Skip to main content
Category

nieuws

Ook voor gebruikte auto standaardbijtelling

By nieuws

Als iemand over een auto van de zaak beschikt, geldt in beginsel een bijtelling vanwege het privégebruik dat van de auto gemaakt kan worden, tenzij er aantoonbaar niet meer dan 500 km privé met de betreffende auto wordt gereden. De bijtelling is in principe hetzelfde voor nieuwe auto’s als voor occasions. Strookt dit laatste wel met de Europese regelgeving?

Bijtelling

Auto

De bijtelling is een bepaald percentage van de catalogusprijs van de auto. Dit percentage is afhankelijk van de datum waarop de auto voor het eerst is toegelaten op de weg. Voor 2024 geldt een percentage van 22%, tenzij het een elektrische auto betreft. Dan bedraagt de bijtelling 16% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en geldt over het meerdere een bijtelling van 22%. Voor auto’s op zonnecellen en op waterstof geldt een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde.

Let op! Alleen voor auto’s die minstens 15 jaar oud zijn, geldt een bijtelling op basis van de dagwaarde. De bijtelling bedraagt dan 35%.

Geen onderscheid in leeftijd

In een zaak bij het gerechtshof Arnhem Leeuwarden was de vraag aan de orde of het in strijd is met Europese regels dat voor gebruikte auto’s eenzelfde percentage aan bijtelling geldt als voor nieuwe auto’s. Volgens belanghebbende was dit het geval, omdat specifiek door deze regeling de import van occasions uit andere EU-landen zou worden beperkt. Het Hof zag dit verband niet en stelde vast dat de bijtelling slechts ziet op het loonvoordeel dat een auto van de zaak biedt.

België is anders dan Nederland

Belanghebbende stelde ook nog dat de bijtelling in zijn woonland België wél onderscheid maakt tussen nieuwe auto’s en occasions. Volgens het Hof doet dit niets af aan het feit dat de bijtelling in Nederland in beginsel geen onderscheid maakt in de leeftijd van de auto. Het Hof stelde de inspecteur dan ook in het gelijk.

In 2025 meer kinderopvang voor middeninkomens

By nieuws

In 2025 wordt de kinderopvangtoeslag voor middeninkomens verhoogd. Gezinnen waarvan het inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 per jaar ligt, krijgen daardoor een groter deel van de kinderopvang vergoed.

Indexatie

Speelgoed

Per 2025 worden ook de toetsingsinkomens en de maximumuurtarieven geïndexeerd. De toetsingsinkomens worden met 4,8% geïndexeerd, de maximumuurtarieven van dagopvang en buitenschoolse opvang met 4,5%, van gastouderopvang met 7,6%. Daardoor leidt een hoger inkomen ten opzichte van dit jaar niet automatisch tot minder kinderopvangtoeslag en wordt het maximumuurtarief minder snel overschreden.

Maximumuurtarief per soort kinderopvang

Voor de drie soorten kinderopvang, te weten de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang, geldt in 2025 een maximumuurtarief van € 10,71, respectievelijk € 9,52 en € 8,10. 

Let op! Er wordt nooit meer vergoed dan het maximumuurtarief. Ligt het tarief van de kinderopvang lager dan de maximumuurprijs? Dan wordt de toeslag uitgekeerd over dat lagere uurtarief.

Voorwaarden kinderopvangtoeslag

De hoogte van de kinderopvangtoeslag hangt dus onder meer af van de hoogte van het uurtarief van de kinderopvang en het inkomen van de ouder(s). Tevens wordt de hoogte van de toeslag bepaald op basis van het aantal gewerkte maanden van de minst werkende ouder. Daarbij krijgt de ouder per kalendermaand waarin de ouder of partner heeft gewerkt, kinderopvangtoeslag voor maximaal 230 uur (maximaal 2.760 uur per jaar).

Het kabinet heeft voor de verruiming van de kinderopvangtoeslag € 429 miljoen uitgetrokken.

Internetconsultatie wijziging vrachtwagenheffing

By nieuws

Het is de bedoeling dat vanaf 2026 in Nederland een vrachtwagenheffing in werking treedt. Hiervoor is medio 2022 al een wet aangenomen. In verband met enkele gewijzigde Europese regels voor tolheffing moet de Wet vrachtwagenheffing en het Besluit vrachtwagenheffing worden aangepast. Geïnteresseerden kunnen via een internetconsultatie reageren op de voorstellen tot aanpassing van het besluit.

Vrachtwagenheffing

Transport

Vrachtwagens vanaf 3.500 kilo uit binnen- en buitenland moeten vanaf 2026 bij gebruik van de Nederlandse snelwegen en van enkele N-wegen en gemeentelijke wegen een bedrag per kilometer betalen. Het bedrag per kilometer is afhankelijk van de uitstoot en het gewicht van de vrachtwagen. Hoe hoger de uitstoot en hoe hoger het gewicht, des te hoger het tarief zal zijn. Volgens een berekening uit 2023 zal het gemiddelde tarief € 0,167 per kilometer bedragen.

Let op! Als de vrachtwagenheffing in werking treedt, zal het Eurovignet verdwijnen en wordt de motorrijtuigenbelasting verlaagd.

Om de vrachtwagenheffing te realiseren zal apparatuur moeten worden geïnstalleerd, zodat de heffing elektronisch kan worden geheven. De wijzigingsvoorstellen van het Besluit vrachtwagenheffing hebben vooral betrekking op de privacyaspecten die met de inning van de heffing gemoeid zijn.

Voertuigdocumenten

Zo moeten van vrachtwagens voertuigdocumenten worden aangeleverd, onder meer om het tarief van de heffing vast te kunnen stellen. Ook moet er informatie worden aangeleverd met betrekking tot vrijgestelde vrachtauto’s, zodat die niet per ongeluk een sanctie ontvangen. Hetzelfde geldt voor auto’s die op een vrachtauto lijken, maar dit niet zijn, zoals bepaalde campers.

Geboortedatum

Uit de internetconsultatie blijkt dat in verband met de mogelijkheid om sancties op te leggen ook de geboortedatum van de chauffeur moet worden vastgelegd. Ook dit vereist een aanpassing, waarop gereageerd kan worden.

Reageren op de voorstellen

Geïnteresseerden kunnen tot en met 25 november 2024 reageren op de voorstellen. Er wordt met name gevraagd wat men vindt van de keuze van de documenten die men dient te overleggen voor het bepalen van het tarief van de heffing en wat men vindt van de wijzigingen met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens. Reageren op de internetconsultatie kan hier digitaal.

Voorstel aftrek vervoerkosten bij zorg iets verruimd

By nieuws

Het kabinet stelt in het Belastingplan 2025 voor om de vervoerkosten in verband met ziekte te wijzigen. Onlangs is besloten om deze wijzigingsvoorstellen iets te verruimen op het gebied van parkeer-, veer- en tolkosten.

Voorgestelde wijzigingen

Invalideplek

De eerder voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op vervoerkosten die een belastingplichtige maakt vanwege zorg, bijvoorbeeld voor bezoek aan een specialist. Nu mogen nog de werkelijke vervoerskosten van het inkomen worden afgetrokken, maar vanaf volgend jaar kan dit slechts tegen een vast bedrag van € 0,23 per km. Daarnaast wordt voorgesteld om de extra vervoerkosten die een zieke of invalide belastingplichtige maakt ten opzichte van een vergelijkbare, gezonde persoon, vanaf 2025 te bepalen op een vast bedrag van € 925 per jaar. Nu nog kunnen de werkelijke meerkosten in aftrek worden gebracht.

Parkeer-, veer- en tolgelden

Het kabinet heeft onlangs aangegeven dat bij de bovengenoemde vervoerkosten in verband met bezoek aan bijvoorbeeld een specialist, naast het bedrag van € 0,23 per km, vanaf 2025 ook de parkeer-, veer- en tolgelden in aftrek komen. Deze aftrek was per ongeluk niet in de voorstellen opgenomen.

Let op! Bewaar wel de betalingsbewijzen van deze parkeer-, veer- en tolgelden. Anders is het namelijk niet mogelijk om deze in aftrek te brengen.

Ook bij kosten ziekenbezoek

De uitbreiding zal ook gaan gelden bij de al bestaande aftrekmogelijkheid voor vervoerkosten in verband met ziekenbezoek van een langdurig verpleegde huisgenoot. Ook die kosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar tegen € 0,23 per km, maar ook dit bedrag wordt dus uitgebreid met de aftrek van de werkelijke parkeer-, veer- en tolgelden.

Let op! De voorstellen zijn pas definitief als deze door de Tweede én de Eerste Kamer zijn goedgekeurd. Stemming in de Eerste Kamer staat gepland op 17 december 2024.

UWV mocht WIA-voorschot toerekenen aan eigenrisicodrager

By nieuws

De Centrale Raad voor Beroep (CRvB) heeft geoordeeld dat na de wetswijziging op 1 januari 2022 het UWV voorschotten op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor een zieke medewerker in rekening mocht brengen bij een thuiszorgorganisatie die eigenrisicodrager is.

Let op! Deze uitspraak is dus van belang in zaken die spelen ná de wetsaanpassing van 1 januari 2022.

Eigenrisicodrager WGA

Glijbaan

De thuiszorgorganisatie is een zogenoemde eigenrisicodrager voor de WIA. Dit houdt in dat het bedrijf zelf na twee jaar ziekte van de werknemer het risico draagt voor de WIA-uitkering als daar recht op is. Dit betekent dat hij zowel in financieel opzicht verantwoordelijk is, als ook een re-integratieplicht heeft. Als een werknemer recht heeft op een WIA-uitkering, stelt het UWV de eigenrisicodrager van die toekenning op de hoogte met de mededeling dat de uitkering voor rekening van de eigenrisicodrager komt (toerekening). Het UWV betaalt vervolgens de WIA-uitkering aan de werknemer en factureert die kosten maandelijks aan de eigenrisicodrager (verhaal).

Casus

Nadat de werknemer twee jaar arbeidsongeschikt was geweest, vroeg zij een WIA-uitkering aan bij het UWV. Het UWV kon door achterstanden niet op tijd vaststellen of de werknemer recht had op een WIA-uitkering.

Toerekening voorschotten

In afwachting van de WIA-keuring, keerde het UWV daarom voorschotten uit aan de werknemer van de thuiszorgorganisatie. Deze voorschotten werden door het UWV aan de thuiszorgorganisatie toegerekend. Tegen dit besluit ging de thuiszorgorganisatie in beroep. Van de rechtbank kreeg de thuiszorgorganisatie gelijk. Het UWV was het hiermee niet eens en stelde hoger beroep in.

Wijziging van WIA

Op 1 januari 2022 is de WIA gewijzigd en is een bepaling opgenomen dat het UWV WIA-voorschotten mag verhalen op eigenrisicodragers. In de gewijzigde wet staat echter niet expliciet dat het UWV de voorschotten ook mag toerekenen aan de eigenrisicodrager. Volgens de CRvB zou de gewijzigde bepaling over het verhalen van voorschotten zinloos zijn als het UWV deze niet zou mogen toerekenen. Het toerekenen van de voorschotten is namelijk een noodzakelijke stap om de voorschotten te kunnen verhalen op de eigenrisicodragers. 

Uitspraak rechter

De CRvB geeft het UWV dus gelijk. Het UWV mocht de betaalde voorschotten in rekening brengen bij de thuiszorgorganisatie. Eerder oordeelde de CRvB dat het UWV dit niet mocht. Maar die zaak speelde vóór de wetswijziging van 1 januari 2022.

Kamerhuur hospice vrij van btw, dus geen aftrek mogelijk

By nieuws

Een stichting die kamers verhuurt aan terminale patiënten en hen ondersteuning verleent in hun laatste levensfase, ook wel hospice genaamd, is hierover geen btw verschuldigd. Deze verhuur is volgens de rechtbank niet te vergelijken met de verhuur van kamers voor korte tijd, zoals hotelkamers.

Geen zorginstelling

Invalide

De hospice, een ANBI, had de betaalde btw over de voorbereidingskosten van de bouw van het hospice in aftrek gebracht, maar de inspecteur en ook de rechtbank gingen hier niet in mee. De stichting voerde aan dat er geen sprake is van een zorginstelling en dat men dus geen vrijgestelde diensten verrichtte. De stichting verricht namelijk zelf geen medische zorg, wel stervensbegeleiding. Ook verleent de hospice  bijstand aan de naasten van de patiënt.

Verblijf maximaal drie maanden

De stichting wees er ook op dat de gastenkamers slechts verhuurd worden aan personen met een levensverwachting van maximaal drie maanden, waarbij genezing niet meer mogelijk is. Medische zorg dient te worden geregeld via derden. Desondanks achtte de rechtbank de vrijstelling voor kort verblijf verhuur niet van toepassing.

Wlz-indicatie

De rechtbank concludeerde dat het geboden verblijf en de hierbij verleende zorg was vrijgesteld van btw op grond van de vrijstelling voor verblijfszorg. De vrijstelling is zowel van toepassing als er een indicatie is op grond van de Wlz (Wet langdurige zorg) als wanneer deze er niet is, aldus de rechtbank. In het laatste geval moet de zorg namelijk aangemerkt worden als een dienst van sociale aard. De rechtbank stelde de inspecteur dan ook in het gelijk, die de aftrek had geweigerd.

Grens NHG verhoogd naar € 450.000

By nieuws

De grens voor de aanschaf van een woning met hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gaat in 2025 omhoog van € 435.000 naar € 450.000. Daarnaast worden de kosten van de NHG vanaf volgend jaar verlaagd.

NHG

Bouw

De NHG biedt kopers van een woning een financieel vangnet als er moeilijkheden optreden met betrekking tot de betaling van de hypotheeklasten, bijvoorbeeld als gevolg van echtscheiding, overlijden van een partner of werkloosheid. De woonlasten kunnen dan tijdelijk worden verlaagd. Ook kan bij gedwongen verkoop van de woning de restschuld soms worden kwijtgescholden en kan een restschuld bij verhuizing soms worden meegefinancierd.

Tip! Bij het afsluiten van een hypotheek met NHG mogen energiebesparende maatregelen worden meegefinancierd. Als mensen hun woning willen verduurzamen, komt de NHG-grens op € 477.000 te liggen. U vindt hier meer informatie.

Let op! Naast de maximale grens van € 450.000 (2025) gelden meer voorwaarden voor de aanvraag van een NHG. Hier vindt u alle informatie.

Kosten omlaag

Het verkrijgen van een hypotheek met NHG kost nu nog 0,6% van het hypotheekbedrag. Vanaf volgend jaar (2025) wordt dit 0,4%. Een hypotheek met NHG kent bovendien een lager rentepercentage, waardoor de hypotheek per saldo toch voordeliger is.

Tip! De kosten van de aanvraag van een hypotheek met NHG zijn fiscaal aftrekbaar.

Ook maaltijden aftrekbaar bij zakelijk verblijf

By nieuws

Huurt u verblijfsruimte buiten uw woonplaats in verband met uw ondernemingsactiviteiten, dan vond de Belastingdienst dat u de kosten van uw gebruikelijke maaltijden niet in aftrek kon brengen van uw winst in de inkomstenbelasting. De Hoge Raad denkt daar echter anders over.

Belastingdienst: maaltijden zijn privé

Lunch

Een ondernemer werkte voor zijn onderneming een groot gedeelte van het jaar ver weg van zijn woonplaats. Daarom huurde hij een verblijfsruimte dichtbij dat werk. De Belastingdienst erkende dat deze huurkosten ten behoeve van zijn onderneming werden gemaakt en stond aftrek van deze kosten van de winst toe.

De ondernemer moest echter ook eten en koos ervoor om de maaltijden niet zelf te bereiden, maar uit eten te gaan. De kosten hiervan wilde hij ook in aftrek brengen van zijn winst, maar de Belastingdienst, de rechtbank en het gerechtshof stonden dat niet toe. Zij vonden dat de noodzaak om te eten ook aanwezig was als de ondernemer gewoon thuis verbleef. De kosten waren daarom geen ondernemingskosten maar privékosten.

Hoge Raad: maaltijden in beginsel zakelijk

De Hoge Raad is het daar niet mee eens. De Hoge Raad vindt dat als de verblijfkosten zakelijk zijn, de kosten voor maaltijden dat in beginsel ook zijn. Alleen als het belopen van die kosten uitsluitend in de privésfeer zou zijn gelegen, kan dit anders zijn. Het enkele feit dat de kosten van uit eten gaan hoger zijn dan eten wat thuis bereid en genuttigd wordt, betekent echter nog niet dat het belopen van die kosten uitsluitend in de privésfeer gelegen is.

De ondernemer kon de kosten van het eten buiten de deur daarom gewoon in aftrek brengen.

Wel wettelijke correctie privé

Voor de aftrek van onder meer de kosten van voedsel is in de wet echter wel een correctie opgenomen voor het privé-element. De kosten van voedsel, drank en genotmiddelen, representatie, congressen, seminars, studiereizen en dergelijk komen tot een bedrag van € 5.600 per jaar daarom niet in aftrek van de winst. In plaats van een niet aftrekbaar bedrag van € 5.600, kan de ondernemer er echter ook voor kiezen om 80% van deze kosten in aftrek te brengen. De ondernemer uit de zaak die speelde bij de Hoge Raad kon daarom niet alle kosten voor het uit eten gaan in aftrek brengen, maar hield rekening met deze correctie.

Wat betekent dit voor u?

Als u ook in verband met uw onderneming een verblijfsruimte ver weg van uw thuis huurt, kunt u naast de huurkosten, dus ook de kosten van uw maaltijden in aftrek brengen. In het arrest van de Hoge Raad ging het om kosten van eten buiten de deur, maar uit het arrest lijkt opgemaakt te kunnen worden dat dit ook geldt voor de kosten van het in de verblijfsruimte zelf bereiden van de maaltijden.

U moet uiteraard wel rekening houden met het niet aftrekbare bedrag van € 5.600 of maar 80% van de kosten in aftrek brengen.

Vragen?

Neem voor vragen contact op met onze adviseurs. Houd er verder rekening mee dat de staatssecretaris waarschijnlijk niet blij is met het oordeel van de Hoge Raad. Mogelijk betekent dit dat de wet op dit punt in de toekomst gewijzigd wordt.

Vraag Nederlands kenteken aan voor Oekraïense auto

By nieuws

Oekraïense vluchtelingen die een eigen motorrijtuig mee hebben genomen naar Nederland, hoeven geen Nederlandse motorrijtuigenbelasting (mrb) en bpm te betalen. Deze (tijdelijke) regeling eindigt op 4 maart 2025 en daarom is het advies om zo snel mogelijk in actie te komen.

Regeling tijdelijke vrijstelling mrb en bpm

Bestelbus

Met de regeling Tijdelijke vrijstelling mrb en bpm (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) voor ontheemden uit de Oekraïne kan een vrijstelling van Nederlandse mrb en bpm worden verkregen. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de vluchteling is met het motorrijtuig naar Nederland gekomen, en
  • het motorrijtuig (personenauto, bestelauto of motor) is ingeschreven in het Oekraïense kentekenregister.

Let op! De regeling is al een paar keer verlengd, maar eindigt nu op 4 maart 2025.

Wel eerst aanmelden bij de Belastingdienst

De tijdelijke vrijstelling geldt alleen als de Oekraïense vluchteling zich hiervoor bij de Belastingdienst heeft aangemeld. Dat hoeft maar één keer en dus niet elke keer bij een verlenging opnieuw. Oekraïense vluchtelingen die nog geen gebruikmaken van de regeling, kunnen zich nog altijd aanmelden. U leest hier hoe dat moet.

Bpm-vrijstelling op aanvraag

Voor de bpm kan de Oekraïense vluchteling een vrijstelling aanvragen. Als die vrijstelling wordt toegekend, hoeft hij ook vanaf 5 maart 2025 geen bpm te betalen. Aanvragen kan via het formulier Aanvraag vrijstelling bpm voor motorrijtuig uit Oekraïne. Voorwaarden voor deze vrijstelling zijn:

  • de vluchteling kwam uit Oekraïne naar Nederland en nam zijn motorrijtuig mee,
  • het motorrijtuig hoort bij zijn inboedel en hij gebruikt het voor hetzelfde doel waarvoor hij het ook in de Oekraïne gebruikte, en
  • hij had het minimaal zes maanden voordat hij naar Nederland kwam al in bezit en in gebruik.

Let op! Als de vrijstelling verkregen is, mag de vluchteling het motorrijtuig binnen één jaar nadien niet verkopen, verhuren of uitlenen. Hij mag het motorrijtuig wel uitlenen aan inwonende gezinsleden met een rijbewijs.

Wel mrb vanaf 5 maart 2025

Door het beëindigen van de regeling moeten Oekraïense vluchtelingen vanaf 5 maart 2025 wel mrb gaan betalen. Hiervoor moet het motorrijtuig uiterlijk op 4 maart 2025 voorzien zijn van Nederlandse kentekenplaten.

Tip! Het aanvragen van Nederlandse kentekenplaten kan veel tijd kosten. Het is daarom verstandig om de aanvraag zo snel mogelijk in te dienen.

Aanvragen Nederlandse kentekenplaten

Het aanvragen van Nederlandse kentekenplaten gaat als volgt:

  1. Als eerste moet de vrijstelling bpm aangevraagd worden.
  2. Na ontvangst van de brief waarin de bpm-vrijstelling wordt toegekend, laat de Oekraïner het motorrijtuig controleren bij de RDW. Meer informatie daarover is te vinden op rdw.nl/ukraine.
  3. Als deze is goedgekeurd, moet er aangifte bpm gedaan worden met het formulier Aangifte melding of opgaaf bpm. De Belastingdienst verwerkt deze aangifte, waarna de RDW het motorrijtuig registreert en een kentekenbewijs uitreikt.
  4. Daarna kunnen Nederlandse kentekenplaten gemaakt laten worden en bevestigd worden op het motorrijtuig.
  5. Zodra het motorrijtuig bij de RDW is geregistreerd gaat de mrb lopen. De Belastingdienst stuurt hiervoor een rekening mrb. Dit kan betekenen dat de Oekraïense vluchteling al vóór 5 maart 2025 mrb gaat betalen. Wachten met aanvragen tot het laatste moment is echter onverstandig, omdat het gehele proces veel tijd kan kosten.

Let op! Vergeet ook niet minimaal een WA-verzekering af te sluiten. Mogelijk moet het motorrijtuig ook nog APK gekeurd worden.

Akkoord nieuwe RVU-regeling zware beroepen

By nieuws

De huidige RVU-regeling, de regeling vervroegde uittreding, stopt op 31 december 2025. Na die datum is het niet meer mogelijk om er gebruik van te maken. Er komt echter een nieuwe RVU-regeling voor werknemers in zware beroepen die niet in staat zijn om tot de AOW-gerechtigde leeftijd door te werken.

Er is erkenning voor uitdagingen waarmee deze groep werknemers in zware beroepen wordt geconfronteerd. De nieuwe regeling biedt een uitweg voor degenen die fysiek of mentaal niet in staat zijn hun werkzaamheden tot de AOW-gerechtigde leeftijd voort te zetten.

Hoe werkt de huidige RVU-regeling

Bouw

De huidige RVU-regeling is bedoeld om mensen die niet meer door kunnen werken tot de AOW-gerechtigde leeftijd in staat te stellen eerder te stoppen met werken. Zij kunnen dan maximaal 3 jaar eerder stoppen met werken.

De AOW-leeftijd is op dit moment 67 jaar. Dat betekent dus dat werknemers op dit moment vanaf 64 jaar voor de regeling in aanmerking zou kunnen komen. Vanaf 2028 gaat de AOW-leeftijd naar 67 jaar en 3 maanden. Dus dat betekent dat vanaf 2025 het vroegste moment opschuift naar 64 jaar en 3 maanden. Deze regeling stopt op 31 december 2025.

Alleen voor zware beroepen

Het is essentieel dat zoveel mogelijk mensen zo lang mogelijk doorwerken. De focus van werkgevers én werknemers moet dus gericht zijn op duurzame inzetbaarheid en doorwerken tot de AOW-leeftijd. De nieuwe RVU-regeling is daarom, meer nog dan de huidige regeling, uitsluitend bedoeld voor mensen met zware beroepen. Wat dat precies is en aan welke eisen moet worden voldaan, wordt per cao afgesproken. Een onafhankelijke instantie toetst die afspraken. Daarmee wil men voorkomen dat mensen die geen zwaar beroep hebben ook gebruik kunnen maken van deze regeling.

Het bedrag wordt verruimd

De huidige RVU-uitkering bedraagt maximaal € 2.182,- bruto per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de hoogte van de AOW. In de vernieuwde regeling blijft het bedrag gelijk. Daarnaast zal het mogelijk worden om € 300,- per maand extra te geven, zodat met name mensen met lage inkomens ook van de regeling gebruik kunnen maken.

Let op! Het is niet de bedoeling dat dit ruimere bedrag generiek zal worden ingezet. Het dient uitsluitend voor situaties waarin een extra bedrag nodig zal zijn.

Afspraken over duurzame inzetbaarheid

Naast deze afspraken, of misschien wel beter gezegd, als basis onder deze afspraken, zijn ook afspraken gemaakt over duurzame inzetbaarheid. Doelstelling is dat iedereen moet en kan doorwerken tot de AOW-leeftijd. Om dat te bereiken zal worden ingezet op het verlichten van zwaar werk en het verkorten van blootstelling aan zwaar werk. Daarnaast zal worden ingezet op het op tijd aanbieden van begeleiding aan mensen met zwaar werk zodat zij een andere functie binnen of buiten de huidige onderneming of sector kunnen gaan vervullen.