Skip to main content
Category

nieuws

Leeftijd bij vrijstelling overdrachtsbelasting geen discriminatie

By nieuws

De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling voor personen tussen de 18 en 35 jaar. Die vrijstelling is geen vorm van ongeoorloofde discriminatie, aldus het Hof Den Bosch. Er is immers sprake van een gerechtvaardigde doelstelling van de wetgever. Bovendien bestaat er een redelijke verhouding tussen de maatregel en het te bereiken doel.

Vrijstelling overdrachtsbelasting

Woning

Bij aankoop van een pand is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Wel bestaat er een vrijstelling voor personen tussen 18 en 35 jaar die deze vrijstelling nog niet eerder hebben toegepast en een woning kopen met een prijs van maximaal € 510.000 (2024). Daarbij is vereist dat de woning na verkrijging anders dan ‘tijdelijk als hoofdverblijf’ gebruikt gaat worden.

Leeftijdsdiscriminatie?

In de betreffende rechtszaak stelde een belastingplichtige dat er sprake was van ongeoorloofde leeftijdsdiscriminatie. De man was van mening dat er geen rechtvaardige redenen bestonden om personen ouder dan 35 jaar, de man was 38 jaar oud, van de vrijstelling uit te sluiten. Dit argument werd op grond van de motieven van de wetgever echter verworpen.

Koopstarters helpen

De wetgever wist op grond van onderzoek dat zo’n 70% van de personen die voor het eerst een woning kopen, jonger is dan 35 jaar. Om deze zogenaamde koopstarters te kunnen helpen, is hen de vrijstelling van overdrachtsbelasting toebedeeld. De wetgever heeft hiervoor – mede gelet op de uitvoerbaarheid – dan ook voor mogen kiezen, aldus het Hof.

Geen individuele en buitensporige last

Het Hof verwierp ook het standpunt dat er sprake was van een individuele en buitensporige last. De overdrachtsbelasting is namelijk voor iedereen in vergelijkbare omstandigheden gelijk. Ook had de belastingplichtige ervoor kunnen kiezen geen overdrachtsbelasting te betalen door de woning eenvoudig niet te kopen. Zijn beroep slaagde dan ook niet.

Namen gebruikers verlaagde energietarieven openbaar

By nieuws

De namen van bedrijven die profiteren van lagere energietarieven voor glastuinbouw, landpalen of walstroom worden vanaf het najaar van 2025 openbaar gemaakt. Lagere energietarieven worden aangemerkt als steunmaatregelen, waarvoor is geregeld dat de namen van gebruikers ervan worden gepubliceerd.

Transparency Award Module (TAM)

Kas

Van de bedrijven die een verlaagd energietarief betalen, wordt een aantal gegevens opgenomen in de zogenaamde Transparency Award Module (TAM) van de Europese Commissie. Dit betreft de naam van de onderneming, het KVK-nummer, of het gaat om een kleine of middelgrote onderneming, een activiteitenomschrijving via een NACE-code en de omvang van het steunbedrag.

Let op! Alleen bedrijven die minstens € 100.000 aan steun ontvangen via een lager energietarief worden vermeld in de TAM.

Wanneer publicatie?

De gegevens van de bedrijven die steun ontvangen worden vanaf het najaar van 2025 gepubliceerd. Publicatie vindt plaats op de site van de Europese Commissie.

Fiscale gevolgen terugbetaling niet-aftrekbare lijfrentepremie

By nieuws

Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting? Dan kunt u het niet aftrekbare deel terugvragen bij de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot. Houd wel rekening met de fiscale gevolgen hiervan.

Lijfrentepremies

Euro

Lijfrentepremies zijn onder strikte voorwaarden aftrekbaar. Daarbij gelden per jaar ook maximale bedragen die u in aftrek kunt brengen. Deze maximale bedragen zijn afhankelijk van de hoogte van uw pensioentekort, uitgedrukt in uw jaarruimte en uw reserveringsruimte.

De jaarruimte is het pensioentekort dat u in het voorgaande jaar had. De jaarruimte 2024 is dus afhankelijk van uw pensioentekort in 2023.

Als u in een jaar niet alle jaarruimte gebruikt, wordt dit niet-gebruikte deel gedurende tien jaar bewaard. Deze niet-benutte jaarruimtes vormen samen uw reserveringsruimte.

Tip! U kunt in een jaar maximaal lijfrentepremies in aftrek brengen ter grootte van uw jaarruimte en reserveringsruimte. De Belastingdienst heeft voor het berekenen van de jaarruimte en de reserveringsruimte een hulpmiddel op de website staan.

Niet-aftrekbare lijfrentepremies terugvragen

Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen? Dan kunt u de financiële instelling verzoeken om het niet-aftrekbare deel terug te betalen. Volgens de wettelijke regels zou terugbetalen van een deel van de premie betekenen dat u over de gehele lijfrente belasting in box 1 moet betalen plus 20% revisierente. In een besluit is echter goedgekeurd dat terugbetaling van het niet-aftrekbare deel zonder die afrekening kan plaatsvinden.

Let op! Voor deze goedkeuring gelden voorwaarden. Zo moet onder meer ook het behaalde rendement op de terugbetaalde premie terugbetaald worden. Ook moet een verklaring ‘geruisloze terugstorting’ worden overlegd.

Opgeven in box 3

Een andere voorwaarde voor de onbelaste terugbetaling is dat u het teruggestorte bedrag alsnog opneemt in box 3; niet alleen in het jaar van terugbetaling, maar ook in de voorgaande jaren.

Voorbeeld
U heeft in maart 2021 een lijfrente afgesloten en betaalt in 2021 € 10.000 premie hiervoor. Bij het indienen van uw aangifte inkomstenbelasting komt u erachter dat maar € 6.000 aftrekbaar is. In 2024 vraagt u de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot daarom om teruggave van € 4.000. De financiële instelling betaalt dit bedrag medio 2025 aan u uit. Daarbij betaalt de financiële instelling ook het op de terugbetaalde premies behaalde rendement uit.

Het voorgaande betekent dat u in uw aangifte inkomstenbelasting 2022, 2023, 2024 en 2025 het terugbetaalde bedrag plus het daarop behaalde rendement op moet nemen in box 3.

In categorie overige bezittingen

De Belastingdienst is van mening dat u dit bedrag moet opgeven in de categorie overige bezittingen. U mag dit dus volgens de Belastingdienst niet opgeven in de categorie banktegoeden. Dat is ongunstig, omdat voor de categorie banktegoeden een veel lager forfaitair rendement geldt dan voor de categorie overige bezittingen. Zo bedraagt voor het jaar 2023 het forfait voor banktegoeden 0,92% en voor overige bezittingen 6,17%.

Stand van zaken UBO-registers

By nieuws

Minister Van Weyenberg van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot de UBO-registers. Daarbij is hij ook ingegaan op enkele aankomende wijzigingen.

UBO-register

Typen

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. 

Aanpassing belang

Momenteel wordt een persoon als UBO aangemerkt als deze persoon meer dan 25% van het belang of de zeggenschap in een juridische entiteit heeft. Voorgesteld wordt om dit te wijzigen en ook al bij een bezit van 25% van het belang of de zeggenschap van een UBO te spreken. Een aantal extra juridische entiteiten zal hierdoor melding moeten maken van een UBO. Er wordt naar gestreefd de uitvoeringslasten hiervan te beperken.

Wijziging verplichte raadpleging UBO-register

Bepaalde instellingen dienen bij zakelijke transacties het UBO-register te raadplegen. Dit kan op dit moment via een kopie die door de Kamer van Koophandel (KVK) wordt verstrekt. Per 1 juni 2024 kan de instelling dit opvragen bij de cliënt als de instelling zelf geen toegang tot het UBO-register heeft. De cliënt kan een gewaarmerkte kopie van de inschrijving in het UBO-register dan zelf opvragen bij de KVK. Zodra de instelling zelf toegang heeft, moet deze de informatie weer zelf bij de KVK opvragen. Ook de terugmelding bij geconstateerde verschillen wordt vanaf dat moment voor deze instelling dan verplicht. Het aantal terugmeldingen zal op termijn ook worden beperkt.

Legitiem belang

Organisaties met een zogenaamd legitiem belang kunnen het UBO-register inzien. Hieronder worden verstaan journalisten, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering en delicten die daarmee samenhangen, alsook natuurlijke personen en rechtspersonen die van plan zijn een zakelijke transactie aan te gaan met een andere partij. Uitgewerkt wordt hoe dit vorm te geven.

Handboek Loonheffingen 2024 weer beschikbaar

By nieuws

Voor werkgevers is het Handboek Loonheffingen 2024 beschikbaar. De Belastingdienst publiceert dit Handboek ieder jaar en vermeldt hierin alle zaken die werkgevers bij de loonheffingen in acht moeten nemen om correcties en boetes te voorkomen.

Wijzigingen en verduidelijkingen

Typen

Het Handboek bevat alle wijzigingen in de loonheffingen ten opzichte van vorig jaar. Wijzigingen worden per hoofdstuk aangegeven. Zo is bijvoorbeeld de vrijstelling voor ov-kaarten verruimd. Ook zijn alle cijfers aangepast voor het jaar 2024 en is bijvoorbeeld aangegeven dat de AOW-gerechtigde leeftijd met twee maanden is verhoogd naar 67 jaar. Sommige zaken zijn verduidelijkt. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven dat u over bedragen in de zogenaamde vrije ruimte niet alleen geen loonheffingen hoeft te betalen, maar ook niet hoeft in te houden.

Lonen en premies

In het Handboek wordt uitgebreid ingegaan op de vraag wat precies tot het loon behoort, inclusief een specificatie van onder meer vrijgestelde loonbestanddelen en loonbestanddelen waarvoor een nihilwaardering geldt. Ook de berekening van premies werknemersverzekeringen en van de premie Zorgverzekeringswet komt uitvoerig aan bod.

Werkkostenregeling

De werkkostenregeling komt uiteraard ook ruim aan bod, inclusief de vraag hoe de vrije ruimte moet worden berekend en de voor de regeling geldende concernregeling. Het Handboek geeft ook cijfermatige voorbeelden en kent verschillende overzichten en tabellen, waaronder voor artiesten en voor toepassing van het anoniementarief.

Let op! Het Handboek gaat in een aparte bijlage ook in op de gevolgen van de Brexit voor bepaalde werknemers.

Downloaden

Het Handboek is te downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Wel is het van belang regelmatig te checken op een nieuwere versie, zodat u op de hoogte blijft van wijzigingen en correcties.

Mogelijk extra verhoging kinderopvangtoeslag 2025

By nieuws

Het kabinet is van plan de kinderopvangtoeslag voor bepaalde inkomens per 2025 extra verhogen. Deze verhoging komt bovenop de indexatie van de toeslag vanwege inflatie. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met het uiteindelijke voorstel.

Middeninkomens

Speen

De extra verhoging komt volgens de voorstellen van het kabinet met name ten goede aan de middeninkomens. Dit betekent dat huishoudens met een gezamenlijk inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 erop vooruit zullen gaan als de plannen ongewijzigd doorgaan. 

Beoogd doel

Het kabinet wil voor genoemde inkomens de kosten van kinderopvang verlagen om het aantrekkelijker te maken te blijven werken of meer uren te gaan werken. Hiertoe worden de toeslagpercentages, de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens aangepast.

Tabel eerste kind

De verhoging van de kinderopvangtoeslag richt zich met name op een verhoging van de vergoedingspercentages van de tabel voor het eerste kind. In de praktijk blijkt namelijk vooral het krijgen van het eerste kind van invloed op de keuze om al dan niet te blijven werken, onder meer vanwege de kosten van kinderopvang.

Meer zekerheid

Ouders krijgen ook meer zekerheid over de toekenning van de kinderopvangtoeslag. Dit is een gevolg van het feit dat tot een verzamelinkomen van € 45.701 recht bestaat op het maximale vergoedingspercentage. Wijzigingen van het inkomen leiden daardoor tot die grens niet langer tot vermindering van de toeslag en de bijbehorende problemen inzake terugbetaling.

Wijziging inning fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting

By nieuws

In de loop van dit jaar gaat de Belastingdienst het innen van de fijnstoftoeslag in de motorrijtuigenbelasting (mrb) veranderen. Dit geldt zowel voor personen- als bestelauto’s. Door afronding van de bedragen kan een en ander iets meer mrb gaan kosten.

Fijnstoftoeslag

Auto

De fijnstoftoeslag bestaat sinds 2020 als onderdeel van de mrb voor personen- en bestelauto’s op diesel. De fijnstoftoeslag geldt voor de voertuigen die voor de meeste vervuiling zorgen vanwege de uitstoot van fijnstof.

Hoeveel fijnstoftoeslag?

Hoeveel fijnstoftoeslag u moet betalen, is afhankelijk van het soort voertuig en van het gewicht van het voertuig. Voor een personenauto op diesel van bijvoorbeeld 1.000 kilo bedraagt de fijnstoftoeslag nu €45,81 per kwartaal. Voor een personenauto van 2.000 kilo is dit € 107,54 per kwartaal. Een bestelauto voor ondernemers van 1.000 kilo kent een tarief van € 14,48 per kwartaal, bij een gewicht van 2.000 is dit € 27,59.

Inning ineens

De fijnstoftoeslag wordt nu nog apart van de mrb geïnd. In de loop van dit jaar wordt het bedrag aan fijnstoftoeslag samen met de verschuldigde mrb geïnd. U krijgt voortaan dus nog maar één rekening. Door afronding kan dit betekenen dat de rekening iets hoger uitvalt. Nu worden beide bedragen namelijk nog naar beneden afgerond op hele euro’s, maar als het bedrag ineens wordt geïnd wordt het totale bedrag afgerond op hele euro’s.

Fiscale maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord

By nieuws

PVV, VVD, NSC en BBB hebben op 16 mei 2024 een hoofdlijnenakkoord gesloten. Hoewel dit een akkoord op hoofdlijnen is dat nog moet leiden tot een regeerakkoord, kunnen hieruit wel al diverse concrete – en nog nader uit te werken – fiscale maatregelen ontleend worden.

In dit artikel is per thema een overzicht opgenomen van genoemde fiscale maatregelen.

Let op! Houd er rekening mee dat de maatregelen nog niet vaststaan. Deze moeten namelijk eerst nog in wetsvoorstellen worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Desondanks is het wel verstandig om hiervan reeds kennis te nemen en er rekening mee te houden.

Arbeid

Binnenhof

Uit het hoofdlijnenakkoord kunnen de volgende voorgenomen (fiscale) maatregelen op het gebied van arbeid ontleend worden.

  • Een lastenverlichting op arbeid en een verlaging van de marginale druk voor middeninkomens, bijvoorbeeld via het introduceren van een derde schijf in de inkomstenbelasting.
  • Meer zekerheid op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door een zelfstandigenbeleid voor echte zelfstandige (zzp’ers), regulering van de uitzendsector en meer vaste contracten voor werknemers. De wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) wordt voorgezet.
  • Bijna gratis kinderopvang vanaf 2027. Daarentegen wordt het tarief dat ouders vergoed krijgen via de kinderopvangtoeslag (de maximum uurprijs) in 2026 niet geïndexeerd.
  • Vanaf 2027 wordt de WW hervormd. Hoe deze hervorming plaatsvindt, is nog niet nader uitgewerkt. Gedacht wordt aan het verlengen van de opzegtermijn van arbeidscontracten in combinatie met een poortwachterstoets of een verkorting van de duur van de WW-uitkering naar 18 maanden.
  • Vanaf 1 juli 2026 wordt de compensatie van de transitievergoeding voor werkgevers bij ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid beperkt tot kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers).
  • De Awf-premie (WW-premie) wordt zowel voor vaste als voor flexibele contracten vanaf 2026 verhoogd met 0,1%.
  • De kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling worden aangescherpt en verhoogd.
  • Bezien wordt of, en zo ja welke, fiscale voordelen onder de extraterritoriale kostenregeling (EKT-regeling) worden versoberd.

Let op! De vorige jaar aangenomen versobering van de 30%-regeling wordt niet teruggedraaid.

Let op! Diverse media melden dat de verhoging van het wettelijk minimumloon wordt teruggedraaid. Dit is echter geen nieuwe maatregel, maar de verwerking van de onlangs niet door de Eerste Kamer aangenomen extra verhoging van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2024 met 1,2%.

Ondernemers

Specifiek voor ondernemers kunnen uit het hoofdlijnenakkoord de volgende voorgenomen fiscale maatregelen worden opgemaakt:

  • Een aantal al aangenomen of aangekondigde lastenverzwaringen wordt weer teruggedraaid. Het gaat hierbij onder meer om:
    – de in de Voorjaarsnota 2024 aangekondigde verdere verlaging van de mkb-winstvrijstelling vanaf 2025 van 12,7 naar 12,03% gaat niet door. De mkb-winstvrijstelling bedraagt in 2024 nog 13,31%. Eerder was al aangenomen dat deze per 2025 verlaagd zou worden naar 12,7%;
    – het vorig jaar aangenomen voorstel om vanaf 2025 de inkoopfaciliteit van eigen aandelen in de dividendbelasting af te schaffen, wordt teruggedraaid;
    – de verhoging per 1 januari 2024 van het hoogste tarief in box 2 van 31 naar 33% wordt teruggedraaid. Onduidelijk is of dit met terugwerkende kracht vanaf 2024 gebeurt, maar volgens de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord gebeurt dit in ieder geval vanaf 2025. Dat betekent dat het tarief in box 2 dan tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) 24,5% bedraagt en daarboven 31%;
    – de in de Voorjaarsnota 2024 aangekondigde verhoging van de energiebelasting aardgas in de derde, vierde en vijfde schijf per 2025 gaat niet door.
  • De energiebelasting op aardgas in de eerste en tweede schijf (tot 170.000 m3) wordt verlaagd vanaf 2025 met 2,82 cent per m3, oplopend tot 4,8 cent per m3 in 2030.
  • Het Nationaal Groeifonds wordt uitgefaseerd. Dit betekent dat de eerste drie rondes nog wel worden nagekomen, maar dat ronde vier en vijf vervallen.
  • Een ruimhartige vrijwillige en langdurige stoppersregeling voor land- en tuinbouwers vindt fiscaalvriendelijk plaats.
  • Vanaf 2025 worden de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en het geven uit de vennootschap beperkt.
  • Vanaf 2025 wordt de renteaftrekbeperking in de Vpb (earningsstripping) van 20% naar het Europese gemiddelde van 25% gebracht.
  • Vanaf 2028 wordt een circulaire plasticheffing ingevoerd.

Vervoer

Voor het vervoer bevat het hoofdlijnenakkoord de volgende voorgenomen fiscale maatregelen.

  • Alle subsidies voor de aanschaf van elektrische auto’s, zowel voor nieuwe als tweedehands auto’s, worden met ingang van 2025 afgeschaft. Uit het hoofdlijnenakkoord wordt niet duidelijk of dit ook geldt voor de verlaagde bijtelling van elektrische auto’s.
  • De gewichtscorrectie voor elektrische auto’s in de motorrijtuigenbelasting (mrb) blijft bestaan.
  • De huidige accijnsverlaging op brandstof wordt met een jaar verlengd en loopt door tot eind 2025.
  • Diesel met een lager accijns (de zogenaamde rode diesel) wordt vanaf 2027 weer ingevoerd voor boeren, tuinders en loonwerkers.
  • Vanaf 2027 wordt een gedifferentieerde vliegbelasting ingevoerd. De belasting wordt hoger naarmate de afstand waarover gevlogen wordt langer is.

Wonen

Ook op het gebied van wonen bevat het hoofdlijnenakkoord een aantal fiscale maatregelen, waaronder:

  • de fiscale positie van de eigen woning blijft ongewijzigd. Dit betekent onder meer dat de hypotheekrenteaftrek voor de eigenwoningbezitter blijft bestaan en dat het eigenwoningforfait niet wijzigt;
  • de stijging van de onroerendzaakbelasting wordt gemaximeerd;
  • de energiebelasting op aardgas in de eerste en tweede schijf (tot 170.000 m3) wordt verlaagd vanaf 2025 met 2,82 cent per m3, oplopend tot 4,8 cent per m3 in 2030.
  • er komt een belasting op ongebouwde grond die een woonfunctie heeft;
  • het bouwen van (private) huurwoningen wordt gestimuleerd door het verminderen van de regeldruk en – waar mogelijk – de belastingdruk;
  • voor eigenaren van zonnepanelen verdwijnt de salderingsregeling in één keer met ingang van 2027. Dit betreft dus een eerdere en abruptere afschaffing van de salderingsregeling dan het laatste plan over de afbouw van de salderingsregeling dat onlangs niet door de Eerste Kamer is aangenomen.

Btw-verhogingen

In het hoofdlijnenakkoord zijn ook diverse btw-verhogingen opgenomen.

  • De btw op culturele goederen en diensten, waaronder boeken, toegang tot theater, musea, kermisattracties en dierentuinen wordt vanaf 2026 verhoogd van 9 naar 21%.
  • Het btw-tarief voor logies (onder meer hotelovernachtingen) gaat vanaf 2026 omhoog van 9 naar 21%.

Let op! De toegang tot bioscopen en dagrecreatie en overnachtingen op campings worden uitgezonderd van de btw-verhoging naar 21%. Hiervoor blijft het verlaagde btw-tarief van 9% gelden. De daklozenopvang en Ronald McDonald Huizen worden voor de hogere kosten door de verhoging naar 21% btw gecompenseerd met een subsidie vanuit VWS.

Particulieren

Voor particulieren zijn verder nog de volgende fiscale maatregelen aan het hoofdlijnenakkoord te ontlenen:

  • de verhoging van het box 3-tarief naar 36% wordt (deels) teruggedraaid. Onduidelijk is hoeveel en of dit met terugwerkende kracht vanaf 2024 gebeurt. Volgens de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord gebeurt dit in ieder geval vanaf 2025 en wordt hiervoor € 100 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld;
  • de giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt vanaf 2025 beperkt. Vanaf 2028 worden alle verschillende soorten giften in de inkomstenbelasting op gelijke wijze behandeld. Er bestaat dan waarschijnlijk geen verschil in behandeling meer tussen periodieke giften en andere giften;
  • het kindgebonden budget en de huurtoeslag gaan vanaf 2025 omhoog;
  • de afbouw van de dubbele heffingskorting in de bijstand wordt in de jaren 2025 tot en met 2027 bevroren.

Overig

Uit het hoofdlijnenakkoord zijn onder meer nog de volgende (fiscale) maatregelen op te maken.

  • Wetgeving voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel wordt voorbereid.
  • Er komt een ‘recht op vergissen’. Dit betekent dat één enkele fout een burger niet meteen diep in de problemen kan duwen.
  • De kosten van aanmaning en incasso van de overheid gaan fors omlaag.
  • De bereikbaarheid van overheidsorganisaties voor burgers gaat omhoog door verruiming van de mogelijkheden (tijden en locaties) voor persoonlijk contact, meer tijdig en adequaat telefonisch contact en een grotere beschikbaarheid van hulp bij digitaal contact.
  • De kansspelbelasting gaat vanaf 2025 omhoog van 30,5 naar 37,8%.Er worden verdere stappen gezet om (negatief geëvalueerde) fiscale regelingen af te bouwen of te versoberen en onbedoelde constructies aan te pakken.

Controleer uw definitieve aanslag IB 2023 op box 3

By nieuws

Heeft u box 3-vermogen en ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023? Onderzoek dan of het verstandig is om hier tegen in bezwaar te komen.

Controle definitieve aanslag

Euro

Diende u al uw aangifte inkomstenbelasting (IB) 2023 in? Dan bestaat de kans dat u binnenkort al een definitieve aanslag IB 2023 van de Belastingdienst ontvangt. Het is verstandig om een definitieve aanslag IB altijd goed te (laten) controleren. Is deze bijvoorbeeld wel in overeenstemming met de door u ingediende aangifte? Of is per abuis in uw aangifte iets niet goed ingevuld? Dan kunt u dat nog corrigeren door tijdig een bezwaarschift in te (laten) dienen.

Let op! Een bezwaarschrift is tijdig ingediend als dit binnen zes weken na dagtekening van de definitieve aanslag door de Belastingdienst is ontvangen. Wacht daarom na ontvangst van de definitieve aanslag niet te lang.

Extra aandacht voor box 3

Heeft u box 3-vermogen, dan moet u extra aandacht (laten) besteden aan uw definitieve aanslag IB 2023. Momenteel loopt er namelijk een aantal rechtszaken bij de Hoge Raad over box 3. De rechtszaken gaan over de jaren tot en met 2022, maar zullen ook gelden voor de box 3-heffing in 2023. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke rendement uit uw vermogen als dit lager is dan het rendement dat volgt uit de wettelijke bepalingen.

Controleer definitieve aanslag

Zo’n oordeel van de Hoge Raad zou voor u een gunstige ontwikkeling kunnen zijn als uw werkelijke rendement inderdaad lager is dan het rendement dat in uw definitieve aanslag IB 2023 is opgenomen. Om die reden is het verstandig om bij ontvangst van een definitieve aanslag uw werkelijke rendement te (laten) vergelijken met het rendement in uw aanslag. Is dit werkelijke rendement lager, kom dan binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar! 

Let op! Als u niet tijdig in bezwaar komt, kunt u straks geen gebruikmaken van een gunstige uitspraak van de Hoge Raad. 

Nog geen definitieve aanslag?

Bestaat uw box 3-vermogen uit meer dan alleen bank- en spaartegoeden, maar bijvoorbeeld ook uit beleggingen, dan legt de Belastingdienst nog geen definitieve aanslag IB 2023 aan u op. De Belastingdienst wacht daarmee tot de Hoge Raad beslist heeft in de rechtszaken rondom box 3. Deze beslissingen worden in augustus/september van dit jaar verwacht.

Let op! Dit geldt dus niet als uw box 3-vermogen alleen uit bank- en spaartegoeden bestaat. In dat geval wacht de Belastingdienst in principe niet de beslissing van de Hoge Raad af. Omdat ook in het geval van bank- en spaartegoeden het werkelijke rendement weleens lager zou kunnen zijn dan het wettelijke rendement, is het verstandig om alert te zijn bij ontvangst van uw definitieve aanslag IB 2023.

Definitieve aanslagen van vóór 2023

Het voorgaande geldt niet alleen voor de definitieve aanslagen IB 2023, maar ook voor eerdere jaren. In principe legt de Belastingdienst ook voor de jaren 2021 en 2022 nog geen definitieve aanslag IB op als uw box 3-vermogen uit meer bestaat dan alleen bank- en spaartegoeden. Maar blijf alert en overleg met uw adviseur als u toch een definitieve aanslag IB 2021 of 2022 ontvangt.

Let op! De Belastingdienst heeft wettelijk een termijn van in beginsel drie jaar waarbinnen een definitieve aanslag IB moet worden opgelegd. Voor de definitieve aanslagen IB 2021 verloopt deze termijn in beginsel op 31 december 2024. Om die reden zal de Belastingdienst op termijn waarschijnlijk besluiten om toch al definitieve aanslagen IB 2021 op te gaan leggen, ook als daarin box 3-vermogen is opgenomen. Houd daar rekening mee.

BOR verloren bij faillissement?

By nieuws

Als u uw bedrijf schenkt of uw erfgenamen verkrijgen het bedrijf door vererving, kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). In bepaalde situaties, waaronder een faillissement binnen vijf jaar, kan de voorwaardelijk toegepaste BOR komen te vervallen.

Bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant kwam de vraag aan de orde of door teruggeven van aandelen bij een faillissement schenkbelasting kan worden voorkomen met een beroep op dwaling. In deze casus kwam door het faillissement namelijk de voorwaardelijk toegepaste BOR te vervallen.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Handen schudden

De BOR komt er in het kort op neer dat bij voortzetting van een bedrijf er voor de opvolger een vrijstelling bestaat in de af te dragen schenk- of erfbelasting. De vrijstelling bedraagt dit jaar nog 100% over de eerste € 1.325.253 van de waarde van uw bedrijf en 83% over het meerdere. Vanaf 2025 bedraagt de vrijstelling 100% over de eerste € 1.500.000 en 75% over het meerdere.

Voorwaarden

De BOR kent wel de nodige voorwaarden. Een daarvan is dat de verkrijger het bedrijf minstens vijf jaar moet voortzetten. Betreft het een bv, dan moet de verkrijger ook de aandelen minstens vijf jaar in bezit houden.

Wat bij faillissement?

In genoemde rechtszaak waren de Belastingdienst en de belanghebbenden het er over eens dat bij het faillissement de voorwaardelijk toegepaste BOR verviel omdat niet meer voldaan werd aan de vijf jaar voorzettingsvoorwaarde. In deze zaak waren aandelen geschonken in 2014 waarbij de BOR was toegepast. Helaas ging de bv in 2017 failliet. Hierdoor was de onderneming niet de vereiste vijf jaar voortgezet. De Belastingdienst legde navorderingsaanslagen schenkbelasting op, waarbij de voorwaardelijk toegepaste vrijstelling van de BOR weer werd teruggedraaid. 

Let op! Het kabinet is van plan om de voortzettingstermijn met ingang van 1 januari 2025 te verkorten van vijf naar drie jaar.

Dwaling?

Belanghebbenden probeerden de navorderingen te voorkomen door de geschonken aandelen voor niets aan hun moeder terug te leveren met een beroep op dwaling. Ze stelden dat ze op het moment van schenking niet wisten dat bij faillissement binnen vijf jaar de BOR zou komen te vervallen. Als ze dat hadden geweten, hadden ze de schenking nooit aanvaard. Ook hun adviseur had dit niet geweten. Ze stelden daarom dat de schenking uit 2014 vernietigd moest worden vanwege dwaling.

Wanneer dwaling?

Volgens de rechtbank zou er sprake geweest kunnen zijn van dwaling als zowel de ouders als de kinderen ten tijde van de schenking dachten dat een faillissement binnen vijf jaar na de schenking niet zou leiden tot het vervallen van de BOR. Zij zouden dit alleen gedacht kunnen hebben als zij ten tijde van de schenking met de mogelijkheid van een faillissement binnen vijf jaar rekening hielden. Naar het oordeel van de rechtbank bleek dit niet uit de feiten en omstandigheden. De mogelijkheid van een faillissement werd hen pas later duidelijk. De schenking kon dan ook niet met een beroep op dwaling worden teruggedraaid en de navorderingen bleven in stand.