Skip to main content
Category

nieuws

Toeristenbelasting bij huur standplaats vakantiehuisje?

By nieuws

Gemeentes kunnen toeristenbelasting heffen als personen binnen een gemeente verblijven, terwijl ze hier niet staan ingeschreven. Hoe zit dat als je voor je eigen vakantiehuisje huur betaalt voor een standplaats? Moet je dan zelf de toeristenbelasting betalen? De spelregels in de verordening zijn dan belangrijk.

Verordening

Euro

Als een gemeente toeristenbelasting wil heffen, moet dit zijn vastgesteld in een verordening. Een gemeente kan in een verordening zelf de regels voor de te heffen toeristenbelasting vastleggen, zoals het tarief. Een gemeente kan daarbij bijvoorbeeld kiezen voor een vast bedrag per overnachting, maar ook een percentage van de prijs is een mogelijkheid. Vaak maakt een gemeente gebruik van een Modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). 

Huur standplaats

Onlangs kwam bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant de vraag aan de orde wanneer toeristenbelasting geheven kan worden bij eigen gebruik van een strandhuisje. In deze zaak kreeg de eigenaar van een strandhuisje een aanslag toeristenbelasting voor het gebruik dat hij zelf gedurende 140 dagen van het strandhuisje gemaakt had. 

De man betaalde echter voor de standplaats jaarlijks huur aan een stichting. De gemeente merkte dit aan als ‘vergoeding’ voor het verblijf, wat volgens de gemeente betekende dat er toeristenbelasting geheven kon worden. 

Wie biedt gelegenheid tot houden van verblijf?

Volgens de verordening van de gemeente was degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf belastingplichtig. Degene die verblijf houdt, was volgens de verordening alleen dan belastingplichtig als er niemand is die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf. 

Stichting is belastingplichtig

Nu de eigenaar van het strandhuisje huur betaalde aan een stichting, was volgens de rechtbank hij niet zelf, maar de stichting de belastingplichtige. De aanslag voor de eigenaar kwam dan ook te vervallen.

Is door werkgever te betalen immateriële schadevergoeding belast loon?

By nieuws

Als u ten opzichte van uw werknemers uw verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, kan het gevolg zijn dat u een schadevergoeding moet betalen. De vraag is of een dergelijke schadevergoeding belast is als loon?

Re-integratieplicht werkgever

Juridisch

In een zaak bij de rechtbank in Den Haag ging het om een werknemer die voor 80% arbeidsongeschikt was geraakt en als gevolg hiervan zijn dienstbetrekking verloor. De man stapte naar de rechter, omdat hij van mening was dat zijn werkgever ernstig tekort was geschoten ten aanzien van zijn re-integratieverplichtingen en eiste hiervoor een schadevergoeding.

Werknemer eist schadevergoeding

De rechter ging hierin mee en kende een schadevergoeding toe van € 50.000. Hiervan werd € 25.000 toegekend vanwege het gederfde inkomensverlies dat de man geleden had. De andere € 25.000 bestond uit immateriële schadevergoeding en vond zijn oorzaak in het leed dat de werknemer was aangedaan doordat de werkgever zijn re-integratieplichten vergaand had verzuimd.

Schadevergoeding belast of niet?

De werkgever had vervolgens over de gehele schadevergoeding loonheffing ingehouden. De werknemer was het hier niet mee eens en stapte andermaal naar de rechter. Die stelde dat als uitgangspunt geldt dat als loon belast wordt: ‘al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten’.

De rechter stelde echter ook vast dat de schadevergoeding die was toegekend als compensatie voor het toegebrachte leed, de immateriële schadevergoeding, niet als loon uit dienstbetrekking moest worden gezien. De conclusie was dan ook dat dit deel onbelast bleef. Per saldo was dus slechts de helft van de schadevergoeding belast.

Ook woon-werkverkeer bij verblijf op meerdere adressen?

By nieuws

Reizen tussen de woon- en arbeidsplaats worden in beginsel als woon-werkverkeer aangemerkt. Geldt dat ook als er gereisd wordt tussen meerdere adressen en de arbeidsplaats?

Het gerechtshof in Den Haag heeft hier onlangs over beslist in een zaak waarbij een belastingplichtige reisde tussen zijn woonplaats, zijn arbeidsplaats en de woonplaats van zijn vriendin.

Woon-werkverkeer

Auto

Wettelijk is niet bepaald wat onder woon-werkverkeer moet worden verstaan. Uit de rechtspraak is evenwel duidelijk geworden dat dit reizen zijn tussen de woon- of verblijfplaats en het werk binnen een periode van 24 uur. 

Woning nieuwe vriendin verblijfplaats?

In genoemde zaak reisde een werknemer met de auto van de zaak van zijn woning naar het werk en terug. Ook kwam het voor dat de man naar zijn werk reisde en ’s avonds vanuit het werk rechtstreeks naar zijn vriendin, of andersom. Ook in de weekends kwam het voor dat gereisd werd vanaf of naar de woning van de vriendin. Voor het Hof stond de vraag centraal of ook het adres van de vriendin aangemerkt kon worden als ‘verblijfplaats’.  

Grens 500 kilometer

Het antwoord was van belang voor de vraag of er al dan niet meer dan 500 privé kilometers met de auto van de zaak waren afgelegd. Als het adres van de vriendin aangemerkt zou worden als verblijfplaats, zou de man in het jaar 487 privékilometers hebben afgelegd. Zo niet, dan zou hij ruim meer dan 500 privékilometers hebben gereden en zou er bijtelling moeten plaatsvinden.

Wat is een verblijfplaats?

Volgens het Hof is een verblijfplaats een plaats die u ter beschikking staat en waar u regelmatig verblijft. Of hiervan sprake is, moet blijken uit de feiten en omstandigheden. In deze zaak was er volgens het Hof sprake van een verblijfplaats. In een periode van vijf maanden werd er namelijk 19 keer van of naar deze plaats gereisd. Dat dit niet volgens een vast patroon gebeurde, deed niet ter zake. Evenmin het feit dat vanwege co-ouderschap soms minder gereisd kon worden dan gewenst. Verder was van belang dat het reispatroon in de jaren erna werd voortgezet. Belanghebbende werd dan ook in het gelijk gesteld.

Controleer de definitieve berekening Wtl 2023

By nieuws

De Belastingdienst stuurt vóór 1 augustus 2024 de beschikkingen Wtl 2023. Hierin is de hoogte van uw recht op LIV, jeugd-LIV en/of een LKV voor het jaar 2023 opgenomen. Als u het niet eens bent met de berekening hiervan, moet u binnen zes weken na dagtekening van de beschikking in bezwaar.

LIV 2023

Detailhandel

U kan voor het jaar 2023 recht hebben op lage-inkomensvoordeel (LIV) voor een bedrag van € 0,49 per werknemer per verloond uur met een maximum van € 960 per werknemer per jaar. Voorwaarde is onder meer dat de werknemer in 2023 rond het minimumloon verdiende (gemiddeld per uur van minimaal € 12,04  tot en met maximaal € 15,06).

Tip! Er gelden nog meer voorwaarden. Alle voorwaarden voor het LIV vindt u hier.

Jeugd-LIV 2023

De hoogte van het jeugd lage-inkomensvoordeel (jeugd-LIV) voor het jaar 2023 is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer.

Leeftijd op 31 december 2022  Per werknemer per uur  Maximaal per werknemer
18  € 0,07  € 135,20
19  € 0,08  € 166,40
20  € 0,30  € 613,60

Deze werknemers moesten in 2023 een gemiddeld uurloon hebben dat rond het minimumjeugdloon lag.

Tip! Er gelden nog meer voorwaarden. Alle voorwaarden en de uurloongrenzen voor het jeugd-LIV vindt u hier.

Let op!Het jeugd-LIV kunt u alleen nog voor het jaar 2023 krijgen. Vanaf 2024 is het jeugd-LIV afgeschaft.

LKV

U kon voor het jaar 2023 onder meer recht hebben op een loonkostenvoordeel (LKV) als u werkeloze oudere werknemers of arbeidsgehandicapte werknemers in dienst had. De hoogte van de verschillende LKV’s vindt u hier.

Tip! Er zijn nog meer werknemers waarvoor u mogelijk recht had op een LKV. Alle voorwaarden vindt u hier.

Beschikking Wtl 2023

Het LIV, jeugd-LIV en LKV voor het jaar 2023 worden pas in 2024 berekend en uitbetaald. Eerder ontving u van de Belastingdienst al een voorlopige berekening. Vóór 1 augustus 2024 ontvangt u van de Belastingdienst de beschikking Wtl 2023 met daarin de definitieve berekening. In de bijlage bij de beschikking vindt u de berekening die hieraan ten grondslag ligt.

Let op! Als de berekening naar uw mening niet klopt, kunt u bezwaar maken. Dit moet wel binnen zes weken na dagtekening van de beschikking gebeuren, dus wacht niet te lang.

Afrondingsverschillen

De beschikking is gebaseerd op de verloonde uren in uw aangiften loonheffingen. Controleer daarom de beschikking met de aangiften loonheffingen en niet met de uren in uw loonadministratie. Tussen de uren in uw loonadministratie en uw aangiften loonheffingen kunnen namelijk afrondingsverschillen zitten.

Let op! Alle correctieberichten die na 1 mei 2024 zijn ontvangen, zijn niet meer meegenomen in de definitieve berekening van uw rechten op LIV, jeugd-LIV en LKV voor het jaar 2023. Ontdekt u nu nog een fout in uw aangiften over 2023, dan moet u dit nog wel corrigeren met een correctiebericht.

Gevolg onjuist gebruik handelaarskenteken

By nieuws

Autohandelaren en herstelbedrijven kunnen voor hun wagenpark gebruikmaken van zogenaamde handelaarskentekens. Een dergelijk kenteken geldt als tijdelijk kenteken tijdens bijvoorbeeld een proefrit.

Voorwaarden

Bestelbus

Voor het gebruik van een handelaarskenteken gelden aanvullende voorwaarden. Zo mag er bijvoorbeeld niet privé mee worden gereden en moet het kenteken zijn verzekerd.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Ook moet voor gebruik van een handelaarskenteken, ook wel de groene kentekenplaat, mrb worden betaald. Deze wordt bepaald op basis van het gewicht van een personenauto van 1.000 kilo op benzine, over een tijdvak van drie maanden. Het is niet van belang voor hoeveel auto’s het handelarenkenteken wordt gebruikt.

Tip! U vindt bij de RDW meer informatie.

Naheffing bij vrijstelling of nihiltarief?

De Belastingdienst heeft onlangs aangegeven dat een naheffing mrb mogelijk is als het een auto uit een bedrijfsvoorraad betreft waarop geen handelaarskenteken is aangebracht. Dit geldt ook als de auto zelf zou zijn vrijgesteld of als er een nihiltarief op van toepassing is als de auto niet tot de bedrijfsvoorraad zou behoren. De naheffing wordt namelijk niet opgelegd om de niet-betaalde mrb na te heffen, maar omdat niet aan de voorwaarden van het handelaarskenteken wordt voldaan.

Handelaarskentekentarief

De naheffing mrb wordt gebaseerd op het tarief dat voor een handelaarskenteken geldt, dus een personenauto van 1.000 kilo op benzine. De naheffing wordt opgelegd over een periode van één jaar.

Let op!De kenmerken van de auto waarop geen handelaarskenteken is aangebracht, zijn dus voor de naheffing mrb niet van belang. 

Is door werkgever betaalde lijfrente aftrekbaar?

By nieuws

Als uw werknemer voldoende zogenaamde jaar- en/of reserveringsruimte heeft, zijn betaalde premies voor een lijfrente in beginsel aftrekbaar. Maar geldt dat ook als u als werkgever, de premies namens uw werknemer rechtstreeks betaalt aan de lijfrenteaanbieder?

Betaling uit nettoloon

Euro

Heeft uw werknemer zelf een lijfrente afgesloten en spreekt u met hem/haar af dat u deze de premie betaalt? Als u de betaling van de lijfrentepremie inhoudt op het nettoloon van uw werknemer, kan uw werknemer de premie gewoon aftrekken van het inkomen in de aangifte inkomstenbelasting. Van belang is namelijk of de premie op uw werknemer ‘drukt’. Dat is hier het geval omdat u de betaling inhoudt op het nettoloon.

Let op! Voorwaarde voor aftrekbaarheid is wel dat de werknemer voldoende jaar- en/of reserveringsruimte heeft

Betaling via werkkostenregeling

Ook als u de premie betaalt en deze onderbrengt in de vrije ruimte van de werkkostenregeling door aanwijzing als eindheffingsloon, is de premie aftrekbaar voor uw werknemer. Door aanwijzing als eindheffingsloon, is dit brutoloon immers nettoloon geworden. Omdat u dit nettoloon niet aan uw werknemer uitbetaalt, drukt de premie ook in dit geval. Ook nu moet de werknemer voldoende jaar- en/of reserveringsruimte hebben. Verder moet het aanwijzen als eindheffingsloon wel ‘gebruikelijk’ zijn.

Betaling op andere wijze

Betaalt u de lijfrentepremie, maar houdt u dit bedrag niet in op het nettoloon of wijst u dit bedrag niet aan in de vrije ruimte? Dan vormt deze betaling voor uw werknemer brutoloon waarop u loonbelasting en premie volksverzekeringen moet inhouden.

Let op! Betaling van de premies uit het brutoloon door deze in aftrek te brengen op het brutoloon is dus niet toegestaan.

Verschil met pensioenpremie

Lijfrentepremies verschillen dus van pensioenpremies, omdat pensioenpremies in beginsel wél ten laste van het bruto-inkomen kunnen worden gebracht. Voor lijfrentepremies geldt dit echter niet.

Hoge Raad: box 3 op basis van werkelijk rendement

By nieuws

Donderdag 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het box 3-stelsel nog steeds in strijd is met Europees recht als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Dat kan betekenen dat uw box 3-heffing lager kan worden vastgesteld dan op basis van de wettelijke regels.

‘Kerstarrest’ van 24 december 2021

Juridisch

Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die casus bood de Hoge Raad rechtsherstel door box 3 te heffen op basis van het werkelijke rendement.

Box 3 na Kerstarrest

Om uitvoering te geven aan het rechtsherstel, heeft de wetgever voor de jaren 2017 tot en met 2022 de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: Herstelwet) ingevoerd. Deze wet kent forfaits die het werkelijke rendement zo goed mogelijk zouden moeten benaderen. De vraag die in veel procedures en dus uiteindelijk ook bij de Hoge Raad voorlag, was of de Herstelwet vanwege die forfaits nog steeds het discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt.

Hoge Raad: nog steeds discriminerend

Naar aanleiding van die procedures oordeelde de Hoge Raad op 6 juni 2024 dat de Herstelwet nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die gevallen moet naar het oordeel van de Hoge Raad rechtsherstel geboden worden. De belastingaanslag moet dan zo ver worden verminderd dat alleen nog belasting in box 3 betaald wordt over het werkelijke rendement.

Let op! De Hoge Raad oordeelt dat ditzelfde geldt voor de Overbruggingswet box 3 die vanaf 2023 geldt. Deze wet regelt, op bijna dezelfde wijze als de Herstelwet, de box 3-heffing vanaf 2023.

Maar wat is dan het werkelijke rendement?

Aan diverse rechters was al de vraag voorgelegd hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. In de uitspraken van 6 juni 2024 geeft de Hoge Raad hiervoor een aantal regels.

Zo moet voor de berekening van het werkelijke rendement het gehele vermogen in box 3 meegenomen worden, dus ook de bank- en spaartegoeden. Het gaat daarbij niet alleen over het rendement op het vermogen op 1 januari, maar over het rendement op het gehele vermogen gedurende het hele jaar.

Let op! Het heffingvrije vermogen mag niet in aftrek worden gebracht.

Nominaal en (on)gerealiseerd

Bij de berekening van het werkelijke rendement gaat het om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Verder worden niet alleen de rechtstreekse voordelen uit vermogensbestanddelen betrokken in het werkelijke rendement (zoals rente, dividend en huur), maar ook de gerealiseerde én ongerealiseerde positieve en negatieve waardeveranderingen. Bij de bepaling van het rendement in een jaar wordt tot slot geen rekening gehouden met positieve of negatieve rendementen in andere jaren. Er is dus geen mogelijkheid van verliesverrekening over de jaargrens heen.

Let op! Kosten mogen niet in mindering komen op het rendement, met uitzondering van rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren.

In principe geen rentevergoeding bij rechtsherstel

Bij de Hoge Raad lag ook nog de vraag voor of een belastingplichtige recht heeft op rentevergoeding als hij rechtsherstel en dus een teruggaaf voor box 3 krijgt. De Hoge Raad oordeelt dat dit in principe niet het geval is. Dit kan alleen anders zijn als bij berekening van de wettelijke rente over de belastingvermindering, deze wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering in box 3 zelf.

Kunt u profiteren?

Of u daadwerkelijk kunt profiteren van het oordeel van de Hoge Raad staat niet zonder meer vast en is afhankelijk van veel factoren. Allereest speelt bijvoorbeeld de vraag of uw definitieve aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Heeft u al rechtsherstel gehad, dan is de vraag of u nog op tijd bent om een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen. Voor de jaren tot en met 2018 is dat in ieder geval niet meer mogelijk.

Daarnaast is van belang of uw werkelijke rendement inderdaad lager is dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad heeft hierover bepaald dat het niet relevant is hoeveel lager dit werkelijke rendement is. Houd er wel rekening mee dat u aan de hand van de feiten zelf zult moeten aantonen dat uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.

Let op! Is uw werkelijke rendement hoger dan het forfaitaire rendement, dan verandert er niets voor u. De uitspraak van de Hoge Raad kan dus niet tot een hogere aanslag leiden.

Hoe nu verder?

De Belastingdienst geeft op de website aan dat u voorlopig niets hoeft te doen. Als de uitspraak gevolgen heeft voor uw box 3-inkomen, dan stuurt de Belastingdienst u later dit jaar een brief.

Het Ministerie van Financiën bestudeert de uitspraak en na een politieke beslissing hoort de Belastingdienst hoe zij het box 3-inkomen op een juiste manier kan berekenen. De Belastingdienst ontwikkelt op dit moment wel al een digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’, waar u straks waarschijnlijk gebruik van kunt maken om het werkelijke rendement door te geven.

We verwachten dus pas duidelijkheid in de loop van het jaar. Tot die tijd moeten we afwachten. Zodra er meer duidelijkheid is, brengen we u uiteraard op de hoogte via onze website en nieuwsbrief.

Tip! U kunt voor uzelf wel al een globale berekening maken of het zinvol is om een beroep te doen op het werkelijke rendement. U kunt ook alvast de stukken verzamelen die dit onderbouwen. Zodra het formulier dan beschikbaar komt, kunt u er snel mee aan de slag.

Massaalbezwaarplusprocedure

Wellicht ten overvloede merken we op dat deze arresten losstaan van de massaalbezwaarplusprocedures voor de jaren 2017-2020 voor de belastingplichtigen die op of voor 24 december 2021 niet (tijdig) bezwaar hadden aangetekend tegen de aanslagen inkomstenbelasting. De massaalbezwaarplusprocedures bevinden zich nog in een beginstadium. We kunnen niet aangeven wanneer en hoe de Hoge Raad in deze procedures zal oordelen. Dat kan nog maanden duren. Behoort u tot deze groep belastingplichtigen? Dan hoeft u ook nog geen (nadere) actie te ondernemen.

Parkeerautomaat defect, wat nu?

By nieuws

Op veel plaatsen in Nederland geldt dat u voor het parkeren van uw voertuig moet betalen. Maar wat nu als u wel wilt betalen, maar dit niet mogelijk is omdat de parkeerautomaat defect is? Wat vond Gerechtshof Den Haag dat er dan in redelijkheid geëist kan worden?

Ook bij defecte automaat betalen

Navigatie

In bovengenoemde rechtszaak wordt een eerder oordeel van de Hoge Raad bevestigt dat degene die beweert dat een parkeerautomaat defect is, dit moet aannemelijk moet maken. Dit kan bijvoorbeeld met getuigen of door met uw gsm vast te leggen dat de automaat niet werkt. Dat de automaat niet werkt, betekent overigens niet dat u in beginsel geen parkeerbelasting hoeft te betalen. Dit heeft de Hoge Raad al eerder geoordeeld.

Wat mag redelijkerwijs van u worden verlangd?

De vraag blijft natuurlijk hoe u parkeerbelasting moet betalen als de automaat defect is? Uit bovengenoemde rechtszaak blijkt weer dat u alles moet doen wat redelijkerwijs van u verlangd kan worden om de parkeerbelasting toch te betalen, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar een automaat die wel werkt.

Enigszins in de buurt

Ook blijkt dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die er voor zorgen dat uw naheffingsaanslag parkeerbelasting wordt verminderd. Dit was het geval in de zaak die voorlag bij Gerechtshof Den Haag. Het gerechtshof was van oordeel dat niet van verlangd kan worden dat een automobilist per auto op zoek gaat naar een automaat die wel werkt als die alleen op grote afstand te vinden is. In de betreffende zaak had een docent zijn auto geparkeerd en ontdekt dat de parkeerautomaat niet werkte. Een van zijn leerlingen probeerde 675 meter verder bij een andere parkeerautomaat het verschuldigde parkeergeld voor hem te voldoen, maar deze was eveneens defect. Het Hof vond niet dat de docent daarna per auto naar een parkeerautomaat had moeten gaan die wel werkte, zeker niet nu deze in een andere zone lag.

De docent had nog geprobeerd om via het telefoonnummer op de parkeerautomaat het defect door te geven, maar dit bleek niet mogelijk omdat de telefoon niet werd opgenomen. Ook op een telefoontje de dag erna om alsnog de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen, werd afwijzend gereageerd. Uiteindelijk viel er wel een naheffing parkeerbelasting op de mat.

Werkende apparatuur binnen redelijke afstand

Het gerechtshof in Den Haag vernietigde de naheffing. De docent heeft volgens het Hof redelijkerwijs gedaan wat er van hem verlangd mocht worden en bovendien moet een gemeente zorgen voor werkende apparatuur binnen redelijke afstand van de parkeerplaats. Dat er die dag verder geen meldingen over defecte apparatuur waren ontvangen, deed hier niets aan af.

Let op! Het gerechtshof oordeelde ook nog dat de docent niet verweten kon worden dat hij niet over een parkeerapp beschikte om te betalen. In de Gemeentewet en de parkeerverordening was namelijk opgenomen dat verschillende manieren van betalen waren toegestaan.

Is contributie autoclub btw belast?

By nieuws

Er bestaan de nodige hobbyclubs voor autoliefhebbers in Nederland. Is de contributie van een dergelijke club ook belast met btw? En zo ja, waar hangt dit vanaf?

De rechtbank Den Haag beantwoordde deze vraag voor  een hobbyclub voor liefhebbers van terreinwagens.

Activiteiten

Auto

De club organiseerde voor haar leden de nodige activiteiten. Eén van die evenementen was een meerdaags evenement inclusief kamperen. Zowel leden als niet-leden kunnen hieraan deelnemen en onder meer met een terreinwagen rijden op een parcours met hindernissen. De leden betalen een eenmalig inschrijfgeld en jaarlijks contributie. Zij ontvangen hiervoor per e-mail een nieuwsbrief met aankondiging van het eerstvolgende evenement en kunnen deelnemen aan georganiseerde evenementen. Niet-leden betalen voor een evenement entreegeld.

Belast of niet?

De vraag voor de rechtbank was of deze activiteiten ertoe leidden dat de contributie belast moest worden met btw. De Belastingdienst stelde van wel omdat naar zijn mening de contributie betaald werd om deel te kunnen nemen aan de evenementen waarvoor niet-leden apart moesten betalen.

Te ver verwijderd verband

De rechtbank was het hier niet mee eens. De evenementen konden niet worden afgedwongen door de leden en als een evenement niet doorging, werd de contributie ook niet aangepast. Dat een lid kon dreigen zijn lidmaatschap dan op te zeggen, maakte dit niet anders. Volgens de rechtbank was er een te ver verwijderd verband tussen de evenementen en de contributie, zodat deze niet belast was met btw.

Let op! Tegen de uitspraak van rechtbank is hoger beroep in gesteld. Het gerechtshof zou mogelijk daarom nog tot een ander oordeel kunnen komen.

Fiscaal partnerschap na niet-ontvankelijk verklaring echtscheiding

By nieuws

Als echtgenoten gaan scheiden, dient hiertoe een verzoek te worden ingediend bij de rechtbank. Na het indienen van een verzoek om echtscheiding eindigt het fiscaal partnerschap als de echtgenoten niet meer op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Maar wat nu als het echtscheidingsverzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard? Welke gevolgen heeft dat voor het fiscale partnerschap?

Fiscale gevolgen

Schaken

De Belastingdienst heeft de gevolgen van een niet-ontvankelijk echtscheidingsverzoek geschetst aan de hand van een voorbeeld. In dit voorbeeld wordt op 11 november een verzoek tot echtscheiding ingediend en laat één van de twee zich uitschrijven van het woonadres bij de gemeente. Het verzoek wordt op 1 maart van het erop volgende jaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit wordt op 1 juni van dat jaar definitief. De echtgenoten blijven beiden ook daarna nog op een ander woonadres ingeschreven staan.

Periode vanaf 11 november

Het echtscheidingsverzoek is ingediend, maar het huwelijk is nog niet ontbonden. Wettelijk bepaald is echter dat er geen sprake meer is van fiscaal partnerschap als er een verzoek tot echtscheiding is ingediend én de echtgenoten niet meer op hetzelfde adres staan ingeschreven. De echtgenoten zijn daarom vanaf 11 november geen fiscaal partner meer.

Periode vanaf 1 maart

Het echtscheidingsverzoek is niet-ontvankelijk verklaard, maar hiertegen is nog drie maanden beroep mogelijk. Zo lang beroep nog mogelijk is, is het verzoek tot echtscheiding nog in behandeling en is er ook gedurende deze periode geen sprake van fiscaal partnerschap.

Periode vanaf 1 juni

Vanaf 1 juni is er geen sprake meer van een ingediend verzoek tot echtscheiding. Het ingediende verzoek is namelijk definitief niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft tot gevolg dat de echtgenoten vanaf 1 juni weer als elkaars fiscale partner worden aangemerkt, ondanks dat ze niet op hetzelfde woonadres staan ingeschreven Wil men dit niet, dan zal opnieuw een verzoek tot echtscheiding moeten worden ingediend. Vanaf dat moment is er dan geen fiscaal partnerschap meer.