Skip to main content
Category

nieuws

Kopen, dan slopen, dan bouwen kost 10,4% overdrachtsbelasting

By nieuws

Als iemand een woning koopt, welke vervolgens gesloopt wordt en er op dezelfde plaats een nieuwe woning gebouwd wordt, is het hoge tarief aan overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Overdrachtsbelasting

Sleutels

Het normale tarief bij een kopen van een woning bedraagt 2%. Koopt u een tweede woning of wordt de woning niet uw hoofdverblijf, dan bent u 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd.

Eerst slopen, dan bouwen

In het bovengenoemde berechte geval was sprake van een appartementencomplex. Dit zou gesloopt worden, waarna op dezelfde plaats een nieuw appartementencomplex gebouwd zou worden. De vraag was welk tarief aan overdrachtsbelasting (OVB) hierop van toepassing was.

Moment van verkrijging bepalend

De rechtbank overwoog dat voor de OVB het moment van verkrijging bepalend is. Uit de feiten bleek dat de koper van de sloopwoning hierin niet zou gaan wonen. Dit zou pas gaan gebeuren op het moment dat de nieuw gebouwde woning klaar was. Daarom werd er niet voldaan aan de eis dat de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt zou worden. Derhalve was ook niet het lage tarief OVB van 2%, maar het hoge tarief van 10,4% van toepassing.

Geen uitzondering

Ook werd bij het totstandkomen van de wet geen uitzondering gemaakt voor de situatie waarover de rechtbank moest oordelen. De rechtbank was dan ook van oordeel dat het hier van toepassing zijnde hoge tarief overeen kwam met de bedoeling van de wetgever en dat voor dit soort situaties geen uitzondering gold.

Wijziging btw op verhuur zonnepanelen op of bij woning

By nieuws

Verhuurt u een woning waarop of waarbij zonnepanelen liggen? Houd dan rekening met nieuw beleid van de staatssecretaris dat vanaf 1 januari 2024 geldt.

Verhuur woning btw-vrijgesteld

Zonnepanelen

Voor de verhuur van een woning aan een particulier die deze ook als woning gaat gebruiken, geldt een btw-vrijstelling. Dit betekent dat u geen btw berekent over de verhuurprijs. Het betekent echter ook dat u de btw op de woning (bijvoorbeeld op de onderhoudskosten) niet in aftrek kunt brengen.

Zonnepanelen als onderdeel verhuur woning

Liggen op of in de nabijheid van de woning niet-geïntegreerde zonnepanelen (dat zijn zonnepanelen die niet ook als dakbedekking fungeren)? En verhuurt u die zonnepanelen in de huurovereenkomst van de woning mee? Dan gaat de verhuur van die zonnepanelen over het algemeen mee in de btw-vrijstelling van de verhuur van de woning. U berekent dan geen btw, maar u kunt ook de btw die tot en met 2022 drukte op de aanschaf van de zonnepanelen niet in aftrek brengen.

Let op! Over de levering en installatie op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning wordt vanaf 1 januari 2023 geen btw meer berekend.

Zonnepanelen afzonderlijk verhuurd

Verhuurt u de niet-geïntegreerde zonnepanelen afzonderlijk, dus niet in de huurovereenkomst van de woning? Dan berekende u tot en met 2023 waarschijnlijk btw en heeft u ook de btw die drukte op de aanschaf van de zonnepanelen in aftrek gebracht.

Nieuw beleid: zonnepanelen als onderdeel verhuur woning

De staatssecretaris heeft nieuw beleid bekendgemaakt dat geldt vanaf 1 januari 2024. Volgens dit nieuwe beleid gaat de verhuur van niet-geïntegreerde zonnepanelen die op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning liggen, mee in de btw-vrijgestelde verhuur van de woning. Ook als deze zonnepanelen afzonderlijk van de huurovereenkomst verhuurd worden. Dit nieuwe beleid zou tot gevolg kunnen hebben dat u vanaf 1 januari 2024 over de verhuur van de zonnepanelen geen btw meer mag berekenen. Bijkomend gevolg hiervan zou kunnen zijn dat u een deel van de in aftrek gebrachte btw op uw zonnepanelen weer terug zou moeten betalen.

Overgangsrecht

Gelukkig heeft de staatssecretaris overgangsrecht bekendgemaakt. Dit overgangsrecht houdt in dat u gedurende de periode dat u de btw op uw zonnepanelen nog terug zou moeten betalen, de zonnepanelen nog btw-belast mag verhuren.

Concreet betekent dit het volgende:

  • Kocht u de zonnepanelen – en nam u deze ook in gebruik – in 2019 of eerder? Dan past u vanaf 1 januari 2024 de btw-vrijstelling toe op de verhuur van de zonnepanelen. U hoeft de eerder in aftrek gebrachte btw vanaf 2024 namelijk niet meer terug te betalen. Door toepassing van de btw-vrijstelling kunt u vanaf 2024 geen btw voor de zonnepanelen (bijvoorbeeld op onderhoudskosten) meer in aftrek brengen.
  • Kocht u de zonnepanelen en nam u deze ook in gebruik in 2020, 2021 of 2022? Dan mag u vanaf 1 januari 2024 de zonnepanelen nog btw-belast verhuren. Dit mag tot het moment dat de termijn verstreken is waarbinnen u de eerder in aftrek gebrachte btw nog terug zou moeten betalen. Is die termijn verstreken, dan moet u vanaf dat moment de btw-vrijstelling toepassen op de verhuur van de zonnepanelen en kunt u geen btw voor de zonnepanelen (bijvoorbeeld op onderhoudskosten) meer in aftrek brengen.

Vragen?

Mag u nu nog wel of juist geen btw meer berekenen? Wanneer is de termijn verstreken waarbinnen u eerder afgetrokken btw nog moet terugbetalen? Wij kunnen ons voorstellen dat u deze of misschien nog andere vragen heeft. Neem daarom voor vragen over uw eigen situatie contact op met een van onze adviseurs. Zij helpen u graag met de beoordeling van uw situatie.

Voorstel aanpassingen nieuw box 3-stelsel en percentages box 3 2023

By nieuws

De staatssecretaris heeft een aantal aanpassingen in het voorstel voor een nieuw box 3-stelsel bekendgemaakt. Daarnaast maakte hij ook de forfaitaire rendementspercentages voor banktegoeden en schulden in 2023 en voor overige bezittingen in 2025 bekend.

Voorstel nieuw box 3-stelsel

Euro

Het is de bedoeling dat vanaf 2027 een nieuw box 3-stelsel geldt op basis van het werkelijke rendement. In oktober 2023 kon iedereen die dat wilde nog reageren op een voorstel van het demissionaire kabinet voor een nieuw box 3-stelsel. Mede naar aanleiding van de vele reacties op dit voorstel is een aantal aanpassingen gedaan.

Aanpassing: eerste woning

In het eerste voorstel voor een nieuw box 3-stelsel kreeg de eerste woning in box 3 nog een afwijkende behandeling met een apart forfait. Deze afwijkende behandeling vervalt, waardoor ook de eerste woning, net als alle andere onroerende zaken, straks onder de vermogenswinstbelasting valt.

Let op! Voor het eigen gebruik van een onroerende zaak is nog wel een forfait opgenomen. Dit forfait bepaalt het voordeel dat een belastingplichtige heeft door het eigen gebruik van de onroerende zaak.

Tip! De eigen woning blijft in het voorstel, net als nu, in box 1.

Aanpassing: verliesverrekening

Aanvankelijk dacht men nog na over de mogelijkheid om verliezen in box 3 ook te kunnen verrekenen met het verleden. Die mogelijkheid komt niet in het aangepaste voorstel, zodat verliesverrekening alleen mogelijk is met toekomstige jaren. Die verliesverrekening is wel onbeperkt mogelijk.

Aanpassing: al in bezit zijnde onroerende zaken en aandelen

In het eerste voorstel was vergeten om een zogenaamde step-up op te nemen voor onroerende zaken en aandelen in een familie- of startende onderneming die op 1 januari 2027 al in bezit zijn van een belastingplichtige. Dit zou betekenen dat vermogensmutaties die zich voordoen vóór 1 januari 2027 belast zouden worden vanaf 2027. Om dit te voorkomen worden in het aangepaste voorstel onroerende zaken en aandelen in een familie- of startende onderneming die op 1 januari 2027 al in bezit zijn van een belastingplichtige op die datum gewaardeerd op de waarde in het economisch verkeer.

Let op! Voor woningen in box 3 geldt op 1 januari 2027 niet de waarde in het economisch verkeer, maar de WOZ-waarde.

Overige aanpassingen

De prijs voor het kopen van een genotsrecht (bijvoorbeeld recht op toekomstige rente of dividend) is in het aangepaste voorstel niet in één keer aftrekbaar in het jaar van vestigen van het genotsrecht. In plaats daarvan wordt de prijs in gedeelten in aftrek gebracht in de jaren waarin het genotsrecht bestaat. Ook worden koerswinsten of -verliezen van banktegoeden in vreemde valuta, in tegenstelling tot het eerdere voorstel, toch belast.

Nog niet definitief!

Het voorstel tot een nieuw box 3-stelsel is, ook na de hiervoor genoemde aanpassingen, nog zeker niet definitief. Het is aan de nieuwe Tweede Kamer en het nieuwe kabinet hoe het nieuwe box 3-stelsel vormgegeven gaat worden. Om de streefdatum van 1 januari 2027 te halen, is het wel nodig dat uiterlijk in de zomer 2024 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, aldus de staatssecretaris.

Forfaitaire rendementspercentages 2023-2025

Tegelijkertijd met de aanpassingen maakte de staatssecretaris ook de definitieve forfaitaire rendementspercentages voor banktegoeden en schulden voor het jaar 2023 en het definitieve forfaitaire rendementspercentages voor overige bezittingen voor 2025 bekend. Ook de percentages waarmee in 2024 bij het berekenen van de voorlopige aanslagen 2024 gerekend wordt voor banktegoeden en schulden zijn bekend. U vindt ze in de hierna volgende tabel.

   2023  2024  2025
 Banktegoeden  0,92%  voorlopig 1,03%  nog niet bekend
 Overige bezittingen  6,17%  6,04%  5,88%
 Schulden  2,46%  voorlopig 2,47%  nog niet bekend

Let op! De definitieve vaststelling van de forfaitaire rendementspercentages voor banktegoeden en schulden voor het jaar 2024 kan pas begin 2025 plaatsvinden.

Europa scherpt anti-witwasregels aan

By nieuws

Het Europees parlement en de EU-landen zijn het eens geworden over een aanscherping van de anti-witwasregels. Nu al gelden er anti-witwasregels voor onder meer banken, makelaars en notarissen. Deze regels gaan voor meer bedrijven en organisaties gelden. Ook het aantal ongebruikelijke transacties wordt uitgebreid.

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

Juridisch

Anti-witwasregelingen liggen vast in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze wet probeert te voorkomen dat criminelen het geld witwassen dat ze met illegale activiteiten hebben verdiend.

Ongebruikelijke transacties

Onder ongebruikelijke transacties wordt nu nog verstaan: ongewone geldopnames, stortingen en betalingen met contant geld, geldwisseltransacties van ongewone bedragen, transacties die niet passen bij de gewone bedrijfsvoering van een klant en betalingen naar landen met een hoog risico of landen waar sancties tegen zijn ingesteld. In de toekomst zullen meer transacties als ‘ongebruikelijk’ worden aangemerkt, wat tot meer meldingen moet leiden. 

Voetbalclubs

De anti-witwasregels gaan onder meer ook gelden voor voetbalclubs. Deze zullen moeten bijhouden en doorgeven wie hun sponsors zijn. Zo werd onlangs bekend dat Ajax en PSV gelden ontvingen zonder te weten van wie deze verkregen waren.

Grote transacties

Ook bijzonder grote transacties moeten binnenkort bij de overheid gemeld worden. Daarbij moet gedacht worden aan de aanschaf van auto’s van meer dan € 250.000 en privéjachten en -vliegtuigen die duurder zijn dan € 7,5 miljoen.

 

Doe vóór 1 maart aangifte schenkbelasting van schenking uit 2023

By nieuws

Als u in 2023 een schenking kreeg, moet u in principe vóór 1 maart 2024 aangifte schenkbelasting 2023 doen.

Aangifte schenkbelasting

Schenken

U moet aangifte schenkbelasting 2023 doen als u in 2023:

  • een of meer schenkingen van uw ouder(s) kreeg met een totale waarde hoger dan € 6.035, en/of
  • een of meer schenkingen van dezelfde schenker (niet uw ouders) kreeg met een totale waarde hoger dan € 2.418.

Ook bij beroep op verhoogde vrijstelling

Doet u een beroep op een eenmalig verhoogde vrijstelling, dan moet u ook aangifte schenkbelasting 2023 doen. Dit moet ook als u door toepassing van de vrijstelling geen schenkbelasting hoeft te betalen.

Let op! De eenmalig verhoogde vrijstelling voor een schenking van een ouder aan een kind en voor een eigen woning bedroeg in 2023 € 28.947. Schonk een ouder aan een kind voor een dure studie, dan bedroeg deze vrijstelling in 2023 € 60.298. Controleer wel goed of aan alle voorwaarden van de eenmalig verhoogde vrijstellingen is voldaan.

Deadline

Aangifte schenkbelasting kunt u al doen als u een schenking heeft ontvangen. U hoeft dus niet te wachten tot het jaar voorbij is. Houd echter wel rekening met de deadline. De aangifte schenkbelasting 2023 moet namelijk vóór 1 maart 2024 door de Belastingdienst ontvangen zijn.

Let op! U kunt uw aangifte schenkbelasting digitaal doen op mijn.belastingdienst.nl (hiervoor heeft u DigiD nodig) of op papier.

Uitstel

Als het niet lukt om op tijd aangifte schenkbelasting 2023 te doen, dan kunt u uitstel aanvragen. U krijgt dan vijf maanden uitstel.
Uiteraard kunnen wij u helpen bij het indienen van uw aangifte schenkbelasting. Neem hiervoor contact met ons op.

Wel of geen btw over servicekosten? Nieuw beleid vanaf 2024!

By nieuws

Bij verhuur van een onroerende zaak berekent de verhuurder soms ook servicekosten. Over de vraag of over deze servicekosten wel of geen btw berekend moet worden, heeft de staatssecretaris nieuw beleid bekendgemaakt.

Servicekosten

Bedrijfspand

Bij servicekosten gaat het bijvoorbeeld om kosten van schoonmaak en reparaties en huisvuilverwijdering, maar ook bijvoorbeeld om het ter beschikking stellen van een alarmsysteem.

Naast servicekosten berekent een verhuurder soms ook kosten door nutsvoorzieningen zoals de levering van gas, water, elektriciteit, warmte en koude (bijvoorbeeld via een WKO, een Warmte Koude Opslaginstallatie).

Afzonderlijke prestatie of opgaan in verhuur

Om te beoordelen of over de servicekosten wel of geen btw berekend moet worden, moet eerst vastgesteld worden of de servicekosten een afzonderlijke prestatie vormen of opgaan in de verhuur van de onroerende zaak. Bij een afzonderlijke prestatie zal over het algemeen btw berekend moeten worden. Gaan de servicekosten op in de verhuur, dan zal de btw afhangen van de vraag of de verhuur btw-belast of btw-vrijgesteld is.

Beleid tot en met 2023

In het beleid van de staatssecretaris dat in 2013 bekendgemaakt werd en dat gold tot en met 2023, was opgenomen dat servicekosten in de zakelijke vastgoedbranche en bij commerciële verhuuractiviteiten van woningbouwcoöperaties (niet zijnde de verhuur van woningen) meestal afzonderlijke prestaties zijn en daarom veelal belast zijn met btw.

Over servicekosten die aan huurders van woningen in rekening worden gebracht was opgenomen dat deze meestal opgaan in de verhuur en daarom veelal vrijgesteld zijn van btw. Alleen servicekosten voor klein onderhoud dat voor rekening en risico van de huurder komt (bijvoorbeeld onderhoud deurbel, brievenbus, deurkrukken en dergelijke) gaan niet in de verhuur op en zijn daarom btw-belast.

Beleid vanaf 2024

In het beleid vanaf 2024 is jurisprudentie verwerkt die na 2013 verschenen is. Uit deze jurisprudentie volgt dat de prestaties waarvoor de servicekosten berekend worden, afzonderlijke prestaties zijn als de huurder zelf kan kiezen wie de dienst verricht en/of als de huurder zelf kan beslissen in welke mate hij de goederen en diensten afneemt.

Nutsvoorzieningen vanaf 2024

Zo is in het nieuwe beleid opgenomen dat bij levering van een nutsvoorziening in ieder geval sprake is van een afzonderlijke prestatie als de huurder vrij zijn gebruik van de nutsvoorziening kan bepalen. Belangrijke aanwijzingen daarvoor zijn een individuele meter en de facturatie aan de hand van werkelijk gebruik. Dit nieuwe beleid geldt overigens niet alleen voor de zakelijke vastgoedbranche maar ook voor de verhuur van woningen.

Servicekosten vanaf 2024

Met betrekking tot servicekosten is in het nieuwe beleid opgenomen dat sprake is van een afzonderlijke prestatie als elke huurder afzonderlijk of de huurders gezamenlijk kunnen kiezen wie de dienst aan hen verricht en als deze dienst als een afzonderlijke post op de factuur is vermeld.

En nu?

De regels zijn niet eenvoudig. Wij kunnen ons voorstellen dat u twijfelt wat in uw eigen situatie van toepassing is. Neem daarvoor contact met onze adviseurs op zodat we samen uw situatie kunnen beoordelen. Gelukkig staat de staatssecretaris toe dat u nog tot 1 januari 2025 het oude beleid toepast. Berekent u nu dus wel of geen btw op grond van het oude beleid, dan mag u dat in 2024 continueren.

Profiteer nog dit jaar van vrijstelling bpm bestelauto

By nieuws

Ondernemers die een nieuwe bestelauto willen aanschaffen, kunnen alleen in 2024 nog profiteren van de vrijstelling voor de bpm. Deze vrijstelling wordt namelijk per 1 januari 2025 afgeschaft.

Bpm (Belasting van personenauto’s en motorrijwielen)

Bedrijfswagen

De bpm is een belasting op personenauto’s, en motorrijwielen en, maar geldt – onder voorwaarden – ook voor bestelauto’s.  De bpm wordt onder meer  geheven bij de inschrijving aankoop van zo’n een nieuw voertuig in het kentekenregister.

Ondernemersvrijstelling BPM bestelauto

Degenen die ondernemer zijn voor de btw én Ondernemers die aannemelijk kunnen maken dat ze de bestelauto minstens 10% zakelijk gebruiken, hebben, onder voorwaarden, een vrijstelling voor de bpm.

Afschaffen per 2025

De overheid heeft besloten dat de vrijstelling van bpm op de aanschaf van nieuwe bestelauto’s per 1 januari 2025 wordt afgeschaft. Deze bestelauto’s worden daardoor voor ondernemers vanaf 2025 een stuk duurder. Zo rust bijvoorbeeld op een bestelauto op diesel met een catalogusprijs excl. btw van € 55.000 ruim € 15.000 bpm. Hoeveel de bpm volgend jaar wordt, is afhankelijk van de CO2-uitstoot.

Elektrisch alternatief?

Ondernemers kunnen nog in 2024 een bestelauto kopen zonder bpm. Als alternatief kan er ook een elektrische bestelauto aangeschaft worden. Daarvoor betaalt men in 2024 ook geen bpm en vanaf 2025 een vast bedrag van € 360. Dit bedrag stijgt jaarlijks mee met de inflatie. 

Subsidies elektrische bestelauto

Besluit u nog dit jaar een nieuwe elektrische bestelauto te kopen, dan heeft u onder voorwaarden ook nog recht op de milieu-investeringsaftrek (MIA) en op de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). De MIA bedraagt dit jaar nog 27% van het investeringsbedrag minus € 20.000. Vorig jaar was dit nog 45% minus € 11.000. De MIA is dus al flink verminderd en het is de vraag of deze in 2025 voor elektrische bestelauto’s nog zal bestaan. De SEBA bedraagt 7%, 10% maar maximaal 12% van de catalogusprijs met een maximum van € 5.000. Het subsidiepercentage is afhankelijk van de grootte van de onderneming (12% voor kleine ondernemingen, 10% voor middelgrote ondernemingen en 7% voor grote ondernemingen). 

Let op! Laat u vooraf goed informeren over de voorwaarden voor de MIA en de SEBA. Daarmee voorkomt u dat u mogelijk geen recht hierop heeft vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden.

Tip! U bent waarschijnlijk niet de enige ondernemer die in 2024 nog een bestelauto zonder bpm wil aanschaffen. Wacht hier dus niet te lang mee.

80%-eindheffing werkkostenregeling tijdig aangeven en betalen

By nieuws

Werkgevers die de werkkostenregeling toepassen en de vrije ruimte in 2023 hebben overschreden, moeten in 2024 80% belasting betalen via de eindheffing. Dit moet uiterlijk aangegeven en betaald worden in het tweede loontijdvak van 2024.

Werkkostenregeling

Geld

Via de werkkostenregeling kunnen werkgevers allerlei zaken, zoals een kerstpakket, belastingvrij aan hun personeel vergoeden, verstrekken of ter beschikkingstellen. Voorwaarde is dat de werkgever deze zaken aanwijst in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. De werkgever hoeft hierover dan ook geen belasting te betalen, zolang alle vergoedingen en verstrekkingen de vrije ruimte niet overschrijden. Gebeurt dit wel, dan moet de werkgever 80% eindheffing betalen over het meerdere boven de vrije ruimte.

Let op! Voor sommige zaken gelden zogenaamde gerichte vrijstellingen of nihilwaarderingen. Denk aan de vergoeding van zakelijke reiskosten, in 2023 tot maximaal € 0,21 per kilometer, of aan consumpties op de werkplek die geen maaltijd zijn. Vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen van deze zaken tellen niet mee voor de vrije ruimte.

Vrije ruimte

De vrije ruimte bedroeg in 2023 3% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% van het meerdere van de loonsom boven € 400.000. Een werkgever met een loonsom van bijvoorbeeld € 600.000 had in 2023 dus een vrije ruimte van 3% x €400.000 + 1,18% x € 200.000 = € 12.000 + € 2.360 = € 14.360. Heeft deze werkgever in 2023 bijvoorbeeld € 18.000 aan vergoedingen en verstrekkingen aangewezen in de vrije ruimte, dan betaalt hij over € 18.000 -/- € 14.360 = € 3.640 80% belasting, ofwel € 2.912.

Tijdig aangeven

U dient het bedrag van de eindheffing, in bovenstaand voorbeeld € 2.912, uiterlijk in de aangifte van het tweede loontijdvak van 2024 aan te geven. Voor werkgevers die maandaangifte doen is dit uiterlijk 31 maart 2024. Voor werkgevers die per vier weken aangifte doen, is dit uiterlijk 25 maart 2024. Genoemde data zijn tevens de uiterste betaaldata.

Ook Hof Amsterdam vindt laag btw-tarief op pauzedrankje terecht

By nieuws

Exploitanten van theaters bieden soms een all-in ticket aan voor toegang tot het theater, gebruik van de garderobe en een drankje in de pauze. Evenals het Hof Den Bosch vindt ook het gerechtshof Amsterdam dat hierop het lage btw-tarief van toepassing is. Dit is ook het geval als een alcoholhoudend drankje wordt genuttigd.

Iedere prestatie eigen btw-tarief

Horeca

Hoofdregel is dat wanneer verschillende prestaties worden aangeboden, iedere prestatie zijn eigen btw-tarief kent. Volgens het Hof is dit alleen anders als er sprake is van één ondeelbare prestatie, of wanneer er sprake is van een hoofdprestatie en een bijkomende prestatie. In het laatste geval volgt de bijkomende prestatie het tarief van de hoofdprestatie.

Drankje bijkomende prestatie?

Volgens het Hof is er bij het drankje inderdaad sprake van een bijkomende prestatie. Bezoekers komen namelijk niet naar een voorstelling vanwege het drankje in de pauze. Daarbij is mede van belang dat voor het drankje geen aparte prijs in rekening wordt gebracht. Dat het drankje wordt genuttigd wanneer de voorstelling is onderbroken, is verder niet relevant, aldus het Hof. 

Lage btw-tarief

Alles overwegende is voor het Hof duidelijk dat het drankje in de pauze slechts bedoeld is om de hoofdprestatie, toegang tot de voorstelling, te veraangenamen. Het btw-tarief van het pauzedrankje dient daarom het lage btw-tarief van het theaterbezoek te volgen. Dat is niet anders als het pauzedrankje alcohol bevat, aldus het Hof, dat de naheffingsaanslagen vernietigde.

 

Vervolg box 3: Advies AG over rechtsherstel en invulling werkelijk rendement

By nieuws

Advocaat-generaal (AG) Pauwels heeft een advies uitgebracht aan de Hoge Raad over de invulling van het begrip ‘werkelijk behaald rendement’. Hij adviseert ook over de vraag of dit begrip nog van belang is na inwerkingtreding van de Wet rechtsherstel box 3.

Box 3-procedures

Euro

In het zogenaamde kerstarrest uit 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 in strijd was met het Europese recht. Daarna is voor nog niet onherroepelijk vaststaande belastingaanslagen rechtsherstel geboden door in eerste instantie een beleidsbesluit en later de Wet rechtsherstel box 3.

De vraag is of door de Wet rechtsherstel box 3 voldoende rechtsherstel wordt geboden als het werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend volgens die wet. Daarbij speelt dan ook de vraag hoe het begrip ‘werkelijk behaald rendement’ moet worden ingevuld. AG Pauwels adviseert de Hoge Raad hierover.

Voldoende rechtsherstel?

De AG oordeelt, na een uitgebreide analyse van de Wet rechtsherstel box 3 en het begrip ‘werkelijk behaald rendement’, als volgt. De belastingrechter biedt terecht (aanvullend) rechtsherstel als het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Eerder oordeelde een andere AG, AG Wattel, op vergelijkbare wijze.

Let op! Als de Hoge Raad deze adviezen overneemt, kan uw box 3-heffing verlaagd worden als uw werkelijk behaalde rendement lager is dan het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3. Daarvoor moet u wel tijdig bezwaar maken tegen uw definitieve aanslag inkomstenbelasting.

Begrip werkelijk behaald rendement

De AG adviseert de Hoge Raad voor de invulling van het begrip ‘werkelijk behaald rendement’ een leidende rol te nemen. Het advies aan de Hoge Raad is om daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij het inkomen dat de wetgever in box 3 wilde treffen met de box 3-wetgeving. De AG komt daarbij tot de volgende bevindingen:

  1. Het werkelijk behaalde rendement wordt nominaal vastgesteld, er word dus geen correctie toegepast voor de inflatie.
  2. De bepaling of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 moet plaatsvinden voor alle vermogensbestanddelen gezamenlijk. Dit vindt dus niet plaats per vermogensbestanddeel.
  3. Deze bepaling vindt per jaar plaats en dus niet over meerdere jaren.
  4. Bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement in een jaar wordt geen rekening gehouden met een eventueel negatief werkelijk behaalde rendement in een ander jaar. Er vindt dus geen verliesverrekening plaats.
  5. Ongerealiseerde waardemutaties van de vermogensbestanddelen behoren ook tot het werkelijk behaald rendement in een jaar.
  6. Kosten die het te behalen rendement van het vermogen beïnvloeden , waaronder kosten ter verwerving, inning en behoud van inkomsten, zijn aftrekbaar van het werkelijk behaalde rendement.
  7. Bij de vaststelling van het werkelijk behaalde rendement wordt geen rekening gehouden met het heffingsvrij vermogen.

Oordeel Hoge Raad

Houd er rekening mee dat dit een onafhankelijk advies is aan de Hoge Raad. Het is aan de Hoge Raad of dit advies ook opgevolgd wordt of niet. Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.