden vrijgesteld van loonheffing. Het gaat dan kort gezegd om voorzieningen die zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemer. 

Let op! Omdat de voorzieningen gericht zijn vrijgesteld, komen ze niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

Gezonde lunches

De vraag is of gezonde lunches ook gericht zijn vrijgesteld? Een werkgever die kiemgroenten verkocht, voorzag zijn personeel kosteloos en belastingvrij van een gezonde lunch. De Belastingdienst vond dit niet terecht en belastte de lunches alsnog. Hof Den Haag was het hiermee eens, maar de adviseur van de Hoge Raad denkt hier anders over. Volgens hem dienen de lunches niet belast te zijn.

Verplichting Arbowet?

Volgens de adviseur van de Hoge Raad zijn gezonde lunches gericht vrijgesteld, omdat dit onderdeel is van het arbobeleid van de werkgever. De verplichting tot het voeren van ziekteverzuimpreventiebeleid is een verplichting op grond van de Arbowet. Gezondheidsbeleid kan hier onderdeel van zijn, waaronder de verstrekking van gezonde lunches.

Privé besparing

Volgens de adviseur heeft de vrijstelling niet enkel betrekking op voorzieningen die direct samenhangen met verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet. Ook de besparing in privé die werknemers door een gratis lunch genieten, is volgens hem geen reden de vrijstelling niet toe te passen. Hetzelfde geldt voor het feit dat de werkgever invloed heeft op de reikwijdte van de vrijstelling.

Wat betekent dit?

Voor het belastingvrij verstrekken van lunches bestaat vanaf 2022 geen ruimte meer als gevolg van een wijziging van de wet- en regelgeving. Of andere verzuimbeperkende maatregelen nog wel als arbo-voorziening kunnen worden geoormerkt en dus gericht vrijgesteld kunnen worden gegeven is zeer de vraag. De Hoge Raad zal hierover eerst een oordeel moeten vellen. In de praktijk zijn de meningen sterk verdeeld of de Hoge Raad in dit geval de adviseur zal volgen.

Wettelijke eisen voor definitief reglement ondernemingsraad

By nieuws

Medezeggenschap binnen uw bedrijf begint met een voorlopig or-reglement. Hierin is vastgelegd hoe de or-verkiezingen worden georganiseerd en welke werkwijze de or hanteert. Het voorlopig or-reglement kan na installatie van de or worden omgezet in een definitief reglement.

Wet op de ondernemingsraden

Administratie

Hoe de medezeggenschap binnen uw bedrijf moet worden georganiseerd, is vastgelegd in de Wet op de ondernemingsraden (WOR). In een reglement voor de ondernemingsraad (or) moeten verschillende onderwerpen verplicht worden opgenomen. Ook de procedure om tot een or-reglement te komen is vastgelegd. Wanneer tenminste 50 werknemers in uw bedrijf werkzaam zijn, bent u verplicht een or in te stellen en deze volgens de voorschriften van de WOR te installeren. 

Wettelijke eisen organisatie verkiezingen

Ten aanzien van de or-verkiezingen moeten in het or-reglement in ieder geval de volgende zaken vastgelegd zijn:

  • de kandidaatsstelling;
  • de inrichting van de verkiezingen;
  • de vaststelling van de verkiezingsuitslag;
  • de vervulling van tussentijdse vacatures.

Wettelijke eisen werkwijze or

Aan de werkwijze van de or worden ook eisen gesteld. De volgende zaken dienen te worden opgenomen in het or-reglement:

  • de gevallen wanneer de or bijeenkomt;
  • de wijze waarop de or bijeengeroepen wordt;
  • het aantal leden dat aanwezig moet zijn om een vergadering te kunnen houden;
  • de uitoefening van het stemrecht in de vergaderingen;
  • de werkwijze van het secretariaat;
  • het opmaken en het bekendmaken van de agenda van de vergaderingen van de or en het moment waarop dat gebeurt;
  • het opmaken en het bekendmaken van de (jaar)verslagen van de or.

Andere afspraken in het or-reglement

De or mag allerlei afspraken vastleggen in het reglement zolang het maar niet in strijd is met de wet, bijvoorbeeld over de omvang van de or en de zittingsduur. Als de or in het or-reglement niets regelt over deze onderwerpen, gelden de wettelijke bepalingen.

Voorgenomen hervormingen concurrentiebeding

By nieuws

Het kabinet is van plan om het concurrentiebeding te hervormen om zo onnodige beperkingen van zo’n beding en rechterlijke procedures tegen te gaan.

Concurrentiebeding

Administratie

Een concurrentiebeding legt de vrijheid van de werknemer aan banden om na afloop van zijn dienstverband elders in dienstbetrekking dan wel als zelfstandige te gaan werken. Om die reden is het met de nodige waarborgen omgeven. Zo is het alleen rechtsgeldig als het schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer en mag het als hoofdregel alleen worden afgesproken bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Het kabinet is van plan om het concurrentiebeding met nog meer waarborgen te omgeven.

Gebruik concurrentiebeding

Uit onderzoek is gebleken dat inmiddels naar schatting ca. 37% van de werknemers aan een concurrentiebeding is gebonden. Eén op de drie werkgevers hanteert een concurrentiebeding, vrijwel altijd als een standaardclausule in het arbeidscontract. Deze werknemers hebben echter vaak geen toegang tot kennis en/of relaties die de concurrentiepositie van de werkgever kunnen schaden. De vraag is dan reëel of het nog wel zinvol is om deze werknemers aan een concurrentiebeding te binden.

Ook geeft ongeveer een derde van de werkgevers aan dat ze het concurrentiebeding gebruiken als manier om werknemers aan zich te binden terwijl de Hoge Raad in de zomer van 2022 expliciet heeft bepaald dat een concurrentiebeding daar niet voor is bedoeld.

Voorgenomen wijzigingen

De minister van SZW wil daarom een wetsvoorstel voorbereiden dat als doel heeft het concurrentiebeding te moderniseren. Ze is van plan de volgende voorgenomen wijzigingen verder uit te werken in een wetsvoorstel:

  • het wettelijk begrenzen van het concurrentiebeding in tijdsduur;
  • het verplicht opnemen in een concurrentiebeding van een geografische bereik, gespecificeerd en gemotiveerd;
  • het evenals bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd ook bij een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verplicht vermelden van een motivatie  van ‘het zwaarwichtig bedrijfsbelang’;
  • het door de werkgever, bij het succesvol inroepen van het concurrentiebeding, in beginsel betalen van een vergoeding, vastgesteld op een bij wettelijk voorschrift bepaald percentage van het laatste verdiende salaris van de werknemer.

Let op! Het is nog niet bekend vanaf wanneer de voorgenomen wijzigingen in zouden moeten gaan. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel eind 2023 ter internetconsultatie wordt aangeboden.

Fors inkomensnadeel voor nieuwe ouders vanaf 2025

By nieuws

Veel nieuwe ouders gaan er vanaf 2025 in inkomen fors op achteruit. Het inkomensnadeel vloeit voort uit de afschaffing van de IACK per 2024 en de beslissing om kinderopvang nog niet al vanaf 2025 bijna gratis te maken, maar pas twee jaar later, dus vanaf 2027.

Afschaffing IACK

Baby

Omdat de kinderopvang bijna gratis zou worden, wordt voor nieuwe ouders de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) geschrapt. Het schrappen van deze korting gaat wel door per 2025. Hierdoor gaan nieuwe ouders, dus ouders die na 2025 een kind krijgen, meer inkomstenbelasting betalen dan dat zij anders zouden doen. 

Let op! De IACK blijft voorlopig bestaan voor ouders met één of meer kinderen die geboren zijn voor 1 januari 2025.

Voor wie is de IACK?

De IACK is een belastingkorting voor alleenstaande ouders of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineren. Het doel ervan is deze belastingplichtigen extra te motiveren om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Een van de voorwaarden voor de IACK is dat het kind op 1 januari van het jaar jonger is dan 12 jaar. In 2023 bedraagt de maximale IACK € 2.694. Dit wordt bereikt bij een arbeidsinkomen vanaf € 29.076.

Wel extra kinderopvangtoeslag

Als gedeeltelijke compensatie wordt voor de jaren 2025 en 2026 voorgesteld de kinderopvangtoeslag iets te verhogen. Hiervoor wordt in 2025 € 400 miljoen en in 2026 € 1.200 miljoen gereserveerd. Dit is echter bij lange na niet voldoende om nieuwe ouders het gemis aan IACK te compenseren. Het voordeel van de IACK kan gedurende de looptijd dat er voor een kind recht op de korting bestaat oplopen tot ruim € 30.000. De compensatie via bijna gratis kinderopvang is daarom voor veel ouders onontbeerlijk.

Btw-verleggingsregeling vereist identiteit afnemer

By nieuws

Ondernemers die een verleggingsregeling in de btw toepassen, dienen de identiteit van de afnemer vast te stellen. De Hoge Raad oordeelde onlangs dat dit noodzakelijk is vanwege een effectieve controle op heffing en inning van de btw bij de afnemer.

Verleggingsregeling

Administratie

Als een verleggingsregeling van toepassing is, dient niet de leverancier van goederen btw te berekenen en af te dragen, maar de afnemer. Nederland kent een aantal verleggingsregelingen die bedoeld zijn om fraude tegen te gaan en die met name zien op fraudegevoelige artikelen, zoals mobiele telefoons, laptops, oude metalen en lompen.

Afnemer onbekend

In bovengenoemde zaak had een handelaar oude metalen geleverd aan een afnemer, zonder dat de identiteit van de afnemer was vastgesteld. Bij het afhalen van de oude metalen was weliswaar een btw-identificatienummer verstrekt, maar dit bleek niet te kloppen. Toch waren facturen verstrekt waarop de btw was verlegd. De inspecteur legde een naheffing op aan de handelaar vanwege het ten onrechte verleggen van de btw, waarna de zaak voor de rechter kwam.

Identiteit vereist?

In deze zaak was de vraag met name of voor toepassing van de verleggingsregeling de identiteit van de afnemer bekend moest zijn. Hof Den Bosch oordeelde dat het voldoende is als duidelijk is dat de afnemer een ondernemer is, maar volgens de Hoge Raad is dit niet genoeg. Zonder de identiteit is immers niet gegarandeerd dat de verschuldigde btw ook geheven en afgedragen wordt.

Verschillende verleggingsregelingen

In de zaak bij de Hoge Raad ging het om de levering van oude metalen. In de wet zijn echter nog meer verleggingsregelingen opgenomen om fraude tegen te gaan. Het oordeel van de Hoge Raad geldt ook voor die verleggingsregelingen. Het gaat hierbij onder meer om de btw-verleggingsregelingen bij:

  • onderaanneming en personeel uitlenen in de sectoren bouw, scheepsbouw, schoonmaakbedrijven en hoveniers,
  • levering van mobiele telefoons, chips, spelcomputers, laptops en tablets.
  • levering van goud, en
  • levering van afval en oude materialen.

Speel op zeker!

De uitspraak maakt duidelijk dat leveranciers die een verleggingsregeling toepassen er goed aan doen op zeker te spelen. Wie een verleggingsregeling toepast zonder zekerheid te hebben over de identiteit van de afnemer, loopt het risico zelf via een naheffing voor de af te dragen btw op te moeten draaien.

Kinderopvangtoeslag in 2024 omhoog?

By nieuws

De maximale uurprijzen en de toetsingsinkomens in de kinderopvangtoeslag gaan volgend jaar omhoog.

Maximale uurprijzen

Baby

Zo wordt de maximale uurprijs voor de dagopvang verhoogd van € 9,12 in 2023 naar € 9,65 in 2024. Voor buitenschoolse opvang bedraagt de maximale uurprijs in 2024 € 8,30 (2023: € 7,85). De maximale uurprijs in de gastouderopvang stijgt van € 6,85 in 2023 naar € 7,24 in 2024.

Indexering toetsingsinkomens

Ook de toetsingsinkomens worden in 2024 geïndexeerd. Omdat deze indexering uitgaat van de gemiddelde inkomensontwikkeling, is de verwachting dat ouders gemiddeld genomen in dezelfde inkomensklasse blijven. Gemiddeld gezien zal de indexering van de toetsingsinkomens derhalve niet leiden tot inkomenseffecten.

Let op! De nieuwe bedragen vanaf 2024 zijn voorlopig vastgesteld door de ministerraad. Ze worden nu eerst nog aan de Tweede en Eerste Kamer voorgelegd en daarna voor advies aan de Raad van State.

Nieuw stelsel vanaf 2027?

Het kabinet is voornemens om in 2027 de kinderopvangtoeslag af te schaffen. Vanaf 2027 zou dan een stelsel met een inkomensonafhankelijke vergoeding ingevoerd moeten worden. Het vergoedingspercentage in dit stelsel zal naar verwachting 96% bedragen.

Let op! Voor een gezamenlijk toetsingsinkomen tot en met € 28.297 bedraagt het vergoedingspercentage in 2024 96% voor het eerste en elk volgend kind. Met het stijgen van het gezamenlijke toetsingsinkomen neemt dit percentage af, tot vanaf een toetsingsinkomen van € 218.105 het percentage 33,3% bedraagt voor het eerste en 67,1% voor elk volgend kind.

Reiskosten coronavaccinatie aftrekbaar als zorgkosten

By nieuws

Moest u reizen om een coronavaccinatie te halen? Dan zijn de reiskosten aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Coronavaccinatie

Medisch

Over het algemeen zijn uitgaven die u doet om te voorkomen dat u ziek wordt niet aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten. In 1995 oordeelde de Hoge Raad echter al dat inentingskosten uitgaven voor geneeskundige hulp zijn. De Belastingdienst heeft daarom bevestigd dat deze uitgaven daarmee in de categorie aftrekbare specifieke zorgkosten vallen. Aan de coronavaccinatie zelf waren echter geen kosten verbonden. U kunt hiervoor dus ook niets aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting.

Reiskosten voor coronavaccinatie

Dit is anders voor de reiskosten die u moest maken om naar de vaccinatielocatie te gaan. Deze zijn wel aftrekbaar als specifieke zorgkosten, bevestigde de Belastingdienst.

Let op! U kunt de werkelijke reiskosten in aftrek brengen. Reisde u met het openbaar vervoer of met een taxi, dan zijn dat dus de werkelijke kosten voor het openbaar vervoer of de taxi. Reisde u met de auto? Dan gaat het om de werkelijke kosten per gereisde kilometer. Maakte u ook parkeerkosten, dan kunt u deze kosten bij de aftrekbare autokosten optellen.

Geen aftrek voor (reiskosten) coronatest

Maakte u kosten voor het afnemen van een coronatest? Dan zijn die kosten niet aftrekbaar als specifieke zorgkosten volgens de Belastingdienst. Hetzelfde geldt voor de reiskosten die u maakte naar de testlocatie. De Belastingdienst vindt namelijk dat geen sprake is van genees- en heelkundige hulp die plaatsvindt op voorschrift en onder begeleiding van een arts.

Beperking aftrek

Houd er rekening mee dat voor de aftrek van specifieke zorgkosten een drempelbedrag geldt. Alleen als alle zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen in een jaar boven dit drempelbedrag uitkomen, leidt dit tot een aftrekbaar bedrag. Het drempelbedrag is afhankelijk van uw drempelinkomen en of u een fiscale partner heeft.

Let op! Naast het beperken van de aftrek specifieke zorgkosten door de drempel, kan deze aftrek ook lager uitvallen dan verwacht als uw inkomen hoger was dan € 68.508 in 2021 of € 69.399 in 2022. Uw belastingtarief boven dit inkomen is namelijk 49,50%, maar de aftrek van specifieke zorgkosten vindt niet plaats tegen 49,50% maar tegen 43% in 2021 en 40% in 2022.