Skip to main content
Category

nieuws

Afmelding APK niet vereist voor tijdelijke vrijstelling

By nieuws

Als u een auto langere tijd niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. U hoeft dan tijdelijk geen mrb (wegenbelasting) te betalen. U mag dan echter ook geen gebruikmaken van de openbare weg. Dit mag wel om uw voertuig APK te laten keuren, maar het is niet vereist dat de auto bij de RDW die dag ook wordt afgemeld.

Vrijstelling APK

Auto

De man voerde aan dat met de auto op de betreffende dag van de weg gebruik was gemaakt vanwege een APK-keuring. Wettelijk is bepaald dat daarvoor van de weg gebruik gemaakt mag worden, ook als het kenteken van een auto is geschorst. De inspecteur achtte de vrijstelling echter niet van toepassing, omdat het voertuig die dag niet was afgemeld bij de RDW.

Afmelding niet vereist

De rechtbank ging hier niet in mee. Voor de vrijstelling is namelijk niet vereist dat de auto dezelfde dag bij de RDW wordt afgemeld. Dat dit niet was gebeurd, hing samen met het feit dat de APK al was verlopen. De auto werd na reparatie enkele maanden later alsnog goedgekeurd.

Bewijs geleverd

Uit de facturen die de autoliefhebber overlegde, bleek duidelijk dat de auto op de betreffende dag aan de garage was aangeboden ter keuring. Daarmee was het bewijs geleverd en verdwenen zowel de pittige naheffing als de boete in de vuilnisbak.

Woon-werkverkeer vanaf de camping?

By nieuws

Tal van Nederlanders vieren hun vakantie vanaf de camping. Als van een gezin een van de ouders vanaf de camping naar het werk rijdt, is het de vraag of dit aangemerkt kan worden als woon-werkverkeer. Ook is het de vraag of dan een belastingvrije reiskostenvergoeding mogelijk is?

Reiskostenvergoeding

Auto

In 2024 is voor zakelijke ritten een onbelaste reiskostenvergoeding mogelijk van € 0,23/km. Die vergoeding geldt ook voor het woon-werkverkeer. De Belastingdienst heeft voor een tweetal situaties aangegeven wanneer ritten vanaf de camping naar het werk als woon-werkverkeer classificeert.

Alleen het weekend

In de eerste situatie gaat het om een werknemer waarvan het gezin op de camping staat. De werknemer verblijft thuis, maar besluit de weekends bij het gezin op de camping door te brengen. De Belastingdienst geeft aan dat de rit op vrijdagmiddag vanaf het werk naar de camping en op maandagmorgen vanaf de camping naar het werk, niet aangemerkt kunnen worden als woon-werkverkeer. Een belastingvrije reiskostenvergoeding voor die ritten is dus niet mogelijk.

Enkele maanden op camping

Ook wordt ingegaan op de situatie dat een werknemer enkele maanden op de camping staat en gedurende die periode dagelijks vanaf de camping op en neer naar het werk rijdt. De Belastingdienst geeft aan van mening te zijn dat de camping dan gezien kan worden als verblijfplaats. Dit betekent dat de ritten tussen werk en camping in beginsel aangemerkt kunnen worden als woon-werkverkeer en een belastingvrije reiskostenvergoeding mogelijk is.

Let op! De Belastingdienst spreekt van ‘enkele maanden’. Waar de grens precies ligt, is niet duidelijk.

Redelijkheid

De Belastingdienst geeft ook aan dat altijd de redelijkheid in acht moet worden genomen. Men name als een werknemer om privéredenen een woon- of verblijfplaats betrekt die veel verder van het werk is gelegen, is het discutabel of die situatie nog redelijk is om een belastingvrije vergoeding voor woon-werkverkeer te verstrekken. De inspecteur mag beoordelen of dit het geval is en of een onbelaste reiskostenvergoeding mogelijk is.

Uitzonderingen

Aangegeven wordt ook dat altijd uitzonderingen mogelijk zijn. Zo kan een rit van de camping naar het werk ook als zakelijk worden aangemerkt als de rit bijvoorbeeld plaatsvindt naar aanleiding van een verzoek van de werkgever. 

Zelfstandige ondernemer

De Belastingdienst gaat niet in op de positie van de zelfstandige ondernemer die op een camping verblijft. Het is echter aannemelijk dat dan dezelfde uitgangspunten gelden. Dat wil zeggen dat in gevallen waarin een onbelaste vergoeding mogelijk is, een zelfstandige ondernemer € 0,23/km ten laste van zijn winst kan brengen.

Tip! Neem bij twijfel contact op met uw adviseur om naheffingen te voorkomen. Bij verschil van mening kunt u altijd nog naar de rechter stappen.

Huurinkomsten belast in box 1 of box 3?

By nieuws

Als u een pand verhuurt, kunnen de huuropbrengsten belast zijn in box 1 of box 3. Daarbij is met name van belang hoeveel werkzaamheden er aan de verhuur zijn verbonden. Mede op basis hiervan wordt bepaald of er sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer.

Resultaat uit overige werkzaamheden

Bouw

Als werkzaamheden niet als winst of loon belast worden, kan er sprake zijn van resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Het rendabel maken van vermogen kan ook hiertoe behoren als dit gepaard gaat met meer dan normaal actief vermogensbeheer. Er vindt dan belastingheffing plaats in box 1 en niet in box 3.

Omvang werkzaamheden

In een zaak bij de rechtbank Den Haag was een belastingplichtige in bezit van een achttal woningen. Behalve zijn eigen woning, werden alle woningen verhuurd. Uit de feiten bleek dat hij hiervoor nogal wat werkzaamheden verrichtte. 

Zo loste hij gebreken aan de woningen op, inde de huur, hielp met de inrichting, regelde aansluitingen op gas, licht en water en verleende ondersteuning als personen verhuisden en er huisraad opgeslagen moest worden. 

Meer dan normaal actief vermogensbeheer

Volgens de rechtbank was er sprake van meer dan normaal actief vermogensbeheer en dienden de verhuurinkomsten dan ook belast te worden in box 1.

Advieswijzer Auto: zakelijk of privé?

By nieuws

Zet ik de auto op de zaak of houd ik hem liever privé? Wat is fiscaal de beste optie? Wat zijn voor mij de belangrijkste voor- en nadelen van zakelijk rijden en wat weegt dan het zwaarst? Vragen waar veel ondernemers mee worstelen. In deze advieswijzer zetten we een aantal regels voor u op een rij, zodat u voor uzelf gemakkelijker de balans kunt opmaken.

Rekensom is niet eenvoudig

Auto

Het is niet eenvoudig om te beoordelen wat voordeliger is: een auto op de zaak of in privé rijden. De beoordeling is namelijk afhankelijk van een groot aantal factoren, zoals de hoogte van de afschrijvingen, de onderhoudskosten, de verzekeringskosten, de motorrijtuigenbelasting, eventuele financieringskosten, de CO2-uitstoot van de auto, het aantal in een jaar te rijden privé- en zakelijke kilometers en de btw-gevolgen. Als u deze gegevens helder voor ogen zou hebben, kunt u berekenen wat het voordeligst is. Over het algemeen zijn deze gegevens echter niet volledig bekend en zal van schattingen moeten worden uitgegaan. De werkelijkheid kan dan afwijken van de berekeningen. Vervolgens moet u ook nog rekening houden met belastingtarieven en inkomensafhankelijke heffingskortingen, die ook nog eens regelmatig wijzigen.

Let op! Bent u ondernemer in de inkomstenbelasting, dan mag u doorgaans kiezen of u de auto tot uw ondernemingsvermogen rekent of tot uw privévermogen. Die keuze heeft u echter niet als u maar maximaal 500 kilometer per jaar privé met de auto rijdt. U moet de auto dan verplicht tot het ondernemingsvermogen rekenen. Rijdt u minder dan 10% van het aantal kilometers zakelijk, dan moet u de auto verplicht tot het privévermogen rekenen.

De rechtbank in Groningen heeft in 2019 beslist dat u een auto waarmee meer dan 500 km zakelijk wordt gereden, toch als ondernemingsvermogen aan kunt merken. De rechtbank achtte niet van belang dat minder dan 10% zakelijk werd gereden. In hoger beroep heeft het gerechtshof Leeuwarden begin 2021 echter beslist dat toch vereist is dat minstens 10% van het aantal gereden kilometers zakelijk moet zijn om de auto als ondernemingsvermogen aan te kunnen merken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze visie van het Hof juist is.

Auto van de zaak

De auto van de zaak heeft een aantal voordelen:

  • Als u de auto tot het ondernemingsvermogen rekent, worden de aanschaf- en alle overige (auto)kosten betaald door uw onderneming.
  • U kunt de overige autokosten (denk aan bijvoorbeeld onderhoud, brandstof, verzekering, motorrijtuigenbelasting, maar ook financiering-, parkeer- en waskosten) aftrekken van de winst van uw onderneming en bovendien jaarlijks de afschrijving op de auto ten laste van de winst brengen.
  • Voor auto’s zonder CO2-uitstoot op waterstof of zonnecellen heeft u recht op milieu-investeringsaftrek (zie hierna). Dat geldt niet voor de eventuele laadpaal.

Tip! Schaft uw onderneming in 2024 een auto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km aan, dan geldt alleen in 2024 nog een bpm-vrijstelling. Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km geldt bovendien in 2024 een vrijstelling motorrijtuigenbelasting. Ook deze vrijstelling blijft alleen nog in 2024 in stand. Bedraagt de CO2-uitstoot van uw plug-inhybride maximaal 50 gr/km, dan betaalt u in 2024 de helft van het tarief dat voor een gewone personenauto geldt. Ook dit voordeel blijft tot en met 2024 in stand.

Schaft u in 2024 een milieuvriendelijke auto aan en rekent u deze tot het ondernemingsvermogen, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt in 2024 alleen nog voor een waterstofpersonenauto en voor een personenauto op zonnecellen met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

Soort auto  MIA %  Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag
Waterstofpersonenauto 
(eventueel incl. laadstation)
45% € 75.000
Zonnecel-personenauto 36% € 100.000

De auto van de zaak brengt ook een aantal nadelen met zich mee:

  • Bij verkoop van de auto realiseert uw onderneming mogelijk een belaste winst. Het kan echter ook dat u een aftrekbaar verlies realiseert.
  • Als u de auto van de zaak ook privé gebruikt, krijgt u in de meeste gevallen te maken met een bijtelling privégebruik auto.
  • Uw onderneming moet btw betalen over de waarde van het privégebruik auto. Kunt u dit privégebruik niet bepalen, dan geldt in de regel dat de te betalen btw 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm) bedraagt. Na het vierde jaar van aanschaf of ingeval bij de aanschaf geen recht op aftrek van btw bestond, is dit 1,5%.

Let op! Verricht uw onderneming ook btw-vrijgestelde prestaties, dan kan sowieso een deel van de btw niet in aftrek worden gebracht. Verricht u bijvoorbeeld voor 40% vrijgestelde prestaties, dan kan ook 40% van de btw niet in aftrek worden gebracht. Ook de niet-aftrekbare btw vanwege het privégebruik wordt dan naar rato verminderd. Bij 40% vrijgestelde prestaties is de correctie dan niet 2,7%, maar 60% (100% -/- 40%) x 2,7%. U kunt immers ook maar 60% van alle btw aftrekken.

Bijtelling privégebruik auto

De fiscale spelregels voor de bijtelling privégebruik auto zijn afhankelijk van uw ondernemingsvorm: bent u directeur-grootaandeelhouder (dga) en opereert u vanuit een bv, dan wordt u voor het privégebruik van de auto belast in de loonbelasting. Bent u echter een ondernemer die opereert vanuit een eenmanszaak, vof, cv of maatschap, dan wordt u voor het privégebruik van de auto belast in de inkomstenbelasting. Voor de laatste categorie kan de bijtelling nooit méér bedragen dan de werkelijke kosten van de auto in dat jaar (inclusief afschrijving).

Voor de meeste auto’s die vanaf 2017 op kenteken zijn gezet geldt een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm). Alleen voor auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een lagere bijtelling. De lage bijtelling is voor auto’s die sinds 2019 op kenteken zijn gezet, beperkt tot een deel van de cataloguswaarde (met uitzondering van auto’s op waterstof en op zonnecellen). Over het meerdere geldt de normale bijtelling van 22%.

Voor een nieuwe auto gelden in 2024 de volgende bijtellingspercentages en CO2-grenzen:

CO2-uitstoot   Bijtelling 
0 (op batterij) 16% tot € 30.000, daarboven 22% 
0 (op waterstof of op zonnecellen) 16% onbeperkt
Meer dan 0 22%

U wordt in beginsel niet elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft voor alle auto’s gedurende 60 maanden geldig. Pas na deze periode wordt de bijtelling vastgesteld aan de hand van de dan geldende percentages.

Let op! Een auto met datum eerste toelating tot de weg van uiterlijk 31 december 2016 krijgt na 60 maanden geen bijtelling van 22%, maar van 25%. Dit is alleen anders als het een elektrische auto betreft met een CO2-uitstoot van nul. Hiervoor wordt de bijtelling in 2024 19% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en 25% over het meerdere.

Een bijtelling kan achterwege blijven indien u kunt bewijzen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto hebt gereden. Woon-werkkilometers worden voor de inkomstenbelasting gezien als zakelijk, ook als u thuis gaat lunchen. Voor de btw gelden die kilometers echter als privé.

Let op! Is uw auto ouder dan 15 jaar? Dan bedraagt de standaardbijtelling geen 22% van de cataloguswaarde, maar 35% van de waarde van de auto in het economisch verkeer.

Privéauto

De auto die u in privé aanschaft, heeft een aantal voordelen:

  • De auto blijft uw privé-eigendom.
  • Bij verkoop van de auto realiseert u in privé mogelijk een onbelaste winst. Het is echter ook mogelijk dat u een niet-aftrekbaar verlies lijdt.
  • U krijgt niet te maken met een bijtelling privégebruik auto.
  • Uw onderneming hoeft ook geen btw te betalen over de waarde van het privégebruik van de auto. De ondernemer in de inkomstenbelasting kan de auto voor de omzetbelasting tot het ondernemingsvermogen rekenen, ook als de auto voor de winstberekening tot het privévermogen is gerekend. Andersom kan dit ook. De keuze voor de omzetbelasting staat dus los van de keuze voor de inkomstenbelasting.
  • U kunt een belastingvrije onkostenvergoeding ontvangen van € 0,23 per zakelijke kilometer (of ten laste van uw winst brengen als u ondernemer in de inkomstenbelasting bent).
  • Bent u dga, dan kunt u mogelijk ten laste van uw vrije ruimte nog een hogere onkostenvergoeding belastingvrij ontvangen. Deze mogelijkheid is afhankelijk van de hoogte van uw vrije ruimte en uw andere vergoedingen en verstrekkingen die zijn toegewezen aan de vrije ruimte.
  • Particulieren die een elektrische auto aanschaffen krijgen alleen dit jaar nog subsidie. Voor nieuwe elektrische auto’s bedraagt deze in 2024 € 2.950, voor gebruikte € 2.000. De subsidie geldt alleen voor elektrische auto’s met een oorspronkelijke cataloguswaarde tussen € 12.000 en € 45.000 en een actieradius van minstens 120 kilometer. De auto mag niet tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Het budget voor nieuwe elektrische auto’s is in 2024 nog grotendeels beschikbaar, voor gebruikte elektrische auto’s naar verwachting rond juli van dit jaar verbruikt zijn. U kunt het nog beschikbare budget hier controleren. 
  • U kunt een deel van de btw op gebruik en onderhoud van de auto in aftrek brengen. Dit kan alleen als uw onderneming btw-belaste prestaties verricht. Verricht uw onderneming ook btw-vrijgestelde prestaties, dan zal geen aftrek van btw mogelijk zijn voor de verhouding vrijgestelde prestaties-totale prestaties.

De auto in privé brengt ook een aantal nadelen met zich mee:

  • U moet zelf in privé de aanschafkosten en alle overige autokosten betalen.
  • U kunt de gemaakte autokosten niet aftrekken van de winst van uw onderneming (met uitzondering van de onkostenvergoeding van €0,23/km die uw onderneming ten laste van de winst mag brengen voor uw zakelijke kilometers) en u kunt ook de afschrijving op de auto niet ten laste van de winst van uw onderneming brengen. 
  • De btw die u betaalt bij aanschaf van de auto kunt u niet in aftrek brengen, tenzij u de auto voor de btw als zakelijk aanmerkt. U kunt hiervoor kiezen, ook als u de auto voor de inkomstenbelasting als privé aanmerkt.

Let op! Als uw onderneming nagenoeg alle kosten van uw privéauto aan u vergoedt, kan uw privéauto door de Belastingdienst alsnog als auto van de zaak worden aangemerkt.

De keuze: zakelijk of privé?

Het antwoord op de vraag wat voordeliger is, de auto zakelijk of privé, is afhankelijk van allerlei, vaak niet precies bekende omstandigheden en factoren. Dit maakt het lastig om exact te berekenen wat voordeliger is. Toch is er wel een aantal grove vuistregels te geven. Zo is bij lage afschrijvingskosten of bij veel zakelijke kilometers een privéauto over het algemeen voordeliger. Maak echter geen ondoordachte keuze. Wij kunnen aan de hand van alle gegevens een berekening van de voordeligste variant voor u maken.

Overbrengen naar privé?

Staat een auto eenmaal op de zaak, dan kunt u als ondernemer in de inkomstenbelasting deze in beginsel niet overbrengen naar privé. Overbrengen naar privé kan wel als er fiscaal sprake is van een zogenaamde bijzondere omstandigheid. Daarvan is niet vaak sprake. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld een wetswijziging of rechterlijke uitspraak waardoor u een andere keuze gemaakt zou hebben als u dit zou hebben geweten voordat u besliste de auto op de zaak te zetten. Of als u de auto helemaal niet meer zakelijk zou gebruiken (bijvoorbeeld omdat u een nieuwe auto koopt). Dan bent u zelfs verplicht de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen. Deze overgang moet plaatsvinden voor de werkelijke waarde, waardoor u – afhankelijk van de fiscale boekwaarde – een boekwinst of -verlies realiseert. Ook voor de btw kan dit gevolgen hebben.

Ondernemers met een bv?

Een auto op naam van uw bv is in beginsel altijd zakelijk. Bij een bv is overbrengen naar privé wel mogelijk, zelfs als er geen bijzondere omstandigheden zijn. U kunt namelijk de auto altijd van uw bv aan uzelf als dga verkopen. Vervolgens kunt u zakelijke ritten voor de bv maken tegen een vergoeding van € 0,23/km.

Let op! Gezien de relatief lage onbelaste vergoeding van € 0,23 per kilometer en de hoge brandstofkosten zal de vergelijking tussen een auto zakelijk of privé in 2024 mogelijk anders uitvallen dan in andere jaren het geval was.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Voorgestelde btw-herziening vanaf 2026 op kostbare diensten onroerende zaken

By nieuws

Het kabinet wil vanaf 2026 een btw-herzieningsregeling introduceren voor kostbare diensten met betrekking tot onroerende zaken. Door nu al op dit voorstel te anticiperen, kunt u misschien btw besparen.

Btw-herzieningsregeling roerende en onroerende investeringsgoederen

Geld

Voor investeringen in roerende en onroerende investeringsgoederen geldt op dit moment al een btw-herzieningsregeling. Door deze regeling wordt het gebruik van roerende investeringsgoederen gedurende vier jaar na het jaar van ingebruikname gevolgd. Voor onroerende investeringsgoederen bedraagt deze termijn negen jaar. Als gedurende die periode het gebruik van het investeringsgoed voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties (deels) wijzigt, kan dit gevolgen hebben voor de btw-aftrek. De eerder in aftrek gebrachte btw kan dan worden herzien.

Btw-herzieningsregeling diensten

Voor diensten aan onroerende zaken geldt op dit moment nog geen btw-herzieningsregeling. Dit heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld voor woningen die fors verbouwd worden en daarna voor een korte periode btw-belast verhuurd worden, volledig recht bestaat op btw-aftrek. Als die woningen daarna btw-vrijgesteld verhuurd worden, wordt die btw-aftrek namelijk niet herzien.

Let op! In beginsel is de verhuur van een ongemeubileerde woning btw-vrijgesteld. Alleen in zogenaamde short-stay situaties is de verhuur met 9% btw-belast. Neem voor meer informatie hierover contact op met een van onze adviseurs.

Voorstel btw-herziening kostbare diensten

Het kabinet vindt het niet gewenst dat voor kostbare diensten aan onroerende zaken geen btw-herzieningsregeling geldt. Daarom heeft het kabinet een voorstel gedaan waarin vanaf 1 januari 2026 een btw-herzieningsregeling voor het jaar van ingebruikname plus de vier daaropvolgende jaren gaat gelden voor kostbare diensten aan onroerende zaken vanaf € 30.000 exclusief btw.

Let op! Bij diensten aan onroerende zaken moet u denken aan verbouwingen en onderhoud aan onroerende zaken. Als zo’n dienst vanaf 1 januari 2026 minimaal € 30.000 exclusief btw bedraagt, gaat daar volgens het voorstel een herzieningsregeling voor gelden.

Vanaf 1 januari 2026

De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor kostbare diensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze diensten dus vóór 1 januari 2026 in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de voorgestelde regeling.

Voordelig óf nadelig?

De voorgestelde regeling kan nadelig uitwerken als de btw-herziening ertoe leidt dat u afgetrokken btw deels terug moet betalen. Als het gebruik van uw onroerend goed wijzigt van btw-vrijgesteld naar (deels) btw-belast, dan kan de voorgestelde regeling ook positief uitwerken. In dat geval heeft u namelijk recht op meer btw-aftrek. 

Let op! In het eerste geval kunt u de diensten aan onroerende zaken misschien beter vóór 1 januari 2026 plannen. In het tweede geval is ingebruikname van de diensten vóór 1 januari 2026 misschien wel ongunstiger.

Internetconsultatie

Een en ander is uiteraard afhankelijk van de vraag of het concept-wetsvoorstel doorgaat. Als dit zo is, speelt bij de beoordeling wat u zou kunnen doen onder meer het voorgenomen gebruik in het jaar van ingebruikname van de diensten en de vier jaren daarna een rol.

Het voorstel lag ter internetconsultatie tot en met 2 april 2024. Iedereen die dat wilde, kon tot en met die datum nog een reactie geven op het voorstel.

Omslag- en kasstelsel pensioen dga in strijd met goed koopmansgebruik

By nieuws

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het omslag- en kasstelsel inzake pensioenen in strijd zijn met goed koopmansgebruik. De Hoge Raad komt daarmee terug op zijn arrest van 29 januari 1969.

Casus

Golfbaan

Belanghebbende, een bv, heeft pensioenrechten toegekend aan haar bestuurder en enig werknemer, de dga. Voor de pensioentoezegging is bij de belanghebbende een passiefpost op de balans opgenomen welke op 31 december 2015 € 369.543,- bedroeg. Op 1 januari 2016 had de belanghebbende een te verrekenen verlies uit 2007 ter hoogte van € 666.946,-. 

Belanghebbende wil met ingang van 2016 het omslagstelsel op de pensioentoezegging toe gaan passen en geeft de passiefpost ter hoogte van € 369.543,- tot haar belastbare winst. 

Kasstelsel

De Hoge Raad merkt in zijn arrest van 23 februari 2024 ten eerste op dat het in deze casus gaat om het toepassen van het kasstelsel en niet van het omslagstelsel. Er is namelijk sprake van een werkgever met één werknemer en dus ook om een pensioenregeling voor slechts één werknemer. Om pensioenkosten te kunnen omslaan is een zeker aantal werknemers van verschillende leeftijden nodig. Dat is hier niet aan de orde. 

Goed koopmansgebruik

Vervolgens komt de Hoge Raad terug op zijn arrest van 29 januari 1969. Het toepassen van het omslagstelsel dan wel kasstelsel leidt ertoe dat door de werkgever aangegane, 
juridisch afdwingbare verplichtingen tot het doen van (toekomstige) pensioenbetalingen niet als kosten tot uitdrukking komen in de jaarlijkse winstbepalende balans. Het achterwege laten van passivering liggen niet in lijn met het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel (beginselen van goed koopmansgebruik). Op grond van deze beginselen moeten aangegane, juridisch afdwingbare en langlopende betalingsverplichtingen namelijk worden gepassiveerd.

Verder is toepassing van het omslag- en kasstelsel ook nog in strijd met een ander beginsel van goed koopmansgebruik. Toepassing zorgt er namelijk voor dat de met de pensioentoezegging gemoeide lasten tot uitdrukking komen in andere jaren dan die waarop de aangegane verplichtingen betrekking hebben. Dit is in strijd met het zogeheten matchingbeginsel.

Let op! Bovenstaande geldt ook voor andere verplichtingen die soortgelijk zijn aan pensioen, zoals bijvoorbeeld lijfrenten. Ook deze verplichtingen moeten op de winstbepalende balans worden gewaardeerd naar algemeen aanvaarde actuariële grondslagen waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van ten minste vier procent.

Overgangsregime

Het arrest van 29 januari 1969 zal blijven gelden voor alle verplichtingen die zijn aangegaan of overgenomen vóór 23 februari 2024 indien met betrekking tot die verplichtingen vanaf hun ontstaan of overname het omslag- of kasstelsel is toegepast. Hierbij wordt een toename van de verplichting door bijvoorbeeld stijging van diensttijd of aanpassing aan de lonen en prijzen niet aangemerkt als het aangaan van een nieuwe verplichting. 

Vanaf 10 september 2024 weer SDE++ aan te vragen

By nieuws

De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) is vanaf 10 september 2024 9.00 uur weer aan te vragen. Met de SDE++ regeling worden grootschalige duurzame energieprojecten gesubsidieerd. Het plan is om hiervoor €11,5 miljard uit te trekken, €3,5 miljard meer dan begroot.

Hekjes gehandhaafd

Windmolen

Ook in deze SDE++ subsidie zal gebruikgemaakt worden van ‘hekjes’. Op deze manier wordt binnen de subsidie budget gereserveerd voor bepaalde projecten. De hekjes betreffen drie projecten, waarbij per project € 1 miljard wordt gereserveerd.

Nieuwe categorieën

De SDE++ subsidie zal dit keer ook beschikbaar zijn voor enkele nieuwe categorieën. Dit betreft onder andere zonnepanelen waarvoor een kleine aanpassing van het dak nodig is, lucht-water-warmtepompen voor de glastuinbouw en de thermische opslag van hogetemperatuurwarmte. Een en ander zal nog wel getest moeten worden op uitvoerbaarheid.

Gefaseerde invoering

De nieuwe SDE++ subsidie kan in vijf fases worden aangevraagd. Daarbij komen projecten waarbij per vermeden CO2-uitstoot zo min mogelijk subsidie nodig is, het eerst aan bod. De eerste aanvraagronde loopt van 10 september 2024 9.00 uur tot en met 16 september 2024 17.00 uur. De erop volgende aanvraagrondes starten hier direct na en duren ieder een week, met uitzonderring van aanvraagronde 5. Die duurt van 7 oktober 2024 17.00 uur tot en met 10 oktober 2024 17.00 uur.

Meer informatie en aanmelden

U kunt voor meer informatie terecht bij RVO.nl. Lees alle informatie goed door, u moet uw aanvraag namelijk goed voorbereiden. Heeft u hierbij ondersteuning of advies nodig? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Huwelijkse voorwaarden of een schenking?

By nieuws

Het afspreken van huwelijkse voorwaarden houdt geen schenking in, ook niet als de echtgenoten een ongelijke verdeling van gemeenschappelijke goederen overeenkomen. Alleen in uitzonderlijke gevallen, als de huwelijkse voorwaarden kunnen worden aangemerkt als wetsontduiking, kan dit als schenking worden belast.

Schenking?

Huwelijk

De Hoge Raad oordeelde in een zaak dat ten onrechte een aanslag erfbelasting was opgelegd. In deze zaak speelde het volgende. Man en vrouw waren in september 2015 getrouwd in gemeenschap van goederen. In oktober 2017 werden alsnog huwelijkse voorwaarden gesloten, waarbij de vrouw gerechtigd werd tot 90% van de goederen van de gemeenschap en de man tot 10%. De man (erflater) overleed  in december 2017, dus binnen 180 dagen na het aangaan van de huwelijkse voorwaarden. De vrouw was de enige erfgenaam van de man.

In geschil was of het aangaan van deze huwelijkse voorwaarden was aan te merken als een schenking voor de Successiewet. De inspecteur van de Belastingdienst stelde dat sprake was van een schenking ter grootte van 40% van de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap, de vrouw kreeg immers 90% daarvan, in plaats van 50%.

Geen schenking?

Het Gerechtshof oordeelde dat het aangaan van deze huwelijkse voorwaarden geen schenking was, maar dat wel sprake was van wetsontduiking (fraus legis). Daarom was toch erfbelasting verschuldigd. Het was namelijk niet aannemelijk geworden dat voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden een andere reden was dan het vermijden van de erfbelasting.

Er was volgens het Gerechtshof sprake van strijd met het doel en de strekking van de Successiewet. Het Gerechtshof woog mee dat, naar het oordeel van het Gerechtshof, op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden geen sprake was van enigszins gelijke levens- en sterftekansen, omdat erflater toen al ernstig ziek was. Hierdoor vormde het aangaan van de huwelijkse voorwaarden een bevoordeling van belanghebbende die op één lijn moet worden gesteld met een schenking binnen 180 dagen voor het overlijden van erflater. Een dergelijke schenking wordt belast alsof zij op grond van het erfrecht is verkregen.

Uitzonderlijk gevallen

De Hoge Raad stelde als eerste voorop dat het aangaan van huwelijkse voorwaarden geen schenking inhoudt, ook niet als de echtgenoten door de huwelijkse voorwaarden een ongelijk aandeel krijgen in de goederen van de huwelijksgemeenschap. Alleen in uitzonderlijke gevallen, als het aangaan van huwelijkse voorwaarden als wetsontduiking kan worden aangemerkt, is de daaruit voortvloeiende vermogensverschuiving een verkrijging volgens het erfrecht. De Hoge Raad oordeelde daarom dat het Gerechtshof een onjuist criterium had gehanteerd.

De Hoge Raad heeft in haar arrest van 16 februari 2024 de voorwaarden opgesomd wanneer zo’n uitzonderlijk geval kan worden aangenomen. Het aangaan van huwelijkse voorwaarden kan wel wetsontduiking (fraus legis) opleveren indien:

a. het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest, en bovendien 
b. het in strijd zou komen met doel en strekking van de successiewet wanneer de vermogensverschuiving tussen de echtgenoten en het vervolgens overlijden van een van hen niet zou worden aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht.

Een zodanige strijd doet zich, naar het oordeel van de Hoge Raad, voor indien op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker is dat de echtgenoot die daardoor voor het kleinste deel is gerechtigd tot het gemeenschappelijke vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot. Dan moet worden aangenomen dat de wijziging geen andere praktische betekenis kon hebben dan het vermijden van erfbelasting.

Geen bewijs van bevoordeling

De belastinginspecteur had geen feiten of omstandigheden aangevoerd op basis waarvan, indien bewezen, geconcludeerd kon worden dat op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker was dat de man vóór de vrouw zou overlijden. Er bestond naar het oordeel van de Hoge Raad daarom geen reden om de bevoordeling van de vrouw als gevolg van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden, met toepassing van fraus legis, als een verkrijging krachtens erfrecht aan te merken.

Overgangsrecht 30%-regeling blijft bij wisseling van werkgever van toepassing

By nieuws

In de 30%-regeling is met ingang van 2024 en 2025 een aantal wijzigingen doorgevoerd. Als een werknemer onder het overgangsrecht valt, zijn deze wijzigingen in 2024 nog niet van toepassing. De vraag is of dit overgangsrecht van toepassing blijft als de werknemer bij een andere werkgever gaat werken.

Wijzigingen 30%-regeling

Euro

Met ingang van 2024 en 2025 gelden de volgende wijzigingen in de 30%-regeling:

  1. In 2024 mag nog maar over een salaris tot maximaal € 233.000 de 30%-regeling worden toegepast.
  2. Vanaf 2024 geldt dat de eerste 20 maanden 30% van het salaris onbelast onder de 30%-regeling mag worden uitbetaald, de daaropvolgende 20 maanden is dat 20% en de laatste 20 maanden nog maar 10%.
  3. Vanaf 2025 vervalt de partiële buitenlandse belastingplicht. Dit betekent dat de werknemer voor wie de 30%-regeling wordt toegepast vanaf 2025 ook in box 2 en box 3 belasting moeten betalen over buitenlands kapitaalinkomen.

Overgangsrecht

Voor bestaande 30%-regelingen geldt gelukkig overgangsrecht. Daarbij geldt een onderscheid tussen werknemers voor wie in het laatste loontijdvak van 2022 al de 30%-regeling werd toegepast en werknemers voor wie dat in het laatste loontijdvak van 2023 gebeurde.

30%-regeling in laatste loontijdvak van 2022

Werknemers voor wie in het laatste loontijdvak van 2022 de 30%-regeling al werd toegepast, krijgen niet te maken met de wijzigingen onder punt 1 en 2. Zij krijgen vanaf 2027, indien de 30%-regeling dan nog loopt, wel te maken met de wijzigingen onder punt 3.

30%-regeling niet in het laatste loontijdvak van 2022, maar wel in 2023

Werknemers voor wie in het laatste loontijdvak van 2022 nog niet de 30%-regeling werd toegepast, maar in het laatste loontijd van 2023 wel, krijgen niet te maken met de wijzigingen onder punt 2. Zij krijgen echter wel te maken met de wijzigingen onder punt 1. Ze krijgen vanaf 2027, indien de 30%-regeling dan nog loopt, ook te maken met de wijzigingen onder punt 3.

30%-regeling vanaf 2024

Werknemers voor wie in het laatste loontijdvak van 2023 de 30%-regeling nog niet werd toegepast, krijgen volledig te maken met alle wijzigingen; voor punt 1 en 2 vanaf 2024 en voor punt 3 vanaf 2025.

Wisseling werkgever

Aan de Belastingdienst is de vraag gesteld of het overgangsrecht, zoals hiervoor beschreven, van toepassing blijft als de werknemer overstapt naar een andere werkgever. De Belastingdienst heeft geantwoord dat het overgangsrecht onder voorwaarden van toepassing blijft.

De voorwaarden zijn dat de 30%-regeling van toepassing blijft. Hiervoor moeten de nieuwe werkgever en de werknemer gezamenlijk tijdig – dat wil zeggen binnen vier maanden na indiensttreding – een verzoek doen. Daarnaast mag de periode tussen het einde van de tewerkstelling bij de oude werkgever en de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst bij de nieuwe werkgever niet langer zijn dan drie maanden.

Garden leave

De Belastingdienst geeft aan dat voor een werknemer die vrijgesteld is van werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld bij garden leave, de 30%-regeling niet kan worden toegepast in die periode. De werknemer blijft in die periode echter wel een ingekomen werknemer.  De Belastingdienst concludeert hieruit dat het voor het antwoord op de vraag inzake het overgangsrecht bij wisseling van werkgever niet uitmaakt dat de werknemer bij de oude werkgever enige tijd is vrijgesteld van werkzaamheden.

Ondoorzichtige ruit doet geen afbreuk aan blinderingseis

By nieuws

Om gebruik te kunnen maken van fiscale voordelen van een bestelauto gelden er voor dergelijke auto’s strenge eisen. Een ervan is dat een bestelauto in een aantal gevallen niet voorzien mag zijn van zijruiten. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat het soms ook is toegestaan een bestelauto te voorzien van zijruiten, mits die niet doorzichtig zijn.

Fiscale voordelen

Auto

Bestelauto’s die door ondernemers worden aangeschaft, kennen enkele fiscale voordelen. Zo betaalt een ondernemer voor een bestelauto geen bpm en minder wegenbelasting.

Let op! Ondernemers moeten de bestelauto dan voor minstens 10% zakelijk gebruiken om deze fiscale voordelen te kunnen gebruiken.

Eisen bestelauto

De eisen die aan bestelauto’s gesteld worden om van die fiscale voordelen te kunnen genieten, zijn divers en afhankelijk van het type en model. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in vier categorieën, te weten grote en kleine bestelauto’s, kleine bestelauto’s met een hoog dak en bestelauto’s met een dubbele cabine.

Eén zijruit

Bestelauto’s mogen soms voorzien zijn van één zijruit rechts in de laadruimte. Het komt echter regelmatig voor dat bestelauto’s van fabriekswege voorzien zijn van meerdere zijruiten. Om fiscaal dan toch als bestelauto te kunnen worden aangemerkt, moeten deze zijruiten worden verwijderd en  vervangen door niet uit glas bestaande panelen uit één stuk van ondoorzichtig en vormvast materiaal. Deze moeten zoveel mogelijk rondom en op onverbrekelijke wijze rechtstreeks met de carrosserie zijn verbonden.

Blinderingseis

De Belastingdienst heeft nu bekendgemaakt dat ook aan deze blinderingseis kan worden voldaan, als de zijruit aan de buitenkant van de laadruimte niet verwijderd wordt. In dat geval moet er wel ondoorzichtig en vormvast materiaal aan de binnenkant van de carrosserie zijn bevestigd. Op deze manier kunnen onnodige kosten worden voorkomen, terwijl het resultaat qua blindering hetzelfde blijft.