Skip to main content
Category

nieuws

Advieswijzer Voordelen loonkosten

By nieuws

Als werkgever heeft u voor bepaalde groepen werknemers die moeilijker aan het werk komen – onder voorwaarden – recht op een tegemoetkoming in de loonkosten. Dit is vastgelegd in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).

Deze tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag per verloond uur met een vast maximaal bedrag per jaar. Er zijn verschillende vormen: de loonkostenvoordelen en de lage-inkomensvoordelen. De komende jaren zullen veel wijzigingen worden doorgevoerd in de loonkostenvoordelen. De lage-inkomensvoordelen komen geheel te vervallen.

Loonkostenvoordelen

Voetganger

Om voor loonkostenvoordelen (LKV’s) in aanmerking te komen, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de werknemer verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen en mag de AOW-leeftijd nog niet zijn bereikt. Voor het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers moet de werknemer bij aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder zijn en voor de overige LKV’s moet het gaan om een werknemer met een arbeidsbeperking.

Verschillende soorten LKV’s

Er zijn vier soorten LKV’s:

  1. Voor oudere werknemers;
  2. Voor arbeidsgehandicapte werknemers;
  3. Voor doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
  4. Voor herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.

Tip! Per loonkostenvoordeel verschillen de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.

U heeft recht op een LKV vanaf het moment dat de werknemer bij u in dienst komt, voor maximaal drie jaar, maar uiterlijk tot de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Voor de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden wordt de maximale termijn afgeschaft. Het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer geldt maximaal één jaar. 

Bedragen LKV voor 2024

Hoeveel loonkostenvoordeel u krijgt, hangt dus af van het aantal verloonde uren en van het soort loonkostenvoordeel. De bedragen voor 2024, die in 2025 worden uitbetaald, zijn: 

 

 Loonkostenvoordeel  Bedrag per verloond uur  Maximumbedrag per jaar
 Oudere werknemer  € 3,05  € 6.000
 Arbeidsgehandicapte werknemer  € 3,05  € 6.000
 Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden  € 1,01   € 2.000
 Herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer  € 3,05  € 6.000

 

Hoe vraagt u een LKV aan?

U vraagt het loonkostenvoordeel aan in uw aangifte loonheffingen door de indicatie voor het LKV aan te zetten. Zonder deze indicatie ontvangt u geen LKV. De aanvraag kunt u doen zodra u een doelgroepverklaring van uw werknemer heeft. In de doelgroepverklaring staat voor welk loonkostenvoordeel de verklaring is afgegeven en de voorwaarden waaraan uw werknemer voldoet. De doelgroepverklaring vraagt uw werknemer aan bij het UWV. Deze wordt alleen verstrekt aan de werknemer, tenzij deze u gemachtigd heeft om de verklaring aan te vragen en te ontvangen. 

Let op! De doelgroepverklaring moet tijdig aangevraagd worden, namelijk binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Als de aanvraag te laat binnen is, krijgt uw werknemer geen doelgroepverklaring meer en kunt u geen aanspraak maken op het LKV.

U krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening van de loonkostenvoordelen waar u voor uw werknemers over het voorgaande jaar recht op heeft. De berekening is gebaseerd op de aangiften en correcties over het voorgaande jaar die u tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar heeft gedaan. U kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. Die worden nog meegenomen in de definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen. De definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen ontvangt u vóór 1 augustus van de Belastingdienst, op basis van de berekening van het UWV.

LKV oudere werknemers vanaf 1 januari 2024 stapsgewijs afgeschaft

Het LKV voor oudere werknemers wordt stapsgewijs afgeschaft m.i.v. 1 januari 2024. Dit betekent dat voor dienstverbanden die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 het LKV oudere werknemer per 1 januari 2025 wordt verlaagd naar € 1,35 per verloond uur (maximaal € 2.600 per jaar) en afgeschaft per 1 januari 2026. Voor dienstverbanden die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 gelden deze wijzigingen niet. U houdt in die gevallen recht op LKV voor maximaal drie jaar tegen de huidige bedragen. 

Tip! Komt een werknemer naast de doelgroepverklaring oudere werknemer ook in aanmerking voor de doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer en treedt deze werknemer op of na 1 januari 2024 in dienst? Dan is het gunstiger als de werknemer de doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer aanvraagt. De bedragen van het LKV arbeidsgehandicapte werknemer blijven ongewijzigd en ook de duur blijft maximaal 3 jaar. U heeft in zo’n situatie recht op een hoger en langer doorlopend bedrag aan LKV dan wanneer de doelgroepverklaring oudere werknemer wordt aangevraagd. 

Andere wijzigingen LKV banenafspraak per 1 januari 2025 
Naast het schrappen van de maximale termijn voor het LKV banenafspraak zijn er nog een paar andere wijzigingen aangekondigd. De doelgroepverklaring voor het LKV banenafspraak wordt mogelijk afgeschaft. U kunt dan in het doelgroepregister van het UWV zien welke werknemers tot de doelgroep behoren, de doelgroepverklaring is dan niet meer nodig.

Verder is het plan om de doelgroep van het LKV banenafspraak gelijk te trekken met de doelgroep van de banenafspraak. Dit betekent dat werkgevers straks ook het LKV banenafspraak kunnen krijgen voor werknemers van een Sociale Werkvoorziening (Wsw) die gedetacheerd zijn bij een reguliere werkgever. Wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt, kunt u niet langer het LKV banenafspraak krijgen voor werknemers die scholingsbelemmerd zijn en niet tot de doelgroep banenafspraak behoren en ook niet meer voor Wajong-gerechtigden die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben.

Verruiming LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer per 1 januari 2025

Op dit moment hebben werkgevers recht op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer als de werknemer zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie gaat bekleden bij dezelfde werkgevers én daarnaast in de maand daaraan voorafgaand recht had op een WIA-uitkering. Deze voorwaarden worden gewijzigd. In de nieuwe vorm van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer heeft u ook recht op dit loonkostenvoordeel als de werknemer in de wachttijd al (gedeeltelijk) is gaan werken, na de wachttijd recht op WIA-uitkering ontstaat en hij bij zijn werkgever blijft werken. De werknemer moet dan binnen drie maanden na afloop van de 104 weken wachttijd dan wel binnen drie maanden na ontvangst van de WIA-toekenning een doelgroepverklaring aanvragen bij het UWV. Ook wordt de mogelijkheid ingevoerd om bij wisseling van werkgever het resterende recht op een loonkostenvoordeel mee te kunnen nemen. Hierdoor komen werkgevers voor meer werknemers in aanmerking voor dit loonkostenvoordeel.

Alle genoemde wijzigingen voor het LKV oudere werknemers, LKV banenafspraak en LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer moeten nog worden behandeld in de Tweede en Eerste Kamer.

Lage-inkomensvoordeel

Om in aanmerking te komen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV), moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Het gemiddelde uurloon van uw werknemer bedraagt in 2024 minimaal € 14,33, maar niet meer dan € 14,91. 
  • Uw werknemer heeft bij u minimaal 1.248 verloonde uren in een kalenderjaar.
  • Uw werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
  • Uw werknemer is verzekerd voor werknemersverzekeringen.

Let op! Het LIV wordt afgeschaft per 1 januari 2025. In 2025 vindt nog wel de betaling plaats van het LIV over de verloonde uren in 2024.

Per 1 januari 2024 is de bovengrens van het uurlooncriterium van het LIV verlaagd. De bovengrens was voorheen 125% van het wettelijk minimumloon. Deze bovengrens is per 1 januari 2024 verlaagd naar 104%.

Voor de vaststelling van het totale jaarloon tellen beloningen zoals bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk mee en zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon. Dit kan ertoe leiden dat het jaarloon te hoog is om voor het LIV in aanmerking te komen.

Geen onderdeel van het jaarloon zijn WGA-uitkeringen en werkgeversbetalingen van WAO-, WIA- en WW-uitkeringen. Dit zijn namelijk geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Ziektewetuitkeringen die door de eigenrisicodrager worden betaald en nabetalingen die de werkgever na afloop van de dienstbetrekking doet, tellen ook niet mee.

Tip! Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in uw vrije ruimte voor de werkkostenregeling niet van invloed zijn op het recht op het LIV.

Bedragen LIV voor 2024

Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. De bedragen voor 2024 zijn:

Gemiddeld uurloon  LIV per werknemer per verloond uur

 

Maximale LIV per werknemer per jaar

(bij een 40-urige werkweek)

 € 14,33 – € 14,91

€ 0,49

€ 960

 

De voorwaarde van 1.248 verloonde uren per kalenderjaar geldt ook als de werknemer in de loop van het jaar bij u in dienst komt. De 1.248 uren worden dan niet evenredig verminderd.

Hoe vraagt u het LIV aan?

U hoeft het LIV niet aan te vragen. Het UWV bepaalt op basis van de polisadministratie voor welke werknemers u er recht op heeft. Het is erg belangrijk dat u het aantal verloonde uren in uw loonaangifte dus goed invult. (Zie hiervoor ook Kennisdocument Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 21 december 2023 – (versie december 2023) | Brochure | Rijksoverheid.nl.) De Belastingdienst betaalt het LIV over het voorgaande jaar in het daaropvolgende jaar aan u uit als uit uw aangiften loonheffingen blijkt dat u er recht op heeft. Ook voor het LIV geldt: u krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening en u kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. De definitieve berekening van het LIV ontvangt u vóór 1 augustus.

Jeugd-LIV per 1 januari 2024 afgeschaft

Het jeugd-LIV is afgeschaft per 1 januari 2024. Dit betekent dat u vanaf 2024 geen jeugd-LIV krijgt over de verloonde uren voor werknemers in de leeftijd van 18, 19 en 20 jaar die het minimumjeugdloon verdienen. In 2024 vindt nog wel de betaling plaats van het jeugd-LIV over de verloonde uren in 2023.

Bijzondere tegemoetkoming voor werknemers met een arbeidsbeperking

Naast voorgaande tegemoetkomingen in de loonkosten zijn er nog twee vormen die voor werknemers met een arbeidsbeperking gelden, namelijk loonkostensubsidie en loondispensatie.
Bij deze twee vormen draagt u alleen de kosten voor de werkelijke arbeidsproductiviteit.

Loonkostensubsidie

U kunt in aanmerking komen voor loonkostensubsidie voor werknemers met een arbeidsbeperking die niet in staat zijn om met voltijds werken 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen (en die onder de gemeentelijke doelgroep Participatiewet vallen). Deze subsidie wordt aan u uitgekeerd door de gemeente waar de werknemer woont. Daar kunt u ook de aanvraag indienen. Door middel van een loonwaardebepaling wordt de productiviteit van de werknemer vastgesteld en op basis daarvan wordt de hoogte van de loonkostensubsidie bepaald. Deze bedraagt ten hoogste 70% van het wettelijk minimumloon. Zodra de loonwaarde van de werknemer gelijk is aan het wettelijk minimumloon, stopt de loonkostensubsidie. U ontvangt tevens een compensatie voor de premies werknemersverzekeringen, het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie, de loondoorbetaling tijdens vakantiedagen en andere werkgeverslasten. Deze compensatie bedraagt 23,5%. Het percentage vergoeding werkgeverslasten is een gemiddelde van de werkgeverslasten in de verschillende bedrijfstakken. Bij een loonkostensubsidie ontvangt de werknemer het minimumloon, waardoor er mogelijk nog aanspraak bestaat op het LIV.

Een bijzondere vorm van de loonkostensubsidie is een forfaitaire loonkostensubsidie in het eerste halfjaar van een dienstverband van een werknemer. Dat houdt in dat u samen met de gemeente de mogelijkheid heeft om voor het eerste halfjaar van het dienstverband een loonkostensubsidie van 50% van het minimumloon overeen te komen. Na het eerste halfjaar past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van een objectief op de werkplek vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Een forfaitaire loonkostensubsidie maakt de start van een dienstverband met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie misschien gemakkelijker voor u als werkgever. Bovendien kan in het eerste halfjaar een goed beeld worden verkregen van de capaciteiten van de werknemer.

Loondispensatie

Voor mensen met een arbeidsbeperking en een Wajong-uitkering kunt u loondispensatie aanvragen bij het UWV. U vraagt het UWV toestemming om minder dan het wettelijk minimumloon uit te betalen aan de werknemer. Dit doet u door het invullen van het formulier Aanvraag loondispensatie Wajong.

Een arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of de werknemer minder presteert door zijn ziekte of handicap en bepaalt dan welk percentage van het wettelijk minimumloon u aan de werknemer moet betalen. De werknemer krijgt van het UWV een aanvulling op het salaris.

Loondispensatie ontvangt u minimaal een halfjaar en maximaal vijf jaar, maar het is mogelijk om een verlenging aan te vragen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de werknemer hetzelfde gaat verdienen als andere werknemers.

Box 3 ook voor betaalrekeningen

By nieuws

De staatssecretaris antwoordt op Kamervragen dat hij niet bereid is om betaalrekeningen uit te zonderen van het forfaitaire rendement dat van toepassing is op spaartegoeden in box 3. Dat op betaalrekeningen geen rente wordt ontvangen, maakt dit niet anders.

Betaalrekeningen

Op betaalrekeningen wordt over het algemeen geen rente vergoed. Daarnaast zijn aan het aanhouden van een betaalrekening normaal gesproken kosten verbonden. Dat maakt dat een betaalrekening over het algemeen eerder een negatief rendement dan een positief rendement kent.

Let op! De betaalrekeningen worden in box 3 echter in dezelfde categorie geplaatst als spaarrekeningen. Voor 2023 is hieraan een forfaitair rendement gehangen van 0,92%. Voor 2024 is dit percentage voorlopig vastgesteld op 1,03%.

Kamervragen

De staatssecretaris antwoordt naar aanleiding van een aantal vragen onder meer dat betaalrekeningen gewoon in box 3 vallen. Betaalrekeningen vallen dus niet in een andere categorie dan spaarrekeningen en worden dus ook niet apart behandeld. Ook de kosten die verbonden zijn aan betaalrekeningen kunnen niet in aftrek komen in box 3, aldus de staatssecretaris.

Hoop aan de horizon?

Over het saldo van een betaalrekening die over het algemeen een negatief rendement kent, moet dus 0,92% forfaitair rendement in aanmerking worden genomen. Voor degenen die toe zijn aan een box 3-stelsel op basis van een werkelijk rendement gloort er wellicht hoop aan de horizon.

Zo heeft het demissionaire kabinet een wetsvoorstel opgesteld waarbij de box 3-heffing gebaseerd is op het werkelijk behaalde rendement. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2027, maar hiervoor moet het definitieve wetsvoorstel dan al wel in de zomer van 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden worden. Of dat allemaal gaat lukken is uiteraard de vraag, nu de vorming van een nieuw kabinet tot op heden nog niet is gelukt.

Conclusies AG’s

Maar is er nog meer hoop. In september 2023 concludeerde AG Wattel al dat de Wet rechtsherstel box 3 in strijd is met Europees recht als het werkelijk behaalde rendement lager is dan het rendement volgens de wet. AG Pauwels oordeelde onlangs op vergelijkbare wijze.

Bepaling werkelijk behaalde rendement

AG Pauwels gaf ook een aantal aanwijzingen over de wijze waarop het werkelijk behaalde rendement moet worden bepaald.

Zo oordeelde de AG dat de beoordeling of de box 3-heffing moet worden verminderd, altijd moet plaatsvinden voor alle vermogensbestanddelen gezamenlijk en niet per vermogensbestanddeel. Het separaat beoordelen van de betaalrekening behoort dus, ook naar het oordeel van de AG, niet tot de mogelijkheden.

Uiteraard speelt het negatieve rendement van de betaalrekening wel een rol in de beoordeling van het totale werkelijk behaalde rendement. Voor aftrek van de kosten die verbonden zijn aan de betaalrekening lijkt in de visie van de AG ook plek bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement.

Let op! De Hoge Raad moet nog oordelen over deze kwestie. De adviezen van de AG’s zijn onafhankelijk en de Hoge Raad beslist zelf of deze opgevolgd worden of niet.

Advieswijzer Overstappen naar een bv

By nieuws

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof? Dan kan het interessant zijn om over te stappen naar een bv. Of dit voor u de juiste keuze is, hangt af van tal van aspecten. Welke belangrijke verschillen zijn er?

Wanneer overstappen?

Overstappen naar een bv

De vraag of – en zo ja wanneer – u er als mkb-ondernemer verstandig aan doet om over te stappen naar een bv is niet eenduidig te beantwoorden en hangt af van bepaalde individuele factoren. Hierbij kunt u denken aan zaken als aansprakelijkheid en andere juridische zaken. Van oudsher speelt de fiscaliteit hierbij ook een belangrijke rol, omdat de ondernemer in de inkomstenbelasting anders wordt belast dan de onderneming die onderneemt via een bv. Hierna gaan wij vooral in op deze fiscale aspecten, maar waarbij dat dus altijd in de totale context moet worden beoordeeld.

Het fiscale aspect van wel of niet overstappen naar een bv is in 2024 wel sterk beïnvloed. Dit wordt vooral veroorzaakt door een wijziging van het tarief in box 2, waarin onder meer de door de bv aan de dga uitgekeerde winst wordt belast. Dit gewijzigde tarief betekent dat vanaf 2024 uitgedeelde winst tot een bedrag van € 67.000 belast wordt tegen 24,5%, terwijl over het meerdere een tarief geldt van 33%. Omdat fiscale partners inkomsten in box 2 onderling mogen verdelen, is voor de belastingplichtige met een partner het tarief van 24,5% van toepassing tot 2 x € 67.000, ofwel € 134.000. Pas wanneer meer winst wordt uitgedeeld, geldt voor dga’s met een partner een tarief van 33% over het meerdere. Door de wijziging van het tarief in box 2 wordt het volledig oppotten van winst fiscaal onaantrekkelijk gemaakt. Daardoor kan niet meer gezegd worden dat de bv aantrekkelijk is om overwinst oneindig op te kunnen potten. Het uitdelen van winst wordt daarentegen juist aantrekkelijker wanneer deze belast is tegen het lage tarief van 24,5%. Ten opzichte van 2023 is het uitdelen van winst tot een bedrag van € 93.360 voor dga’s zonder partner in 2024 goedkoper geworden. Wordt meer winst uitgedeeld, dan is men in 2024 juist duurder uit. Voor dga’s met partner geldt dit pas vanaf een uitgedeelde winst van € 186.720. 

Winst

Winst belast in de IB-onderneming

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof, dan betaalt u over de volledige winst het progressieve tarief van de inkomstenbelasting. Onbelast oppotten van winst is dus niet mogelijk. U heeft wel recht op een aantal ondernemersfaciliteiten die de belastingdruk beperken. De belangrijkste is de zelfstandigenaftrek van € 3.750 per jaar, maar dit bedrag neemt de komende jaren sterk af. Dit bedrag mag u in mindering brengen op de winst, maar in 2024 tegen een maximumtarief van 36,97%. Voor de zelfstandigenaftrek is wel vereist dat u minstens 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor uw bedrijf én dat dit meer dan de helft van het aantal werkzame uren is. Dit wordt het urencriterium genoemd. Deze laatste eis geldt niet voor starters.

Een andere belangrijke faciliteit is de mkb-winstvrijstelling van 13,31%. Hierdoor blijft 13,31% van de winst onbelast en is 13,31% van een eventueel verlies niet aftrekbaar. Ook deze aftrek is in 2024 beperkt tot maximaal 36,97%. Door de mkb-winstvrijstelling betaalt u maximaal 44,6% belasting over de behaalde winst, verminderd met de ondernemersfaciliteiten. In 2025 zal de mkb-winstvrijstelling verder dalen naar 12,7%.

Winst belast in de bv

In de bv betaalt u vennootschapsbelasting over – kort gezegd – de behaalde winst. Het aan de dga uitbetaalde loon is hierbij wel een aftrekpost. Over de eerste € 200.000 winst betaalt de bv in 2024 19% vennootschapsbelasting, over het meerdere 25,8%. Pas als de bv de winst die na belasting resteert, uitdeelt aan de directeur-grootaandeelhouder (dga), moet de dga over de uitgedeelde winst aanvullend inkomstenbelasting betalen in box 2 (zie hiervoor). Daardoor wordt de totale winst belast tegen 38,85 tot 50,29%. U bereikt dit tarief dus pas na uitdeling van de winst en het moment van uitdeling bepaalt u zelf. Dit betekent dat het aantrekkelijk kan zijn om in de bv een deel van de winst op te potten en dit pas uit te delen zolang dit tegen het lage tarief van 24,5% mogelijk is. Zoals eerder aangegeven, is daarbij ook van belang of u een fiscale partner heeft.

Een algemeen cijfervoorbeeld*

Belasting in de IB
Bij een winst van € 200.000 brengt u in de inkomstenbelasting eerst de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling tot de maximale aftrek in mindering. U betaalt daardoor over € 170.129 belasting. Dit bedraagt € 78.492. Ook betaalt u € 3.810 inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw-premie), samen € 82.302.

Belasting in de bv
In de bv vermindert u de winst van € 200.000 eerst met het gebruikelijk loon van de dga. Dit stellen we op € 56.000. Hierover betaalt u als dga € 14.918 inkomstenbelasting en € 2.979 Zvw-premie. Over het restant betaalt de bv 19% vennootschapsbelasting, ofwel € 27.360. Deelt de bv de rest van de winst van € 116.640 uit aan u als dga, dan betaalt u hierover nog eens 24,5% belasting, ervan uitgaande dat u een partner heeft, ofwel € 28.577. In totaal betalen u en de bv in dit voorbeeld samen dus € 73.834 aan belasting als de winst direct wordt uitgedeeld. Dit is € 8.468 minder dan in de inkomstenbelasting. 

*(Om de berekeningen eenvoudig te houden, zijn geen premies voor pensioen en Zvw meegenomen)

Let op! Als u geen fiscale partner heeft, is de bv fiscaal aantrekkelijker vanaf een winst van ongeveer € 100.000 tot een winst van ongeveer € 320.000, ervan uitgaande dat alle winst wordt uitgedeeld. Vanaf € 320.000 wordt de onderneming in de inkomstenbelasting weer aantrekkelijker, wat veroorzaakt wordt door het hoge vennootschapsbelastingtarief van 25,8%, in combinatie met het hoge tarief van 33% in box 2 van de inkomstenbelasting. Dit is overigens slechts een algemene indicatie, waarbij geen rekening is gehouden met individuele aspecten.

Andere aandachtspunten bij een bv

Naast de rekensom of het fiscaal gezien interessant is de overstap te maken naar een bv, zijn er nog meer aspecten die van belang zijn:

  • De dga is een werknemer
  • Aansprakelijkheid
  • Oudedagsvoorziening
  • Zakendoen met de bv

Dga is werknemer

Anders dan de zelfstandig ondernemer wordt de dga voor fiscale regelingen soms als werknemer gezien, maar soms ook weer niet. Voor de loonbelasting is wel sprake van een werknemer, waardoor loonbelasting en Zvw-premie moeten worden ingehouden op het salaris. Maar voor de sociale zekerheid wordt een dga doorgaans niet als werknemer beschouwd.

Gebruikelijk loon

Heeft u een bv, dan bent u als dga verplicht een minimumbedrag aan salaris uit de bv op te nemen. Dit gebruikelijk loon is het loon van de vergelijkbaarste dienstbetrekking met die van u als dga of het loon van de meest verdienende werknemer in uw bedrijf als dat meer is. 

Het gebruikelijk loon moet in 2024 minstens € 56.000 bedragen. Het gebruikelijk loon wordt belast in box 1, dus progressief.

Let op! Des te meer gebruikelijk loon u in aanmerking neemt dan wel in aanmerking moet nemen, des te minder u profiteert van het lage tarief van de vennootschapsbelasting van 19% en van het lage tarief in box 2 van 24,5% over de eerste € 67.000, respectievelijk € 134.000 als u een fiscale partner heeft.

Gebruikelijk loon starters

Dga’s van startende bv’s kunnen onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon toekennen. Een voorwaarde is dat de bv een hoger gebruikelijk loon niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat de bv veel geïnvesteerd heeft en daardoor over onvoldoende financiële middelen beschikt. Een lager gebruikelijk loon voor starters mag maximaal drie jaar lang betaald worden. Is sprake van een eenmanszaak die is omgezet in een bv, dan moet de periode waarin u uw bedrijf als eenmanszaak dreef van de periode van drie jaar worden afgetrokken. Een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon is mogelijk als anders de continuïteit van uw bv in gevaar komt.

Gebruikelijk loon verlieslijdende bv’s

Aan de dga van een bv die verlies lijdt, kan onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon worden toegekend. Voorwaarde is dat het verlies de continuïteit van uw bedrijf in gevaar brengt. Hiervan is geen sprake bij een incidenteel verlies. Verder moet duidelijk zijn dat uw bedrijf de rekeningen niet meer kan betalen en dat dit niet het gevolg is van een oplopende rekening-courantschuld, uitgekeerd dividend of andere onttrekkingen.

Tip! De dga kan in beginsel ook profiteren van de regelingen die ook voor ‘normale’ werknemers gelden. Dit betreft met name kostenvergoedingen en het gebruik van de werkkostenregeling, waarvan dus ook de dga gebruik kan maken. Volgens deze regeling kan in 2024 1,92% van de fiscale loonsom tot € 400.000 besteed worden aan belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen en 1,18% over het meerdere van de loonsom daarboven.

Let op! Kostenvergoedingen mogen alleen via de werkkostenregeling worden afgewikkeld indien het gebruikelijk is dat een eventuele belastingheffing door de werkgever wordt betaald. De bewijslast ligt bij de bv en de dga. Tot een bedrag van € 2.400 is die gebruikelijkheid automatisch van toepassing. Wel zult u de maximale vrije ruimte moeten bepalen aan de hand van de feitelijke loonsom en die kan dus lager zijn dan € 2.400./p>

Aansprakelijkheid

Een voordeel van de bv is dat de aansprakelijkheid van de dga beperkt is tot het in de bv geïnvesteerde bedrag, oftewel de waarde van de aandelen. Formeel is de dga dus niet aansprakelijk voor de schulden van de bv, tenzij sprake is van wanbeleid of andere vormen van bestuurdersaansprakelijkheid. Tevens kan aansprakelijkheid jegens de Belastingdienst ontstaan bij het niet-nakomen van bepaalde verplichtingen, zoals het tijdig melden van betalingsonmacht. In de praktijk komt het echter voor dat banken, bij het verstrekken van een financiering voor de bv, eisen dat de dga in privé meeondertekent. Wanneer de bv haar schulden niet meer kan betalen, worden deze dan toch verhaald op het privévermogen van de dga.

Verzekeringsaspecten

Anders dan een gewone werknemer is de dga in de regel niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wanneer geen sprake is van ondergeschiktheid, een gezagsverhouding ontbreekt en de dga niet tegen zijn wil ontslagen kan worden, is er geen sprake van premieplicht. In dat geval moet hij zichzelf dus verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, hoewel dit laatste vrij moeilijk is.

De dga is wel verzekerd voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en moet hiervoor, net als de zelfstandig ondernemer, zelf de premies betalen. Voor 2024 is de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw vastgesteld op 5,32% van het premieplichtig inkomen, tot een maximuminkomen van € 71.628. De maximale inkomensafhankelijke bijdrage Zvw komt daardoor op € 3.811. Deze bijdrage geldt zowel voor de zelfstandig ondernemer als de dga.

Oudedagsvoorziening

Sinds enige tijd zijn de maximaal aftrekbare bedragen voor het opbouwen van een oudedagsvoorziening beperkt. De ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga kunnen hier allebei door worden getroffen. Het uitgangspunt is immers dat een maximaal pensioengevend salaris niet meer dan € 137.800 (2024) mag bedragen. Wilt u meer pensioen opbouwen, dan is dit niet meer fiscaal gefaciliteerd. Daarnaast is vanaf 2023 de dotatie aan de oudedagsreserve voor zelfstandig ondernemers geschrapt. Over een bestaande oudedagsreserve hoeft nog niet direct te worden afgerekend met de fiscus, maar de reserve kan niet meer worden verhoogd via extra dotaties.

Anderzijds is vanaf 2023 de mogelijkheid van het storten van lijfrentepremies of inleg in een bankspaarproduct fors toegenomen. Op die manier kunnen ondernemers en dga’s toch voor een aanzienlijk bedrag per jaar fiscaal gefaciliteerd sparen voor de oudedag. Een nadeel is dat u tussentijds niet zonder fiscale gevolgen over de ingelegde bedragen kunt beschikken, zoals bij de oudedagsreserve.

Beperking afschrijven op bedrijfsgebouwen

Sinds 2019 is de afschrijving op alle bedrijfsgebouwen in eigen gebruik voor bv’s beperkt tot 100% van de WOZ-waarde. Hierdoor kunnen bv’s minder afschrijven op hun bedrijfsgebouwen. Deze beperking geldt sinds 2024 ook voor ondernemers in de inkomstenbelasting ten aanzien van gebouwen in eigen gebruik. Voor sommige ondernemers geldt een beperkte overgangsregeling, namelijk zolang nog niet drie jaar op een gebouw is afgeschreven.

Zakendoen met uw bv

Als u een bv heeft, kunt u hier als dga ook zakelijk mee handelen. U bent in feite te vergelijken met een onafhankelijke derde. Zo kunt u bijvoorbeeld geld lenen van uw bv voor een grote aankoop of via uw bv een (hypothecaire) lening afsluiten voor de aankoop van een woning. De winst die uw bv hiermee behaalt, komt dan ten goede aan uw bv en niet aan uw bank. En de rente die u betaalt voor een eigenwoningfinanciering is onder voorwaarden aftrekbaar in de aangifte inkomstenbelasting. Houd er wel rekening mee dat leningen bij de bv vanaf 2024 zijn gemaximeerd tot € 500.000. Leent u meer, dan is het meerdere belast als fictief inkomen in box 2. Voor dit bedrag tellen kwalificerende leningen voor de eigen woning niet mee. Maar eigenwoningleningen die vanaf 2023 ontstaan bij de eigen bv tellen alleen niet meer als daar een recht van hypotheek op is gevestigd. 

Houd er ook rekening mee dat u bij dergelijke transacties zakelijke voorwaarden in acht neemt. Denk aan het rentepercentage, onderpand en voortijdig aflossen. Schakel desgewenst een adviseur in om u hiermee bij te staan.

Geruisloos doorschuiven

Als u wilt overstappen van een onderneming in de inkomstenbelasting naar een bv, dient u in beginsel met de fiscus af te rekenen over de opgebouwde (stille) reserves, waaronder ook de stand van de oudedagsreserve (FOR). Zo kan bijvoorbeeld de boekwaarde van uw pand lager zijn dan de werkelijke waarde.

Er bestaat een mogelijkheid om niet af te rekenen, maar ‘geruisloos’ door te schuiven. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de bv met dezelfde boekwaarde verdergaat als waarmee de onderneming in de inkomstenbelasting stopte.

Een nadeel hiervan is dat de bv geen investeringsaftrek kan claimen en ook over lagere bedragen af kan schrijven. Het is dan ook helemaal afhankelijk van uw situatie of geruisloos doorschuiven voor u voordeliger is of niet. Er is ook een alternatief voor geruisloos doorschuiven, namelijk het bedingen van een lijfrente bij de eigen bv of een bank of verzekeraar. Tegenover de belaste stakingswinst staat dan de aftrek van de inleg in het lijfrenteproduct (die bij een eigen bv niet hoeft te worden betaald). Dit kan echter niet voor onbeperkte bedragen.

Let op! Bij geruisloos doorschuiven moet op termijn, bij verkoop van de bv, in principe nog wel over de opgebouwde reserves afgerekend worden. Tenzij uw opvolger ook weer besluit om geruisloos door te schuiven. Op deze manier kan de belastingclaim (eindeloos) worden uitgesteld. Geruisloos doorschuiven is echter niet altijd mogelijk of aantrekkelijk.

In deze Advieswijzer hebben wij de belangrijkste aspecten van de overstap naar een bv op een rij gezet. Het is echter onmogelijk om in deze vorm alle aspecten voldoende te belichten. Overweegt u de overstap naar een bv, neem dan contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Gemiddelde WOZ-waarde stijgt dit jaar met 2,8%

By nieuws

De WOZ-waarde stijgt dit jaar gemiddeld met 2,8%. Tussen gemeentes zijn er wel grote verschillen. Bij de WOZ-beschikkingen die gemeentes voor 2024 vaststellen wordt uitgegaan van de peildatum 1 januari 2023. Dit betekent dat prijswijzigingen die zich afgelopen jaar hebben voorgedaan nog niet in de cijfers verwerkt zijn.

Bezwaar aantekenen?

Woning

Dat de gemiddelde WOZ-beschikking een stuk minder stijgt dan het jaar ervoor, neemt niet weg dat het maken van bezwaar nog steeds een fors lagere belastingaanslag op kan leveren. Gemeentes stellen de WOZ-waarde namelijk veelal vast op basis van verkoopcijfers, waarbij lang niet altijd rekening wordt gehouden met de onderlinge verschillen tussen panden. 

Verschillen tussen panden

Bij verschillen tussen panden gaat het bijvoorbeeld om achterstallig onderhoud of juist een luxere keuken of badkamer. Daarnaast kunnen er verschillen zijn in panden als gevolg van buurtfactoren. Zo kan een pand te maken hebben met bijvoorbeeld stank- of geluidsoverlast, terwijl dat voor het pand waarvan de waarde is afgeleid wellicht niet het geval is.

Eenvoudig vergelijken

Woningen zijn qua WOZ-waarde overigens eenvoudig met elkaar te vergelijken. Zo zijn inmiddels de WOZ-waardes van vrijwel alle woningen terug te vinden op de site www.wozwaardeloket.nl. Op die manier kan dus eenvoudig gecontroleerd worden of er bij de waardebepaling van een pand voldoende rekening is gehouden met waardeverminderende factoren zoals een slechtere ligging of parkeeroverlast.

Advieswijzer Personeel inlenen

By nieuws

Leent u wel eens personeel in voor uw onderneming, bijvoorbeeld bij tijdelijke drukte of seizoenswerk? Zorg dan dat u voldoet aan alle regelgeving. Anders loopt u het risico op hoge boetes of aansprakelijkheid voor loonheffingen en btw. Waar moet u op letten en wat moet u regelen?

Van inlenen is sprake als personeel dat in dienst is bij een andere ondernemer in uw onderneming, onder uw leiding of toezicht, werkzaamheden verricht. De andere ondernemer kan een uitzendbureau zijn, maar ook een collega-ondernemer die zijn personeel (tijdelijk) aan u uitleent.

Blijft het personeel onder leiding en toezicht van de andere ondernemer, dan is er geen sprake van inlenen, maar kan wel aannemen van werk aan de orde zijn. U kunt dan niet als inlener aansprakelijk gesteld worden, maar mogelijk krijgt u wel te maken met de ketenaansprakelijkheid.

Verlegging van btw

Juridisch

De inlenersaansprakelijkheid geldt voor loonheffingen en btw. In sommige gevallen moet de btw echter verplicht verlegd worden door de uitlener naar de inlener. De inlener draagt dan de btw af en kan deze tegelijkertijd als voorbelasting in aftrek brengen (voor zover de inlener belaste prestaties verricht).

De verplichte verleggingsregeling bij uitlening van personeel geldt bij fysieke werkzaamheden aan onroerende zaken of schepen in de sectoren bouw, scheepsbouw, schoonmaak en hoveniers.

Tip! Het is niet altijd eenvoudig of eenduidig vast te stellen of de verleggingsregeling van toepassing is. Bij twijfel kunt u altijd contact opnemen met een van onze adviseurs.

Let op! Past een uitlener de verplichte verleggingsregeling ten onrechte niet toe en berekent hij btw op uw factuur, dan kunt u deze btw niet als voorbelasting in aftrek brengen. Wees daarom alert wanneer de verleggingsregeling van toepassing is en verzoek uw uitlener om deze toe te passen.

Inlenersaansprakelijkheid

Als inlener kunt u door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld worden als de uitlener of doorlener de volgende belastingen en premies niet betaalt:

  • loonheffingen (dit omvat loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en werkgeversheffing Zorgverzekeringswet)
  • btw

Als inlener of doorlener kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het registreren van de juiste gegevens, het storten op een G-rekening of het gebruikmaken van de disculpatiemogelijkheid voor gecertificeerde uitleners.

Verklaring van betalingsgedrag

Een uitlener kan de Belastingdienst periodiek (bijvoorbeeld één keer per kwartaal) vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen en btw heeft betaald (door middel van een zogenaamde ‘schone verklaring’). Deze verklaring geeft u als inlener een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen vrijwaring.

Tip! Volgens informatie van de Belastingdienst is uitstel van betaling van de loon- en omzetbelasting door de uitlener in verband met corona géén reden voor het weigeren van de schone verklaring. Kan uw uitlener geen schone verklaring overleggen, dan is er waarschijnlijk iets anders aan de hand!

Registratie van gegevens

Het komt regelmatig voor dat de Belastingdienst de loonheffingen waarvoor u als inlener aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd indien u de identiteit van het ingeleende personeel en het loon per ingeleend personeelslid en per werk kunt aantonen. Ook moet u kunnen aantonen dat het ingeleende personeel over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert (onder meer aan de hand van het getoonde ID-bewijs):

  • NAW-gegevens, geboortedatum, burgerservicenummer (BSN)
  • nationaliteit
  • soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie NAW-gegevens uitlener
  • een overzicht van de gewerkte uren (per dag)

Let op! Het maken en hebben van een kopie-ID-bewijs is niet toegestaan, tenzij het gaat om een ingeleende kracht die inwoner is van een land buiten de EER en Zwitserland. In dat geval is het hebben van een kopie-ID-bewijs en een kopie van de werk- en verblijfsvergunning verplicht. Een kopie van dit identiteitsbewijs dient u bovendien tot vijf jaar na beëindiging van het werk te bewaren. Doet u dit niet, dan riskeert u een boete en toepassing anoniementarief.

Laat u een vreemdeling zonder vereiste tewerkstellingsvergunning werken, dan riskeert u een boete van € 8.000 per vreemdeling. Doet een overtreding zich vaker voor, dan kan dit bedrag verhoogd worden met 50, 100 of 200%. Bij een ernstige overtreding (bijvoorbeeld meer dan 20 illegaal tewerkgestelden) kan de Arbeidsinspectie een bedrijf preventief stilleggen.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de uitlener of doorlener. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw uitlener dat bestemd is voor loonheffingen en btw te storten op de G-rekening. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten.

Daarnaast moet u zowel de betalingen als de hierboven genoemde te registreren gegevens – zoals de persoonlijke gegevens van het ingeleende personeel en de manurenregistratie – uit uw administratie kunnen halen en kunnen laten zien. Als u aan deze voorwaarden voldoet, wordt u als inlener voor het op de G-rekening gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen en/of btw hoger zijn dan uw storting.

Gecertificeerde uitlener

U kunt als inlener een beroep doen op de disculpatieregeling. Dit betekent dat u niet aansprakelijk gesteld wordt, ook niet als achteraf blijkt dat de uitlener te weinig loonheffingen of btw heeft afgedragen terwijl dit niet aan u te wijten is. Of recht bestaat op disculpatie wordt op individuele basis bepaald, afhankelijk van de feiten. Denk bijvoorbeeld aan een faillissement van de uitlener door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.

Voor SNA-gecertificeerde bedrijven bestaat altijd een recht op disculpatie. U moet dan wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De uitlener voldoet aan de NEN 4400-1- of de NEN 4400-2-norm hetgeen blijkt uit opname in het register van de Stichting Normering Arbeid (SNA). Op de website van SNA (www.normeringarbeid.nl) kunt u controleren welke ondernemingen aan deze eisen voldoen. NEN is een afkorting die staat voor NEderlandse Norm. De NEN is het samenwerkingsverband tussen het Nederlands Normalisatie-instituut en de Stichting Koninklijk Nederlands Elektrotechnisch Comité (NEC).
  • U stort 25% van het factuurbedrag (inclusief btw) op de G-rekening van de uitlener. Indien voor de btw de verleggingsregeling van toepassing is, stort u 20%.
  • De factuur voldoet aan de wettelijke eisen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk staan op de factuur vermeld.
  • Bij betaling vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur.
  • Uit uw administratie blijken direct de gegevens van de inlening, de manurenadministratie en de betalingen.
  • U moet de controle op de identiteit van het ingeleende personeel kunnen aantonen aan de hand van de hierboven genoemde registratie, het BSN moet bekend zijn en u moet kunnen aantonen dat het personeel over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt.

Een aantal grote beursgenoteerde uitzendondernemingen heeft zekerheid gesteld voor de betaling van hun loonheffingen en btw. Als u personeel inleent van een dergelijke uitzendonderneming, hoeft u voor vrijwaring niet de 25% van het factuurbedrag op de G-rekening te storten. De Belastingdienst geeft aan dergelijke uitzendondernemingen jaarlijks een verklaring af. Beschikt uw uitlener over een dergelijke (geldige) verklaring, kunt u de identiteit van de uitzendkrachten aantonen, heeft u bewijs dat de uitzendkracht in Nederland werkt en voldoet u aan de overige voorwaarden, dan kunt u het gehele factuurbedrag overmaken naar de uitzendonderneming en kunt u zich toch nog beroepen op de disculpatieregeling.

Het kabinet wil overigens toe naar een verplicht toelatingsstelsel. Het daartoe ingediende wetsvoorstel strekt tot het invoeren van een publiek toelatingsstelsel voor ondernemingen of rechtspersonen die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Uitleners mogen vanaf 2026 alleen arbeidskrachten ter beschikking stellen, als zij daartoe door de minister van SZW zijn toegelaten.

Doe de Waadi-check

Elke ondernemer die personeel uitleent, is verplicht dit te registreren bij de Kamer van Koophandel (KvK). Ondernemingen die bedrijfsmatig personeel uitlenen (bijvoorbeeld uitzendbureaus), moeten in hun bedrijfsactiviteiten ‘ter beschikking stellen van arbeidskrachten’ aangeven. Ondernemers die niet-bedrijfsmatig personeel uitlenen (bijvoorbeeld een aannemer die tijdelijk personeel uitleent aan een collega-aannemer), hebben alleen een meldingsplicht bij de KvK. Controleer altijd, voordat u zaken gaat doen met een uitlener, of deze juist bij de KvK geregistreerd is. Via waadicheck.nl kunt u nagaan of met een geregistreerd uitzendbureau zaken wordt gedaan.

Let op! Leent u personeel in van een ondernemer die dit niet heeft geregistreerd bij de KvK, dan riskeert u een hoge boete die kan oplopen van minimaal € 8.000 (bij minder dan tien ingeleende werknemers) tot € 96.000 (derde overtreding bij dertig of meer ingeleende werknemers). Eenzelfde boete kan worden opgelegd aan de uitlener.

Bovenstaande geldt niet voor eenmansbedrijven: een zzp’er zonder eigen bv hoeft zich niet als uitzendonderneming te registreren bij de KvK. Leent u een dga in (die tezamen met zijn echtgenoot ten minste 90% van de aandelen in zijn bv bezit), dan is de boete voor zowel de bv als de inlener vooralsnog nihil.

Let op! Als uw uitlener bij de KvK juist is geregistreerd, levert dat nog geen vrijwaring voor de inlenersaansprakelijkheid op.

Tip! Is een uitzendbureau NEN-gecertificeerd, dan controleert de certificerende instelling of er een Waadi-registratie is. Controle door u is dan niet meer nodig.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het netto equivalent van het minimumloon. Daarnaast kan een ingeleende werknemer u (als inlener) hoofdelijk aansprakelijk stellen als de uitlener het verplichte minimum- of cao-loon niet (volledig) aan de werknemer betaalt.

Let op! Dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de inleenkracht ook de opvolgende doorlener aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is.

De rechter oordeelt of u als inlener aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst). Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.

Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten. Belangrijk is verder om actie te ondernemen wanneer u signalen krijgt dat de uitlener onderbetaalt. Doe onderzoek, spreek de uitlener aan en verbreek zo nodig de samenwerking.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u vermoedt dat de uitlener zijn werknemer(s) niet meer (volledig) betaalt.

De ketenaansprakelijkheid geldt alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet met deze ketenaansprakelijkheid te maken krijgen.

Wet arbeidsmarkt in balans

Payrollkrachten zijn werknemers die door of in opdracht van de inlener zijn uitgekozen en exclusief voor de inlener werken, maar in dienst zijn bij een derde (het payrollbedrijf). Voor payrollkrachten geldt per 2020 dat ze minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden moeten krijgen als de eigen werknemers van de inlener. Het gaat daarbij om arbeidsvoorwaarden uit de cao, uit bedrijfseigen regelingen en de in de branche gebruikelijke arbeidsvoorwaarden. Per 2021 heeft de payrollkracht recht op een adequate pensioenregeling. Dit kan zijn de pensioenregeling van de inlener of een eigen, adequate regeling van de uitzender. Voldoet het payrollbedrijf hier niet aan, dan kan zowel de Arbeidsinspectie als de payrollkracht ingrijpen. In het gepubliceerde Besluit Adequate pensioenregeling payrollwerknemers dat vanaf 1 januari 2021 van kracht is, is neergelegd waaraan een dergelijke voorziening moet voldoen. De werkgever moet een pensioenvoorziening treffen met ouderdoms- en nabestaandenpensioen, zonder een wacht- of drempeltijd en met een werkgeversbijdrage van 15,4% van de pensioengrondslag (percentage 2024). Dit laatste percentage is gelijk aan de gemiddelde werkgeversbijdrage in Nederland en wordt jaarlijks aangepast.

Melding buitenlandse uitzendondernemer

Stelt een buitenlandse uitzendorganisatie uit de Europese Economische Ruimte of Zwitserland in Nederland uitzendkrachten ter beschikking? Dan geldt sinds 1 maart 2020 een digitale meldingsplicht voor dit uitzendbureau via postedworkers.nl. Deze melding is bedoeld om te voorkomen dat deze uitzendkrachten minder betaald krijgen dan in Nederland gebruikelijk is. Als inlener moet u de melding controleren en eventuele onjuistheden doorgeven. Voldoet het uitzendbureau of de inlener niet aan de hun toebedeelde verplichtingen? Dan loopt deze partij een boeterisico. Zowel de betrokken dienstverlener als de opdrachtgever in Nederland en eventuele intermediairs kunnen dus beboet worden.  De hoogte van de boete is afhankelijk van de precieze overtreding en loopt exclusief verhoging uiteen van € 750 tot € 8.000 per overtreding. Op de site postedworkers.nl vindt u veel informatie over deze regeling.

Tot slot

De inlenersaansprakelijkheid kan grote financiële gevolgen hebben voor uw onderneming. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Disclaimer

Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Zwangerschapsuitkering zelfstandige is loon en geen winst

By nieuws

Zelfstandige ondernemers die zwanger zijn, hebben recht op een ZEZ-uitkering. Een dergelijke uitkering is belast als loon en valt niet in de winst. Dit heeft rechtbank Den Haag beslist.

ZEZ-uitkering

Flesjes

Om te voorkomen dat zelfstandige ondernemers in geval van zwangerschap te lang doorwerken of te snel het werk hervatten, is de ZEZ-uitkering (zelfstandige en zwanger) ingevoerd. De hoogte van de uitkering is gebaseerd op het inkomen in het voorafgaande jaar, maar bedraagt nooit meer dan 100% van het wettelijk minimumloon.

Let op! Ook een zwangere dga heeft recht op een ZEZ-uitkering.

Loon of winst?

In genoemde rechtszaak was een vrouwelijke ondernemer van mening dat de door haar ontvangen ZEZ-uitkering als winst moest worden belast en niet als loon. Op deze manier zou de mkb-winstvrijstelling op de uitkering in mindering komen. De Belastingdienst was het niet eens met de onderneemster en corrigeerde de aangifte inkomstenbelasting. De onderneemster stapte vervolgens naar de rechter.

Zakelijk verband?

De rechtbank was echter van oordeel dat de uitkering terecht als loon was aangemerkt. Er ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een zakelijk verband tussen een ZEZ- uitkering en de winst. Er is geen verband tussen het krijgen van de uitkering en de werkzaamheden die de onderneemster daar feitelijk voor moet verrichten. De ZEZ is juist aan te merken als een algemene inkomensvoorziening en dus kan de uitkering niet worden belast als winst.

Gevolg van het oordeel van de rechtbank was dat de onderneemster niet de mkb-winstvrijstelling op de uitkering kon toepassen.

Nieuwe regels voor incassodienstverleners vanaf 1 april 2024

By nieuws

Het beroep van incassodienstverleners wordt vanaf 1 april 2024 gereguleerd. De dienstverleners moeten vanaf die datum aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen en zich registreren.

Wet Kwaliteit incassodienstverlening

Portemonnee

De Wet Kwaliteit incassodienstverlening is in 2022 al door de Eerste Kamer aangenomen, maar treedt op 1 april 2024 in werking. De wet verbetert de incassodienstverlening onder meer door de verplichte registratie in een incassoregister en het stellen van kwaliteitseisen aan dienstverleners.
Let op! Het doel van de wet is onder meer dat mensen met schulden beter beschermd worden tegen mogelijke wanpraktijken van incassobureaus.

Kwaliteitseisen

Iedereen die namens anderen of na overdracht van een vordering bedrijfsmatig buitengerechtelijke incasso’s int bij consumenten, moet aan de kwaliteitseisen voldoen. Het gaat daarbij om eisen op het gebied van vakbekwaamheid, omgang met schuldeisers en schuldenaren, informatievoorziening en klachtbehandeling.

Incassoregister

Iedereen die deze werkzaamheden verricht is wettelijk verplicht zich ook te registeren. Bestaande incassodienstverleners moeten zich vóór 1 april 2025 registreren in het incassoregister. Incassodienstverleners die hun werkzaamheden starten op of na 1 april 2024 moeten zich meteen registreren.

Let op! Het is verboden om als incassodienstverlener werkzaam te zijn zonder inschrijving in het register. Dit geldt nu nog niet voor bestaande incassodienstverleners, omdat zij tot 1 april 2025 de tijd hebben om zich te registreren. Het verbod geldt ook niet voor gerechtsdeurwaarders en advocaten.

Toezicht en handhaving

De Inspectie Justitie en Veiligheid houdt toezicht en kan handhaven als een incassodienstverlener zich niet aan de regels houdt.

Beperking incassokosten

In de wet is ook een bepaling opgenomen die het stapelen van incassokosten bij terugkerende vorderingen beperkt. Is de maandelijkse vordering of het termijnbedrag lager dan € 266,67, dan mogen de incassokosten maximaal € 140 per zes maanden zijn.

Let op! Deze bepaling geldt pas vanaf 1 oktober 2024.

Achternaam meegeven aan kind is makkelijker geworden in 2024

By nieuws

Voor kinderen die na 1 januari 2024 geboren zijn, hebben ouders de mogelijkheid om aan een kind een achternaam te geven die een combinatie is van de achternaam van beide ouders. De volgorde wordt bepaald door de ouders. Dit is het gevolg van nieuwe wetgeving die de gecombineerde achternaam in Nederland introduceert.

De nieuwe wetgeving zorgt voor meer gelijkwaardigheid tussen ouders en geeft de mogelijkheid om bijzondere familienamen bewaard te laten blijven.

Dubbele achternaam?

Juridisch

Is er al sprake van een dubbele achternaam? Dan wordt slechts één deel van de achternaam doorgegeven. Als beide ouders al dubbele namen hebben, dan zijn er wel tien combinaties mogelijk voor de achternaam van het kind. Let wel, voor de adel gelden uitzonderingen. 

Keuze staat vast

Als er eenmaal is gekozen voor een dubbele achternaam, dan is het niet mogelijk terug te gaan naar een niet-gecombineerde achternaam. Het later omdraaien van de achternamen mag ook niet.

Adoptie

Bij adoptiekinderen geldt bovendien de mogelijkheid om in de combinatie van de achternamen ook de oorspronkelijke achternaam op te nemen. 

Overgangsregeling

Is uw kind voor 1 januari 2024 geboren en wilt u toch heel graag een gecombineerde achternaam? Er zijn mogelijkheden voor een hernieuwde naamkeuze. Dit kan echter alleen als uw oudste kind is geboren op of na 1 januari 2016. De kinderen binnen één gezin dienen namelijk allemaal dezelfde achternaam te hebben. Ouders dienen dit wel in 2024 te regelen en aan het aanpassen van de geboorteakte zijn kosten verbonden. 

Basisregels

Wanneer u geen keuze maakt met betrekking tot de achternaam van uw kind dan blijven de volgende hoofdregels gelden. Bij getrouwde ouders krijgen de kinderen dan de achternaam van de vader. Bij ongehuwde ouders krijgen de kinderen in dat geval de achternaam van de moeder. 

Afbouw salderingsregeling zonnepanelen voorlopig van de baan

By nieuws

Een wetsvoorstel om de salderingsregeling van zonnepanelen vanaf 2025 geleidelijk af te bouwen is niet aangenomen door de Eerste Kamer. Daarmee lijkt deze afbouw van de salderingsregeling voorlopig van de baan.

Salderingsregeling zonnepanelen

Zonnepanelen

De salderingsregeling houdt in dat de energie die u met uw zonnepanelen teruglevert aan uw energieleverancier verrekend wordt met de energie die u afneemt van uw energieleverancier. Neemt u meer af dan dat u teruglevert, dan bent u over het meerdere de met uw energieleverancier afgesproken prijs per kWh verschuldigd. Levert u meer terug dan dat u afneemt, dan krijgt u over het meerdere de met uw energieleverancier afgesproken prijs per kWh voor de meer teruggeleverde kWh.

Let op! In het verleden wilden energieleveranciers voor meer teruggeleverde kWh nog weleens dezelfde vergoeding geven als u zou moeten betalen voor meer afgenomen kWh. Op dit moment ligt de gemiddelde terugleververgoeding echter zo’n beetje nog maar tussen de 4 en 9 cent per kWh, een en ander afhankelijk van de energieleverancier.

Voorgestelde afbouw salderingsregeling

Het demissionaire kabinet vond de salderingsregeling niet meer nodig omdat de aanschaf van zonnepanelen goedkoper is geworden en de energieopbrengst per zonnepaneel hoger. Daarom was het voorstel om de salderingsregeling vanaf 2025 in stappen geleidelijk af te bouwen. Vanaf 2031 zou de salderingsregeling dan volledig zijn afgeschaft.

Eerste Kamer niet akkoord

De Tweede Kamer nam het voorstel aan, maar de Eerste Kamer kon zich niet vinden in dit voorstel en nam het dan ook niet aan. Dit betekent dat de afbouw van de salderingsregeling zoals die vanaf 2025 was voorgesteld, voorlopig niet doorgaat.

De Eerste Kamer gaf de regering nog wel een opdracht mee om een overheidscampagne te ontwikkelen waarin kleinverbruikers van zonnepanelen geïnformeerd worden over het nut van gedragsverandering. Het elektriciteitsnet wordt namelijk minder belast als kleinverbruikers de door hen opgewekte stroom gebruiken op momenten dat het stroomnet minder vol is.

Oude portaal voor zakelijke aangiften Belastingdienst sluit

By nieuws

Gebruikt u nog het oude portaal van de Belastingdienst om uw aangiften voor zakelijke belastingen in te dienen? Zorg dan dat u vóór 1 juli 2024 toegang krijgt tot Mijn Belastingdienst Zakelijk. Op 1 juli 2024 sluit namelijk het oude portaal van de Belastingdienst.

EHerkenning

Geld

Om gebruik te kunnen maken van Mijn Belastingdienst Zakelijk dient u over eHerkenning te beschikken. Zorg daarom dat u dit op tijd regelt. Op de website van de Belastingdienst vindt u hoe dit moet onder “Zo vraagt u eHerkenning aan”.

Tip! Als u een eenmanszaak heeft of een zzp’er bent, kunt u ook inloggen op Mijn Belastingdienst Zakelijk met uw DigiD. U heeft dan geen eHerkenning nodig.

Bedrijf of organisatie zonder KVK-nummer

Voor 29 januari 2024 was voor bedrijven en organisaties zonder KVK-nummer geen eHerkenning beschikbaar. Dit is gewijzigd. Vanaf 29 januari 2024 kunnen deze bedrijven en organisaties ook eHerkenning aanvragen en daarna met eHerkenning inloggen op Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Compensatie

Voor bedrijven en organisaties met een KVK-nummer is het -onder voorwaarden – mogelijk om compensatie te vragen voor de kosten van eHerkenning. Aanvragen kan via RVO.nl. De aanvraagperiode voor het kalenderjaar 2023 loopt van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2024.

Let op! Eenmanszaken en zzp’ers en ondernemers die een fiscaal dienstverlener machtigen om namens hen aangifte te doen, hebben geen recht op compensatie.

Tip! Voor de eHerkenning voor bedrijven en organisaties zonder KVK-nummer komt ook een compensatieregeling. Deze is op dit moment nog in ontwikkeling en dus nog niet aan te vragen.