Skip to main content
Category

nieuws

Meer subsidiemogelijkheden duurzame energieopwekking voor VvE’s

By nieuws

De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) is vanaf dit jaar, 2024, verruimd. Via de SCE vragen met name Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) en energiecoöperaties subsidie aan voor zonne-energie, windenergie en energie via waterkracht.

SCE verruimd

Windmolen

De verruiming van de SCE betekent dat voortaan ook voor installaties die meer zonne-energie opwekken de SCE kan worden aangevraagd en tevens voor projecten met meer windmolens. Voor wat betreft zonne-energie is het vermogen verhoogd naar 6 megawatt. Ook voor windenergie is het maximale vermogen verhoogd, eveneens naar 6 megawatt.

Let op! Om in aanmerking te komen voor de SCE moet u uiteraard aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze vindt u op RVO.nl.

Overige wijzigingen

De SCE is op nog twee punten gewijzigd. Zo moet in sommige gevallen voor zonnepanelen een verklaring worden meegestuurd dat het dak waarop de panelen geplaatst worden voldoende stevig is. 
Een andere wijziging is dat geen subsidie meer wordt verleend voor periodes waarin de elektriciteitsprijs negatief is. Op zulke momenten wordt er meer energie opgewekt dan afgenomen en is het ongewenst dat te veel energie wordt teruggeleverd.

Aanvragen

De SCE kan digitaal worden aangevraagd bij RVO.nl. Het loket is inmiddels open en aanvragen kan tot uiterlijk 1 november 2024 17.00 uur. Aanvragen moet via eHerkenning met minimaal niveau 2+. Is eHerkenning niet mogelijk, dan kunt u zelf als particulier de SCE als intermediair voor de VvE of coöperatie aanvragen met uw DigiD. U kunt ook eerst een adviesgesprek aanvragen.

Fors hogere motorrijtuigenbelasting voor LPG-rijder

By nieuws

Automobilisten die op LPG rijden moeten vanaf 2026 rekening houden met fors hogere motorrijtuigenbelasting. Oorzaak hiervan is het feit dat de korting voor zogenaamde G3-installaties dan wordt afgeschaft.

Mrb voor LPG-rijder

Auto

De motorrijtuigenbelasting (mrb) voor LPG-rijders is hoger dan voor auto’s die op benzine rijden en meestal ook voor auto’s op diesel. Toch is het verschil beperkt vanwege de korting voor rijders met een LPG G3-installatie. Nu deze korting weg gaat vallen is de mrb vanaf 2026 dus veel hoger dan voor auto’s op benzine of diesel.

Kleinere auto’s vooral de klos

De afschaffing van de korting pakt percentueel het slechtst uit voor kleinere auto’s. De G3-korting is namelijk een vast bedrag van ongeveer € 143 per kwartaal. Een auto met een gewicht van 1.200 kg gaat daardoor vanaf 2026 ruim 57% meer mrb betalen. Daarentegen bedraagt de stijging voor een auto met een gewicht van 1.900 kg nog geen 25%.

Milieuaspecten?

De afschaffing van de korting voor G3-installaties is onderdeel van het Belastingplan 2024. Met de maatregel wil men LPG-rijders stimuleren om over te stappen op een elektrische auto.

Let op! Slechts zo’n 1% van alle auto’s rijdt op LPG. Het effect van de afschaffing van de G3-korting is dus maar beperkt.

Taxatiewaarde of koopsom bepalend voor vrijstelling overdrachtsbelasting?

By nieuws

Als u een woning koopt, moet u in beginsel over de koopsom overdrachtsbelasting betalen. Er bestaat, onder voorwaarden, een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor personen tussen 18 en 35 jaar die deze vrijstelling nog niet eerder hebben toegepast.

Max € 510.000

Woning

Deze vrijstelling is voor woningen met een prijs van maximaal € 510.000 (2024). Daarbij is tevens vereist dat de woning na verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt gaat worden.

Koopprijs lager dan werkelijke waarde

In een uitspraak van de rechtbank Den Haag ging het om een woning met een koopsom van € 395.000. Vanwege de financiering van de woning was enkele maanden voor de aankoop een taxatie uitgevoerd waarbij de waarde op € 430.000 was uitgekomen. In de leveringsakte was voor de overdrachtsbelasting deze taxatiewaarde aangehouden en dus was er 2% overdrachtsbelasting geheven (destijds was de vrijstellingsgrens € 400.000). De koper ging hiertegen in bezwaar.

Rechtbank: taxatiewaarde bepalend

De rechtsbank stelde de inspecteur echter in het gelijk en achtte de taxatiewaarde van € 430.000 bepalend, zodat de vrijstelling niet van toepassing was. De taxatie was objectief tot stand gekomen door de woning te vergelijken met soortgelijke woningen. Bovendien was de taxatie enkele maanden eerder dan de verkoop uitgevoerd, in een stijgende woningmarkt.

Zonder makelaar

De woning was bovendien zonder inschakeling van makelaars verkocht. Dit bevestigde het vermoeden van de rechtbank dat de verkoopprijs afweek van de werkelijke waarde. De rechtbank achtte de vrijstelling dan ook niet van toepassing zodat de verschuldigde overdrachtsbelasting € 8.600 bedroeg.

Aandelen familiebedrijven toch belast in vermogensaanwasbelasting

By nieuws

Aandelen in familiebedrijven worden straks ook via de vermogensaanwasbelasting belast. Eerder was het plan dat deze via de vermogenswinstbelasting belast zouden worden. Er is overigens grote twijfel of het toekomstige box 3-stelsel al (volledig) in kan gaan in 2027.

Hoofdregel wetsvoorstel toekomstige box 3: vermogensaanwasbelasting

Handen schudden

In het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 wordt voorgesteld als hoofdregel om vanaf 2027 het totale werkelijke rendement in box 3 te belasten volgens een vermogensaanwasbelasting. Dit houdt in dat ook de niet-gerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen in een jaar in box 3 belast wordt.

Uitzonderingen: vermogenswinstbelasting

Voor een aantal vermogensbestanddelen is in het wetsvoorstel een uitzondering opgenomen. Deze vermogensbestanddelen worden in het wetsvoorstel belast volgens een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat alleen bij realisatie (bijvoorbeeld bij verkoop) de vermogenswinst in box 3 belast wordt. Deze uitzondering geldt voor onroerende zaken en aandelen in innovatieve startups en scale-ups.

Aandelen familiebedrijven

In eerste instantie vielen ook aandelen in familiebedrijven onder deze uitzondering. Echter in  een Kamerbrief (d.d. 15 april 2024) informeert staatssecretaris van Rij de Tweede Kamer dat deze uitzondering vervalt. De aandelen in familiebedrijven vallen daarom in het wetsvoorstel ook onder de vermogensaanwasbelasting.

Toekomstige box 3-stelsel vanaf 2027 of later?

Op 25 januari 2024 kondigde de staatssecretaris ook al een aantal andere aanpassingen aan op het oorspronkelijke wetsvoorstel. Het wetsvoorstel voor het toekomstige box 3-stelsel staat dus nog niet vast. Tevens moeten de Tweede en Eerste Kamer nog met het straks aangeboden wetsvoorstel instemmen.

Het is daarna nog maar de vraag of de datum van 2027 gehaald gaat worden. De staatssecretaris meldt al dat het huidige voorstel veel van de systemen van de Belastingdienst vraagt en daarom hoogstwaarschijnlijk niet volledig in 2027 geïmplementeerd kan zijn. Daarnaast kunnen de uitkomsten van arresten van de Hoge Raad over het huidige box 3-stelsel veel van de systemen vragen en voor nog meer vertraging zorgen.

Let op bij terugvragen btw van niet-betalende debiteur

By nieuws

Heeft u debiteuren die hun facturen niet (geheel) betalen? U kunt dan, onder voorwaarden, de btw op deze facturen misschien (deels) terugvragen. Let daarbij wel op een aantal aandachtspunten zoals het op tijd terugvragen van de btw, het weer afdragen van de btw bij alsnog betalen én mogelijk onverwachte fiscale gevolgen van nadere afspraken met uw debiteur.

Wanneer teruggaaf btw?

Geld

Als uw debiteur uw factuur niet betaalt, kunt u de in rekening gebrachte btw terugvragen die u eerder afdroeg aan de Belastingdienst. Dat kunt u doen als definitief vast komt te staan dat uw debiteur de factuur niet betaalt. Op dat moment kunt u de eerder afgedragen btw via uw btw-aangifte terugvragen (bij vraag 1a of 1b).

Let op! Staat nog niet definitief vast dat uw debiteur de factuur niet betaalt, maar is één jaar voorbij na het verstrijken van de betaaltermijn van de factuur? Kom dan ook in actie! Dit is namelijk de uiterste termijn waarop u de eerder afgedragen btw kunt terugvragen via uw btw-aangifte. Doet u dat op dat moment niet, dan kan de Belastingdienst uw latere verzoek om btw-teruggaaf weigeren.

Voorbeeld
U stuurt op 4 april 2023 een factuur van € 12.100 inclusief 21% btw. De betaaltermijn is 30 dagen en de factuur is daarom vanaf 4 mei 2023 opeisbaar. In uw btw-aangifte 2e kwartaal 2023 droeg u ter zake van deze factuur € 2.100 btw af. Op 4 mei 2024 is de factuur nog niet betaald, maar staat ook nog niet definitief vast dat deze ook niet betaald gaat worden. Omdat één jaar verstreken is sinds het opeisbaar worden van de factuur, vraagt u in uw btw-aangifte 2e kwartaal 2024 echter wel al € 2.100 terug. Doet u niet per kwartaal maar per maand btw-aangifte, dan droeg u € 2.100 btw af in de btw-aangifte van april 2023 en vraagt u deze terug in de btw-aangifte van mei 2024.

Let op! Controleer dus altijd bij het indienen van uw btw-aangifte of u nog openstaande debiteuren heeft waarvan de betaaltermijn meer dan een jaar verstreken is. Op die manier voorkomt u dat u te laat de btw voor oninbare debiteuren terugvraagt.

Debiteur betaalt alsnog

Heeft u btw teruggevraagd van een factuur die niet betaald is en wordt deze alsnog betaald? Dan moet u de btw die u eerder terugvroeg op dat moment weer via uw btw-aangifte afdragen (bij vraag 1a en 1b).

Voorbeeld
Uw debiteur betaalt uw factuur van € 12.100 alsnog op 8 oktober 2024. In uw btw-aangifte 4e kwartaal 2024 draagt u daarom de € 2.100 weer af aan de Belastingdienst. Doet u per maand btw-aangifte, dan draagt u in uw btw-aangifte oktober 2024 de € 2.100 weer af aan de Belastingdienst.

Tip! Boek de btw die u terugvraagt nadat een jaar verstreken is na het aflopen van de betaaltermijn op een aparte grootboekrekening. Op die manier kunt u deze btw beter volgen als later de debiteur alsnog betaalt.

Gedeeltelijke betaling

De regels over het terugvragen en weer afdragen van de btw werken bij gedeeltelijke betaling van de factuur op dezelfde wijze, maar dan pro rata.

Voorbeeld
Op 4 mei 2024 heeft uw debiteur € 4.840 betaald op uw factuur van € 12.100. Dit betekent dat van de gehele factuur nog 60% openstaat. In uw btw-aangifte 2e kwartaal 2024 (of mei 2024 als u maandaangifte doet) vraagt u daarom niet de gehele btw terug, maar 60% van de afgedragen btw, in casu € 1.260. Op 8 oktober 2024 betaalt de debiteur nog een keer € 4.840. Van de teruggevraagde € 1.260 draagt u in uw btw-aangifte 4e kwartaal 2024 (of oktober 2024 als u maandaangifte doet) daarom € 840 weer af.

Afspraken met debiteur

Maakt u afspraken met uw debiteur waarbij u bijvoorbeeld de vordering die u heeft omzet in een lening aan de debiteur? Houd er dan rekening mee dat dit gezien kan worden als een betaling van de factuur door de debiteur. U kunt de btw dan niet terugvragen bij de Belastingdienst en moet al eerder teruggevraagde btw aan de Belastingdienst terugbetalen. 

Let op! Dit is ook zo als later blijkt dat de debiteur de lening niet geheel afbetaalt. U kunt dan niet alsnog de btw terugvragen, omdat door de omzetting in een lening de factuur geacht wordt te zijn betaald.

Crediteurenakkoord

Sluit u een crediteurenakkoord of een schuldeisersakkoord, dan geeft u uw vordering (deels) prijs. In een crediteurenakkoord of schuldeisersakkoord wordt namelijk doorgaans afgesproken dat afgezien wordt van de in het akkoord genoemde vorderingen. Dit heeft tot gevolg dat er juridisch geen sprake meer is van een vordering op uw debiteur. De btw op de onbetaalde, door u prijsgegeven factuur, kunt u dan ook niet meer terugvragen.

Let op! Vroeg u de btw al terug omdat één jaar verstreken was na het opeisbaar worden van de factuur? Dan moet u deze btw weer terugbetalen als u een crediteurenakkoord sluit waarin u de vordering (deels) prijsgeeft.

Geen creditfactuur!

Het is niet toegestaan om een interne creditfactuur op te maken om daarmee te proberen de btw alsnog terug te krijgen van de Belastingdienst. De Belastingdienst accepteert dit niet en behandelt dit als fraude! Zorg daarom dat u op de juiste wijze, op tijd de btw terugvraagt. Op die manier is het ook niet nodig om een interne creditfactuur op te maken.

Btw betalen bij verkoop bouwkavel als particulier?

By nieuws

Een rechter oordeelde dat een particulier die twee bouwkavels verkocht, hierover btw moest afdragen aan de Belastingdienst. De rechter vond namelijk dat deze particulier dit deed als btw-ondernemer.

Particulier of btw-ondernemer

Molen

Als u als particulier een bouwkavel verkoopt, bent u hierover in principe geen btw verschuldigd. Dit kan anders zijn als de verkoop niet plaatsvindt in de hoedanigheid van particulier, maar in de hoedanigheid van btw-ondernemer.

Exploitatie vermogensbestanddeel

In de wet is opgenomen dat u btw-ondernemer bent als sprake is van de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep. Ook exploitatie van een vermogensbestanddeel om daar duurzaam opbrengst mee te behalen leidt tot btw-ondernemerschap.

Geen btw-ondernemer bij incidentele activiteit

Wanneer een activiteit slechts incidenteel plaatsvindt, is geen sprake van btw-ondernemerschap. Ook als bij verkoop alleen sprake is van de uitoefening van een eigendomsrecht – ofwel het normale beheer van privévermogen – zal dit niet leiden tot btw-ondernemerschap. In deze gevallen vindt verkoop in de hoedanigheid van particulier plaats en is er geen btw verschuldigd.

Wel btw-ondernemer bij actieve stappen

Als een particulier echter meer doet om tot een (betere) verkoop te komen, kan dit leiden tot btw-ondernemerschap. In de btw wordt dit ook wel omschreven als het zetten van actieve stappen door de inzet van middelen die ook een fabrikant, handelaar of dienstverrichter inzet.

Anterieure overeenkomst met verplichtingen

Hier liep ook een particulier tegenaan die twee bouwkavels verkocht. Deze particulier had met de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten voor de realisatie van vier bouwkavels voor woningen. In de overeenkomst waren verschillende verplichtingen opgelegd aan de particulier, zoals het uitwerken van een bouwprogramma, het opstellen van een verkavelingsplan, het bouw- en woonrijp maken et cetera.

De rechter was van oordeel dat de particulier hiermee actieve stappen had gezet die ook een fabrikant, handelaar of dienstverrichter inzet. De bouwkavels werden naar het oordeel van de rechter daarom geleverd als btw-ondernemer en waren dan ook belast met btw.

Let op! De verkoper stelde nog dat zij de intentie had om de verplichtingen over te dragen aan de kopers van de bouwkavels en dat zij nog geen werkzaamheden had verricht. Dat hielp haar niet. De rechter oordeelde dat de gemeente haar aan de verplichtingen kon houden. Daarmee had zij een risico aanvaardt dat niet vergelijkbaar is met het risico dat bij het beheer van privévermogen aanvaard wordt.

Overleg

Of de levering van een bouwkavel plaatsvindt als particulier of als btw-ondernemer, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en een niet eenvoudige beoordeling. Om te voorkomen dat u onverwacht te maken krijgt met btw-heffing, raden wij u aan uw specifieke situatie te bespreken met een van onze adviseurs.

Leeftijd bij vrijstelling overdrachtsbelasting geen discriminatie

By nieuws

De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling voor personen tussen de 18 en 35 jaar. Die vrijstelling is geen vorm van ongeoorloofde discriminatie, aldus het Hof Den Bosch. Er is immers sprake van een gerechtvaardigde doelstelling van de wetgever. Bovendien bestaat er een redelijke verhouding tussen de maatregel en het te bereiken doel.

Vrijstelling overdrachtsbelasting

Woning

Bij aankoop van een pand is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Wel bestaat er een vrijstelling voor personen tussen 18 en 35 jaar die deze vrijstelling nog niet eerder hebben toegepast en een woning kopen met een prijs van maximaal € 510.000 (2024). Daarbij is vereist dat de woning na verkrijging anders dan ‘tijdelijk als hoofdverblijf’ gebruikt gaat worden.

Leeftijdsdiscriminatie?

In de betreffende rechtszaak stelde een belastingplichtige dat er sprake was van ongeoorloofde leeftijdsdiscriminatie. De man was van mening dat er geen rechtvaardige redenen bestonden om personen ouder dan 35 jaar, de man was 38 jaar oud, van de vrijstelling uit te sluiten. Dit argument werd op grond van de motieven van de wetgever echter verworpen.

Koopstarters helpen

De wetgever wist op grond van onderzoek dat zo’n 70% van de personen die voor het eerst een woning kopen, jonger is dan 35 jaar. Om deze zogenaamde koopstarters te kunnen helpen, is hen de vrijstelling van overdrachtsbelasting toebedeeld. De wetgever heeft hiervoor – mede gelet op de uitvoerbaarheid – dan ook voor mogen kiezen, aldus het Hof.

Geen individuele en buitensporige last

Het Hof verwierp ook het standpunt dat er sprake was van een individuele en buitensporige last. De overdrachtsbelasting is namelijk voor iedereen in vergelijkbare omstandigheden gelijk. Ook had de belastingplichtige ervoor kunnen kiezen geen overdrachtsbelasting te betalen door de woning eenvoudig niet te kopen. Zijn beroep slaagde dan ook niet.

Namen gebruikers verlaagde energietarieven openbaar

By nieuws

De namen van bedrijven die profiteren van lagere energietarieven voor glastuinbouw, landpalen of walstroom worden vanaf het najaar van 2025 openbaar gemaakt. Lagere energietarieven worden aangemerkt als steunmaatregelen, waarvoor is geregeld dat de namen van gebruikers ervan worden gepubliceerd.

Transparency Award Module (TAM)

Kas

Van de bedrijven die een verlaagd energietarief betalen, wordt een aantal gegevens opgenomen in de zogenaamde Transparency Award Module (TAM) van de Europese Commissie. Dit betreft de naam van de onderneming, het KVK-nummer, of het gaat om een kleine of middelgrote onderneming, een activiteitenomschrijving via een NACE-code en de omvang van het steunbedrag.

Let op! Alleen bedrijven die minstens € 100.000 aan steun ontvangen via een lager energietarief worden vermeld in de TAM.

Wanneer publicatie?

De gegevens van de bedrijven die steun ontvangen worden vanaf het najaar van 2025 gepubliceerd. Publicatie vindt plaats op de site van de Europese Commissie.

Fiscale gevolgen terugbetaling niet-aftrekbare lijfrentepremie

By nieuws

Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting? Dan kunt u het niet aftrekbare deel terugvragen bij de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot. Houd wel rekening met de fiscale gevolgen hiervan.

Lijfrentepremies

Euro

Lijfrentepremies zijn onder strikte voorwaarden aftrekbaar. Daarbij gelden per jaar ook maximale bedragen die u in aftrek kunt brengen. Deze maximale bedragen zijn afhankelijk van de hoogte van uw pensioentekort, uitgedrukt in uw jaarruimte en uw reserveringsruimte.

De jaarruimte is het pensioentekort dat u in het voorgaande jaar had. De jaarruimte 2024 is dus afhankelijk van uw pensioentekort in 2023.

Als u in een jaar niet alle jaarruimte gebruikt, wordt dit niet-gebruikte deel gedurende tien jaar bewaard. Deze niet-benutte jaarruimtes vormen samen uw reserveringsruimte.

Tip! U kunt in een jaar maximaal lijfrentepremies in aftrek brengen ter grootte van uw jaarruimte en reserveringsruimte. De Belastingdienst heeft voor het berekenen van de jaarruimte en de reserveringsruimte een hulpmiddel op de website staan.

Niet-aftrekbare lijfrentepremies terugvragen

Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen? Dan kunt u de financiële instelling verzoeken om het niet-aftrekbare deel terug te betalen. Volgens de wettelijke regels zou terugbetalen van een deel van de premie betekenen dat u over de gehele lijfrente belasting in box 1 moet betalen plus 20% revisierente. In een besluit is echter goedgekeurd dat terugbetaling van het niet-aftrekbare deel zonder die afrekening kan plaatsvinden.

Let op! Voor deze goedkeuring gelden voorwaarden. Zo moet onder meer ook het behaalde rendement op de terugbetaalde premie terugbetaald worden. Ook moet een verklaring ‘geruisloze terugstorting’ worden overlegd.

Opgeven in box 3

Een andere voorwaarde voor de onbelaste terugbetaling is dat u het teruggestorte bedrag alsnog opneemt in box 3; niet alleen in het jaar van terugbetaling, maar ook in de voorgaande jaren.

Voorbeeld
U heeft in maart 2021 een lijfrente afgesloten en betaalt in 2021 € 10.000 premie hiervoor. Bij het indienen van uw aangifte inkomstenbelasting komt u erachter dat maar € 6.000 aftrekbaar is. In 2024 vraagt u de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot daarom om teruggave van € 4.000. De financiële instelling betaalt dit bedrag medio 2025 aan u uit. Daarbij betaalt de financiële instelling ook het op de terugbetaalde premies behaalde rendement uit.

Het voorgaande betekent dat u in uw aangifte inkomstenbelasting 2022, 2023, 2024 en 2025 het terugbetaalde bedrag plus het daarop behaalde rendement op moet nemen in box 3.

In categorie overige bezittingen

De Belastingdienst is van mening dat u dit bedrag moet opgeven in de categorie overige bezittingen. U mag dit dus volgens de Belastingdienst niet opgeven in de categorie banktegoeden. Dat is ongunstig, omdat voor de categorie banktegoeden een veel lager forfaitair rendement geldt dan voor de categorie overige bezittingen. Zo bedraagt voor het jaar 2023 het forfait voor banktegoeden 0,92% en voor overige bezittingen 6,17%.

Stand van zaken UBO-registers

By nieuws

Minister Van Weyenberg van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot de UBO-registers. Daarbij is hij ook ingegaan op enkele aankomende wijzigingen.

UBO-register

Typen

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. 

Aanpassing belang

Momenteel wordt een persoon als UBO aangemerkt als deze persoon meer dan 25% van het belang of de zeggenschap in een juridische entiteit heeft. Voorgesteld wordt om dit te wijzigen en ook al bij een bezit van 25% van het belang of de zeggenschap van een UBO te spreken. Een aantal extra juridische entiteiten zal hierdoor melding moeten maken van een UBO. Er wordt naar gestreefd de uitvoeringslasten hiervan te beperken.

Wijziging verplichte raadpleging UBO-register

Bepaalde instellingen dienen bij zakelijke transacties het UBO-register te raadplegen. Dit kan op dit moment via een kopie die door de Kamer van Koophandel (KVK) wordt verstrekt. Per 1 juni 2024 kan de instelling dit opvragen bij de cliënt als de instelling zelf geen toegang tot het UBO-register heeft. De cliënt kan een gewaarmerkte kopie van de inschrijving in het UBO-register dan zelf opvragen bij de KVK. Zodra de instelling zelf toegang heeft, moet deze de informatie weer zelf bij de KVK opvragen. Ook de terugmelding bij geconstateerde verschillen wordt vanaf dat moment voor deze instelling dan verplicht. Het aantal terugmeldingen zal op termijn ook worden beperkt.

Legitiem belang

Organisaties met een zogenaamd legitiem belang kunnen het UBO-register inzien. Hieronder worden verstaan journalisten, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering en delicten die daarmee samenhangen, alsook natuurlijke personen en rechtspersonen die van plan zijn een zakelijke transactie aan te gaan met een andere partij. Uitgewerkt wordt hoe dit vorm te geven.