Skip to main content
Category

nieuws

Verzoek uiterlijk 3 december om de KOR in of uit te gaan

By nieuws

De termijnen om de KOR op te zeggen en weer gebruik te maken van de KOR wijzigen met ingang van 1 januari 2025. Om daarvan meteen met ingang van 1 januari 2025 gebruik te kunnen maken, moet u uiterlijk 3 december 2024 een verzoek indienen bij de Belastingdienst.

KOR

EU

De kleine ondernemersregeling, ook wel bekend als de KOR, houdt in dat een in Nederland gevestigde btw-ondernemer gebruik kan maken van een vrijstelling. Als de omzet per jaar niet hoger is dan € 20.000, hoeft de ondernemer geen btw te berekenen over zijn omzet.

Verzoek KOR

Om de KOR te kunnen toepassen, moet een ondernemer zich tijdig vooraf bij de Belastingdienst melden. Tijdig wil zeggen uiterlijk vier weken voorafgaand van het tijdvak waarin de ondernemer de vrijstelling wil toepassen.

Let op! Bent u nog niet aangemeld voor de KOR, maar wilt u vanaf 1 januari 2025 de KOR toepassen, dan moet u zich dus uiterlijk 3 december 2024 bij de Belastingdienst melden. Aanmelden kan alleen via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Tip! Bent u niet verplicht om uw onderneming in te schrijven bij de KVK en bedraagt u jaaromzet maximaal € 1.800, dan is aanmelding voor de KOR niet nodig. Let op: vanaf 2025 gaat de maximale jaaromzet voor deze regeling omhoog naar € 2.200.

Opzeggen KOR

De KOR duurt voort totdat u de KOR bij de Belastingdienst opzegt. Tot en met 2024 moet de KOR nog minimaal drie jaren duren voordat u deze kunt opzeggen. Vanaf 1 januari 2025 geldt er geen termijn meer, maar kan u de KOR op elk moment weer beëindigen. De KOR eindigt altijd op zijn vroegst met ingang van de eerste dag van de aangifteperiode. Hiervoor moet de opzegging wel minimaal vier weken voor deze eerste dag zijn ontvangen door de Belastingdienst.

Let op! Wilt u vanaf 1 januari 2025 de KOR beëindigen, dan moet u dit dus uiterlijk 3 december 2024 bij de Belastingdienst melden. U kunt de KOR dan beëindigen per 1 januari 2025, ook als deze nog niet minimaal drie jaren duurde. Beëindigen kan alleen via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Weer aanmelden KOR

Als u de KOR heeft opgezegd, kunt u zich later toch weer aanmelden voor de KOR. Tot en met 2024 geldt een wachttijd van drie jaren na de opzegging van de KOR. Vanaf 2025 bedraagt de wachttijd nog maar het jaar van opzegging en het daaropvolgende kalenderjaar. Let wel dat voor het opnieuw aanmelden voor de KOR een termijn geldt van minimaal vier weken.

Let op! Wilt u na een eerder opzegging van de KOR in 2023 of eerdere jaren, vanaf 1 januari 2025 weer gebruikmaken van de KOR, dan moet u dit dus uiterlijk 3 december 2024 bij de Belastingdienst melden. U kunt de KOR dan weer toepassen vanaf 1 januari 2025, ook als er nog geen drie jaren verstreken zijn sinds de eerder opzegging. Aanmelden kan alleen via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Overleg met onze adviseurs

Overleg met onze adviseurs of u voldoet aan de voorwaarden voor de KOR en of toepassing van de KOR in uw situatie raadzaam is. Doet u ook zaken in het buitenland, dan kunt u mogelijk (ook) gebruikmaken van de EU-KOR. Bent u een buitenlandse ondernemer met een vaste inrichting in Nederland, dan kunt u vanaf 2025 niet langer gebruikmaken van de KOR. Onze adviseurs kunnen u meer vertellen over al deze regelingen.

Deadline 29 november aanvraag subsidie praktijkleren derde leerweg

By nieuws

Werkgevers kunnen nog tot 29 november 2024 17.00 uur de subsidie praktijkleren in de derde leerweg aanvragen. Wat zijn de voorwaarden, voor wie kunt u de subsidie aanvragen en waar kunt u hiervoor terecht?

Praktijkleerplaats

Bouw

Om voor de subsidie in aanmerking te komen moet een erkend leerbedrijf een praktijkplaats verzorgen voor een mbo-student in de derde leerweg (overige onderwijs (ovo) of overige opleidingen deeltijd (odt). De student moet een werkzoekende zijn of betaalde arbeid verrichten en tijdens de aanvraagperiode staan ingeschreven in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. Voor werkzoekenden moet de opleiding gestart zijn in de periode van 1 januari 2021 tot en met december 2024, voor werkenden op of na 1 augustus 2023.

Let op! Deze subsidie is niet voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Voor deze studenten kan de werkgever mogelijk wel in aanmerking komen voor de subsidieregeling praktijkleren.

Voorwaarden subsidie

Het erkende leerbedrijf moet de subsidie aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. De subsidie wordt maximaal verstrekt over een periode van 52 aaneengesloten weken, waarvan er maximaal 40 voor subsidie in aanmerking komen.

Er gelden nog meer voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Kijk hier voor alle voorwaarden.

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 2.700 per praktijkplaats. Zijn er meer aanvragen dan het beschikbar budget van € 4.000.000, dan wordt het budget verdeeld over de aanvragen. Hierdoor kan de subsidie lager zijn dan € 2.700 per praktijkplaats.

Aanvragen

Aanvragen gaat digitaal bij RVO.nl. Hiervoor is eHerkenning nodig op niveau eH3. Binnen 13 weken na 29 november 2024 besluit het ministerie van SZW gelijktijdig over alle aanvragen. Ontvangt u een positieve beslissing, dan ontvangt u binnen 2 weken de subsidie op uw bankrekening.

Beleg nog twee jaar groen in box 3

By nieuws

Wilt u uw box 3-vermogen verlagen, denk dan ook eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3. Let wel op want er zijn wijzigingen op komst. Als de Eerste Kamer akkoord gaat, wordt de vrijstelling per 2025 echter sterk verlaagd en wordt per 2027 afgeschaft.

Vrijstelling groene beleggingen

Windmolen

Bedroeg deze vrijstelling per 1 januari 2024 nog maximaal € 71.251, per 1 januari 2025 bedraagt deze nog maar € 26.000 (vóór indexatie). Oorspronkelijk zou dit € 30.000 zijn, maar de Tweede Kamer heeft besloten dat dit nog verder verlaagd wordt naar € 26.000 (vóór indexatie) per 1 januari 2025.  

Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk het dubbele, per 1 januari 2025 dus € 52.000 (vóór indexatie). 

Minderjarig kind

Ook een minderjarig kind heeft zelfstandig recht op deze vrijstelling. Het minderjarige kind moet daarvoor wel zelf aangifte inkomstenbelasting doen. Bezit uw kind meer aan groene beleggingen dan de vrijstelling, dan moet u dit meerdere aangeven in uw eigen aangifte. Voor dit deel bestaat dan geen vrijstelling meer.

Extra heffingskorting

Naast de vrijstelling in box 3 heeft u in 2024 ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het op 1 januari vrijgestelde bedrag in box 3. Ook deze heffingskorting wordt verlaagd en wel naar 0,1% met ingang van 2025.

Let op! De Tweede Kamer heeft ook besloten dat de vrijstelling voor groene beleggingen en de heffingskorting voor groene beleggingen met ingang van 1 januari 2027 helemaal vervalt. U kunt dus alleen nog in 2025 en 2026 gebruikmaken van de vrijstelling en de heffingskorting.

U mag de vrijstelling voor groene spaartegoeden en beleggingen overigens eerst toerekenen aan de groene beleggingen en daarna aan de groene spaartegoeden. Dat scheelt weer nu er voor beleggingen een hoger forfait geldt dan voor spaartegoeden.

Let op! De vrijstelling geldt niet voor de vermogenstoets in de toeslagen. Groene beleggingen tellen dus voor de toeslagen volledig mee als vermogen.

Toch nog giftenaftrek Vpb in 2025

By nieuws

De Tweede Kamer heef besloten dat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) in 2025 toch blijft bestaan. De regeling ‘geven uit de vennootschap’ wordt per 2025 wel afgeschaft.

Giftenaftrek Vpb

Geld

Bedrijven waarvan de winst belast wordt met vennootschapsbelasting, zoals bv’s, kunnen giften aan een ANBI of aan een steunstichting SBBI nu en dus ook in 2025 nog in mindering brengen op de winst. Dit kan tot een bedrag van € 100.000. De aftrek kan niet meer bedragen dan 50% van de winst. 

Het kabinet had op Prinsjesdag voorgesteld om deze giftenaftrek af te schaffen, maar de Tweede Kamer ging daar onlangs niet mee akkoord.

Geven uit de vennootschap wel afgeschaft

Het voorstel van het kabinet om de regeling ‘geven uit de vennootschap’ vanaf 1 januari 2025 af te schaffen, werd wel door de Tweede Kamer aangenomen. Deze regeling bestaat pas sinds 2024. Volgens deze regeling worden giften boven het maximaal aftrekbare bedrag niet aangemerkt als in box 2 te belasten voordelen en ook niet als met dividendbelasting te belasten opbrengsten.

Als de Eerste Kamer ook instemt met het Belastingplan 2025, geldt deze regeling vanaf 1 januari 2025 niet meer. Elke gift die de vennootschap doet aan een ANBI of steunstichting SBBI waarmee het maximaal aftrekbare bedrag wordt overschreden, wordt dan behandeld als een uitdeling door de vennootschap aan de aandeelhouder(s). Op deze uitdeling wordt dan dividendbelasting ingehouden én deze uitdeling wordt belast in box 2. In box 2 geldt in 2025, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, een tarief van 24,5% of 31%.

Tip! Ter zake van de gift kan de aandeelhouder in privé – onder voorwaarden – wel gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting (IB).

Giften in de IB

De giftenaftrek in de IB blijft bestaan. De Tweede Kamer breidde deze zelfs uit. Het plafond van de periodieke giftenaftrek in de IB wordt vanaf 2025 namelijk verruimd van € 250.000 naar € 1.500.000.

Sponsoring of reclame

Steunt uw vennootschap goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten en zijn, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Let op! Het behoud van de giftenaftrek in de Vpb, de afschaffing van de regeling ‘geven uit de vennootschap’ en de uitbreiding van het plafond van de periodieke giftenaftrek in de IB moeten nog worden goedgekeurd door de Eerste Kamer, en zijn dus nog niet definitief.

Kabinet draait verhoging tarief box 2 weer terug

By nieuws

De belastingplannen voor 2025 bieden goed nieuws voor degenen die een aanmerkelijk belang hebben in een bv, waaronder dga’s. Het tarief van de tweede schijf in box 2 wordt namelijk verlaagd van 33 naar 31%. Uitkeringen uit de bv, zoals dividend, worden daardoor voor degenen met een aanmerkelijk belang minder zwaar belast als deze uitkeringen belast zijn in de tweede schijf. Het kabinet draait daarmee de tariefsverhoging van dit jaar voor een deel weer terug.

Tarief box 2

Euro

Het tarief van box 2 kent vanaf 2024 twee schijven. De eerste schijf kent in 2025 een tarief van 24,5%. Dit tarief blijft ongewijzigd ten opzichte van 2024, alleen de schijf wordt iets verruimd van € 67.000 in 2024 naar € 67.804 in 2025. De tweede schijf kent in 2025 een tarief van 31% voor het inkomen boven € 67.804. Dit jaar (2024) is dit tarief nog 33% en geldt dit vanaf € 67.000. In 2025 geldt dus een verlaging van het tarief met 2%.

Dubbel profijt voor partners

Fiscale partners kunnen inkomsten in box 2 overigens onderling verdelen. Als ze dit doen, kunnen ze tot een inkomen in box 2 van € 135.608 van het lage tarief van 24,5% profiteren. Alleen boven dit bedrag geldt dan ook voor hen het hoge tarief van 31%.

Tip! Als uw partner geen inkomen heeft, is het aan uw partner toedelen van een deel van dividend ook een manier om te voorkomen dat de algemene heffingskorting verloren gaat.

Box 2 voortaan ook van belang voor hoogte heffingskorting

Naast genoemde tariefsverlaging is voor dga’s van belang dat de hoogte van de algemene heffingskorting vanaf 2025 ook afhangt van het inkomen in box 2. Inkomen in box 2 zou er vanaf 2025 daarom voor kunnen zorgen dat de algemene heffingskorting lager of zelfs nihil wordt. Dit kan betekenen dat u niet alleen 24,5% betaalt over een dividenduitkering, maar ook nog minder algemene heffingskorting krijgt (ter grootte van 6,337 % van de dividenduitkering). Of dit effect daadwerkelijk optreedt is afhankelijk van de hoogte van uw andere inkomen (waaronder uw loon uit de bv).

Ook in 2024 al dividend?

In 2024 betaalt u tot € 67.000 (als u een fiscale partner heeft tot € 134.000) 24,5% in box 2. In 2024 heeft een dividenduitkering nog geen invloed op de hoogte van de algemene heffingskorting. Beoordeel daarom of u tot dit bedrag tegen het lage tarief van 24,5% een dividenduitkering kunt doen. 

Let op! Houd er wel rekening mee dat dividenduitkeringen in 2024 uw vermogen in box 3 verhogen. 

Tip! Krijgt u te maken met de Wet excessief lenen, ook wel de dga-taks genoemd? Bijvoorbeeld omdat u een schuld heeft aan uw bv die meer bedraagt dan € 500.000? Dan kunt u dat mogelijk in 2024 oplossen tegen (deels) het 24,5%-tarief in box 2. Overleg hierover met een van onze adviseurs.

Schenkkring voor AOV belast in box 3

By nieuws

Als alternatief voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) kunnen ondernemers deelnemen in een zogenaamde schenkkring. Hoe wordt volgens de Belastingdienst het aandeel van de ondernemer in de derdengeldenrekening van de schenkkring belast in box 3?

Schenkkring

Sparen

Een schenkkring vormt voor ondernemers een alternatief voor een AOV. De deelnemer van een schenkkring stort de verschuldigde bedragen hiervoor op een derdengeldenrekening die op naam staat van de schenkkring (over het algemeen een stichting). Elke deelnemer heeft een eigen kenmerk.

Arbeidsongeschikte deelnemers ontvangen een uitkering van de schenkkring. Deze uitkeringen verminderen de op derdengeldenrekening gestorte bedragen van alle deelnemers. De deelnemers hebben geen directe toegang tot hun aandeel in de derdengeldenrekening. Zij kunnen hun deelname wel beëindigen. Het overgebleven aandeel wordt dan naar de ex-deelnemer teruggestort.

Box 3

De Belastingdienst is van mening dat het aandeel van de deelnemer in een dergelijke schenkkring wordt aangemerkt als overige bezitting in box 3. Dit betekent dat hiervoor het hogere forfaitaire rendementspercentage (voor 2024 vastgesteld op 6,04%) geldt en niet het lagere percentage van banktegoeden (voor 2024 voorlopig vastgesteld op 1,03%).

Let op! Voor een aandeel in een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder geldt vanaf 1 januari 2023 een uitzondering. Deze gelden worden wel aangemerkt als banktegoed. Voor andere derdengeldenrekeningen geldt deze uitzondering echter niet.

Tip! Er zijn misschien nog schenkkringen die niet werken met een derdengeldenrekening. In die gevallen storten de leden hun bijdragen op een zelf te openen bankrekening. De Belastingdienst geeft aan dat dergelijke rekeningen wel worden aangemerkt als banktegoed en dus niet als overige bezitting in box 3.

Lager werkelijk rendement?

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat als het werkelijke rendement in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement, heffing in box 3 plaats kan vinden op basis van het werkelijke rendement. Of u een beroep hierop kunt doen, zal afhankelijk zijn van uw overige box 3-vermogen.

Formulier OWR

Op dit moment wordt nog een formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) ontwikkeld, waarmee u straks (waarschijnlijk vanaf medio 2025) uw werkelijke rendement kunt opgeven. Tot die tijd kunt u uw werkelijke rendement nog niet doorgeven aan de Belastingdienst.

Let op! Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting? Overleg dan met een van onze adviseurs of bezwaar maken zinvol is. Doe dit op tijd, want bezwaar maken moet binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.

Ook bij btw en loonheffingen mogelijk te veel belastingrente

By nieuws

Heeft u een aanslag of beschikking btw of loonheffingen van de Belastingdienst ontvangen met belastingrente? Controleer dan of er niet te veel belastingrente is berekend. Het te veel berekende bedrag kunt u, onder voorwaarden, terugvragen.

Belastingrente

Geld

De Belastingdienst berekent belastingrente als u te laat uw btw of loonheffingen betaalt. De belastingrente wordt dan berekend vanaf het moment dat de belasting betaald had moeten zijn. In bepaalde situaties heeft u misschien in (een deel van) die periode wel al (een deel van) de belasting betaald. U kunt de Belastingdienst dan vragen om de belastingrente te verlagen.

Een voorbeeld
Stel dat u in juli 2022 netjes op tijd uw aangifte btw indiende over juni 2022 en de verschuldigde btw betaalde. In 2023 komt u tot de ontdekking dat u, naar uw mening, te veel btw afdroeg over juni 2022 en vraagt u een deel van de afgedragen btw terug. In 2024 blijkt dat u toch te weinig btw betaalde over juni 2022. De Belastingdienst legt een naheffingsaanslag btw op met belastingrente. De Belastingdienst berekent daarbij ook over de periode tussen uw betaling in juli 2022 en uw teruggave in 2023 belastingrente. Daarom kunt u de Belastingdienst verzoeken om die belastingrente te verlagen.

Voorwaarden

Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo kunt u geen verzoek doen als de totale belastingrente op de aanslag of de beschikking lager is dan € 100. Verder moet u in uw verzoek een aantal gegevens verstrekken, zoals het aanslag- of beschikkingsnummer, de periode waarover u renteverlaging vraagt, het bedrag waarover ten onrechte belastingrente is berekend en de datum waarop u dit bedrag betaalde (inclusief betalingskenmerk).

Let op!Denkt u belastingrente te moeten betalen over een periode dat de Belastingdienst al over de belasting beschikte, neem dan contact met ons op. Onze adviseurs kunnen voor u beoordelen of u inderdaad te veel belastingrente betaalde en of het loont om een verzoek tot verlaging te doen.

Voor wie geldt rechtsherstel box 3 met werkelijk rendement?

By nieuws

De staatssecretaris heeft de doelgroepen bekendgemaakt die straks een beroep kunnen doen op de recente box 3-arresten van de Hoge Raad. Valt u onder een van deze doelgroepen?

Recente box 3-arresten Hoge Raad

Geld

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het  – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. Zo oordeelde de Hoge Raad bijvoorbeeld dat het gaat om het nominale werkelijke gerealiseerde én ongerealiseerde rendement zonder rekening te houden met inflatie en zonder aftrek van kosten.

De staatssecretaris gaf in juli en september 2024 een nadere invulling aan de aanwijzingen van de Hoge Raad. Zo gaf de staatssecretaris bijvoorbeeld aan dat het eigen gebruik van een onroerende zaak ook onderdeel is van het werkelijke rendement.

Tegenbewijsregeling

De staatssecretaris geeft aan dat hij de wijze waarop het werkelijke rendement volgens de methodiek van de Hoge Raad moet worden berekend nu heeft ingevuld. De invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen dat naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Met dit wetsvoorstel ontstaat er een wettelijke tegenbewijsregeling als het werkelijke rendement in box 3 – berekend volgens de methodiek van de Hoge Raad – lager is dan het forfaitaire rendement. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan.

Komt u in aanmerking voor de tegenbewijsregeling?

De staatssecretaris heeft ook bekendgemaakt wie er in aanmerking kan komen voor de tegenbewijsregeling.

  1. Voor de belastingjaren vanaf 2021 komt elke belastingplichtige in aanmerking voor de tegenbewijsregeling.
  2. Voor het belastingjaar 2020 komt u alleen in aanmerking als uw definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (of op dat moment nog opgelegd moest worden) én u in de periode tot eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet (of dat al heeft gedaan).
  3. Voor het belastingjaar 2019 geldt hetzelfde als voor 2020, met het verschil dat het verzoek om ambtshalve vermindering nog maar tot uiterlijk eind 2024 mogelijk is.
  4. Voor de belastingjaren 2018 en 2017 komt u alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als uw definitieve aanslag meeliep in de massaalbezwaarprocedure of ontvangen is ná het kerstarrest. Daarnaast moet u ook voor het belastingjaar 2018 uiterlijk 31 december 2023 én voor het belastingjaar 2017 uiterlijk 31 december 2022 een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.

Let op! Het feit dat u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling betekent niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er rekening daarbij mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf in de recente box 3-arresten.

Actie?

U kunt nu nog geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Deze moet eerst nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juni 2025 en waarschijnlijk kunt u pas vanaf dat moment in actie komen.

Let op! In sommige gevallen moet u toch al eerder in actie komen. Overleg daarom altijd met onze adviseurs als uw een definitieve aanslag ontvangt. Mogelijk is het verstandig om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Nieuw box 3-stelsel

De wijze waarop de Hoge Raad het werkelijke rendement invult onder het huidige box 3-stelsel en de nadere invulling die de staatssecretaris hieraan geeft, staan los van het nieuwe box 3-stelsel. Hiervan werd onlangs bekend dat volledige invoering van dit nieuwe stelsel per 2027 onzeker is. De Belastingdienst heeft namelijk aangegeven onvoldoende capaciteit te hebben om het stelsel volledig in te laten gaan in de vorm waarin dit nu is opgenomen in een conceptwetsvoorstel. De staatssecretaris onderzoekt daarom welke alternatieven wel haalbaar zijn, bijvoorbeeld gefaseerde invoering.

Nadere invulling werkelijk rendement box 3

By nieuws

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De staatssecretaris gaf onlangs een nadere invulling van wat in dit verband onder werkelijk rendement wordt verstaan.

Werkelijk rendement

Juridisch

In de recente arresten gaf de Hoge Raad aanwijzingen hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. Wat behoort wel tot uw werkelijke rendement en wat niet? Ondanks de aanwijzingen van de Hoge Raad, is helaas nog niet alles duidelijk. De staatssecretaris gaf in juli 2024 al een eerste invulling aan het begrip werkelijk rendement en vulde dat onlangs nog aan.

Aanwijzingen Hoge Raad

In de arresten gaf de Hoge Raad al aan dat het gaat om het werkelijk gerealiseerde én ongerealiseerde rendement op uw gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, met inflatie mag geen rekening worden gehouden. Aftrek van kosten is niet mogelijk. Alleen rente van schulden in box 3 zijn aftrekbaar. Verder gaf de Hoge Raad de aanwijzing dat de bepaling van het werkelijke rendement van een woning plaatsvindt op basis van de WOZ-waarde aan het begin en aan het einde van een jaar.

Eerste invulling staatssecretaris

De staatssecretaris gaf in juli van dit jaar al een eerste invulling aan het werkelijke rendement, dit in aanvulling op de aanwijzingen van de Hoge Raad. Zo gaf de staatssecretaris aan dat het rendement op vrijgesteld vermogen (bijvoorbeeld bos- en natuurterreinen) niet tot het werkelijke rendement behoort en dat het rendement in aanmerking moet worden genomen op het moment dat het is ontvangen (het zogenaamde kasstelsel).

Nadere invulling staatssecretaris

Onlangs gaf de staatssecretaris nóg een nadere invulling aan het werkelijke rendement.

Zo vindt hij dat het eigen gebruik van een onroerende zaak ook onderdeel is van het werkelijke rendement. Dit werkelijke rendement kan bepaald worden op de huurprijs die onder normale omstandigheden bedongen kan worden, aldus de staatssecretaris.

Bij aan- en verkoop van woning gedurende het jaar wordt voorgesteld om de waardeontwikkeling op basis van de WOZ-waarden tijdsevenredig tussen koper en verkoper te verdelen. Bedraagt de waardeontwikkeling op basis van de WOZ-waarden in een jaar bijvoorbeeld € 40.000, dan wordt bij verkoop op 1 juli € 20.000 aan de verkoper en € 20.000 aan de koper toegerekend.

De staatssecretaris doet op het gebied van rente van schulden een handreiking. Hierbij hoeft geen rekening te worden gehouden met de in het forfaitaire stelsel toegepaste schuldendrempel (in 2024 € 3.700). Alle rente van schulden in box 3 kunnen daarom in mindering komen op het werkelijke rendement.

Tot slot stelt hij voor om de vrijstelling groene beleggingen pro rata te berekenen. Bij een vrijstelling van bijvoorbeeld € 30.000 en een stand van de groene beleggingen op 1 januari van € 60.000, mag op het werkelijke rendement van de groene beleggingen een vrijstelling van 50% worden toegepast.

En nu?

Vooralsnog hoeft u over het algemeen nog niet in actie te komen. De staatssecretaris wil het een en ander namelijk eerst nog in wetgeving opnemen, waarmee met een beoogde inwerkingtreding op 1 juni 2025, een wettelijke tegenbewijsregeling ontstaat. Ook het al eerder aangekondigde formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) waarmee u straks uw werkelijk rendement kunt opgeven is waarschijnlijk pas in juni 2025 beschikbaar.

Let op! Als u een definitieve aanslag ontvangt, overleg dan altijd met onze adviseurs of het verstandig is om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken daartegen. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Hoge Raad: opstarttijd kwalificeert als werktijd

By nieuws

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de tien minuten die een callcentermedewerker voorafgaand aan zijn werktijd aanwezig moest zijn, moet worden gezien als betaalde werktijd. Deze uitspraak is in navolging van het advies van de Advocaat-Generaal, de adviseur van de Hoge Raad.

Feiten

Typen

In deze zaak ging het om een werknemer van een callcenter die tien minuten voor aanvang van zijn dienst aanwezig moest zijn. Er was discussie ontstaan over de vraag of de werknemer volgens de bij de werkgever van toepassing zijnde Planningsregels verplicht was om tien minuten voor aanvang van een ingeroosterde dienst aanwezig te zijn en om voorbereidende werkzaamheden te verrichten.

Inlogtijd is arbeidstijd

De werknemer was van oordeel dat het hier arbeidstijd betrof en dat die dus ook beloond moest worden. Zijn werkgever was het hier niet mee eens. Zowel de rechter als het hof stelden de werknemer eerder in het gelijk. Daardoor moest zijn werkgever hem het achterstallige loon uitbetalen. Die compensatie had betrekking op de periode van september 2016 tot mei 2021.

Hoge Raad

Inmiddels oordeelt de Hoge Raad – in navolging van de kantonrechter en het gerechtshof – dat het hier inderdaad gaat om tijd die niet ter vrije beschikking staat van de werknemer en dat deze tijd dus aangemerkt moet worden als arbeidstijd. De werknemers moesten immers vooraf aanwezig zijn om te kunnen inloggen, zodat ze precies op tijd konden aanvangen met hun werkzaamheden. 

Let op! Als u als werkgever eist dat uw werknemer eerder aanwezig is om voorbereidende handelingen te verrichten, kwalificeert dat dus als arbeidstijd die verloond moet worden.