Skip to main content
Category

nieuws

Wet toezicht gelijke kansen werving en selectie aangenomen

By nieuws

Op 14 maart 2023 heeft de Tweede Kamer de wet Toezicht gelijke kansen werving en selectie aangenomen. Hierin is onder meer opgenomen dat werkgevers verplicht zijn een werkwijze op te stellen waarin zij aangeven hoe zij hun werving- en selectieproces inrichten, zodanig dat arbeidsmarktdiscriminatie geen rol kan spelen.

Let op! Deze wet zal waarschijnlijk in mei 2024 in werking treden.

Onbewuste vooroordelen

Handen schudden

Veel werkgevers selecteren kandidaten op basis van een eerste indruk. Dit betekent in veel gevallen dat de kandidaat gelijkenissen vertoont met degene die hem of haar aanneemt. Hierdoor neemt de kans op een organisatie met een divers personeelsbestand af. Daarom is het van belang stil te staan bij deze onbewust levende (voor)oordelen.

Verplichte werkwijze opstellen

Om bedrijven actief na te laten denken over de vaak onbewuste discriminatie, is de wet Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie in het leven geroepen. Werkgevers zijn op grond van deze wet verplicht een werkwijze op te stellen waarin zij aangeven hoe zij hun werving- en selectieproces inrichten en ervoor zorgen dat arbeidsmarktdiscriminatie geen rol kan spelen. Deze verplichting gaat gelden voor alle werkgevers.

Vastleggen door ‘grotere’ werkgevers

Uit de ‘werkwijze’ moet blijken dat er uitsluitend geworven wordt op basis van relevante functie-eisen. De werkwijze moet controleerbaar en systematisch ingericht zijn. Organisaties met meer dan 25 werknemers moeten deze werkwijze op schrift uitwerken.

Kleinere werkgevers

Werkgevers met ten hoogste 25 werknemers hoeven dit pas op schrift te stellen als de Arbeidsinspectie dit eist of als de werkgever gerechtelijk is veroordeeld voor een verboden onderscheid of als er een oordeel is van het College voor de Rechten van de Mens in verband met een verboden onderscheid.

Inspectie

De Nederlandse Arbeidsinspectie is de handhavende instantie. Signaleert deze tekortkomingen, dan krijgt de werkgever een mogelijkheid om deze te herstellen. Als deze niet hersteld worden kan de Arbeidsinspectie een bestuurlijke boete opleggen van maximaal € 4.500.

Meldplicht intermediairs

Er gaat een meldplicht gelden voor intermediairs. Deze meldplicht houdt in dat intermediairs moeten beschikken over een ‘procedure’ hoe met verzoeken die (vermoedelijk) tot arbeidsmarktdiscriminatie (kunnen) leiden wordt omgegaan. Zij moeten deze procedure ook toepassen. Er geldt weliswaar geen schriftelijkheidseis, maar het is aan te raden de procedure schriftelijk vast te leggen.

Het gaat er concreet om dat bij een (mogelijk) discriminerend verzoek door een opdrachtgever – denk bijvoorbeeld aan leeftijdsdiscriminatie – de intermediair eerst hierover het gesprek moet gaan voeren met de opdrachtgever om het verzoek aan te passen. Leidt dit niet tot een oplossing, dan moet de intermediair dit melden bij de Arbeidsinspectie. Op basis van deze melding kan de Arbeidsinspectie de werkwijze voor het wervings- en selectiebeleid van de opdrachtgever controleren.

Vervolg

De Eerste Kamer moet nog instemmen met deze wet. De eisen aan de werkwijze worden verder uitgewerkt en vastgelegd in nadere regels. Ook worden hulpmiddelen voor werkgevers ontwikkeld. De wet treedt naar verwachting vanaf medio 2024 in werking.

Wanneer zijn liquiditeiten duurzaam overtollig?

By nieuws

Als ondernemer in de inkomstenbelasting, dus als zelfstandig ondernemer, mag u in uw bedrijf over niet te veel liquiditeiten beschikken. Duurzaam overtollige liquiditeiten moet u verplicht naar privé overbrengen. Maar wanneer is er sprake van ‘duurzaam overtollig’?

Box 1 of box 3?

Euro

Als u vermogen moet overhevelen naar privé heeft dit mogelijk consequenties voor het totaal aan belasting dat u betaalt. . De opbrengst van uw ondernemersvermogen is namelijk belast in box 1, die van uw privévermogen in box 3. En dat kan een behoorlijk verschil uitmaken.

Redelijkheid

Als ondernemer mag u in beginsel zelf weten hoeveel liquiditeiten u in uw onderneming aanhoudt, zo lang u de redelijkheid in het oog houdt. Dit betekent dat u liquide middelen aan mag houden voor de financiering van uw lopende bedrijfsuitgaven en te verwachten investeringen, maar ook voor het dekken van risico’s, voor de opbouw van reserves en voor de versteviging van uw onderneming. De aard en omvang van een onderneming zijn hierbij bepalend.

Duurzaam overtollig?

In een zaak die onlangs speelde voor de rechtbank in Den Haag had een consultant in 2017 en 2018 € 850.000, respectievelijk € 625.000 aan liquiditeiten in zijn bedrijf zitten. Volgens de inspecteur en ook de rechter, was een groot deel hiervan duurzaam overtollig. Uiteindelijk besliste de rechter dat een bedrag van € 185.000 (2017) respectievelijk € 165.000 (2018) nog redelijkerwijs als ondernemingsvermogen aangemerkt kon worden. De rest verhuisde naar box 3.

Wat waren de motieven?

Voor de rechtbank was van belang dat er al jaren sprake was van een omzetdaling. Ook speelde mee dat de ondernemer al op leeftijd was en dat plannen om te investeren in onroerend goed al jaren niet werden uitgevoerd. Daarbij kwam dat het volgens de rechtbank ook niet aannemelijk was dat er binnen afzienbare tijd nog grote investeringen gedaan zouden worden.

Tip! Om te voorkomen dat u liquiditeiten vanuit uw bedrijf moet overhevelen naar privé, kunt u overwegen om een bv op te richten. Aangezien dit ook zijn voors en tegens heeft, adviseren wij u graag bij een dergelijke afweging.

Advieswijzer Stimuleringsregelingen voor innovatie 2023

By nieuws

Innovatie is het sleutelwoord voor de toekomst, want stilstand is achteruitgang. Niet voor niets stimuleert de overheid bedrijven die innoveren met allerlei stimulerings- en financieringsregelingen. Bent u benieuwd of innovatie ook voor uw onderneming loont?

Wat is innovatie?

Microscoop

Als ondernemer bent u op zoek naar mogelijkheden om de toegevoegde waarde van uw bedrijf te vergroten. U denkt na over hoe u producten, diensten en processen kunt verbeteren en vernieuwen. U speelt in op nieuwe vragen vanuit de markt. Want op die manier bent u succesvol, doen klanten graag zaken met u en heeft de concurrent het nakijken.

Een rondje op internet leert ons dat innovatie gelijkstaat aan vernieuwing. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het begrip innovatie te omschrijven als: alle activiteiten die gericht zijn op vernieuwing in een bedrijf. Innovaties kunnen volgens het CBS zowel technologisch als niet-technologisch van aard zijn. Bij technologische innovatie gaat het om het vernieuwen dan wel sterk verbeteren van producten, diensten of de processen waarmee producten en diensten worden voortgebracht. Van niet-technologische innovatie is bijvoorbeeld sprake bij vernieuwingen in de organisatie.

WBSO voor speur- en ontwikkelingswerk

Een van de belangrijkste fiscale stimuleringsregelingen voor innovatie is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Met de WBSO kunt u de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) binnen uw bedrijf verlagen, maar ook de overige S&O-kosten en -uitgaven.

Ook als zelfstandig ondernemer kunt u gebruikmaken van de WBSO. U moet dan wel minimaal 500 uren per jaar besteden aan S&O.

Welke projecten komen in aanmerking?

Onder de WBSO vallen twee soorten projecten:

  • ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, fysieke productieprocessen of programmatuur;
  • technisch-wetenschappelijk onderzoek.

Werkgevers kunnen een afdrachtvermindering van loonbelasting krijgen voor werknemers die (gekwalificeerd) S&O-werk verrichten. Een ondernemer die S&O-werk verricht, kan de aftrek speur- en ontwikkelingswerk toepassen. Aftrek of afdrachtvermindering kan echter alleen als de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een S&O-verklaring heeft afgegeven. Als werkgever kunt u maximaal vier keer per jaar een digitale WBSO-aanvraag indienen. Bent u zelfstandig ondernemer, dan geldt dit maximum niet.

U kunt uw aanvraag uiterlijk de dag voorafgaand aan de aanvraagperiode indienen. Start uw aanvraagperiode op 1 mei? Dien uw aanvraag dan uiterlijk 30 april in. Hierop is één uitzondering: start de aanvraagperiode op 1 januari, dan moet u uw aanvraag uiterlijk 20 december het jaar ervoor indienen.  U mag vier keer per jaar een aanvraag indienen.
Bent u een zelfstandig ondernemer zonder personeel? Dan start de aanvraagperiode vanaf de datum dat u de aanvraag indient tot het einde van het kalenderjaar.

Let op! De uiterste termijnen voor het indienen van een aanvraag voor de WBSO in 2023 zijn:
– 30 september 2023 voor ondernemers die werknemers in dienst hebben (u wilt WBSO aanvragen voor het laatste kwartaal van 2023);
– 30 september 2023 voor zelfstandigen (u wilt WBSO aanvragen voor 2023).

Door de samenvoeging van de RDA (Research & Developmentaftrek) met de WBSO moet u als werkgever (S&O-inhoudingsplichtige) bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2023 aangeven of u kiest voor het werkelijke bedrag aan kosten en uitgaven of voor een forfaitair bedrag.

Wat levert het op?

De S&O-afdrachtvermindering bedraagt in 2023 32% van de totaal gemaakte S&O-(loon)kosten en uitgaven voor zover deze niet meer bedragen dan € 350.000, en 16% over het meerdere. Er geldt geen maximum voor de S&O-afdrachtvermindering.

De S&O-aftrek voor de ondernemer bedraagt in 2023 € 14.202. Omdat de RDA als zelfstandige innovatieregeling is komen te vervallen, is hiervoor ook geen aanvullende S&O-aftrek meer mogelijk in de inkomstenbelasting.

Is de verschuldigde loonheffing in een aangiftetijdvak niet voldoende om een evenredig deel van de S&O-afdrachtvermindering te kunnen verrekenen, dan mag u een restant verrekenen met andere aangiftetijdvakken die vallen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring betrekking heeft.

Extra budget voor startende ondernemingen

Werkgevers die als starter worden aangemerkt, krijgen een S&O-afdrachtvermindering van 40% in plaats van 32% over de eerste € 350.000 van de totale S&O-(loon)kosten en uitgaven. Startende zelfstandigen krijgen een extra S&O-aftrek van € 7.106.

S&O-administratie

U bent verplicht om een S&O-administratie bij te houden van de uitvoering van uw projecten. Uit deze administratie moet blijken welke S&O-werkzaamheden zijn verricht en hoeveel tijd daaraan is besteed. De bewaartermijn van de administratie is zeven jaar. Heeft u bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2023 gekozen voor ‘werkelijke kosten en uitgaven’ en niet voor een forfaitair bedrag, dan moet u ook hiervoor een administratie bijhouden. Binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar moet u het aantal gerealiseerde S&O-uren en de eventuele werkelijk gemaakte kosten en uitgaven per S&O-verklaring melden aan RVO.nl.

Alle informatie over de WBSO vindt u terug op de website www.rvo.nl.

Innovatiebox in de vennootschapsbelasting

Heeft u voor uw eigen innovatie een S&O-verklaring ontvangen en onderneemt u in de vennootschapsbelasting, dan is de innovatiebox wellicht interessant voor u. De winsten die u maakt met innovatieve activiteiten kunt u onderbrengen in de innovatiebox. U betaalt dan aanzienlijk minder belasting: in plaats van het maximale belastingtarief van 25,8% geldt een effectief tarief van 9%. De voorwaarden zijn streng en er geldt een boxdrempel. U kunt elk jaar beslissen of u gebruik gaat maken van de innovatiebox.

U heeft alleen toegang tot de innovatiebox als u beschikt over een S&O-verklaring. Grote bedrijven (netto(groeps)omzet € 250 miljoen of meer in vijf jaar en bruto voordelen uit innovatieve activa van € 37,5 miljoen in vijf jaar) hebben naast een S&O-verklaring nog een tweede toegangsticket nodig (bijvoorbeeld een octrooi).

Nexusbenadering

De Nexusbenadering betekent kort gezegd een beperking als u (een deel van) de S&O-activiteiten uitbesteedt aan een verbonden lichaam, oftewel een ander bedrijfsonderdeel. De voordelen die aan dit uitbestede deel zijn toe te rekenen, komen niet voor de innovatiebox in aanmerking.

Forfaitaire regeling

Kunt u de innovatiebox toepassen, dan mag u ook kiezen voor een forfaitaire regeling. Deze houdt in dat u 25% van uw totale winst mag aanmerken als voordeel voor de innovatiebox. De forfaitaire regeling kent een maximum van € 25.000. U kunt maximaal drie jaar gebruikmaken van deze forfaitaire regeling.

Financieringsregelingen voor innovatie

De ontwikkeling van nieuwe producten, diensten en processen is duur. Heeft u een innovatief idee, maar beschikt uw bedrijf niet over de benodigde financiële middelen, dan biedt wellicht het Innovatiekrediet voor u uitkomst. Hiermee kunnen veelbelovende innovatietrajecten worden gefinancierd. Het is een risicodragend krediet. Tot 2022 varieerde de rente van 7 tot 10%, afhankelijk van het risicoprofiel en het type ontwikkelingsproject. Vanaf 2022 geldt een nieuwe rentestructuur voor terugbetaling van het Innovatiekrediet. Deze bestaat uit rente plus een vaste opslag over het vastgestelde krediet. Het rentepercentage voor 2023 is 3% samengestelde rente. Daarbij komt een eenmalige vaste opslag van 15% voor technische projecten en 25% voor klinische projecten. Over deze opslag betaalt u géén rente. De aanpassing van de structuur is per 1 januari 2022 ingegaan voor nieuwe aanvragen.

Verhogingsaanvragen voor kredieten die voor 1 januari 2022 zijn toegekend, behouden de oorspronkelijke rentestructuur. Ook voor Innovatiekredieten die tot 31 december 2021 zijn toegekend, blijft de oude rentestructuur van kracht. De nieuwe rentestructuur is met name gunstig voor langlopende kredieten. Betaalt u een krediet echter snel terug, dan betaalt u per saldo meer dan vóór 2022.

Garantiestelling

Er zijn meer financiële regelingen vanuit de overheid. Om uw toegang tot kredieten te vergemakkelijken, biedt de overheid diverse garantieregelingen. Door de garantiestelling zal een kredietverstrekker eerder bereid zijn u een lening te verstrekken. Beschikt u als innovatieve ondernemer over een S&O-verklaring, dan biedt de overheid binnen de regeling Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) een aanvullende garantieregeling. In de reguliere regeling betreft het borgstellingskrediet 50% van het krediet dat de bank verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet.

De BMKB is verruimd tot en met 1 juli 2023. Bedrijven met een kredietbehoefte tot € 266.667 kunnen driekwart financieren met BMKB-krediet en dus niet op maximaal de helft van de kredietverstrekking. Verder is het maximum van het BMKB-krediet tijdelijk verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen. 

Ook is de BMKB verruimd voor investeringen inzake verduurzaming, de BMKB-G (Groen). Deze verruiming is bedoeld voor mkb-ondernemingen met hooguit 250 personeelsleden. Met deze verruiming is de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50% naar 75% van het kredietbedrag. De regeling is toepasbaar op:

  • Bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste Label C

Subsidieregelingen voor innovatie

Naast subsidies in de vorm van fiscaal voordeel of krediet zijn er ook subsidies in de vorm van een financiële bijdrage. Er zijn subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, subsidies voor samenwerking en innovatie, subsidies die speciaal voor uw branche gelden en provinciale subsidies voor innovatie. Voor meer informatie over subsidies kunt u naast www.rvo.nl ook terecht op www.ondernemersplein.nl.

Voor als het u duizelt

In het voorgaande hebben wij een aantal regelingen voor u op het gebied van innovatie op een rij gezet. Maar er zijn nog zo veel meer! Wij kunnen ons voorstellen dat u wel wilt innoveren, maar dat u niet precies weet welke mogelijkheden u heeft en welke stappen u moet nemen. Bovendien moet u erop bedacht zijn dat het gaat om veelal ingewikkelde regelingen met vaak een beperkt budget. Win daarom informatie bij ons in. Wij helpen u graag verder!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Bezorgers Deliveroo zijn werkzaam op basis van arbeidsovereenkomst

By nieuws

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bezorgers van Deliveroo in Nederland werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst, met als consequentie dat zij werknemersbescherming hebben. Dit houdt in dat zij recht hebben op ontslagbescherming, loondoorbetaling bij ziekte, vakantiegeld en vakantiedagen.

Drie eisen van de arbeidsovereenkomst

Bezorger

De Hoge Raad deed onlangs uitspraak in de zaak van de bezorgers van het inmiddels uit Nederland vertrokken platform Deliveroo. Volgens de Hoge Raad is voldaan aan de drie eisen die de wet aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst verbindt, te weten:

  • persoonlijke arbeidsverrichting door de werknemer;
  • loonbetaling door de werkgever; en 
  • het werken onder gezag van de werkgever.

Dat de bezorgers de vrijheid hadden om al dan niet in te loggen op de app waarmee zij maaltijdritten konden accepteren en het feit dat zij de vrijheid hadden zich te laten vervangen, waren in deze zaak onvoldoende om niet van een arbeidsovereenkomst te spreken.

Omstandigheden van het geval

Het al dan niet aanwezig zijn van een arbeidsovereenkomst hangt volgens de Hoge Raad namelijk af van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Om het onderlinge verband van alle genoemde omstandigheden te bepalen, gaat de Hoge Raad uit van een zogenaamde holistische benadering. Hierbij wordt gekeken vanuit diverse gezichtspunten. Van belang kunnen onder meer zijn:

  • de aard en duur van de werkzaamheden; 
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht; 
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen; 
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd; 
  • de hoogte van deze beloningen;
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt. 

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het plegen van acquisitie en de fiscale behandeling, mede – gelet op het aantal opdrachtgevers – voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Wetgever aan zet

Het is nu aan de wetgever om een en ander tot uitdrukking te brengen in nieuwe wetgeving. Met name de nadere invulling van het begrip ‘organisatorische inbedding’ is van belang voor bedrijven die werken met zzp’ers die werkzaamheden verrichten die tot de normale bedrijfsvoering behoren. 

Advieswijzer Belasting over overwerk, bonussen en andere extra’s

By nieuws

Waarom betaal ik zoveel meer belasting over de vergoeding voor mijn overwerk, bonussen en andere extra’s dan over mijn normale salaris? Dat is een vraag die u als werkgever waarschijnlijk weleens van uw werknemers krijgt. Hoe zit het nu echt?

Werknemers klagen weleens dat overwerken niet loont, omdat er voor hun gevoel bijna niets overblijft. En dat geldt niet alleen voor de vergoeding voor overwerk. Ook bonussen en andere extra vergoedingen lijken extra belast te worden.

Het gevoel is begrijpelijk. Het is echter uiteindelijk niet de vergoeding voor overwerk of de bonus die extra belast wordt, maar de belasting over het gehele loon stijgt. Het loon- en inkomstenbelastingtarief stijgt namelijk over het algemeen als het loon/inkomen hoger wordt. Daarnaast dalen de heffingskortingen (de kortingen op de te betalen belasting) vanaf een bepaald loon/inkomen. Het is dus niet zo dat het extra loon door het overwerk of een bonus zwaarder belast wordt, maar over het totale loon is meer belasting verschuldigd. Het totale loon is immers hoger geworden.

Kunt u het nog volgen? Het is een lastig systeem dat inmiddels in de politiek ook ter discussie is gesteld. Voorlopig hebben we hier echter nog mee te maken. Daarom in deze advieswijzer een uitleg voor werkgever en werknemer ter verduidelijking.

Loonheffing

Laptop

Voordat een werkgever loon kan uitbetalen aan een werknemer, moet de werkgever eerst loonbelasting en premies volksverzekeringen berekenen. Tezamen is dit de loonheffing. Deze loonheffing trekt de werkgever af van het brutoloon en betaalt hij aan de Belastingdienst. De berekening van deze loonheffing bestaat onder meer uit een tarief (percentage) verminderd met zogenaamde heffingskortingen. Met name die heffingskortingen maken de loonheffing ondoorzichtig. Hierna volgt een uitleg.

Tarief

De hoogte van het toe te passen tarief is afhankelijk van de hoogte van het loon van een werknemer. In 2023 bedraagt dit tarief voor iemand die jonger is dan 66 jaar en 10 maanden (AOW-leeftijd) 36,93% tot en met een loon van € 73.032 op jaarbasis. Boven dat loon bedraagt het tarief 49,50%.

Heffingskortingen

Naast de berekening van het tarief moet de werkgever ook rekening houden met de zogenaamde heffingskortingen. Heffingskortingen zijn bedragen die in mindering komen op de in te houden bedragen, kortingen op de te betalen belasting dus. Eerst berekent de werkgever de belasting en premies volksverzekeringen aan de hand van het tarief. De heffingskortingen verlagen vervolgens dit berekende bedrag. Het dan resterende bedrag moet de werkgever van het brutoloon van de werknemer aftrekken en betalen aan de Belastingdienst.

Voorbeeld

Een werknemer verdient € 2.200 per maand. Het bedrag dat de werkgever moet inhouden, bedraagt € 812 (36,93% van € 2.200). Als deze werknemer in deze maand recht heeft op € 629 heffingskorting, houdt de werkgever geen € 812 in, maar € 183 (€ 812 min € 629). Per saldo houdt de werknemer door toepassing van de heffingskortingen € 2.017 (€ 2.200 min € 183) netto over. Hoewel het werkelijke tarief dus 36,93% bedraagt, ervaart deze werknemer een belasting- en premiedruk van 8,32% (€ 183 gedeeld door € 2.200 vermenigvuldigd met 100%).

Heffingskortingen toegepast op normale salaris

De heffingskortingen worden altijd volledig gebruikt bij de berekening van de heffing op het normale maandelijkse salaris. Op die manier kan iedere werknemer volledig gebruikmaken van zijn recht op korting. Heeft iemand recht op € 629 heffingskortingen in een maand, dan wordt deze volledige € 629 in mindering gebracht zoals in het voorbeeld hiervoor. Dit betekent wel dat als een werknemer in een maand extra loon ontvangt (bijvoorbeeld in verband met de uitbetaling van overuren of een bonus), daar geen extra heffingskorting op in mindering wordt gebracht. Het totale recht aan heffingskortingen is immers al opgegaan bij de berekening van het normale loon.

Voorbeeld

De werknemer uit het vorige voorbeeld krijgt in de maand maart € 500 extra loon in verband met de uitbetaling van overuren. Het totale loon in deze maand bedraagt hierdoor € 2.700 in plaats van € 2.200. Het bedrag dat de werknemer moet inhouden, bedraagt € 997 (36,93% van € 2.700). Het recht op heffingskorting in deze maand bedraagt voor de werknemer € 614. De werkgever houdt daarom € 383 (€ 997 min € 614) in. Per saldo houdt de werknemer deze maand € 2.317 (€ 2.700 min € 383) netto over. Hoewel het geldende tarief ook hier 36,93% bedraagt, ervaart deze werknemer een belasting- en premiedruk van 14,19% (€ 383 gedeeld door € 2.700 vermenigvuldigd met 100%).

De belasting- en premiedruk over het totale loon stijgt dus, omdat het totale loon hoger is geworden. Het extra loon wordt niet extra zwaar belast, maar het gemiddelde tarief over het totale loon stijgt. Ter vergelijking: op het loon van een werknemer met een normaal loon van € 2.700 per maand moet ook € 383 belasting en premies worden ingehouden. Ook deze werknemer ervaart een belasting- en premiedruk van 14,19%. Het is dus niet zo dat incidenteel extra loon meer belast wordt dan een vast hoger loon.

Heffingskortingen: geen vaste bedragen

In de vorige twee voorbeelden daalde het recht op heffingskorting van € 629 bij een loon van € 2.200 naar € 614 bij een loon van € 2.700. Heffingskortingen zijn namelijk geen vaste bedragen, maar ze zijn afhankelijk van de hoogte van het loon/inkomen. Dit betekent dat de heffingskortingen lager kunnen worden als het totale loon hoger wordt. Dit betekent dus ook dat als gevolg van extra loon, de totale heffingskortingen lager kunnen worden.

Algemene heffingskorting

Zo bedraagt een van de heffingskortingen, de algemene heffingskorting, in 2023 bijvoorbeeld € 3.070 per jaar bij een jaarlijks loon tot en met € 22.660. Is het jaarlijkse loon hoger, dan is de algemene heffingskorting ongeveer € 0,06 lager voor elke euro boven deze € 22.060. Bij een jaarlijks loon van € 73.031 of meer, bestaat in 2023 daardoor helemaal geen recht meer op algemene heffingskorting.

Arbeidskorting

Een andere heffingskorting, de arbeidskorting, loopt eerst op tot maximaal € 5.052 per jaar bij een jaarlijks loon van €37.691, maar wordt voor elke euro boven deze € 37.691 verlaagd met ongeveer € 0,065. Vanaf een jaarlijks loon van € 115.295 bestaat daardoor helemaal geen recht meer op arbeidskorting.

Deze op- en afbouw van de heffingskortingen hebben dus ook invloed op belasting- en premiedruk die een werknemer ervaart.

Let op! De heffingskortingen kunnen ook een rol spelen bij de vraag of een werknemer nog inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: inkomstenbelasting) verschuldigd is. De loonheffing die de werkgever inhoudt, is namelijk een voorheffing op de inkomstenbelasting. Bij een werknemer met één dienstverband is de ingehouden loonheffing, afgezien van persoonlijke omstandigheden zoals een eigen huis of alimentatie, over het algemeen gelijk aan de inkomstenbelasting. Deze werknemer hoeft dan geen inkomstenbelasting te betalen. Bij werknemers met meer dienstverbanden is het totaal van de ingehouden loonheffing door de meerdere werkgevers vaak lager dan de inkomstenbelasting. Deze werknemer moet dan bijbetalen via zijn aangifte inkomstenbelasting. Dit verschil kan veroorzaakt worden doordat meerdere werkgevers rekening hebben gehouden met de heffingskortingen, terwijl elke werknemer daar uiteindelijk maar één keer recht op heeft. Een andere oorzaak kan een verschil in tarief zijn over de afzonderlijke lonen en het totale loon (hoger tarief bij hoger totaal loon).

Gevolgen voor andere regelingen

Werknemers moeten zich realiseren dat er diverse regelingen bestaan die afhankelijk zijn van het inkomen (loon is onderdeel van dit inkomen). Denk bijvoorbeeld aan diverse toeslagen (kinderopvangtoeslag, zorgtoeslag, huurtoeslag) en het kindgebonden budget. Een hoger loon/inkomen zou kunnen betekenen dat recht bestaat op minder of geen bijdrage uit deze regelingen.

Een werkgever heeft geen inzicht in de persoonlijke situatie van de werknemer en kan daarom met deze gevolgen geen rekening houden. De werknemer moet daarom zelf de gevolgen van een hoger loon voor andere regelingen beoordelen.

Tip! Op de website van het Nibud zijn diverse handige hulpmiddelen voor de werknemer beschikbaar. Zo kan een werknemer meer inzicht krijgen in wat meer uren werken betekent voor het nettoloon door gebruik te maken van de WerkUrenBerekenaar. Wil een werknemer weten op welke regelingen mogelijk recht bestaat, laat de werknemer dan gebruikmaken van BerekenUwRecht. En wijs de werknemer ook eens op de andere hulpmiddelen op de website van het Nibud, zoals Geldplan Pensioen (voor inzicht in het pensioen) en Geldplan Rondkomen met kinderen (voor inzicht in regelingen en subsidies voor gezinnen met kinderen).

Vrije ruimte in werkkostenregeling

Als een werkgever ervoor kan kiezen om een extra vergoeding aan te wijzen in de vrije ruimte, dan kan dit gunstig zijn voor de werknemer. De werknemer heeft dan geen last van afbouw van heffingskortingen of gevolgen voor andere regelingen. Bedragen die aangewezen zijn in de vrije ruimte tellen namelijk niet mee als loon voor de werknemer voor de heffingskortingen of de andere regelingen.

Let op! Het is niet mogelijk om zonder meer loon aan te wijzen in de vrije ruimte. Hiervoor gelden voorwaarden. Zo moet het bijvoorbeeld gebruikelijk zijn om bepaalde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan te wijzen. Bovendien is de vrije ruimte in 2023 beperkt tot 3% over de eerste € 400.000 totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Komt het totaal van deze vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar boven deze vrije ruimte, dan betaalt de werkgever 80% eindheffing over dit meerdere.

Tot slot

De berekening van de loonheffing over lonen is niet eenvoudig. In de tekst en de voorbeelden hiervoor is geprobeerd het een en ander zo eenvoudig mogelijk te houden. Houd er daarom rekening mee dat de voorbeelden niet de werkelijke heffingen, heffingskortingen en netto lonen weergeven, maar dat de werkelijkheid hier iets van kan afwijken.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Berekening legesheffing moet te achterhalen zijn

By nieuws

Als u een omgevingsvergunning aanvraagt, mag de gemeente hiervoor leges heffen. De gemeente is verplicht inzage te verschaffen in de berekening van de te betalen leges. Kan dit niet omdat de digitale berekeningswijze inmiddels een update heeft ondergaan, dan komen de leges te vervallen.

Kenbaarheidseisen

Bouw

Een belastingverordening moet duidelijkheid verschaffen over de te heffen belasting vanwege de zogenaamde kenbaarheidsvereisten. Wettelijk is bepaald dat een verordening de belastingplichtige moet vermelden, evenals het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang en beëindiging van de heffing en hetgeen verder voor de heffing en de invordering van belang is. 

Let op! Aan de hand van bovengenoemde zaken moet u namelijk kunnen nagaan of de aanslag klopt.

Digitale update

In een rechtszaak die speelde bij de rechtbank Den Haag, ging het om de legesheffing inzake een omgevingsvergunning. Volgens de verordening hing de hoogte van de te betalen leges af van de bouwkosten. Als de geschatte bouwkosten meer bedroegen dan € 500.000, werden ze gecheckt met behulp van digitale standaardwaarden, het zogenaamde Bouwkostenkompas. Dit Bouwkostenkompas werd ieder kwartaal up to date gehouden middels een digitale update.

Afwijkende versies

Tijdens de rechtszaak werd duidelijk dat de digitale versie van het Bouwkostenkompas afweek van de papieren versie. Dit was mede te verklaren doordat de papieren versie niet ieder kwartaal, maar slechts één keer per jaar werd geüpdatet. 

Oudere versies niet meer toegankelijk

Ook werd duidelijk dat de oudere versies van de digitale uitgave na de update niet meer toegankelijk waren. Dit kwam de gemeente duur te staan, want daardoor was niet meer te achterhalen of de legesaanslag conform de voorschriften was opgelegd. Ook ter zitting werd geen inzicht gegeven in de berekening van de aanslag. De rechtbank besloot daarop dat die dan ook diende te vervallen.

Brochure fiscale aspecten opkoopregeling veehouders

By nieuws

De Belastingdienst heeft een brochure gepubliceerd inzake de fiscale aspecten van de opkoopregeling voor veehouders. De brochure is tot stand gekomen in overleg met LTO-Nederland.

Diverse belastingen

Koeien

De brochure gaat in op tal van belastingen die bij de opkoopregeling aan de orde komen. Deze zijn onderverdeeld in inkomstenbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting en schenk- en erfbelasting.

Vraag en antwoord

Via vraag en antwoord geeft de brochure inzicht in aspecten die bij de opkoopregeling van belang kunnen zijn, zoals de mogelijkheid om de herinvesteringsreserve toe te passen, de verschuldigdheid van omzetbelasting over de ontvangen vergoeding, en de gevolgen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in relatie tot de bezitseis bij de erf- en schenkbelasting.

Downloaden

Geïnteresseerden kunnen de brochure downloaden via de site van de Belastingdienst.

Ondanks coronasluiting toch gebruikersheffing OZB

By nieuws

Als u een zakelijk onroerend goed gebruikt, kunt u een aanslag gebruikersheffing voor de OZB tegemoet zien. Een ondernemer die zijn restaurant vanwege corona niet mocht openen, kreeg toch een aanslag gebruikersheffing. Rechtbank Oost-Brabant vindt dit terecht.

Gebruikersheffing OZB

Horeca

Aan de eigenaren van een pand wordt een eigenarenheffing OZB opgelegd. Daarnaast kan de gebruiker van een bedrijfspand een gebruikersheffing OZB opgelegd krijgen. Wie een bedrijfspand bezit en het zelf gebruikt, krijgt dus zowel de aanslag voor de eigenaar als voor de gebruiker. Voor woningen geldt alleen de eigenarenheffing.

Gesloten vanwege corona

Een exploitant van een restaurant kreeg een aanslag gebruikersheffing OZB opgelegd voor het door hem gehuurde restaurant. Hij vond dit onterecht, want op de peildatum voor de gebruikersheffing, 1 januari 2021, mocht hij het restaurant vanwege corona niet openen. De inspecteur wees zijn bezwaar af, waarna de zaak voor de rechtbank kwam.

Geen afhaalmaaltijden

De rechtbank vond dat de aanslag terecht was opgelegd. De exploitant had er volgens de rechter ook voor kunnen kiezen om maaltijden af te laten halen of deze te laten bezorgen. Dit was namelijk wel toegestaan. Voor het opleggen van een aanslag gebruikersheffing OZB is immers niet vereist dat het gebruik onbeperkt moet zijn. De gemeente werd dan ook in het gelijk gesteld.

Andere beslissing bioscoop

De rechtbank Limburg heeft vorig jaar beslist dat de gebruikersheffing voor een bioscoop vanwege dezelfde redenen wél moest komen te vervallen. Daarbij overwoog de rechtbank dat de bioscoop tijdens de coronacrisis nergens anders voor kon worden gebruikt. Nu dat in bovenstaande zaak voor het restaurant niet gold, bleef die aanslag in stand.

Ook dwangsom bij verzoek ambtshalve vermindering

By nieuws

Als u te laat bent met bezwaar maken tegen uw belastingaanslag, kunt u een verzoek indienen om ambtshalve vermindering. De fiscus moet hier binnen acht weken op reageren. Blijft een reactie uit, dan kunt u een dwangsom eisen. Dit geldt ook als u een verzoek heeft ingediend tot ambtshalve vermindering van uw aanslag.

Ambtshalve vermindering

Juridisch

U kunt een verzoek tot ambtshalve vermindering indienen tot vijf jaar na het jaar waarover de aanslag gaat. U heeft bij zo’n verzoek wel minder rechten, want u kunt na afwijzing ervan bijvoorbeeld niet in bezwaar. In een zaak die voorlag bij de Hoge Raad ging het om een aanslag gemeentelijke heffingen.

Dwangsom

Reageert de fiscus niet tijdig op verzoeken waarvan is bepaald dat een beschikking moet worden afgegeven, dan kan verzocht worden om een dwangsom. Dit kan nadat de reactietermijn is verstreken. De fiscus heeft dan nog twee weken de tijd om te reageren. Gebeurt dat niet, dan heeft u recht op een dwangsom. Die bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de daarop volgende veertien dagen € 45 per dag. 

Let op! De dwangsom kan dus maximaal € 1.442 bedragen.

Ook bij verzoek om ambtshalve vermindering?

In genoemde zaak had een gemeente niet tijdig gereageerd op een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag gemeentelijke heffingen. Het verzoek werd te laat alsnog toegekend, maar er werd geen dwangsom betaald. Als reden werd gegeven dat volgens een circulaire met nadere uitleg een dwangsom niet van toepassing is bij ambtshalve beschikkingen.

Hoge Raad acht burgerrechter bevoegd

De Hoge Raad is van mening dat ook bij ambtshalve genomen beschikkingen een dwangsom mogelijk is. Dan is echter niet de bestuursrechter bevoegd, maar de burgerrechter. Volgens de Hoge Raad geeft de genoemde circulaire niet weer wat de wetgever met de dwangsomregeling wilde bereiken.

Subsidie CO2-besparing meer gericht op mkb

By nieuws

De subsidie op investeringen gericht op besparing van CO2 in de industrie, de Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI), is dit jaar meer gericht op het mkb. Ook is er drie keer zoveel subsidie beschikbaar dan vorig jaar, waardoor het budget dit jaar uitkomt op € 138 miljoen.

Waarvoor VEKI?

Vuilnis

De VEKI is bestemd voor investeringen die CO2 besparen en zonder subsidie een terugverdientermijn hebben die langer is dan vijf jaar. Investeringen met een kortere terugverdientermijn moeten bedrijven namelijk al verplicht uitvoeren. Het betreft onder meer energiebesparende investeringen en investeringen inzake de recycling van afval.

Werking al bewezen

De subsidie is voor investeringen in apparaten, systemen of technieken waarvan de werking al is bewezen in de industrie. Het gaat dan om investeringen waardoor het bedrijf bijvoorbeeld minder energie gaat verbruiken binnen het productieproces van de onderneming of waarbij afvalstoffen hergebruikt worden. Ook ander investeringen die leiden tot minder CO2-uitstoot of andere broeikasgassen binnen het productieproces kunnen in aanmerking komen.

Let op! U kunt een idee vooraf vrijblijvend door de RVO laten toetsen. Deze toets kunt u online aanvragen.

Meer gericht op mkb

De VEKI is dit jaar meer gericht op het mkb doordat het minimale subsidiebedrag is verlaagd naar € 30.000. . Vorig jaar bedroeg het minimum nog € 125.000. De maximumsubsidie die u via de VEKI kunt krijgen, bedraagt € 15 miljoen.

Aanvragen

U kunt de VEKI aanvragen via site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Dit moet digitaal met gebruik van eHerkenning niveau eH3. Aanvragen kan vanaf 15 maart 2023 9:00 uur tot 9 januari 2024 17:00 uur.