Skip to main content
Category

nieuws

Minimumloon omhoog en invoering uniform uurloon per 1 januari 2024

By nieuws

Het wettelijk minimumloon wordt twee keer per jaar geïndexeerd, namelijk per 1 januari en per 1 juli. Inmiddels is bekendgemaakt dat het wettelijk minimumloon op 1 januari 2024 omhooggaat met 3,75%. Per 1 januari 2024 bedraagt het wettelijk bruto minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder € 13,27 per uur. Bovendien geldt vanaf die datum een uniform uurloon.

Van maandloon naar wettelijk minimumuurloon

Geld

Naast de verhoging vindt per 1 januari 2024 de introductie plaats van het wettelijk minimumuurloon. Dit betekent dat er geen vaste minimumdag-, -week- en -maandlonen meer voorgeschreven worden door de wet. Wel kan per sector de omvang van een voltijds dienstverband verschillen (bijvoorbeeld 36, 38 of 40 uur per week). In al die gevallen is in 2023 nu nog eenzelfde minimummaandbedrag van toepassing. Dat betekent dat er bij een dienstverband van 40 uur per week in 2023 feitelijk een lager uurloon geldt dan bij een dienstverband van bijvoorbeeld 36 uur per week. Deze ongelijkheid behoort per 1 januari 2024 tot het verleden. 

Tip! De brutobedragen van het minimumuurloon met ingang van 1 januari 2024 voor alle leeftijdscategorieën vindt u hier.

Praktisch

  • De invoering van een wettelijk minimumuurloon betekent dat in veel cao’s de salarisschalen moeten worden aangepast. Voor de salarisschalen op minimumloonniveau geldt dat deze opnieuw moeten worden berekend omdat er geen vaste maand-, week- of dagbedragen meer bestaan. 
  • Het minimumloon per periode (week, vier weken of maand) kan berekend worden door het aantal gewerkte uren in die periode te vermenigvuldigen met het wettelijk minimumuurloon.
  • Voor werknemers tussen de 15 en 20 jaar gelden minimumjeugduurlonen die zijn afgeleid van het wettelijk minimumuurloon. 
  • Op de loonstrook moet het geldende wettelijk minimumuurloon worden vermeld voor de betreffende leeftijd van de werknemer en de periode waar de loonstrook betrekking op heeft.

LIV

Er bestaat recht op een lage inkomensvoordeel (LIV) voor werknemers die in een kalenderjaar minimaal 1.248 uur bij een werkgever hebben gewerkt en een gemiddeld uurloon hebben tussen de 100 en 125% van het wettelijk minimumuurloon. Vanaf 1 januari 2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium  verlaagd van 125 naar 104% van het wettelijk minimumuurloon. Het kabinet is overigens van plan het LIV per 1 januari 2025 af te schaffen.

Tip! De invoering van het minimumuurloon kan vragen om aanpassingen van salarisadministraties, arbeidscontracten en cao’s. Het door het Ministerie van SZW ontwikkelde kennisdocument helpt daarbij.

Wetsvoorstel aanpak schijnzelfstandigheid

By nieuws

Met de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden wil het kabinet de balans in het werken met en als zelfstandige(n) herstellen. Er ligt nu een wetsvoorstel ter consultatie inzake de richtlijnen en maatregelen wanneer er als werknemer gewerkt wordt en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden.

Drie wetsvoorstellen

Handen

Het inmiddels demissionaire kabinet werkt nog wel verder aan diverse wetsvoorstellen op het terrein van werk en arbeid. Het wetsvoorstel dat nu ter consultatie ligt, is onderdeel van het in april 2023 gepresenteerde arbeidsmarktpakket met samenhangende maatregelen voor meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers.

Een onderdeel van het pakket is het herstellen van de balans in het werken met en als zelfstandige(n). In dat kader worden in totaal drie wetsvoorstellen ter internetconsultatie aangeboden om tot een hervorming van de arbeidsmarkt te komen. Die hervorming wordt langs drie parallelle lijnen vormgegeven:

  1. Het creëren van een gelijker speelveld voor contractvormen van werknemers en zelfstandigen.
  2. Het verduidelijken van de regels over wanneer als werknemer gewerkt wordt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden.
  3. Het versterken en verbeteren van de handhaving in voorbereiding op het afschaffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.

Het wetsvoorstel dat nu in consultatie is gegaan, is onderdeel van de tweede lijn. 

Doel wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel beoogt bij te dragen aan het herstellen van de balans tussen het werken met zelfstandigen en als zelfstandige(n) aan de ene kant, en het werken met en als werknemer(s) aan de andere kant. Het voorstel verduidelijkt wanneer er als werknemer gewerkt moet worden en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden. Daarnaast worden werkenden met beperkte onderhandelingsmacht ondersteund bij het opeisen van hun arbeidsovereenkomst. 

De maatregelen

De internetconsultatie over het wetsvoorstel, dat op 6 oktober 2023 van start is gegaan, bevat de volgende maatregelen:

1. Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie

Het wetsvoorstel geeft aan wanneer er wordt gewerkt onder gezag van een leidinggevende. Er worden in dat kader drie hoofdelementen geïntroduceerd om duidelijkheid te geven aan werkenden, werkgevers, opdrachtgevers, uitvoeringsorganisaties en de rechtspraak:

  • werkinhoudelijke ondergeschiktheid, 
  • organisatorische inbedding en 
  • werken voor eigen rekening en risico.

Deze criteria moeten ervoor zorgen dat het beoordelen van arbeidsrelaties consistent is. 

2. Rechtsvermoeden uurtarief

Dit voorstel introduceert het rechtsvermoeden dat bij een uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023) een arbeidsovereenkomst bestaat. De werkgever dient het tegendeel aan te tonen.

Eenvoudig een arbeidsovereenkomst

Hierdoor moet het voor werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt eenvoudiger worden om bij de werkgever dan wel bij de rechter een arbeidsovereenkomst te claimen. Bijkomend voordeel is dat er een preventief effect uitgaat van het rechtsvermoeden doordat bij werken tegen een lager tarief beter beoordeeld wordt of de klus door een zelfstandige gedaan kan worden of dat er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst.

Let op! De internetconsultatie loopt tot en met 10 november 2023. Iedereen die wil, kan tot en met die datum op de internetconsultatie reageren.

De belangrijkste laatste wijzigingen in Belastingplanpakket 2024

By nieuws

De Tweede Kamer is akkoord gegaan met alle wetsvoorstellen uit het Belastingplanpakket 2024. Wel heeft de Tweede Kamer een flink aantal amendementen aangenomen met wijzigingen op de wetsvoorstellen. Wat zijn de belangrijkste aanpassingen?

  1. De voorgenomen verlaging van de mkb-winstvrijstelling wordt deels teruggeschroefd. De mkb-winstvrijstelling wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 naar 13,31% en dus niet naar 12,7% zoals eerder het plan was.
  2. Vorig jaar is al besloten dat er vanaf 2024 twee tarieven in box 2 gaan gelden: 24,5% tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) en 31% daarboven. Dit hoogste tarief wordt per 1 januari 2024 geen 31 maar 33%.
  3. In de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is opgenomen dat de dga die te veel leent bij de eigen bv, hierover belasting moet betalen. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. Tot de drempel van € 700.000 is geen sprake van excessief lenen. Deze drempel wordt in 2024 verlaagd naar € 500.000.
  4. Het plan om vanaf 2024 de fiscale aftrek voor giften in de vennootschapsbelasting onder de € 100.000 af te schaffen, is van de baan.
  5. Het tarief in box 3, de belasting op vermogensinkomsten, wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 32 naar 36%. Het kabinet had al een voorstel voor een verhoging naar 34% gedaan.
  6. Per 2025 wordt de inkoop van eigen aandelen even zwaar belast als het uitkeren van dividend.
  7. De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zou vanaf 2025 afgeschaft worden. Alleen ouders met een kind dat vóór 1 januari 2025 geboren is, zouden vanaf 2025 nog recht hebben op IACK. Deze afschaffing wordt echter uitgesteld naar 2027. Vanaf die datum houden alle ouders met kinderen die aan de voorwaarden voldoen recht op IACK, dus ook ouders met een kind geboren vanaf 1 januari 2027. De hoogte van de IACK wordt echter elk jaar een stuk lager en zo in negen jaar afgebouwd naar nihil.
  8. De 30%-regeling, de mogelijkheid om een deel van het loon aan werknemers die uit het buitenland zijn aangetrokken belastingvrij uit te keren, wordt per 1 januari 2024 nog verder versoberd. Deze was al versoberd door een koppeling per 1 januari 2024 aan de balkenendenorm. Nieuw is dat de 30%-regeling in de eerste 20 maanden nog wel 30% bedraagt, maar voor de tweede 20 maanden verlaagd wordt naar 20%. Gedurende de derde 20 maanden bedraagt deze 10%. Ook wordt de buitenlandse partiële belastingplicht per 2024 afgeschaft. Voor al lopende 30%-regelingen geldt overgangsrecht.
  9. De belastingkorting voor benzine, diesel en lpg, die sinds 1 juli 2023 geldt, wordt verlengd met één jaar. Ook wordt de reguliere indexatie per 1 januari 2024 niet doorgevoerd.
  10. Om de lasten van huishoudens te verlichten, wordt de energiebelasting verlaagd. Ter dekking van deze maatregel wordt onder meer het hoge tarief van de Aof-premie met 0,05% verhoogd.
  11. De voorgenomen verhoging van accijns op alcohol met 16,3% wordt bijna gehalveerd. Ter dekking van deze verlaging wordt het accijnstarief op tabak verhoogd en de kansspelbelasting met 1 procentpunt verhoogd.
  12. Eerder was al bekend dat het bedrag dat per 2025 voor de BOR voor 100% is vrijgesteld, wordt verhoogd van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000 in 2025. Voor het meerdere was een verlaging gepland van 83% tot en met 2024 naar 70% vanaf 2025. Dit wordt nu 75% vanaf 2025.
  13. Het in box 3 vrijgestelde bedrag voor groen sparen en beleggen wordt met ingang van 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000 (fiscale partners: € 60.000).

Let op! De wetsvoorstellen inclusief amendementen moeten nog wel worden goedgekeurd door de Eerste Kamer.

Vennootschapsbelasting bij gesubsidieerde stichtingen

By nieuws

Stichtingen zijn alleen vennootschapsbelasting verschuldigd indien en voor zover zij een onderneming drijven. Bij gesubsidieerde stichtingen speelt vaak de discussie of en zo ja voor welk deel zij een onderneming drijven.

Drijven onderneming

Portemonnee

Voor het drijven van een onderneming moet sprake zijn van:

  • een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid,
  • waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer,
  • met het oogmerk om winst te behalen.

Als er sprake is van een winststreven wordt voldaan aan het oogmerk om winst te behalen. Uit de rechtspraak volgt dat bij het stelselmatig behalen van overschotten al sprake is van een winststreven.

Gesubsidieerde stichting

De vraag die bij gesubsidieerde stichtingen daarom vaak speelt is of de exploitatieoverschotten die dergelijke stichtingen behalen, betekenen dat voldaan wordt aan een winststreven. Als een stichting naar zijn aard verschillende activiteiten uitoefent, moet deze vraag overigens vaak per activiteit beantwoord worden. Zo kan de ene activiteit leiden tot vennootschapsbelastingplicht, terwijl de andere activiteit buiten de vennootschapsbelasting valt.

Exploitatieoverschot is winststreven

De Belastingdienst meent dat exploitatieoverschotten ook bij gesubsidieerde stichtingen in beginsel kunnen betekenen dat er sprake is van een winststreven (en daarmee dus vennootschapsbelastingplicht).

Exploitatieoverschot  is geen winststreven

In de volgende situatie is volgens de Belastingdienst echter geen sprake van een winststreven:

  • de stichting verricht uitsluitend activiteiten die volledig gefinancierd zijn met subsidies; en
  • de behaalde overschotten moeten volgens de statuten of subsidieregels gebruikt worden voor de subsidiedoeleinden of terugbetaald aan de subsidieverstrekker; en
  • de stichting leeft de statuten en subsidieregels ook na.

Daarnaast is goedgekeurd dat het ontvangen van eigen bijdragen van degene voor wie de gesubsidieerde activiteiten worden verricht onder voorwaarden, niet leidt tot een winststreven. Eenzelfde goedkeuring is gegeven voor het ontvangen van eigen bijdragen en/of vergoedingen op contractbasis voor het verrichten van subsidiabele activiteiten.

Let op! De vraag of er sprake is van vennootschapsbelastingplicht en zo ja voor welke activiteiten, is niet eenvoudig te beantwoorden. Het beleid van de Belastingdienst over het winststreven van gesubsidieerde instellingen is in augustus 2023 verduidelijkt en op een onderdeel ook verruimd. Overleg met onze adviseurs wat dit betekent voor uw situatie.

Btw bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en andere agrarische goederen naar 21%

By nieuws

De btw op de levering van bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en nog wat andere agrarische goederen gaat vanaf 2025 omhoog van 9 naar 21%. Voor welke agrarische producten en dieren gaat dit specifiek gelden?

Rundvee, schapen, geiten en varkens

Koeien

De levering van rundvee, schapen, geiten en varkens is nu nog belast tegen 9% btw. Daarbij is het niet van belang waarvoor deze dieren bestemd zijn. Ook als ze niet bestemd zijn voor de bereiding van voedingsmiddelen of voor gebruik in de landbouw geldt het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 wordt dat anders. Vanaf die datum geldt voor de levering van al deze dieren, ongeacht de bestemming, het btw- tarief van 21%.

Let op! Dit geldt niet alleen voor de dieren. Ook het slachtafval van deze dieren en de goederen die bestemd zijn voor hun voortplanting zijn vanaf 2025 belast tegen 21% btw.

Paarden

Voor paarden en andere dieren bestemd voor de slacht of gebruik in de landbouw of voor de opfok geldt nu het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 geldt echter ook hiervoor een verhoging naar het 21% btw-tarief. Ook voor het slachtafval en de goederen die bestemd zijn voor de voortplanting gaat het btw-tarief omhoog naar 21%.

Teeltplanten en zaden

Voor de levering van planten voor de teelt van groenten en fruit geldt vanaf 2025 het 21% btw-tarief. Hetzelfde geldt voor de levering van land- en tuinbouwzaden, waaronder graszaden en zaden voor sierteeltproducten.

Andere agrarische goederen

Er zijn nog meer agrarische goederen die vanaf 2025 belast zijn tegen 21% btw in plaats van 9%. Voorbeelden zijn de levering van rondhout, vlas, wol, stro- en veevoeders. Dit betekent dat vanaf 2025 bijvoorbeeld ook de (meng)voerders voor konijnen, paarden en pelsdieren onder het 21% btw-tarief vallen. De levering van suikerbieten en suikerbietplanten en van granen en peulvruchten gebeurt vanaf 2025 ook tegen 21% btw.

Let op! Granen en peulvruchten die bestemd zijn als voedingsmiddelen voor menselijke consumptie blijven wel belast tegen 9% btw. De granen- en peulvruchten die vanaf 2025 niet meer belast zijn tegen 9% btw maar tegen 21% btw, zijn bijvoorbeeld granen die gebruikt worden als voer voor dieren.

Opfok- en opkweekdiensten

Diensten met betrekking tot het opfokken van dieren en het opkweken van planten die nu nog belast zijn met 9% btw, blijven niet achter en worden vanaf 2025 ook belast tegen 21% btw.

Let op! De verhoging van de btw moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus op dit moment nog niet definitief.

 

Laatste keer STAP-subsidie aanvragen op 15 november

By nieuws

Op 15 november 2023 gaat om 10.00 uur voor de laatste keer het UWV-loket open om een STAP-subsidie aan te vragen. Vanaf 2024 verdwijnt deze tegemoetkoming voor het volgen van een opleiding.

Voorwaarden opleiding

Boeken

De voorwaarden voor de STAP-subsidie, STimulering Arbeidsmarkt Positie, zijn dit jaar gewijzigd. Er kan alleen nog subsidie worden aangevraagd voor opleidingen die erkend zijn door het ministerie van OCW. Deze staan vermeld in het STAP-scholingsregister.
De subsidie is nu met name gericht op sectoren waar krapte is op de arbeidsmarkt, zoals de zorg en techniek. 

Overige voorwaarden

Voor de subsidie moet u 18 jaar of ouder zijn, maar mag u nog geen AOW ontvangen. U mag dit jaar ook nog niet eerder de STAP-subsidie hebben gekregen. De opleiding of cursus mag tevens niet eerder starten dan vier weken na uw aanvraag. 

Aanvragen STAP-subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar. U dient de subsidie digitaal aan te vragen via de site van het UWV. Daarvoor heeft u DigiD nodig. Heeft u nog geen DigiD, vraag dit dan nu direct aan, want het afhandelen hiervan kan enkele dagen duren.

Let op! De ervaring leert dat het raadzaam is de subsidie zo snel mogelijk aan te vragen, anders vist u waarschijnlijk achter het net. De animo voor de subsidie was steeds enorm.

 

Extra versobering van 30%-regeling per 2024

By nieuws

Als u buitenlandse werknemers aanneemt, mag u onder strikte voorwaarden een deel van het salaris belastingvrij uitbetalen als compensatie voor de extra te maken kosten. Deze regeling, bekend als de 30%-regeling, wordt vanaf 2024 versoberd.

Wat is de 30%-regeling?

Handen schudden

De 30%-regeling is een fiscale regeling waarbij, onder strikte voorwaarden, maximaal 30% van het salaris belastingvrij mag worden uitbetaald aan personeel dat uit het buitenland is aangetrokken. Dit personeel kampt nogal eens met extra kosten, de zogenoemde extraterritoriale kosten. 

Voorwaarden

Om gebruik te kunnen maken van de 30%-regeling moet er worden voldaan aan alle onderstaande vier voorwaarden: 

  1. de werknemer werkt in loondienst bij u als werkgever;
  2. de werknemer heeft een specifieke deskundigheid die niet of nauwelijks te vinden is op de Nederlandse arbeidsmarkt;
  3. de werknemer is buiten Nederland geworven; en
  4. de werknemer heeft een geldige beschikking.

Specifieke deskundigheid

De specifieke deskundigheid van de werknemer moet in de meeste gevallen blijken uit de hoogte van het salaris. Dit moet in 2023 minimaal € 41.954 bedragen, voor jongeren tot 30 jaar met een wetenschappelijke titel is dit minimaal € 31.891; in beide gevallen exclusief de belastingvrije vergoeding. Voor wetenschappelijke onderzoekers geldt in een aantal gevallen geen inkomensnorm. Is in een bepaalde branche het genoemde salaris meer regel dan uitzondering, dan moet u ook aan kunnen tonen dat de deskundigheid van de betreffende werknemer schaars is op de arbeidsmarkt.

Uitzondering werknemers uit grensstreek

U mag de 30%-regeling alleen toepassen als de werknemer in de 24 maanden voor zijn eerste werkdag in Nederland meer dan 16 maanden verder dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde. Vanwege deze eis zijn bijvoorbeeld werknemers uit België en Luxemburg sowieso van de regeling uitgesloten.

Beschikking nodig

Wilt u de 30%-regeling toepassen, dan moet u voor de betreffende werknemer een beschikking aanvragen bij de Belastingdienst. Uit deze beschikking blijkt onder andere hoe lang u de 30%-regeling maximaal mag toepassen. Wilt u de regeling al vanaf de eerste werkdag toepassen, zorg dan dat het verzoek om de regeling toe te mogen passen binnen vier maanden na de eerste werkdag bij de Belastingdienst binnen is. De Belastingdienst heeft een speciaal formulier voor indiening van dit verzoek.

Wijzigingen per 1 januari 2024

Vanaf 2024 gaat er een maximum gelden voor de 30%-regeling in de vorm van de zogenaamde balkenendenorm. Dit betekent dat vanaf dan er ‘slechts’ over een salaris tot maximaal € 233.000 de 30%-regeling mag worden toegepast.

Tip! Als u ervoor kiest om de werkelijke kosten te vergoeden en dus geen gebruik wilt maken van de 30%-regeling, geldt de grens van de balkenendenorm niet.

Tevens heeft de Tweede Kamer onlangs de 30%-regeling in het Belastingplan 2024 op twee punten verder versoberd:

  • Afbouw 30%-regeling: deze afbouw houdt in dat de regeling vanaf 1 januari 2024 de eerste 20 maanden ongewijzigd mag worden toegepast, dus dat u 30% van het salaris onbelast als kostenvergoeding mag uitbetalen. De daaropvolgende 20 maanden mag u nog maar 20% van het salaris onbelast uitbetalen en de daaropvolgende 20 maanden nog maar 10%. 
  • Vervallen partiële belastingplicht: werknemers die van de 30%-regeling gebruikmaken, hoeven nu geen belasting in box 2 en box 3 te betalen over buitenlands kapitaalinkomen. Ook deze faciliteit komt per 2024 te vervallen. Voor bestaande gevallen komt er wel overgangsrecht.

Let op! Bovenstaande twee voorstellen moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief. De introductie van de balkenendenorm in de 30%-regeling is daarentegen al wel definitief.

 

Aanpassing groottecriteria van uw onderneming

By nieuws

De groottecriteria die bepalen of uw onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast.

Drempelbedragen

Kantoor

De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. Brussel verhoogt nu, conform eerdere voorstellen, de bedragen van de criteria balanstotaal en omzet met zo’n 25 procent.

De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden: 

    Balans  Netto-omzet 
Micro  Huidig  350 000  700 000 
  Bijgesteld  450 000  900 000 
  Toename  28,6%  28,6% 
       
Klein (onderkant)  Huidig  4 000 000  8 000 000 
  Bijgesteld  5 000 000  10 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 
       
Klein (bovenkant)  Huidig  6 000 000  12 000 000 
  Bijgesteld  7 500 000  15 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 
       
Middelgroot/Groot  Huidig  20 000 000  40 000 000 
  Bijgesteld  25 000 000  50 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 

Bron: Europese Commissie (DG FISMA)

Bent u controleplichtig?

De drempelbedragen bepalen onder andere of uw onderneming controleplichtig is. Op dit moment krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij op twee opeenvolgende balansdata voldoen aan minimaal twee van de drie criteria:

  • het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 6.000.000;
  • de omzet bedraagt minimaal € 12.000.000;
  • er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.

Door de verhoging van de eerste twee criteria zullen minder ondernemingen controleplichtig worden. Tevens hoeven minder ondernemingen te voldoen aan de vereisten op het gebied van duurzaamheidsrapportage (CSRD). Volgens de Europese Commissie wordt hierdoor een deel van de regeldruk bij mkb-ondernemingen weggenomen.

Ingangsdatum boekjaar 2024 of 2023?

Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid heeft de mogelijkheid om deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al in te laten gaan. Het is nog niet duidelijk of de overheid hiervoor kiest.

Balkenendenorm 2024 naar € 233.000

By nieuws

Topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector mogen in 2024 maximaal € 233.000 per jaar verdienen. Dit maximum, ook wel de balkenendenorm genoemd, wordt geregeld in de Wet Normering Topinkomens (WNT).

Jaarlijkse aanpassing

Portemonnee

Via de WNT wordt het maximum jaarlijks aangepast op basis van de loonontwikkeling bij de overheid in het voorafgaande jaar. Dit levert voor 2024 een stijging op met € 10.000, van € 223.000 naar € 233.000.

Maxima zonder dienstbetrekking

Voor volgend jaar zijn ook de maxima vastgesteld voor functionarissen zonder dienstbetrekking. Over de eerste zes maanden van 2024 bedraagt dit maximum € 30.800 per maand en voor de volgende zes maanden € 23.400. In totaal bedraagt dit dus € 325.200 per jaar. Het maximumuurtarief is vastgesteld op € 221.

Inclusief extra’s

Het maximum geldt voor het totaal aan salaris inclusief diverse extra’s. Dit betreft het vakantiegeld, een eindejaarsuitkering, de pensioenbijdrage en belaste onkosten. Een eventuele ontslagvergoeding staat hier los van, maar mag niet meer bedragen dan één jaarsalaris met een maximum van € 75.000.

Afwijkende normen

Er geldt een afwijkende, hogere norm voor zorgverzekeraars. Een lagere norm geldt juist voor zorg- en onderwijsinstellingen, cultuurfondsen, woningcorporaties en instellingen in de sector ontwikkelingssamenwerking.

30%-regeling wordt gekoppeld aan balkenendenorm

De balkenendenorm gaat vanaf 2024 ook gelden voor de zogenaamde 30%-regeling voor werknemers die uit het buitenland worden aangetrokken om in Nederland te komen werken. De 30%-regeling is een fiscale tegemoetkoming in verband met de (te maken) extra kosten, de zogenaamde extraterritoriale kosten, die deze werknemers maken. De regeling houdt in dat, onder een aantal strikte voorwaarden, in beginsel 30% van het salaris inclusief vergoedingen, onbelast kan worden uitbetaald.

Koppeling

De koppeling betekent dat in 2024 nog maximaal 30% van de balkenendenorm onbelast als kostenvergoeding mag worden uitbetaald.

Let op! De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2024 een amendement aangenomen om de 30%-regeling nog verder te versoberen door het voordeel stapsgewijs in een aantal jaren af te bouwen naar 0%. Het is nog niet bekend of dit amendement ook zal worden uitgevoerd, de Eerste Kamer moet hiermee ook nog instemmen.

Tip! In 2024 kunnen werkgevers er nog steeds voor kiezen de werkelijke extra kosten te vergoeden, ook als dit meer is dan 30% van de balkenendenorm.

 

Subsidie elektrische auto voor 2024 blijft toch gelijk

By nieuws

Particulieren die in 2024 een nieuwe elektrische auto aanschaffen, hebben recht op hetzelfde bedrag aan subsidie als dit jaar. De subsidie op een nieuwe elektrische auto bedraagt dit jaar en volgend jaar € 2.950. De voorgenomen verlaging van het bedrag naar € 2.550 is van de baan.

Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP)

Auto

De Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) bestaat sinds 2020 en loopt nog tot en met 2024. Tot nu toe werd de subsidie op nieuwe elektrische auto’s vanaf 2022 jaarlijks minder, maar de voorgenomen verlaging per 2024 gaat dus niet door. 

Minder animo

De reden voor het instandhouden van het huidige subsidiebedrag is dat de animo voor aanschaf van een nieuwe elektrische auto afneemt. Van het huidige budget voor nieuwe elektrische auto’s is momenteel nog bijna de helft beschikbaar. Voor gebruikte elektrische auto’s echter, waarvoor de SEPP gedurende de hele looptijd € 2.000 bedraagt, is voor dit jaar nog maar 14% van het subsidiebudget beschikbaar.

Lastenverzwaringen

Dat er voor de aanschaf van een elektrische auto minder animo is, heeft wellicht te maken met tal van lastenverzwaringen rond de elektrische auto. Zo is er tot en met 2024 een vrijstelling van wegenbelasting, maar deze verdwijnt vanaf 2026. In het overgangsjaar 2025 moet 25% van het normale tarief aan wegenbelasting betaald worden. Verder is ook elektriciteit de laatste jaren fors duurder geworden.

Voorwaarden

Voor de subsidie SEPP gelden tal van voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de auto tussen de € 12.000 en € 45.000 liggen. Ook moet de auto een actieradius hebben van minstens 120 kilometer. Verder is de subsidie alleen beschikbaar voor particulieren. Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar kunnen de auto dan niet tot het ondernemingsvermogen rekenen.