Skip to main content
Category

nieuws

Recht op Tozo moet bewezen kunnen worden

By nieuws

Tijdens de coronacrisis konden zelfstandige ondernemers een beroep doen op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) als hun inkomen onder de bijstandsnorm kwam te liggen. Dat het inkomen onder deze norm kwam te liggen, moet desgevraagd bewezen kunnen worden. Dit blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland.

Tozo

Geld

Tijdens de coronacrisis had met name het mkb te lijden onder talrijke beperkende maatregelen, zoals bijvoorbeeld de sluiting van de horeca. Om de getroffen ondernemers financieel tegemoet te komen, trof de overheid tal van maatregelen. Een ervan, de Tozo, kon voorzien in inkomensondersteuning en in een lening voor bedrijfskapitaal.

Bewijs vereist

Een ondernemer die tijdens de coronacrisis de Tozo had aangevraagd en had gekregen, diende onlangs te bewijzen dat zijn inkomen onder de bijstandsnorm terecht was gekomen. De man was vennoot in een vof die een tweetal horecazaken exploiteerde. Bij een controle van de financiële stukken bleek dat de vof in de betreffende periode een jaarwinst van bijna € 143.000 had gerealiseerd. Omdat de aanvrager van de Tozo voor eenderde deel gerechtigd was tot de winst, diende hij aan te tonen dat hij desondanks onder de bijstandsnorm terecht was gekomen.

Oordeel rechter

Ook de rechter was van mening dat de man verplicht was aan te tonen dat zijn inkomen onder de bijstandsnorm bleef. Hij werd hiertoe herhaald in de gelegenheid gesteld, maar de geleverde informatie bleef onvoldoende. Dit leidde ertoe dat de volledige Tozo van ruim € 13.000 terugbetaald diende te worden. Ook de boete van € 650 bleef in stand.

Hof houdt vast aan bestaande immateriële schadevergoeding WOZ-zaken

By nieuws

Als u het met een beslissing van de fiscus niet eens bent, kunt u in bezwaar en beroep. Duurt de uitspraak langer dan redelijkerwijs verondersteld mag worden, dan heeft u recht op een schadevergoeding. Het kabinet wil dergelijke schadevergoedingen in WOZ-zaken afschaffen.

Geringe bedragen

Geld

Het gaat bij WOZ-zaken maar om geringe bedragen en dus zal ook de spanning en frustratie minder zijn. De schadevergoeding kan dan ook wel wat minder, aldus het kabinet.

Omvang vergoeding

In het verleden heeft de Hoge Raad de regels rondom een schadevergoeding bepaald. Voor wat betreft de hoogte, werd deze bepaald op een vergoeding van € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar. Daarbij stelde de Hoge Raad in beginsel de termijn voor de afhandeling van een bezwaar op een half jaar en die voor de afhandeling van een beroep op anderhalf jaar.

Termijn overschreden met één dag

In een zaak die onlangs werd behandeld door het gerechtshof in Den Haag, was de termijn in een WOZ-geschil met precies één dag overschreden. De afhandeling van het bezwaar en daaropvolgende beroep had twee jaar en één dag geduurd, net een dag te laat dus. De rechtbank vond, gelet op de geringe overschrijding, een schadevergoeding niet op zijn plaats. Het gerechtshof dacht hier anders over. Overeenkomstig bovenstaande uitgangspunten was er sprake van een overschrijding met een gedeelte van een half jaar. Volgens het Hof diende de bezwaarmaker daarom een schadeloosstelling van € 500 te ontvangen.

Lagere overheden

In het recente verleden hebben verschillende rechtbanken in WOZ-geschillen al een lagere schadeloosstelling toegekend, ook wanneer de termijn ruimer was overschreden. Ze liepen daarmee al vooruit op de voornemens van het kabinet. Zo verlaagde rechtbank Zeeland-West-Brabant de schadevergoeding onlangs nog in een WOZ-geschil tot € 50 per termijnoverschrijding van een half jaar. Sommige andere rechtbanken hielden juist vast aan de door de Hoge Raad vastgestelde vergoeding van € 500.

Let op! Het kabinet wil het afschaffen van schadevergoedingen in WOZ-zaken regelen in het Belastingplan 2024. Gelet op de demissionaire status van het kabinet, is het nog niet zeker of dit doorgaat.

Vakantietrip of zakenreis?

By nieuws

Wie in een auto van de zaak rijdt, heeft met de bekende bijtelling te maken. Om die te voorkomen, kunt u het privégebruik van de auto beperken tot maximaal 500 kilometers per jaar. Vallen kilometers die gemaakt worden voor een vakantietrip gecombineerd met een zakelijk karakter onder privé of zakelijk?

Zakelijke wintersport?

Paspoort

In het verleden heeft de rechter zich uitgesproken over de vraag hoe we dienen om te gaan met een rit die deels zakelijk, deels privé is. In de betreffende zaak had een werknemer de auto van de zaak gebruikt voor een rit naar de wintersport en had tijdens die vakantie ook een zakelijk bezoek afgelegd. Wat speelde er?

Fabrieksbezoek

In de betreffende zaak was de dga van een bedrijf met zijn gezin met de auto van de zaak naar Italië gereden voor een weekje wintersport. Tijdens deze vakantie had de dga een bezoek gebracht aan een fabriek waar zijn bv een slijpmachine had besteld. Deze fabriek lag 325 kilometer van het vakantieadres af. De vraag was hoeveel kilometers er als zakelijk en hoeveel er als privé moesten worden aangemerkt.

Wat is het hoofddoel?

Het Hof Amsterdam kwam tot de conclusie dat er in deze zaak zowel een zakelijk als een privédoel aan de ritten ten grondslag lagen. Volgens het Hof kon noch het zakelijke doel, noch het privédoel als hoofddoel worden aangemerkt. In dat geval kunnen dergelijke autoritten slechts als zakelijk worden bestempeld als ze door een vergelijkbare persoon die niet in dienst is bij de bv niet, of niet in dezelfde omvang zouden zijn gemaakt. 

Let op! Voor wat betreft de vergelijkbaarheid van de persoon moet gekeken worden naar inkomen, vermogen en gezin.

Wintersport is gemeengoed

Volgens het Hof zijn wintersportvakanties inmiddels gemeengoed geworden. Met de dga vergelijkbare personen zouden dergelijke ritten ook hebben kunnen maken. De autoritten werden daarom als privé aangemerkt. Daardoor kwamen de privékilometers boven de 500, waardoor de bijtelling van toepassing was en de vakantie achteraf fors duurder uitviel.

Bijbaan na studie verhindert toepassing 30%-regeling niet

By nieuws

Werkgevers die een werknemer uit het buitenland te werk stellen mogen onder voorwaarden de zogenaamde 30%-regeling toepassen. Betreffende werknemers mogen dan in beginsel niet al in Nederland werkzaam zijn. Hierop bestaat echter een uitzondering, die door de rechtbank Noord-Holland is verruimd.

30%-regeling

De 30%-regeling is een tegemoetkoming in verband met kosten die werknemers maken die naar Nederland of het buitenland worden uitgezonden. De regeling houdt in dat in beginsel 30% van het salaris onbelast kan worden uitbetaald. Een van de voorwaarden is dat de werknemer over een specifieke deskundigheid beschikt.

Niet al in Nederland werkzaam

De faciliteit kan niet worden toegepast als werknemers al in Nederland werkzaam zijn. Hierop bestaat een uitzonderring als men werkzaam is in het kader van een studie of stage. In bovenstaande rechtszaak ging het om een buitenlandse werkneemster die al in Nederland een bijbaan had, terwijl ze haar studie al had afgerond.

Gelijkheidsbeginsel

De rechtbank was van mening dat de werkneemster volgens de wettelijke definitie niet van de 30%-regeling gebruik kon maken. Ze was immers niet meer werkzaam in het kader van haar studie of stage. Toch werd ze door de rechtbank in het gelijk gesteld, en wel met toepassing van het gelijkheidsbeginsel.

Tijdens de rechtszaak kwam namelijk vast te staan dat in de praktijk een bijbaan tijdens de studie, ongeacht of die in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt, niet in de weg staat aan toepassing van de 30%-regeling. Kennelijk is dit een verruiming ten opzichte van het beleid, waarbij dit een uitzondering is op de eis dat sprake moet zijn van werkzaamheden in het kader van een opleiding of stage. 

Werknemer krijgt gelijk

De rechtbank stelde de werkneemster op grond van deze verruiming daarop in het gelijk. De rechtbank zag niet in waarom een bijbaan tijdens de studieperiode, ongeacht of die in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt, niet vergelijkbaar zou zijn met een bijbaan die niet in het kader van een studie of stage plaatsvindt.

Geërfde schulden niet van invloed op maximum excessief lenen

By nieuws

Erft u aandelen in een bv? Bevat deze erfenis ook schulden? Heeft u in de betreffende bv een aanmerkelijk belang? En bedragen door de erfenis de schulden bij de bv meer dan € 700.000? Dan volgt over het meerdere gewoon belastingheffing in box 2.

Let op! Dat de schulden geheel of deels voortkomen uit een erfenis, heeft dus geen invloed op het maximum volgens de Wet excessief lenen bij de eigen bv!

Wet excessief lenen

Sparen

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is sinds 1 januari 2023 van kracht. De wet komt er in het kort op neer dat een houder van een aanmerkelijk belang niet meer dan € 700.000 aan leningen bij zijn eigen vennootschap mag bezitten. Liggen de schulden boven dit bedrag, dan moet over het meerdere met de fiscus worden afgerekend in box 2 tegen 26,9% (2023).

Oorzaak overschrijding niet van belang

Uit bovenstaande casus inzake een erfenis volgt dat de oorzaak van de overschrijding van het maximum niet van belang is. Wettelijk is er alleen een uitzondering gemaakt voor hypothecaire schulden inzake een eigen woning die in box 1 valt. Deze schulden zijn niet van invloed op het maximum van € 700.000.

Wetgever wilde geen uitzondering

Bij de totstandkoming van de Wet excessief lenen heeft de wetgever voor bovengenoemde situatie uitdrukkelijk geen uitzondering op willen nemen. Volgens de wetgever bevatten de huidige wettelijke voorschriften voldoende mogelijkheden om aan eventuele problemen tegemoet te komen. Zo kan onder andere de te betalen belasting bij aflossing van de schulden weer via verrekening worden teruggekregen.

Fiscale gevolgen schenken onder voorwaardelijke last

By nieuws

Als u een schenking doet, is in de regel schenkbelasting verschuldigd. Maar hoe zit dat als u schenkt onder een last, ofwel als de ontvanger een tegenprestatie moet leveren? Is dan direct schenkbelasting verschuldigd over de gehele schenking?

Schenking aandelen

Schenken

Een kennisgroep van de Belastingdienst gaf onlangs antwoord in een casus waarin een voorwaardelijke last tot betalen van een vergoeding aan de ontvanger van een schenking was opgelegd. In de casus werden aandelen geschonken onder een last. Die bestond eruit dat de ontvanger bij verkoop van de aandelen aan een derde de waarde van de aandelen bij schenking moest betalen aan de schenker, onder aftrek van een bepaald bedrag.

Let op! Of de last zich in de toekomst gaat voordoen, was in deze casus op het moment van schenken nog onduidelijk. Daarom was sprake van een voorwaardelijke last.

Schenking in delen

De kennisgroep geeft aan dat de schenking onder een voorwaardelijke last gezien wordt als een schenking die in twee delen uiteenvalt. Enerzijds is er direct een onvoorwaardelijke schenking van de aandelen, anderzijds is er een voorwaardelijke last.

Schenkbelasting?

Het gevolg is dat over de waarde van de schenking direct schenkbelasting moet worden betaald. Pas op het moment dat de last in werking treedt, kan deze geheven schenkbelasting (deels) worden teruggevraagd. Door de last valt de waarde van de schenking dan namelijk lager uit.

Let op! Voor de vermindering van betaalde schenkbelasting moet een verzoek worden ingediend door middel van het indienen van een aangifte schenkbelasting.

Wijziging kleineondernemingsregeling per 2025

By nieuws

De zogenaamde kleineondernemersregeling (KOR) in de btw wordt per 1 januari 2025 gewijzigd. De wijziging is met name van belang voor ondernemers met geringe omzetten buiten de eigen lidstaat.

Kleineondernemersregeling (KOR)

Europa

De KOR komt er in het kort op neer dat ondernemers met een omzet van maximaal € 20.000 (2023) ervoor kunnen kiezen geen btw in rekening te brengen. Keerzijde is dat ze zelf dan ook geen btw af kunnen trekken. Hierdoor worden wel de administratieve lasten beperkt. De keuze voor de KOR is optioneel en wordt vooral gebruikt door kleinere ondernemers die leveren aan particulieren.

Europese richtlijn

De wijziging van de KOR vindt plaats op basis van een nieuwe Europese richtlijn. Hierdoor wordt het voor Nederlandse ondernemers met een kleine omzet in een andere lidstaat mogelijk daar de KOR te gebruiken. Andersom wordt het voor ondernemers uit een andere lidstaat met een geringe omzet in Nederland mogelijk om hier de KOR te gebruiken, als in eigen land ook een KOR geldt. Het is niet nodig dat de ondernemer in eigen land de KOR ook toepast.

KOR toepassen in andere lidstaat

Ondernemers die de KOR in een andere lidstaat willen toepassen, moeten onder de jaaromzetdrempel van het betreffende land blijven. In Nederland ligt deze drempel op € 20.000 (2023). Bovendien mag de ondernemer in de Europese Unie een omzet hebben van niet meer dan € 100.000.

Let op! Nederlandse ondernemers mogen in Nederland de KOR ook toepassen als hun omzet in de EU € 100.000 of meer bedraagt. In dat geval mogen ze in een lidstaat buiten Nederland de KOR dus niet toepassen.

Aftrekbeperking

De Nederlandse ondernemer die in Nederland de KOR niet toepast maar wel in het buitenland, heeft alleen recht op aftrek van voorbelasting voor zover deze samenhangt met belaste Nederlandse prestaties. De Nederlandse ondernemer die hier de KOR toepast en in het buitenland niet, heeft echter geen recht op aftrek van de totale voorbelasting, dus ook niet voor zover deze samenhangt met prestaties in het buitenland.

Minimale periode van drie jaar vervalt

Ondernemers die nu de KOR toepassen, kunnen deze pas na een periode van drie jaar weer opzeggen. Deze minimale periode van drie jaar vervalt in de nieuwe wetgeving. Hierdoor wordt toepassing van de KOR flexibeler, omdat de KOR – bijvoorbeeld bij een forse investering op dit moment – ook negatief kan uitpakken. Ondernemers die de KOR opzeggen of de jaaromzet overschrijden, kunnen hierna de KOR pas weer gaan toepassen na ommekomst van het kwartaal waarin de beëindiging in werking treedt, het resterende jaar en het daaropvolgende jaar.

Nonchalance kost gemeente ruim € 4.300 schadevergoeding

By nieuws

Ook gemeentes moeten de wettelijke regels inzake heffingen nauwgezet toepassen. Gebeurt dit niet, dan kan een procedure fors in de papieren lopen. Dit bleek in een zaak voor rechtbank Gelderland, waarbij een conflict om een gemeenteheffing van € 8,10 maar liefst € 4.380,50 aan schadevergoedingen opleverde.

Afvalstoffenheffing

Schadevergoeding

In de betreffende zaak ging het om een afvalstoffenheffing. Deze bestond uit een variabel en een vast deel. Het variabele deel van € 8,10 had betrekking op het jaar 2020, het overige deel van bijna € 300 op het jaar 2021. Belastingplichtige voerde in zijn beroep aan dat de gemeente beide aanslagen niet op één aanslagbiljet mocht opvoeren.

De rechtbank kwam al snel tot de slotsom dat het niet in strijd met de wet is om beide heffingen te combineren op één aanslagbiljet. Inhoudelijk werd hij dan ook in het ongelijk gesteld.

Procedurele fouten

Echter bleek dat belanghebbende wel recht had op diverse schadevergoedingen. Nonchalance bij de gemeente had geleid tot meerdere procedurele fouten. Zo was om te beginnen niet tijdig op het bezwaar beslist. Dit leverde de maximale dwangsom van € 1.442 op.

Wanneer dwangsom?

Reageert een belastingheffende instantie niet tijdig op stukken waarvan is bepaald dat een beschikking moet worden afgegeven, zoals een bezwaar, dan kunt u een dwangsom eisen. Dit kan nadat de termijn verstreken is. Men heeft dan nog twee weken de tijd om te reageren. Gebeurt dat nog niet, dan kunt u een dwangsom eisen. Die bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daarop volgende veertien dagen € 35 per dag en de daarop volgende veertien dagen € 45 per dag. De dwangsom kan dus maximaal € 1.442 bedragen.

Schending hoorplicht

Ook had de gemeente de hoorplicht geschonden. Bij bezwaar gaat dient de bezwaarmakende partij vrijwel altijd eerst ‘gehoord’ te worden. Hierop bestaan enkele uitzonderingen, onder meer als het bezwaar niet voldoet aan de formele eisen en daar ook niet meer aan kan voldoen. Een andere uitzondering is wanneer overduidelijk is dat het bezwaar moet worden afgewezen.

Proceskostenvergoeding

Omdat het bovenstaand beroep gegrond was, werd een proceskostenvergoeding toegekend. Die bestaat uit vaste bedragen per onderdeel van de procedure. In totaal werd in deze zaak € 2.388,50 aan proceskostenvergoeding toegekend.

Immateriële schade

Een vergoeding voor immateriële schade is bedoeld als compensatie voor de lange wachttijd en de daarmee samenhangende spanning en frustratie van een procedure. De hoogte bedraagt € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar. In deze zaak had de uitspraak op bezwaar zo lang geduurd, dat de termijn met één maand werd overschreden. Dit leverde nog eens € 500 aan schadevergoeding op. Samen met de dwangsom, de proceskostenvergoeding en de vergoeding van het griffierecht, kwam de teller hiermee op €4.380,50 te staan.

Vergoeding waskosten, hoe zit het fiscaal?

By nieuws

Stel dat een werknemer van u bereid is de was van uw bedrijf, zoals handdoeken, thuis te reinigen. Mag u deze werknemer dan een fiscaalvrije vergoeding betalen en zo ja hoeveel?

Intermediaire kosten

Geld

Waskosten zijn aan te merken als zogenaamde intermediaire kosten. Dit zijn kosten van de werkgever die de werknemer zolang voor zijn rekening neemt. Deze kosten zijn belastingvrij te vergoeden. U hoeft ze derhalve niet onder te brengen in de werkkostenregeling.

Werkelijk bedrag

Welk bedrag u als kosten mag vergoeden, hangt af van de omstandigheden. Moet er bijvoorbeeld gewassen worden op 90 of op 40 graden, en hoe vaak? U mag het werkelijke bedrag van de kosten vergoeden, dus hiermee moet u zo goed mogelijk rekening houden. Uiteraard mag u naast de kosten van water, energie en wasmiddel ook een deel van de afschrijvingskosten en het onderhoud van de wasmachine vergoeden.

Richtlijnen Nibud

Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft richtlijnen ontwikkeld voor de kosten van dergelijke wasbeurten. Deze richtlijnen zou u ook mogen hanteren voor een onbelaste vergoeding voor uw werknemer (bron: NIBUD, aug 2023):

Voor een wasbeurt betaalt u water, wasmiddel en de afschrijving en onderhoud van de wasmachine. Hoe hoger de temperatuur, hoe meer energie er wordt verbruikt.

Een was op 90 graden komt neer op € 1,67, een was op 60 graden € 1,26, bij 40 graden € 1,09 en bij 30 graden bent u  € 0,93 aan totale kosten kwijt.

Let op! Bij de berekening is het NIBUD uitgegaan van de energietarieven die gelden onder het prijsplafond. Heeft u een hoger verbruik dan 2.900 kWh per jaar, dan kunnen ook de kosten van wassen hoger liggen.

Hogere kosten?

Bent u echter van mening dat deze richtlijnen in uw geval de kosten onvoldoende dekken, bijvoorbeeld omdat uw werknemer duidelijk meer betaalt aan energie, dan kunt u van de richtlijnen afwijken. U moet dit dan wel zo goed mogelijk kunnen onderbouwen.

Vaste vergoeding mogelijk?

U kunt de kosten eventueel ook via een vaste vergoeding aan uw werknemer betalen. U hoeft dan niet iedere maand precies te berekenen hoeveel u uw werknemer mag vergoeden. U moet dan wel voldoen aan de hiervoor geldende voorwaarden. De belangrijkste is dat u vooraf een onderzoek moet doen naar de werkelijk gemaakte kosten, zodat uw vergoeding hiermee overeenkomt.

Let op! Het doen van onderzoek hoeft alleen niet als u de vergoeding al betaalde voordat u de werkkostenregeling toepaste, de werkelijk gemaakte kosten toen al heeft onderzocht en er sindsdien geen wijzigingen zijn opgetreden.

Tax changes in 2024 – what do we already know?

By nieuws

On Prince’s Day, 19 September 2023, the Dutch government will be announcing its tax plans for 2024, in spite of its caretaker status. This status raises the question of how extensive the 2024 Tax Plan will be. What changes to the government’s fiscal plans do we already know about?

Changes to business succession scheme (BOR) and transfer facility (DSR)

Vlag

The BOR and DSR are important facilities relating to the donation or inheritance of a (family) company. Under both it is possible to obtain a substantial exemption from the tax that is payable, on the condition that the company is continued. Changes are being made to the BOR from 2025, although certain aspects are being introduced from 1 January 2024. The first of these means that any property rented out must be designated as an investment. (This change also applies to the DSR in relation to a substantial shareholding) From 2024 the requirement that, if you take advantage of the BOR or DSR, no more than 5% of a company’s assets may consist of investments is being abolished.

Change to tax rate in box 2

The rate in box 2 applies to income from a substantial shareholding, such as dividends. This rate currently stands at 26.9%, but this will be replaced by two separate rates. The first will apply to income up to € 67,000 and will be set at 24.5%, that is 2.4 percentage points lower. On income above € 67,000 the rate will be 31%, i.e. 4.1 percentage points higher. With this measure the government hopes to combat the hoarding of profits in companies.

Energy investment deduction (EIA) scaled back

If you make an energy-saving investment, you may be entitled to the energy investment deduction (EIA). For 2023 the EIA allows you to deduct 45.5% of the investment costs from your profit. In this way you reduce your profit and have to pay less tax. The EIA is being scaled back in 2024; in other words, the percentage is being reduced and the maximum amount of the investment for which you can claim the EIA – currently € 136 million – is also being lowered. The exact figures are not yet known.

Tip: If you are considering such an investment, it may therefore make sense to go ahead with it in 2023.

New cars becoming more expensive

Next year it will become more expensive to purchase a non-electric car. From 2024 the so-called flat-rate portion of private motor vehicle and motorcycle tax (BPM) will be increased by € 200.

Please note: In 2024 electric cars will still be exempt from BPM, but that will no longer be the case from 2025. From that point on the purchase price of a new electric car will therefore also increase.

End of payment discount for income tax

If you settle a provisional income tax assessment in a single payment, you benefit from a payment discount. This payment discount has already been abolished for corporation tax and the same will apply to income tax from 2024.

Change to compensation for legal costs and non-material damage

If you bring a tax matter before the courts and win, you are entitled to compensation for legal costs. If these proceedings take too long, compensation for non-material damage is also added to this. From 2024 compensation for legal costs in cases relating to the WOZ (Valuation of Immovable Property Act) and BPM is being reduced and compensation for non-material damage is being abolished. By taking this step, the government is aiming, in particular, to discourage legal actions being brought on a no-cure, no-pay basis.

Changes in box 3

As you know, in box 3 you are currently faced with different imputed returns for savings and other assets such as shares and property. If you own a flat, you are automatically a member of the Homeowners’ Association (VvE). The VvE builds up reserves for communal expenses, such as painting. You have to include your share in this reserve in box 3. From 2024, by law, this share must have the same imputed return as savings. The same will apply to a share in the assets held in a notary’s client account. Furthermore, any claims and debts that exist between tax partners and between parents and minor children will no longer need to be included in your tax return.

Another change is an increase in the tax credit for green investments from 0.7% to 1.1% of the exempted amount. Introducing a separate imputed return for claims is also being considered. The percentage could then be the same as that for debts.

Please note: On Wednesday 6 September 2023 the Lower House of the Dutch Parliament will be meeting to debate the issues that it may want to declare controversial on account of the collapse of the government. We will keep you up to date with information on any important matters that may be postponed.