Skip to main content
Category

nieuws

Wijs loon tijdig aan in vrije ruimte, niet pas in bezwaar/beroep

By nieuws

U mag als werkgever een aantal loonbestanddelen onderbrengen in de werkkostenregeling. U moet deze loonbestanddelen dan wel op tijd aanwijzen. Dit is, naar het oordeel van de Hoge Raad, meer mogelijk als al sprake is van bezwaar en beroep.

Vrije ruimte

Administratie

Met toepassing van de werkkostenregeling (WKR) kunt u vergoedingen aan uw werknemers, onder voorwaarden, onbelast uitbetalen. U moet deze vergoedingen dan wel aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Als u in een jaar niet meer dan de vrije ruimte aanwijst als eindheffingsloon, betalen zowel u als uw werknemers geen belasting. Alleen als u over de vrije ruimte heen schiet, moet u 80% eindheffing afdragen.

Let op! De vrije ruimte in de WKR bedraagt in 2024, 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Gebruikelijkheidstoets

De gebruikelijkheidstoets legt een beperking op aan de vergoedingen die u kunt aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat u vergoedingen niet als eindheffingsloon kunt aanwijzen als deze voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed of verstrekt wordt. Niet alleen de vergoeding zelf moet gebruikelijk zijn, het moet ook gebruikelijk zijn dat uw werknemer deze belastingvrij van u krijgt en dat u de belasting via de eindheffing voor uw rekening neemt.

Discussie met de Belastingdienst

Over de gebruikelijkheidstoets kan discussie met de Belastingdienst ontstaan. Dit ondervond ook een werkgever die aan werknemers en ex-werknemers een financiële compensatie betaald na wijziging van het pensioenstelsel. De compensatie liep uiteen van € 500 tot bijna € 190.000 per werknemer en bedroeg gemiddeld per werknemer ruim € 26.000. De werkgever wilde de compensatie aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte, maar de Belastingdienst vond dit niet gebruikelijk en ging niet akkoord.

De werkgever wees vervolgens tot een bedrag van € 2.400 per werknemer aan in de vrije ruimte en verloonde het restant voor elke werknemer individueel als loon onder inhouding van loonheffing. Het bedrag van € 2.400 was niet toevallig gekozen. Vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar worden door de Belastingdienst namelijk in ieder geval als gebruikelijk beschouwd.

Aanwijzen in bezwaar of beroep is te laat

De werkgever ging vervolgens in bezwaar en daarna in beroep bij de rechter. De werkgever wilde namelijk alsnog het gehele bedrag van de compensatie aanwijzen in de vrije ruimte, dus ook het bedrag boven € 2.400.

De Hoge Raad oordeelde dat aanwijzing in de vrije ruimte echter niet meer mogelijk was. Dit had de werkgever moeten doen vóór het moment dat het loon genoten werd (in casu vóór het moment van uitbetalen). Nu de werkgever op dat moment alleen tot een bedrag van € 2.400 had aangewezen in de vrije ruimte, kon de werkgever dat niet meer in bezwaar of beroep herstellen.

Hoe dan wel handelen?

De Hoge Raad gaf nog wel aanwijzingen hoe een werkgever in een vergelijkbare situatie had kunnen handelen. Het is namelijk mogelijk om een vergoeding als eindheffingsloon in de vrije ruimte aan te wijzen én tegelijkertijd loonbelasting in te houden. Wilt u een discussie met de Belastingdienst over het al dan niet kunnen aanwijzen in de vrije ruimte aan de rechter voorleggen? Dan moet u de vergoeding dus in ieder geval aanwijzen in de vrije ruimte. Om naheffingen met belastingrente en eventueel boete te voorkomen, is het verstandig om tegelijkertijd dan ook al loonbelasting in te houden en af te dragen.

Box 3 op basis van werkelijk rendement vanaf 2027?

By nieuws

Om het aangekondigde nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement met ingang van 2027 in te kunnen voeren, moet dit wetsvoorstel eind juni 2024 in de ministerraad worden besproken. In de Tweede Kamer werd een motie aangenomen die de regering verzoekt om de invoering van het nieuwe box 3-stelsel voort te zetten.

Hoofdregel toekomstige box 3: vermogensaanwasbelasting

Geld

Hoofdregel in het voorgestelde nieuwe box 3-stelsel is om het totale werkelijke rendement in box 3 te belasten volgens een vermogensaanwasbelasting. Dit houdt in dat ook de niet-gerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen in een jaar in box 3 belast wordt.

Uitzonderingen onder vermogenswinstbelasting

Er zijn ook uitzonderingen voorgesteld. Zo worden onroerende zaken en aandelen in innovatieve startups en scale ups in het voorstel belast volgens een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat alleen bij realisatie (bijvoorbeeld bij verkoop) de vermogenswinst in box 3 belast wordt.

2027?

Om de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2027 te kunnen halen, moest nog in mei beslist worden of de procedure voor het nieuwe box 3-stelsel kon worden voortgezet. Dit zou eigenlijk beslist worden na een debat op 22 mei. Dit debat is echter uitgesteld naar 11 juni. Om die reden is een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt om het voorbereidingsproces voort te zetten. Nu de Tweede Kamer deze motie op 28 mei 2024 heeft aangenomen, kan de regering door met dit voorbereidingsproces en lijkt invoering per 1 januari 2027 dus nog mogelijk.

Let op! De aanname van de motie betekent niet dat ook zeker is dat de datum van 2027 gehaald wordt. De staatssecretaris meldde eerder al in een brief dat het huidige voorstel veel van de systemen van de Belastingdienst vraagt en daarom hoogstwaarschijnlijk niet volledig in 2027 geïmplementeerd kan worden. Daarnaast kunnen de uitkomsten van arresten van de Hoge Raad over het huidige box 3-stelsel veel van de systemen vragen en voor nog meer vertraging zorgen.

Belastingdienst publiceert handleiding internationaal opererende artiesten en sporters

By nieuws


De Belastingdienst heeft een handleiding gepubliceerd inzake de heffing van vennootschapsbelasting over verdiensten van internationaal opererende artiesten en sporters die ontvangen worden door vennootschappen onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. De handleiding is een hulpmiddel bij het voorkomen van dubbele belastingheffing.

Let op! De handleiding verschaft alleen duidelijkheid over betalingen aan artiesten en sporters die worden ontvangen door binnenlands belastingplichtige lichamen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting (Vpb), zoals bv’s.

Dubbele heffing voorkomen

Internationaal

De handleiding is een hulpmiddel bij het bepaling van de voorkoming  van dubbelle belastingheffing. In tegenstelling tot Nederland heffen veel landen bronbelasting over de inkomsten van internationale artiesten of sporters. In de handleiding wordt onder meer ingegaan op de verrekening van deze buitenlandse bronheffing. Ook zijn in de handleiding meerdere voorbeelden uitgewerkt. 

Vaste inrichting

De handleiding geeft aan dat eerst onderzocht moet worden of sprake is van een vaste inrichting waaraan de inkomsten van de artiest of sporter moeten worden toegerekend. Doorgaans zullen activiteiten van artiesten en sporters echter geen vaste inrichting vormen.

Belastingverdragen

Als de inkomsten niet tot een vaste inrichting horen, is voor de beoordeling of en zo ja hoe dubbele belasting kan worden voorkomen, van belang of een belastingverdrag van toepassing is. De handleiding gaat onder meer in de verschillende categorieën die hierin te onderscheiden zijn. De vraag of een aparte regeling is getroffen voor inkomsten van artiesten en sporters, of slechts een algemene regeling, is afhankelijk van welk verdrag van toepassing is.

Belastingverrekening of kostenaftrek

Onderdeel van de handleiding is ook op welke manier de in het buitenland verschuldigde belasting verrekend kan worden en onder welke voorwaarden voor de buitenlandse bronbelasting kostenaftrek in plaats van belastingverrekening kan worden toegepast.

Let op! De handleiding gaat uit van alle beleid en jurisprudentie voor zover die op 1 december 2023 bekend was.

Bezwaar tegen definitieve aanslag IB 2023 met box 3

By nieuws

Ook als u alleen bank- en spaartegoeden in box 3 heeft kan het verstandig zijn om tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023 in bezwaar te komen. Bijvoorbeeld omdat u werkelijke rendement (veel) lager is dan het forfaitaire rendement of vanwege een beroep op strijd met Europees recht.

Definitieve aanslag IB 2023

Sparen

Eerder lieten wij u al weten dat de Belastingdienst definitieve aanslagen inkomstenbelasting (IB) 2023 met box 3 vermogen dat alleen bestaat uit bank- en spaartegoeden niet aanhoudt. Dit betekent dat u mogelijk al een definitieve aanslag IB 2023 heeft ontvangen of binnenkort ontvangt.

Bezwaar vanwege lager werkelijk rendement?

De Hoge Raad doet waarschijnlijk in augustus/september 2024 een belangrijke uitspraak. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke rendement uit uw vermogen als dit lager is dan het rendement dat volgt uit de wettelijke bepalingen.

Om die reden is het verstandig om bij ontvangst van een definitieve aanslag uw werkelijke rendement te (laten) vergelijken met het rendement in uw aanslag. Is dit werkelijke rendement (veel) lager, dan kunt u alleen uw rechten veilig stellen als u binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar komt.

Bezwaar vanwege mogelijke strijd met Europees recht

Het forfaitaire rendement voor bank- en spaartegoeden in box 3 voor het jaar 2023 is in 2024 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 vastgesteld op 0,92%. Mogelijk is deze vaststelling achteraf in strijd met Europees recht.

Het zou kunnen dat de Hoge Raad in de toekomst beslist dat het forfaitaire rendementspercentage over 2023 niet hoger mag zijn dan 0,01%. De kansen hierop zijn moeilijk in te schatten. Als de Hoge Raad tot zo’n oordeel komt, kunt u waarschijnlijk alleen nog een beroep daarop doen als u binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar komt.

Bezwaar?

Of het daadwerkelijk zin heeft om in bezwaar te gaan tegen uw definitieve aanslag IB 2023 is afhankelijk van uw persoonlijke situatie. Hoe groot is bijvoorbeeld het verschil tussen uw werkelijke rendement en het wettelijke rendement? En hoe groot is het verschil in rendement berekend tegen 0,92% en tegen 0,01%? Wat betekent dit voor de hoogte van uw aanslag IB 2023?

Aan de hand van onder meer deze vragen kunt u beoordelen of in bezwaar gaan zinvol is. Neem contact op met een van onze adviseurs voor overleg over uw persoonlijke situatie.

Kamer wil invoering ‘planbatenheffing’

By nieuws

Een meerderheid in de Tweede Kamer is voorstander van de invoering van een zogenaamde planbatenheffing. Door de invoering ervan wordt de woningbouw bevorderd, zo is de redenering.

Planbatenheffing

Bouw

Een planbatenheffing is een belastingheffing op de waardestijging van grond als gevolg van een gewijzigde bestemming. Een dergelijke wijziging is met name lucratief als het hierdoor mogelijk wordt de grond te gebruiken voor woningbouw. Denk bijvoorbeeld aan landbouwgrond waarop door een bestemmingswijziging woningbouw mogelijk wordt.

Rapport

Een planbatenheffing werd voorgesteld in een rapport met de titel ‘Economisch perspectief voor een grondige renovatie van de woningmarkt’ uit juni 2022. Het rapport bevatte tal van maatregelen om de woningmarkt te verbeteren, waaronder een aantal fiscale.

Opbrengst voor woningbouw beschikbaar

Volgens de Tweede Kamer kunnen de opbrengsten van de heffing worden aangewend ten gunste van de woningbouw. Zo zouden gemeentes voor grond voor de bouw van sociale koop- en huurwoningen een minder hoge prijs kunnen vragen en zo de bouw ervan kunnen stimuleren. Een bijkomend voordeel van de heffing is dat speculatie met grond ermee wordt tegengegaan.

Extra verhoging minimumloon met 1,2% gaat niet door

By nieuws

Hoewel de Tweede Kamer op 19 maart 2024 nog voor een extra verhoging van het minimumloon per 1 juli 2024 met 1,2% stemde, is daar in de Eerste Kamer geen meerderheid voor. De extra verhoging gaat daarom niet door.

Verhogingen tot en met 2023

Grafiek

In de jaren 2020 tot en met 2023 is het minimumloon al meerdere keren gestegen. Waar dit minimumloon in januari 2020 nog € 1.653,60 per maand bedroeg, was dit per 1 juli 2022 al gestegen naar € 1.756,20 per maand. Per 1 januari 2023 volgde een forse stijging van (afgerond) 10,15% naar € 1.934,40 per maand, gevolgd door een stijging van (afgerond) 3,13% per 1 juli 2023 naar € 1.995 per maand.

Van wettelijk minimummaandloon naar wettelijk minimumuurloon

Per 1 januari 2024 is in plaats van een minimummaandloon een minimumuurloon geïntroduceerd. Dit betekent dat het minimummaandloon geen vast bedrag meer is, maar afhankelijk is van het aantal uren in een voltijdsdienstverband. Vanaf 1 januari 2024 is voor iedereen dus het minimumuurloon gelijk, maar kan het minimummaandloon verschillen. Bij een voltijdsdienstverband van 36 uur is dit dus lager dan bij een voltijdsdienstverband van 38 uur.

Verhogingen per 1 januari 2024

De reguliere indexatie van het minimumloon bedroeg per 1 januari 2024 3,75%. Het minimumloon kwam daarmee uit op € 13,27 per uur. Voor een 36-urige werkweek betekent dit een minimummaandloon van € 2.069,40, voor een 38-urige werkweek van € 2.185,13 en voor een 40-urige werkweek van € 2.300,13 vanaf 1 januari 2024. Dit betekent dat het minimummaandloon per 1 januari 2024 ten opzichte van 1 juli 2023 gestegen is met (afgerond):

  • 3,73% voor een 36-urige werkweek,
  • 9,53% voor een 38-urige werkweek, en
  • 15,29% voor een 40-urige werkweek.

Reguliere indexatie per 1 juli 2024

Door een voorgenomen reguliere indexatie zal het minimumuurloon per 1 juli 2024 nog een keer met afgerond 3,09% verhoogd worden.

Extra verhoging met 1,2%

Bovenop die reguliere indexatie is in het wetsvoorstel Wet verhoging minimumloon 2024 een extra verhoging per 1 juli 2024 met 1,2% opgenomen. De Tweede Kamer nam dit voorstel op 19 maart 2024 aan.

Op 9 april 2024 werd echter bekend dat dit voorstel geen meerderheid in de Eerste Kamer heeft. BBB-senator Heijnen maakte op die datum bekend dat de BBB het voorstel niet steunt. Er is dan een meerderheid in de Eerste Kamer tegen het voorstel De extra verhoging van het minimumloon met 1,2% zal daarom niet doorgaan.

Nieuwe viewer geeft geschiktheid voor zonnepanelen aan

By nieuws

Op RVO.nl is een viewer beschikbaar waarmee bekeken kan worden of gebouwen en parkeerplaatsen geschikt zijn voor zonnepanelen. Via de viewer kan ook worden vastgesteld of en welke belemmeringen er voor het plaatsen van zonnepanelen zijn, zodat kan worden gezocht naar mogelijke oplossingen.

Geschikt voor zonnepanelen?

Zonnepanelen

Ongeveer de helft van alle daken en parkeerplaatsen is geschikt voor de plaatsing van zonnepanelen. Hiervan is 8% direct geschikt, terwijl de rest geschikt gemaakt kan worden door het wegnemen van belemmeringen.

Belemmeringen

Er zijn verschillende belemmeringen voor het plaatsen van zonnepanelen mogelijk. Zo is een dak mogelijk niet stevig genoeg of is het deels al voorzien van zonnepanelen. Ook als er meerdere eigenaren zijn of er is congestie van het netwerk, kan dit belemmeringen opleveren.

Kleurenpalet

Via kleuren is aangegeven of voor een dak of parkeerplaats een of meerdere belemmeringen bestaan. Hoe donkerder de kleur, hoe meer belemmeringen er zijn. Ook is per dak en parkeerplaats aangegeven welke belemmeringen dit betreft.

Subsidie

Bedrijven kunnen onder voorwaarden voor een subsidie van zonnepanelen in aanmerking komen via de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), bijvoorbeeld als een aanpassing van het dak nodig is. Vereist is namelijk dat een dak sterk genoeg is om zonnepanelen op te plaatsen. 

De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) is vanaf 10 september 2024 9.00 uur weer aan te vragen. Met de SDE++ regeling worden grootschalige duurzame energieprojecten gesubsidieerd.

Ook hierover is op de site van de RVO meer informatie beschikbaar.

Vrijstelling motorrijtuigenbelasting elektrische auto pas vanaf 2026 afgebouwd

By nieuws

De afbouw van de vrijstelling op motorrijtuigenbelasting voor volledig elektrische auto’s gaat pas in 2026 in en niet al in 2025. Rijders in een plug-in hybride auto gaan echter vanaf volgend jaar wel al meer mrb betalen. Dit meldt RTL Nieuws.

Korting elektrische auto

Auto

Volledig elektrische auto’s betalen nu nog geen motorrijtuigenbelasting (mrb). Vanaf 2025 zou 25% van de normale mrb betaald moeten worden en vanaf 2026 zelfs het gehele bedrag. Het kabinet wil dit wijzigen om zo de aanschaf en het behoud van volledig elektrische auto’s nog wat langere tijd fiscaal te stimuleren. Als de plannen doorgaan hoeft in 2025 nog geen mrb betaald te worden, vanaf 2026 60% van het normale tarief en vanaf 2029 65%. Vanaf 2031 geldt ook voor elektrische auto’s dan het normale tarief.

Plug-in hybride auto’s

Het voorstel is om de kosten te dekken door plug-in hybride auto’s al vanaf volgend jaar de volledige mrb te laten betalen. Voor plug-in hybride auto’s bestaat nu nog een korting van 50% op het normale tarief. Deze korting zou volgens eerdere plannen volgend jaar nog 25% bedragen en de korting zou pas vanaf 2026 volledig worden afgeschaft. Deze afbouw lijkt dus van de baan.

Let op! De plannen zouden deel uitmaken van de Voorjaarsnota, welke nog moet worden vastgesteld. Deze Voorjaarsnota moet vervolgens in wetsvoorstellen worden opgenomen en daarna nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Geen wijziging voor overige hybride auto’s

De plannen hebben geen effect op de mrb voor ‘gewone’ hybride auto’s, ofwel auto’s die zelf elektriciteit opwekken en opslaan die vrijkomt als er geremd wordt. Voor deze hybride auto’s bestaat momenteel geen korting op de mrb en dit blijft ook zo.

Let op! De mrb gaat voor volledig elektrische en voor hybride auto’s door het wegvallen van de korting op termijn hoger uitvallen dan wellicht gedacht. Dit komt doordat door het gewicht van de accu’s de mrb zonder korting hoger ligt dan voor een vergelijkbare auto die rijdt op benzine of diesel.

Budget en aanvraag uitkoopregelingen veehouders verruimd

By nieuws

Er komt meer budget beschikbaar voor veehouders die gebruik willen maken van de uitkoopregelingen Lbv en Lbv-plus. Tevens is de aanvraagperiode voor de Lbv-plus verlengd, nieuwe aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 20 december 2024.

€ 1,45 miljard extra

Agrarisch

Voor beide uitkoopregelingen, de Lbv en de Lbv-plus, komt in totaal bijna € 1,45 miljard extra beschikbaar. Het budget voor beide regelingen samen bedraagt daardoor in totaal bijna € 3 miljard. Tot extra budget is besloten na goedkeuring van beide regelingen door de Europese Commissie. 

Lbv en Lbv-plus

Van beide uitkoopregelingen heeft de Lbv-plus hogere vergoedingen dan de Lbv. Dat komt doordat de Lbv-plus is ingericht voor zogenaamde piekbelasters: veehouderijlocaties die volgens de bepalingen van de overheid de meeste stikstofneerslag op Natura 2000-gebieden veroorzaken.

Aanvraagperiode Lbv-plus verlengd

Behalve het extra budget is ook besloten de aanvraagtermijn voor de Lbv-plus-regeling te verlengen tot 20 december 2024 23.59 uur. Deze termijn zou oorspronkelijk lopen tot 6 april van dit jaar. U kunt de Lbv-plus-regeling digitaal aanvragen bij RVO.nl. Aanvragen voor de Lbv-regeling kunnen niet meer worden ingediend.

Let op! Meer informatie over de regelingen en over de voorwaarden, vindt u op de site van RVO.nl

 

Kabinet wil kavelruilvrijstelling beperken

By nieuws

Het kabinet wil de huidige kavelruilvrijstelling beperken door onbedoeld gebruik tegen te gaan. Via een wetsvoorstel moet de beperking in werking treden. Met behulp van een internetconsultatie kunnen belanghebbenden op het wetsvoorstel reageren.

Kavelruilvrijstelling

Agrarisch

De kavelruilvrijstelling komt er in het kort op neer dat geen overdrachtsbelasting verschuldigd is als percelen grond worden geruild teneinde een landelijk gebied beter in te richten. Via kavelruil kan grond bijvoorbeeld beter toegankelijk worden gemaakt voor agrariërs. De vrijstelling heeft nu echter ook betrekking op gebouwen die zich op de percelen grond bevinden.

Ten behoeve van landbouw

Het kabinet is van plan de kavelruilvrijstelling voortaan alleen nog maar van toepassing te laten zijn op gebouwen die ten behoeve van de landbouw worden gebruikt. Zo kan onder meer voorkomen worden dat niet-agrarische woningen onbedoeld van de vrijstelling gebruikmaken. 

Minstens tien jaar agrarisch gebruiken

Gebouwen die onder de vrijstelling vallen moeten bovendien minstens tien jaar bedrijfsmatig voor de landbouw worden gebruikt. Gebeurt dit niet, dan wordt de vrijstelling alsnog teruggedraaid. Alleen als gebouwen vanwege overheidsbeleid niet meer agrarisch worden gebruikt, blijft de vrijstelling wel van kracht.

Ook woningen

Ook agrarische bedrijfswoningen blijven onder de vrijstelling vallen. Vereist is dan wel dat de woning op een kavel met een agrarische bestemming staat. Bovendien is dan vereist dat de woning functioneel verbonden is aan het nabijgelegen agrarische bedrijf.

Let op! De internetconsultatie loopt tot en met 30 april 2024.