Skip to main content
Category

nieuws

Geen lager forfait verpachte landbouwgronden en obligaties box 3

By nieuws

Het kabinet acht een apart (lager) forfait voor vermogensbestanddelen waarvoor een wettelijk maximum geldt (verpachte landbouwgronden) en laag renderende beleggingen (obligaties) niet wenselijk. Tot deze conclusie komt het kabinet na onderzoek.

Forfait 6,17%

Agrarisch

Alle vermogensbestanddelen die niet kunnen worden aangemerkt als bank- of spaartegoed vallen in de categorie overige bezittingen, waarvoor in 2023 een forfaitair rendement van 6,17% geldt. Voor bepaalde vermogensbestanddelen, waaronder vermogensbestanddelen waarvoor een (veel) lager wettelijk maximum geldt en laag renderende beleggingen, wordt dit forfait als onrechtvaardig hoog ervaren. Daarom onderzocht het kabinet de mogelijkheid van aparte categorieën met een eigen forfaitair rendement.

Verpachte landbouwgronden

Voor verpachte landbouwgronden geldt een maximale pachtprijs van 2% van de vrije verkeerswaarde. Dit is veel lager dan de 6,17% die geldt in de categorie overige bezittingen. Dit forfait van 6,17% bestaat echter niet alleen uit direct rendement (de pachtprijs van maximaal 2%), maar ook uit indirect rendement (waardeontwikkelingen). Het kabinet geeft aan dat de waarde van de gronden vanaf 2012 met gemiddeld 64% is toegenomen. Daarmee zou een forfait voor verpachte landbouwgronden, indicatief, uitkomen op 6,50%. Om die reden acht het kabinet een aparte categorie onwenselijk.

Obligaties

Met een apart forfait voor obligaties zou gemiddeld beter bij het werkelijke rendement kunnen worden aangesloten. Veel belastingplichtigen beleggen echter in beleggingsfondsen. Die beleggingsfondsen zijn samengesteld uit onder andere aandelen, onroerend goed en obligaties. Het is voor banken niet mogelijk om het aandeel obligaties in beleggingsfondsen apart aan de Belastingdienst door te geven. De samenstelling van deze fondsen is namelijk niet bekend en wijzigt bovendien in de tijd. Om die reden acht het kabinet ook hier een aparte categorie onwenselijk.

Geen tegenbewijsregeling

Het kabinet onderzocht ook nog de mogelijkheid van een tegenbewijsregeling waardoor belastingplichtigen kunnen aantonen dat hun werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Zo’n tegenbewijsregeling vindt het kabinet echter niet verstandig. Zo zou zo’n regeling selectief gebruikt worden (alleen in de jaren dat het werkelijk rendement lager is) en een groot beroep doen op het doenvermogen van de belastingplichtige en op de capaciteit in de uitvoering bij de Belastingdienst.

Let op! Deze plannen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Uiterlijk 2 juni definitieve NOW 5 en 6 aanvragen

By nieuws

U kunt tot en met 2 juni 2023 de definitieve berekening aanvragen van de NOW voor de laatste twee periodes. Dit betreft de NOW 5 en de NOW 6.

De periodes

Portemonnee

De exacte periodes waar u nu de definitieve berekening voor moet aanvragen zijn: 

  • NOW 5: november en december 2021 (zevende periode)
  • NOW 6:  januari, februari en maart 2022 (achtste periode)

NOW

Werkgevers die tijdens de coronacrisis geconfronteerd werden met forse omzetverliezen, konden destijds via de NOW een tegemoetkoming krijgen voor de loonkosten. De tegemoetkoming werd toegekend als voorschot op basis van een geschat omzetverlies. Nu de omzetverliezen bekend zijn, moet de definitieve NOW worden aangevraagd.

Derdenverklaring of accountantsverklaring?

U heeft een derdenverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming tussen € 40.000 en € 125.000 ligt. U heeft een accountantsverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer bedraagt.

Let op! Wacht u nog op een derdenverklaring of een accountantsverklaring, dan kunt u uitstel aanvragen. Dit uitstel kunt u tot en met 2 juni 2023 aanvragen via een speciaal formulier bij het UWV. U heeft dan tot en met 3 november 2023 de tijd om uw definitieve berekening aan te vragen.

Terugbetalen of niet?

Op basis van uw werkelijke omzetverlies en uw definitieve loonsom berekent het UWV uw definitieve tegemoetkoming NOW. U ontvangt daarna van het UWV een definitieve beslissing.
Als u het omzetverlies te royaal heeft ingeschat, kan het zijn dat u te veel NOW heeft gehad en dat u deze geheel of deels moet terugbetalen. Heeft u het omzetverlies te krap ingeschat, dan krijgt u juist meer NOW dan verwacht. Omdat het voorschot 80% bedroeg, krijgt u bij een juiste inschatting de nog resterende 20% uitbetaald.

Betalingsregeling

Heeft u moeite om te veel ontvangen NOW terug te betalen, dan kunt u een betalingsregeling met het UWV afspreken. Terugbetaling kan in maximaal 60 maandelijkse termijnen. Ook kunt u voor maximaal 12 maanden uitstel van betaling aanvragen.

Wacht niet te lang!

Voor de aanvraag van de definitieve berekening heeft u diverse gegevens nodig en misschien dus een verklaring van een derde of accountant. Mei kent nogal wat vrije dagen, dus wacht met uw definitieve aanvraag niet te lang. De definitieve aanvraag dient u online in bij het UWV. Dit kan met en zonder eHerkenning.

Aftrek verblijfkosten eigen rijders voor 2023 fors hoger

By nieuws

Transportondernemers die zelf meerdaagse internationale ritten maken, kunnen een vast bedrag aan verblijfkosten van de winst aftrekken. Dit vaste bedrag is voor dit jaar fors verhoogd van € 41,50 naar € 45,00 per dag.

Voorwaarden aftrek

Vrachtwagen

De vaste aftrek geldt onder de volgende voorwaarden:

  • De rit duurt langer dan 24 uur.
  • De verste bestemming mag niet in Nederland liggen. Er is geen maximum afstand.
  • De regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in het jaar.
  • Het aantal gereden dagen moet u kunnen aantonen, bijvoorbeeld met facturen en tachograafschijven.
  • De vertrek- en terugkomdag tellen elk mee voor een halve dag.
  • U geeft de winst aan in de aangifte inkomstenbelasting.

Let op! U mag ieder jaar opnieuw beslissen of u de regeling van het vaste bedrag gebruikt. Als u gebruikmaakt van de regeling, hoeft u de verblijfkosten niet aan te tonen.

Ritten korter dan 24 uur

De regeling geldt ook voor internationale ritten die starten op meer dan 50 kilometer van het woonadres van de ondernemer, ook als deze korter duren dan 24 uur.

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • Deze ritten vinden plaats op aaneengesloten dagen, eventueel met ritten waarbij men meer dagen aaneengesloten in het buitenland verblijft.
  • Het traject van elke rit bevindt zich in zijn geheel buiten een afstand van 50 km van het woonadres van de ondernemer.

Tip! U hoeft de regeling niet toe te passen als de kosten hoger zijn. In dat geval moet u deze kosten dan wel kunnen aantonen. Bewaar dan met name facturen.

Let op! Bovenstaande regeling geldt alleen voor ondernemers waarvan de winst in de inkomstenbelasting belast wordt. Eigen rijders met een bv kunnen hun verblijfkosten onbelast door de bv laten vergoeden volgens de regels die gelden voor werknemers.

Hoge of lage WW-premie na omzetting in bv

By nieuws

Bent u van plan uw eenmanszaak voortaan te voeren vanuit een bv, dan moet u rekening houden met een aantal fiscale gevolgen van de omzetting in de bv. Een daarvan is de berekening van de WW-premie die volgens de Belastingdienst separaat berekend wordt voor de periode vóór oprichting en ná oprichting van de bv.

Herziening lage WW-premie

Rekenmachine

In beginsel bent u als werkgever de lage WW-premie verschuldigd als sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met uw werknemer. Maakt deze werknemer in een kalenderjaar echter meer dan 30% extra uren dan de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren, dan bent u met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd (herziening).

Let op! De hoge WW-premie bedraagt in 2023 7,64% en de lage WW-premie 2,64%. Als u met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd bent, kost dat dus 5% extra.

Tip! Als in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gemiddeld 35 uren of meer per week zijn opgenomen, hoeft u niet te herzien als de werknemer meer dan 30% extra uren maakt.

Berekening per werkgever

De berekening van de meer dan 30% extra uren gebeurt aan de hand van het aantal verloonde uren en de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren over het gehele kalenderjaar. Deze berekening vindt echter plaats per werkgever. Bij omzetting van uw eenmanszaak in een bv, is sprake van twee werkgevers. De bv wordt dan namelijk gezien als een nieuwe werkgever. Dit betekent dat de berekening van de meer dan 30% extra uren over twee perioden moet plaatsvinden. Een keer voor de periode vóór oprichting van de bv en een keer voor de periode ná oprichting van de bv. Dat dit niet altijd gunstig uitvalt, blijkt uit het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

U heeft een werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 20 uur in de week. In de maanden mei, juni, juli, augustus en september werkt deze werknemer gedurende 21 weken 33 uur per week (overwerk). Over het gehele jaar verloont u voor deze werknemer dus 1.313 uren (31 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 1.040 uren (52 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. Deze werknemer werkt over het gehele jaar 26,25% meer dan contractueel overeengekomen. U hoeft daarom niet met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie te betalen.

Als u echter in dit kalenderjaar uw onderneming inbrengt in een bv en de bv bij de notaris opricht op bijvoorbeeld 2 oktober 2023 is dat anders. Tot 2 oktober 2023 verloont u in uw eenmanszaak voor deze werknemer dan 1.053 uren (18 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 780 uren (39 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. De werknemer werkt over deze periode 35% meer dan contractueel overeengekomen. Dat betekent dat u in uw eenmanszaak met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 alsnog de hoge WW-premie moet betalen tot en met september.

Tip! U kunt de hoge WW-premie uit het voorbeeld voorkomen door met uw werknemer overeen te komen dat de contracturen in de periode mei tot en met september worden uitgebreid van 20 naar 33 uren. In dat geval blijft u de lage WW-premie betalen, onder de voorwaarden dat tijdens de extra 13 uren hetzelfde werk wordt verricht onder dezelfde arbeidsvoorwaarden. Dit geldt in ieder geval in de jaren 2020 tot en met 2023. Vanaf 2024 is dit waarschijnlijk anders.

Let op! Het voorgaande is niet alleen een aandachtspunt bij omzetting van een eenmanszaak in een bv, maar kan ook spelen bij andere rechtsvormwijzigingen. Alleen als een rechtspersoon zijn rechtspersoonlijkheid behoudt bij de rechtsvormwijziging, ontstaat er geen nieuwe werkgever en  speelt het voorgaande dus geen rol. Dit is bijvoorbeeld het geval bij omzetting van een besloten vennootschap in een naamloze vennootschap of andersom.

Heeft u hier vragen over, neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Bewijslast WOZ geen wassen neus

By nieuws

Jaarlijks stelt de gemeente de WOZ-waarde van de binnen de gemeente gelegen panden vast. De bewijslast dat deze waarde correct is, rust op de gemeente. Dat deze bewijslast geen wassen neus is, bleek nog onlangs voor de rechtbank Gelderland.

Bewijslast gemeente

Huizen

Om aan de bewijslast te voldoen, hoeft een gemeente niet alle panden te taxeren. Voor woningen maakt men gebruik van recente verkoopcijfers en bij bedrijfspanden daarnaast ook van cijfers omtrent de huuropbrengst en andere waarderingsmethodes.

Woningen niet vergelijkbaar

In bovengenoemde rechtszaak was een belastingplichtige het niet eens met de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning. Hij stelde onder meer dat de woningen waarmee die van hem vergeleken was, hiervoor ongeschikt waren. Ook was volgens hem niet inzichtelijk gemaakt of en hoe de indexering van de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten was toegepast. Daarnaast was volgens hem niet inzichtelijk gemaakt hoe de grondprijs tot stand is gekomen.

Geen toelichting

Op de zitting kon er op de gestelde vragen geen antwoord worden gegeven, want de vertegenwoordiger van de gemeente had bewust verstek laten gaan. De rechtbank vond daarom het taxatierapport onvoldoende om de waarde van het pand als correct te kunnen aanmerken. Omdat ook de eigenaar van de woning de bepleite waarde niet aannemelijk had gemaakt, stelde de rechtbank deze zelf schattenderwijs vast.

Tip! Ga zo mogelijk altijd naar de behandeling van een door u ingesteld beroep of laat u vertegenwoordigen. Uw afwezigheid werkt namelijk niet in uw voordeel.

Btw over vergoeding voor waarneming tandarts?

By nieuws

Als u bij uw eigen tandarts niet terecht kunt, bijvoorbeeld in het weekend, is deze verplicht ervoor te zorgen dat u met spoedeisende klachten elders kunt aankloppen. Meestal wordt hiervoor een waarnemingspraktijk ingeschakeld. Onlangs kwam de vraag aan de orde of over de hiervoor verschuldigde vergoeding btw geheven dient te worden.

Aparte factuur

Tandarts

In een zaak die speelde voor de rechtbank Gelderland verrichtte een waarnemingspraktijk behandelingen voor spoedgevallen van een aantal tandartsen in de regio. Daartoe was de praktijk buiten de normale openingstijden geopend. De tandartsen waarvoor de waarnemingsdienst werd verricht, ontvingen hiervoor een aparte factuur. De patiënten betaalden na afloop van de behandeling zelf het voor de behandeling in rekening gebrachte bedrag.

Wel of geen btw?

Bij het antwoord op de vraag of over de waarnemingsdienst zelf btw moest worden geheven, was volgens de rechtbank van belang dat er sprake was van verschillende diensten die aan verschillende afnemers in rekening werden gebracht. De waargenomen tandartsen waren namelijk geen partij bij de gesloten behandelovereenkomst met de patiënt.

Geen bijkomende dienst

De rechtbank was dan ook van mening dat niet gezegd kon worden dat de waarnemingsvergoeding voor de btw als bijkomende dienst moest worden gezien van de behandeling door de tandarts. Het was ook niet kunstmatig om beide diensten voor de omzetbelasting te splitsen. 

Waarnemingsdienst niet vrijgesteld

De waarnemingsdienst was als afzonderlijke dienst evenmin zelf vrijgesteld van btw. Deze dienst heeft namelijk niet ‘de bescherming van de gezondheid of genezing door middel van diagnose en behandeling van ziekten of andere gezondheidsproblemen’ tot doel. De rechtbank oordeelde dan ook dat over de vergoeding voor het waarnemen van de praktijk gewoon btw geheven diende te worden.

Advieswijzer Scholing en Personeel 2023

By nieuws

Heeft u personeel in dienst dat een opleiding volgt? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor de subsidieregeling Praktijkleren. Ook is er onder bepaalde voorwaarden een financiële bijdrage mogelijk vanuit een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor uw branche. Daarnaast bestaan er diverse subsidies, zoals de STAP-subsidie en SLIM-subsidie. In deze advieswijzer worden de regelingen uitgelegd.

Subsidieregeling Praktijkleren

Administratie

De subsidieregeling Praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijkleerplaatsen aan te bieden. U ontvangt een tegemoetkoming voor de kosten die u als werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Tevens kunt u een tegemoetkoming krijgen voor de loon- en begeleidingskosten voor een promovendus of een technologisch ontwerper in opleiding (toio).

De subsidieregeling richt zich vooral op:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Voor welke leerlingen kunt u subsidie aanvragen?

U komt niet voor elke leerling die bij u werkt voor subsidie in aanmerking. De regeling geldt voor de volgende doelgroepen:

  • Leerlingen die een leer-werktraject volgen in het vmbo, gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding. Het als leer-werktraject ingerichte 3e en 4e leerjaar van de opleiding komen in aanmerking voor de subsidie.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg) in het mbo volgen of beroepspraktijkvorming (BPV) voor de kwalificatie van de opleiding volgen.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding volgen in het MBO in een van de sectoren landbouw, horeca of recreatie. Deze subsidie e komt boven op de gewone bbl-subsidie voor het mbo of de 
  • Studenten die een duale of deeltijd hbo-opleiding Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving volgen, gericht op een volledig diploma. Het gaat hierbij om opleidingen die een praktijkdeel als verplicht onderdeel kennen. Voor andere hbo-opleidingen bestaat geen recht op de subsidie. 
  • Promovendi en technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s) die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
  • Promovendi en toio’s die in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen. Voorwaarde is wel dat ze dit doen op basis van een tussen de rechtspersoon en de universiteit gesloten overeenkomst.
  • Leerlingen in het laatste schooljaar van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) die onderwijs volgen in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of in een leer-werktraject binnen het uitstroomprofiel ‘vervolgonderwijs’.
  • Leerlingen die in het laatste jaar van het Praktijkonderwijs (PRO) zitten.
  • Leerlingen die een vmbo-entreeopleiding volgen. Het moet gaan om een basisberoepsgerichte leerweg in het voortgezet onderwijs die is ingericht als entreeopleiding en wordt verzorgd als beroepsbegeleidende leerweg.

Let op! Afstudeerstages, derde leerweg- en EVC-trajecten komen niet in aanmerking voor subsidie.

Tip! Sommige buitenlandse opleidingen komen ook in aanmerking voor subsidie als deze vergelijkbaar zijn met een Nederlandse opleiding voor mbo (bbl) of hbo (duaal/deeltijd in de sectoren Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving). U dient dan wel in het bezit te zijn van een verklaring dat de buitenlandse opleiding vergelijkbaar is. Deze verklaring kunt u aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Wat is een praktijkleerplaats?

De subsidie wordt, met uitzondering van promovendi en toio’s, toegekend per gerealiseerde praktijkleerplaats. Voor het vmbo, mbo-bbl, entreeopleiding vmbo, VSO en PRO wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 augustus tot en met 31 juli daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in aanmerking te komen, dient minimaal 40 weken onderricht in de praktijk in het studiejaar te hebben plaatsgevonden.

Voor het hbo wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 september tot en met 31 augustus daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in het HBO in aanmerking te komen, dient minimaal 42 weken begeleiding in de praktijk te hebben plaatsgevonden in het studiejaar. Elke week waarin begeleiding is gegeven, telt mee. Het maakt hierbij niet uit op hoeveel dagen in die week begeleiding is gegeven. Een week waarin geen begeleiding is gegeven, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, telt niet mee als gerealiseerde praktijkleerplaats. Het subsidiebedrag wordt dan naar rato verlaagd. 

De hoogte van de subsidie voor een promovendus of toio is afhankelijk van het aantal maanden (maximaal 12) maal de arbeidsduur per week (maximaal 36) waarin de werkgever de loonkosten betaalt.

Let op! De regeling zou in 2022 stoppen, maar is verlengd tot het schooljaar 2022-2023. Op basis van een evaluatie zal een vervolgregeling worden vastgesteld. Hoe de vervolgregeling eruit komt te zien, is nog niet bekend (bij redactiesluiting).

Voorwaarden voor subsidie

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u een erkend leerbedrijf zijn voor vmbo’ers/ mbo’ers, bepaalde leerlingen uit het VSO/PRO en leerlingen uit de entreeopleiding vmbo. Als het gaat om hbo’ers, promovendi en toio’s, moet u door een onderwijsinstelling zijn aangemerkt als een onderneming die een goede begeleiding geeft. Daarnaast moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Er is een geldige, gedateerde en ondertekende overeenkomst. Dit is bij vmbo, promovendus of toio een leer-werkovereenkomst, bij VSO en PRO een stageovereenkomst, bij mbo-bbl en hbo een praktijkleerovereenkomst.
  • De beroepsopleiding van de leerling valt binnen de doelgroepen waarvoor de subsidie geldt.
  • De beroepsopleiding richt zich op een volledig diploma.
  • De beroepsopleiding is opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo) voor mbo of het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) voor hbo.
  • De beroepsopleiding voldoet aan de kwaliteitsnormen die de onderwijswetgeving voorschrijft.

U hoeft geen volledig jaar begeleiding te geven om voor subsidie in aanmerking te komen. Voor het vmbo en mbo, de entreeopleiding vmbo en PRO/VSO gelden nog de volgende aanvullende voorwaarden:

Niveau  Voorwaarden 
vmbo 3e en 4e leerjaar  – buitenschools praktijkgedeelte met minimaal 640 klokuren en maximaal 1280 klokuren per studiejaar
– in elke schoolweek binnenschools onderricht
mbo-bbl  – minimaal 200 begeleide onderwijsuren per studiejaar door de onderwijsinstellingen
– praktijkgedeelte minimaal 610 klokuren per studiejaar 
entreeopleiding vmbo  – minimaal 200 begeleide onderwijsuren
– minimaal 610 klokuren beroepspraktijkvorming 
PRO/VSO  – minimaal 640 klokuren beroepspraktijkvorming
– minimaal één dag per week binnenschools onderwijs
– maximaal vier stagedagen per week
– duur van de stage is maximaal 50% van de uren dat onderwijs wordt verzorgd 

Administratieve verplichtingen

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u de volgende gegevens in uw administratie vastleggen:

  • een getekende en gedateerde overeenkomst;
  • een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming. U kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van uw digitale tijdschrijfsysteem, een presentielijst of een geldig arbeidscontract in combinatie met een verzuimregistratie;
  • een administratie waaruit de begeleiding van de deelnemer blijkt. Door middel van een projecturenregistratie of een digitaal tijdschrijfsysteem kunt u de daadwerkelijke uren laten zien;
  • een administratie waaruit blijkt hoe en welke kwalificaties van de beroepsvorming zijn behaald. Hierbij moet u denken aan een werkboek van de leerling en gespreks-, beoordelings- en evaluatieverslagen; en
  • een kopie van het diploma.

Hoogte van de subsidie

Omdat de subsidie afhankelijk is van het aantal subsidieaanvragen en het beschikbare budget, is de hoogte van de subsidie voor het studiejaar 2022/2023 nog niet zeker. De verdeling van de beschikbare subsidie vindt jaarlijks plaats na afloop van het studiejaar over alle werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend én voldoen aan de eisen voor de subsidie. Het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 2.700 per praktijkleerplaats.

Aanvraag van de subsidie

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling uit. De subsidie geldt per studiejaar. U vraagt de subsidie aan na afloop van het studiejaar door middel van een digitaal aanvraagformulier. Voor het studiejaar 2022/2023 kunt u de subsidie vanaf 2 juni 2023 09:00 tot en met uiterlijk 15 september 2023 (vóór 17.00 uur) aanvragen. Aanvragen die later door RVO.nl worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Tip! Om het digitale aanvraagformulier in te vullen, heeft u eHerkenning (minimaal niveau 3) nodig. Voorkom dat u te laat beschikt over eHerkenning en vraag deze indien nodig tijdig aan.

Let op! RVO.nl kan nog tot vijf jaar na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt controles uitvoeren. U heeft dan ook de plicht om alle relevante documenten te bewaren tot vijf jaar na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt.

Financiële bijdrage van O&O-fondsen

Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen kunnen financieel bijdragen aan de scholing van werknemers in hun branche. Deze fondsen worden meestal in het leven geroepen door de werkgevers- en werknemersorganisaties in een bepaalde branche en worden gevuld met bijdragen van aangesloten bedrijven. Afspraken hierover worden gemaakt in bijvoorbeeld cao’s. Alle O&O-fondsen hebben loopbaanadviseurs in dienst die kunnen helpen bij scholings- en opleidingstrajecten voor uw werknemers. Sommige O&O-fondsen bieden ook zelf cursussen aan of ontwikkelen scholingsprojecten voor de branche. Wilt u een financiële bijdrage van het O&O-fonds ontvangen, neem dan contact op met uw brancheorganisatie, want de exacte mogelijkheden en voorwaarden verschillen per sector.

Tip! Bekijk hier een overzicht van alle erkende O&O-fondsen.

SLIM-subsidie

Sinds maart 2020 is er een subsidie voor werkgevers voor het verder laten ontwikkelen van werknemers in het mkb en grootbedrijven in landbouw, horeca of recreatie. Een bedrijf wordt voor deze regeling als mkb-bedrijf aangemerkt als er minder dan 250 personen werkzaam zijn en bovendien de jaaromzet niet meer dan € 50 mln. bedraagt en/of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan € 43 mln. bedraagt.

De subsidie kent afzonderlijke voorwaarden voor individuele mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven. De subsidie kan aangevraagd worden voor toekomstige activiteiten, zoals het opstellen van een ontwikkelplan waaruit de scholingsbehoefte van de onderneming blijkt, loopbaan- of ontwikkeladviezen en voor het aanbieden van praktijkleerplaatsen.

De hoogte van de maximale subsidie varieert per doelgroep en bedraagt voor de individuele middelgrote mkb-ondernemers 60% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 25.000, behoudens landbouwbedrijven; daarvoor geldt een maximum van € 20.000.

De eerste termijn van 2023 voor de aanvraag van de subsidie voor individuele mkb-ondernemingen is inmiddels gesloten. Een tweede termijn staat gepland voor 1 september 2023 09:00 tot 28 september 2023 17.00 uur. Voor samenwerkingsverbanden in het mkb en het grootbedrijf in de landbouw-, horeca- of recreatiesector loopt de termijn van aanvraag in 2023 van 1 juni tot 27 juli 2023 (17.00 uur). Voor meer informatie over de voorwaarden voor de subsidie en de aanvraag zie: www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

STAP-subsidie in plaats van scholingsaftrek

Tot en met 2021 konden particulieren die zelf een opleiding betaalden onder voorwaarden scholingskosten aftrekken. Dat is per 2022 niet meer mogelijk.

In plaats daarvan kunnen werkenden en niet-werkenden tussen de 18 en de pensioengerechtigde leeftijd dit jaar maximaal € 1.000 STAP-budget aanvragen voor een opleiding. Andere voorwaarden voor het verkrijgen van het budget zijn dat de opleidingen in het STAP-register moeten zijn opgenomen en op zijn vroegst vier weken na aanvraag mogen starten. Het UWV betaalt het bedrag, bij toekenning van de subsidie, rechtstreeks aan de opleider. 

De volgende aanvraagperiode start op 3 juli 2023! Ben er op tijd bij, want de praktijk leert dat het budget per aanvraagperiode snel op is.

Let op! In de Voorjaarsnota is voorgesteld om de STAP-subsidie per 2024 af te schaffen.

Daarnaast kunnen werkenden en niet-werkenden met maximaal mbo2-niveau gratis gebruikmaken van advies van een loopbaanadviseur. Hiervoor is een budget beschikbaar van 2,1 miljoen euro in 2023 en op is op.

Tip! Bent u werkgever? Houd er dan rekening mee dat de werknemer deze subsidie kan aanvragen. Desgewenst kunt u deze aanvullen met een vergoeding. Voor zover het gaat om een opleiding of cursus voor het huidige beroep of voor een beroep in de toekomst, kunt u deze aanvulling belastingvrij vergoeden of verstrekken onder de gerichte vrijstelling van de WKR.

Tijdelijke subsidieregeling Nederland leert door

Per 1 maart 2023 is de subsidieregeling Nederland leert door gestopt.

Overige Regelingen

Regionale maatregelen

In een groot aantal regio’s en branches zijn er specifieke regionale maatregelen om scholing te stimuleren. Ga dan ook na of uw gemeente of branche wellicht een bruikbare regeling heeft. 

Opleidingskosten in mindering op transitievergoeding

Eindigt de arbeidsovereenkomst met een werknemer en moet de werkgever een transitievergoeding betalen? Dan kunnen opleidingskosten verrekend worden met de transitievergoeding. Hiervoor gelden naast elkaar de volgende voorwaarden:

  • de scholing moet gericht zijn op bredere inzetbaarheid van de werknemer buiten de eigen organisatie;
  • de werknemer heeft vooraf schriftelijk ingestemd met de verrekening; en
  • de kosten moeten in redelijke verhouding staan tot het doel.

Studiekostenbeding mag niet meer

Als gevolg van de wet implementatie EU-richtlijn Transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden is een werkgever sinds augustus 2022 verplicht op een aantal punten meer zekerheid en duidelijkheid te verschaffen aan de werknemer. Tevens geldt er nog een aantal andere aandachtspunten die hieronder weergegeven zijn. 

Een studiekostenbeding voor bepaalde opleidingen is niet langer toegestaan. Dit is aan de orde als:

  • het scholing betreft voor een functie waarvoor de werknemer is aangenomen; en
  • de scholing verplicht is op grond van de wet of de cao. 

Is aan deze twee voorwaarden voldaan, dan moet de scholing kosteloos zijn, de studietijd moet als arbeidstijd worden aangemerkt en de scholing moet zo veel als mogelijk in de reguliere werktijd plaatsvinden. Denk bij een wettelijk verplichte opleiding aan een opleiding op grond van de Arbowet.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

€ 12 miljard toegekend aan projecten SDE++

By nieuws

Via de SDE++ regeling is voor 2022 het maximale budget van ongeveer € 12 miljard aan subsidie toegekend aan projecten. Er was voor het jaar 2022 fors meer SDE++ subsidie vrijgemaakt. De SDE++ regeling is bedoeld voor projecten inzake duurzame energie en vermindering van de CO2-uitstoot.

Werkelijke uitgaven lager

Windmolens

De subsidie is toegekend aan ruim 1.600 projecten. De werkelijke uitgaven zullen naar verwachting lager uitvallen, omdat energie- en CO2-prijzen hoger kunnen uitvallen of projecten niet doorgaan. 

Afvang en opslag CO2

De meeste SDE++ subsidie gaat naar projecten inzake de afvang en opslag van CO2. Ruim € 6,7 miljard gaat dan ook naar projecten die CO2 opslaan in lege gasvelden op de Noordzee. 

SDE++ 2023 later van start

De start van de aanvraag voor SDE++ subsidie voor dit jaar gaat later van start, namelijk in september 2023. Reden is dat gewacht moet worden op goedkeuring door de Europese Commissie. Goedkeuring is nodig, omdat dit jaar binnen SDE++ voor het eerst gewerkt wordt met een systeem waarbij een minimaal bedrag voor een specifieke categorie gereserveerd wordt, zoals voor hoge temperatuur warmte. Door dit systeem komen technieken die op de korte termijn minder kosteneffectief zijn, maar die op de lange termijn wel noodzakelijk zijn voor de energietransitie, ook aan bod.

Wanneer bezit u fiscaal gezien een onderneming?

By nieuws

Ondernemers in de inkomstenbelasting hebben recht op tal van fiscale ondernemersfaciliteiten. U moet dan wel fiscaal kwalificeren als onderneming. Wanneer is er in fiscaal opzicht sprake van een onderneming? Welke factoren zijn daarvoor bepalend?

Urencriterium

Handen

Om in aanmerking te komen voor een aantal ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, is het van belang dat u voldoet aan het urencriterium. U voldoet aan dit criterium als u minstens 1.225 uur per jaar in uw bedrijf werkt én minstens de helft van uw werkzame tijd aan uw bedrijf besteedt. Deze laatste eis geldt overigens niet voor starters.

Let op! Om recht te hebben op de mkb-winstvrijstelling, hoeft u niet te voldoen aan het urencriterium.

Winst of resultaat uit overige werkzaamheden?

Een andere voorwaarde voor bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek is dat u winst uit uw onderneming heeft. Bent u geen ondernemer en heeft u wel eigen inkomsten, maar niet uit dienstbetrekking, dan is er meestal sprake van resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). U heeft dan dus ook geen recht op ondernemersfaciliteiten. 

Onderneming of niet?

Onlangs diende de rechtbank Zeeland-West-Brabant zich uit te spreken over de vraag of de inkomsten die een belastingplichtige genereerde met haar website, aangemerkt moesten worden als winst uit onderneming of als ROW. De belastingplichtige was van mening dat er sprake was van een onderneming en dat zij dus recht had op een aantal ondernemersfaciliteiten. De  inspecteur vond dat er geen sprake was van een onderneming.

Argumenten

Uit de feiten bleek dat er met de website alleen maar verlies was geleden. Het ontwikkelen van de site had weliswaar erg veel tijd gekost, maar van forse investeringen was geen sprake. Ook was er maar één betalende afnemer geweest en was de omzet vrijwel nihil. Verder was het ondernemersrisico te verwaarlozen. De rechter deelde dan ook de mening van de inspecteur en stelde de fiscus in het gelijk.

Let op! Dat er bij de start van een onderneming veel uren worden gemaakt en er desondanks weinig omzet wordt gedraaid, betekent op zich nog niet dat er geen sprake kan zijn van een onderneming. Dit hangt af van het totaalplaatje, aldus de rechtbank.

Heeft u vragen over de fiscale ondernemersfaciliteiten? Neem dan contact met ons op, wij adviseren u graag.

Brief met betaalinformatie Belastingdienst

By nieuws

De Belastingdienst stuurt voortaan nieuwe brieven met betaalinformatie waarin staat hoe u uw belastingen en toeslagen kunt betalen. U ontvangt geen brieven met acceptgiro’s meer omdat het betalen van belastingen en toeslagen per acceptgiro vanaf 1 juni 2023 niet meer mogelijk is.

Betaalinformatie

Rekenmachine

De brieven die de Belastingdienst stuurt, zien er anders uit dan u gewend bent. De titel van de brief is altijd ‘Betaalinformatie’. Daarnaast vindt u in de brief of u in 1 keer of in meerdere termijnen kunt betalen en ook of dit via een automatische incasso kan. In een blauw blok in de brief ziet u hoeveel u moet betalen, naar welk rekeningnummer u dit moet overmaken, welk betalingskenmerk u daarbij moet gebruiken en wanneer het bedrag op de rekening van de Belastingdienst moet staan.

Let op! De Belastingdienst gebruikt meestal rekeningnummer NL86INGB0002445588. De Belastingdienst heeft echter meerdere rekeningnummers. Ziet u een ander rekeningnummer in het blauwe blok staan, controleer dan hier of dit een rekeningnummer van de Belastingdienst is.

Betalen zonder acceptgiro

Vanaf 1 juni 2023 kunt u nog op drie manieren betalen aan de Belastingdienst:

  • via mobiel of internetbankieren
  • via een overboekingskaart van uw bank
  • via een automatische incasso

Betalen via een automatische incasso is mogelijk voor voorlopige aanslagen inkomstenbelasting, de zorgverzekeringswet en vennootschapsbelasting. Daarnaast kunt u ook uw motorrijtuigenbelasting via een automatische incasso betalen. U moet de Belastingdienst wel machtigen via een machtigingsformulier voor de automatische incasso.

Tip! De brief met betaalinformatie bevat sinds kort ook de terug te betalen toeslagen. Het toevoegen van de te ontvangen toeslagen aan deze brief staat nog op de planning van de Belastingdienst.