Skip to main content
Category

nieuws

Wet toekomst pensioenen definitief!

By nieuws

De Wet toekomst pensioenen is op 30 mei definitief geworden. De Eerste Kamer stemde in grote meerderheid voor.

Ingangsdatum

Euro

De wet gaat per 1 juli 2023 in, maar er geldt wel een overgangsregime voor bestaande pensioenregelingen tot 2028 (dat was in het wetsvoorstel eerst nog 2027).

Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige pensioenstelsel zijn:

  1. Alle pensioenregelingen worden premieovereenkomsten, met een flatratepremie (= eenzelfde premie voor iedere werknemer, ongeacht de leeftijd) van maximaal 30%. Uiterlijk derhalve per 2028, eerder mag. 
  2. Bestaande beschikbare premieregelingen met een stijgende staffel mogen in stand blijven voor alle werknemer die per 1 januari 2028 al in dienst zijn. Nieuwe werknemers krijgen vanaf die datum wel een flatratepremie.
  3. Er moet adequaat gecompenseerd worden voor werknemers die er mogelijk op achteruitgaan. Dit is globaal de groep 45-68 jaar. Wat precies adequaat is, is niet vastgelegd en zal derhalve uitonderhandeld moeten worden per werkgever. De compensatie mag in extra pensioen (de flatrate wordt daartoe 33% tot 2037) of via extra salaris. In geval van extra pensioen geldt dat ook voor nieuwe werknemers gedurende de compensatieperiode.
  4. Pensioenfondsen mogen kiezen tussen de solidaire premieovereenkomst of de flexibele premieovereenkomst (doorbeleggen). De eerste voorziet onder andere in beschermingsrendement voor gepensioneerden en mag een buffer kennen van 15% van het pensioenvermogen om mogelijke verlagingen van ingegane pensioenen op te vangen.
  5. Opgebouwde (middel- of eindloon)pensioenen bij een verzekeraar mogen gewoon in stand blijven. Lopende middelloonregelingen mogen nog tot 2028 omgezet worden in een stijgende beschikbare premiestaffel (die dan weer voortgezet mag worden voor zittende werknemers).
  6. Het partnerpensioen wordt gestandaardiseerd en mag maximaal 50% van het salaris bedragen en wordt per definitie op risico-basis verzekerd.
  7. De mogelijkheid om 10% op de pensioeningangsdatum in één keer uit te laten keren (dit was al wet), gaat waarschijnlijk per 2024 in. Deze uitkering wordt dan belast in het jaar volgend op de AOW-ingang als de uitkering in het eerste jaar waarin AOW wordt ontvangen, wordt genoten. Op die manier hoeft daarover geen AOW-premie betaald te worden.
  8. De lijfrente-aftrek gaat ook naar 30% (nu 13,3%) en de tijdelijke oudedagslijfrente blijft bestaan.
  9. Het pensioen mag nog maar vanaf 10 jaar voor AOW-datum ingaan. Er hoeft dan geen verklaring meer te worden overgelegd dat uit het arbeidsproces wordt gestapt. Nu is de ingangsdatum nog helemaal vrij, maar er moet bij meer dan 5 jaar voor AOW-datum wel een verklaring overgelegd worden dat gestopt wordt met werken.
  10. Tot slot mogen sociale partners verder praten over een regeling voor zware beroepen. Het huidige boetevrije Recht op Vervroegde Uittreding (vanaf 3 jaar voor AOW-datum) loopt per 2025 af.

Transitie

Uiteraard moet de hele pensioentransitie goed vastgelegd worden door middel van een transitieplan (waarin alle keuzes en gevolgen worden uitgelegd), een communicatieplan en een compensatieplan. Daarmee moeten zowel interne als externe toezichthouders instemmen. Het individuele bezwaarrecht van artikel 85 Pensioenwet is tijdelijk buiten werking gesteld. Nu kan een individuele werknemer bezwaar maken bij een collectieve waardeoverdracht. Om te bewerkstelligen dat iedereen overgaat naar het nieuwe systeem is besloten dat hiertegen geen bezwaar mogelijk is.

Let op! Als blijkt dat de transitie niet per 2028 lukt, kan de termijn verlengd worden met een jaar voor individuele pensioenfondsen. De Nederlandsche Bank als toezichthouder geef hiervoor dan toestemming. Mocht blijken dat het voor heel veel uitvoerders geldt, dan kan er uiteraard een generaal pardon komen vanuit de wetgever.

Verplichte rekenrente pensioen en lijfrente eigen bv blijft 4%

By nieuws

De Hoge Raad heeft in een drietal arresten geoordeeld dat de wettelijke rekenrente van 4% juist is voor waardering van pensioen- en lijfrenteverplichtingen in de eigen bv.

Eigendom

Golf

Een van de argumenten in deze arresten tegen de 4% rekenrente was dat daardoor het eigendom van de belanghebbende wordt aangetast. Immers, er wordt uitgegaan van een verondersteld rendement van 4%, terwijl de marktrente aanzienlijk lager is. Daardoor moet er wel al belasting worden betaald, onder andere als gevolg van de vrijval ten gunste van de winst, terwijl het maar de vraag is of een rendement van 4% wel gehaald gaat worden.

Onredelijke wet

De Procureur Generaal van de Hoge Raad, een soort adviseur van de Hoge Raad, had al geconcludeerd: “Kortom: art. 3.29 Wet IB 2001 is onredelijk eenzijdige wetgeving, maar geen schending van grondrechten, en het staat de fiscale wetgever vrij om onredelijke wetten te maken en slecht koopmansgebruik voor te schrijven.” Ook stelde hij dat “het pensioen in eigen beheer toch was afgeschaft, dus zo groot was het probleem ook nog weer niet.”

Dit staat echter in schril contrast met het Kerstarrest van 2021 van de Hoge Raad inzake de – te hoge, forfaitaire rendementsgrondslag in box 3 voor alle belastingplichtigen. Ook daarbij werd immers uitgegaan van een vast rendement van 4%. Dat is door de Hoge Raad in dat arrest getorpedeerd.

Bezit of verwachting

De Hoge Raad beoordeelde in deze zaken de eigendomsvraag aan de hand van de vraag of het  ingeroepen recht een eigendom (existing possession) is of een gerechtvaardigde verwachting (legitimate expectation). En als er sprake is van inbreuk, of dat is voorzien bij wet (lawful) en een gerechtvaardigd doel in het algemeen belang nastreeft (legitimate aim). Verder moet er een redelijk evenwicht (fair balance) zijn tussen het met de inbreuk nagestreefde doel en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu.

Geen inbreuk op eigendomsrecht

De Hoge Raad oordeelde dat in deze discussie niet is voldaan aan het vereiste van het bestaan van een eigendom of een gerechtvaardigde verwachting in de zin van artikel 1 EP. De correctie en gedeeltelijke, belaste vrijval van de pensioenverplichting maken daarom geen inbreuk op het eigendomsrecht van die bepaling. Het cassatieberoep van de belanghebbenden is dus ongegrond verklaard.

Voorwaarden giftenaftrek voor vrijwilligers

By nieuws

Een vrijwilliger kan in de aangifte inkomstenbelasting giften in aftrek brengen vanwege het vrijwilligerswerk. Hiervoor moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

Vrijwilligersvergoeding

Rolstoel

U moet allereerst door een regeling van de instelling recht hebben op een vrijwilligersvergoeding en daar vrijwillig van afzien. Een echtpaar dat bij Hof Den Haag aanspraak wilde maken op giftenaftrek voldeed niet aan die voorwaarde. Hof Den Haag was van oordeel dat het echtpaar geen aanspraak kon maken op een vergoeding. Het echtpaar kon daar dan ook niet vrijwillig van afzien. De Hoge Raad liet het oordeel van Hof Den Haag in stand.

Let op! De instelling waar u het vrijwilligerswerk verricht, moet dus een regeling hebben waardoor u recht heeft op een vrijwilligersvergoeding. Daarnaast moet de instelling echter ook bereid én financieel in staat zijn om de vergoeding daadwerkelijk te betalen. Is dat niet het geval, dan kunt u de vergoeding niet als gift in aftrek brengen.

Verklaring

De instelling waarvoor u het vrijwilligerswerk verricht, moet verder een anbi zijn. Daarnaast moet de instelling u een vrijwilligersverklaring geven.

Tip! Op de website van de Belastingdienst vindt u zo’n vrijwilligersverklaring. Met deze verklaring verklaart de instelling onder meer dat u vrijwilligerswerk heeft verricht, daarvoor recht heeft op een vergoeding en dat u afziet van die vergoeding.

Kosten

Als u kosten maakt voor uw vrijwilligerswerk, dan kunt u die kosten als gift in aftrek brengen als u deze kosten niet vergoed kan krijgen of vrijwillig van zo’n vergoeding afziet. Het moet dan wel gaan om kosten die volgens maatschappelijke opvattingen vergoed behoren te worden (denk aan reiskosten, portokosten, kosten papier et cetera).

Let op! Als u ook afziet van de vrijwilligersvergoeding en deze als gift opvoert, komen de kosten alleen voor aftrek in aanmerking als deze hoger zijn dan de vrijwilligersvergoeding.

Belasting op benzine, diesel en lpg omhoog vanaf 1 juli

By nieuws

De prijzen van brandstoffen zullen per 1 juli 2023 waarschijnlijk stijgen. De oorzaak is het feit dat de accijnzen op benzine, diesel en lpg weer worden verhoogd. Deze accijnzen waren sinds 1 april vorig jaar verlaagd als compensatie voor de sterk gestegen marktprijzen van brandstof op de vrije markt. Dit was onder meer een gevolg van de oorlog in Oekraïne.

Stijging

Auto

De stijging van de accijnzen verschilt per brandstofsoort. Voor benzine is de stijging van de accijns het grootst met ongeveer 14 cent per liter. Voor diesel bedraagt de stijging zo’n 10 cent per liter en voor lpg 6 cent per liter.

Verdere stijging per 1 januari 2024

Op 1 januari 2024 worden de accijnzen geïndexeerd. De indexatie voor 2023 was uitgesteld om de brandstofprijzen binnen de perken te houden.

Voorraden

Voorraadhouders van brandstoffen, zoals pompstations, hoeven het verschil in accijns over de voorraden niet bij te betalen. Hiervoor is een uitzondering op de wet van toepassing  verklaard.

Wanneer zijn inkomsten uit tijdelijke verhuur eigen woning belast?

By nieuws

Als u uw eigen woning of een deel ervan tijdelijk verhuurt, bijvoorbeeld via AirBnb, zijn de voordelen hiervan voor 70% belast in box 1. De rechtbank Noord-Holland heeft in een uitspraak duidelijk gemaakt welke voorwaarden hiervoor gelden en wanneer de woning u als hoofdverblijf ter beschikking staat.

Verhuur aanbouw

Woning

In de betreffende zaak had de eigenaar van een eigen woning deze uitgebreid met een aanbouw. Deze aanbouw werd tijdelijk verhuurd via Airbnb, hetgeen ruim € 2.600 aan huur had opgeleverd. De vraag was of deze inkomsten minus de kosten belast waren in box 1.

Is aanbouw deel van woning?

De rechtbank diende als eerste te oordelen over de vraag of de aanbouw als deel van de eigen woning kon worden gezien. Volgens de rechtbank was dit het geval, nu de aanbouw aan de woning was gebouwd en ook kadastraal daartoe behoorde. Dat de aanbouw een eigen ingang had en over eigen nutsvoorzieningen beschikte, deed niet ter zake.

Heeft het als hoofdverblijf ter beschikking gestaan?

De verhuurder was ook van mening dat het gastenverblijf hem niet ter beschikking stond, maar ook hierin ging de rechtbank niet mee. De eigenaar kon namelijk zelf beslissen of hij de aanbouw al dan niet verhuurde en kon, in de periodes dat de aanbouw niet verhuurd werd, zelf over de aanbouw beschikken. Dat de verhuurder de aanbouw zelf niet gebruikte, was niet van belang.

Tijdelijke terbeschikkingstelling?

De rechtbank oordeelde ten slotte dat er ook sprake was van tijdelijke terbeschikkingstelling. Daarvoor is namelijk bepalend dat de aanbouw na de verhuur weer ter beschikking van de eigenaar komt. Aangezien dit het geval was omdat de aanbouw alles bij elkaar slechts twee maanden was verhuurd, bleef de aanslag overeind en werd de inspecteur in het gelijk gesteld.

Verhuur opslagboxen niet per definitie btw-vrij

By nieuws

De verhuur van opslagboxen in een onroerende zaak is btw-vrijgesteld als deze verhuur kan worden aangemerkt als verhuur van een onroerende zaak. Dat verhuur van opslagboxen niet per definitie onder deze btw-vrijstelling valt, ontdekte een verhuurder van zogenaamde ‘boxx on wheels’.

Verhuur onroerende zaak

Sleutels

Voor verhuur van onroerende zaken geldt een btw-vrijstelling. Dit kan prettig zijn bij verhuur aan particulieren, maar de btw-vrijstelling betekent ook dat de verhuurder geen recht heeft op aftrek van de btw die betrekking heeft op de verhuur.

Let op! Dit kan betekenen dat de verhuurder wel met btw wil verhuren. Onder voorwaarden is het voor huurder en verhuurder mogelijk om te kiezen voor btw-belaste verhuur. Een van die voorwaarden is dat de huurder het gehuurde voor ten minste 90% (in sommige gevallen 70%) gebruikt voor met btw belaste prestaties. Bij verhuur aan particulieren is deze keuze dus niet mogelijk.

Verhuur opslagboxen btw-vrijgesteld

Vraag is of de verhuur van opslagboxen onder de btw-vrijstelling van de verhuur van onroerende zaken kan vallen. De Hoge Raad besliste in 2018 dat in de volgende casus de btw-vrijstelling in ieder geval wel van toepassing was:

In een afgebakend deel van een onroerende zaak zijn zeecontainers geplaatst op de begane grond en houten boxen op de eerste verdieping. De zeecontainers vormen de draagvloer voor de houten boxen en vormen dus een integrerend deel van de onroerende zaak. De zeecontainers en houten boxen worden verhuurd voor opslag. De verhuurder verricht ook nog andere diensten (onder meer permanente bewaking van het pand en het ter beschikking stellen van het gratis gebruik van transportwagentjes, een bestelbus of een aanhangwagen). Deze diensten zijn echter, naar het oordeel van Hof ’s-Hertogenbosch, van ondergeschikt belang bij de verhuur van de containers en boxen. Het hof oordeelt dan ook terecht dat sprake is van verhuur van (een deel van) een onroerende zaak, aldus de Hoge Raad. De verhuur is btw-vrijgesteld.

Verhuur boxx on wheels btw-belast

De verhuur van opslagboxen is echter niet per definitie btw vrijgesteld. In de volgende casus was hiervan naar het oordeel van Rechtbank Noord-Holland én Hof Amsterdam in ieder geval geen sprake:

In een opslagloods worden verplaatsbare houten kisten geplaatst. Een huurder bewaart de sleutel van de gehuurde box, maar heeft geen toegang tot de opslagloods waarin ook boxen van andere huurders staan. Na een afspraak kan de huurder op andere een plek waar de verhuurde de box plaatst, voor een korte periode in de box. Daarna plaatst de verhuurder de box weer terug in de opslagloods. Indien gewenst kan de huurder gebruikmaken van diverse aanvullende diensten die belast worden tegen 21% btw. De rechtbank en het hof oordelen dat de boxen niet een integrerend deel vormen van de opslagloods en daar niet blijvend zijn geplaatst. De huurder heeft weliswaar exclusief recht van toegang tot de box, maar niet tot het deel van de opslagloods waar de box normaal staat. Daarmee wordt geen onroerende zaak ter beschikking gesteld. Ook de bijkomende diensten die de verhuurder verleent, zijn niet bijkomstig, maar hebben een toegevoegde waarde van betekenis. De rechtbank en het hof oordelen dan ook dat geen sprake is van verhuur van (een deel van) een onroerende zaak. De verhuur is dus niet btw-vrijgesteld.

Let op! Of de verhuur van opslagboxen btw-vrijgesteld is of btw-belast, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Overleg met onze adviseurs wat dit betekent voor uw situatie.

Inkomsten hoofdzakelijk van één opdrachtgever: geen sprake van winst

By nieuws

Als ondernemers vrijwel hun gehele inkomen bij één opdrachtgever verdienen, is het onwaarschijnlijk dat er sprake is van winst uit onderneming. Dat er naast die opdrachtgever nog meerdere opdrachtgevers zijn, betekent nog niet dat er sprake is van een onderneming. Er bestaat dan ook geen recht op ondernemersfaciliteiten.

Vast maandbedrag

Mobiel

Bovenstaande conclusies volgen uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland. Een belastingplichtige trad voor een bedrijf op als personage en bedacht hieromtrent entertainment. Hij ontving hiervoor een vast maandbedrag en wilde dit aanmerken als winst uit onderneming. Volgens de inspecteur was er sprake van een dienstbetrekking.

Wanneer onderneming?

Volgens de rechtbank dient bij de beoordeling of sprake is van ondernemerschap onder andere te worden gekeken naar de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden, de grootte van de opbrengst, de winstverwachting, het lopen van ondernemersrisico, het streven naar continuïteit, de beschikbare tijd, de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheden wordt gegeven, het aantal opdrachtgevers en het spraakgebruik.

Let op! Dat er sprake is van winst uit onderneming, dient degene die dit claimt te bewijzen.

Inkomsten vrijwel geheel van één opdrachtgever

De rechtbank was het met de inspecteur eens dat er in de betreffende zaak geen sprake was van winst uit onderneming. Daarbij is van belang dat er weliswaar meerdere opdrachtgevers waren, maar dat het inkomen in de loop der jaren nagenoeg geheel dan wel hoofdzakelijk van één bedrijf afkomstig was. Over het geheel van de in geschil zijnde jaren bedroegen deze inkomsten zelfs meer dan 90%.

Subsidieregeling praktijkleren weer van start

By nieuws

De Subsidieregeling praktijkleren is in juni weer van start gegaan. U kunt deze subsidie aanvragen, wanneer u als werkgever een praktijk- of werkleerplaats aanbiedt om mensen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt. U kunt nu een aanvraag indienen voor het studiejaar 2022-2023.

Doelgroep Subsidieregeling praktijkleren

Personeel

De Subsidieregeling praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die u maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Dat geldt ook voor de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio).

De subsidieregeling is bedoeld voor:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel, dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Aanvraag indienen bij de RVO

U kunt bij de RVO nu een aanvraag indienen voor het studiejaar 2022-2023. Per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats kunt u een subsidie ontvangen van maximaal € 2.700. Niet elke opleiding, onderwijsvorm of leerweg komt in aanmerking voor de subsidieregeling. Voor de verschillende onderwijsvormen zijn verschillende voorwaarden geformuleerd. Deze staan op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daar dient u ook uw aanvraag in. 

Let op! De sluitingsdatum is 15 september 2023 (om 17.00 uur).

Traject

Alle op tijd ingediende aanvragen worden door de RVO behandeld. Wordt er meer subsidie aangevraagd dan beschikbaar is (per onderwijscategorie), dan wordt het budget per categorie verdeeld. Uiterlijk 30 december 2023 neemt de RVO een besluit over uw aanvraag. Vervolgens wordt het beschikbare budget verdeeld en wordt u een toekenningsbeschikking toegezonden.

Let op! Voor het indienen van de aanvraag is eHerkenning nodig (minimaal niveau 3 met machtiging RVO-diensten op niveau eH3).

Administratie bijhouden

Het is van belang dat u van elke leerling of student een praktijkleerovereenkomst heeft. Ook moet u over het jaar 2022-2023 een aanwezigheids- en begeleidingsregistratie hebben bijgehouden. Deze gegevens moet u kunnen verstrekken op het moment dat de RVO daarom vraagt. Er worden steekproefsgewijs controles uitgevoerd. 

Uurloongrenzen jeugd-LIV 2023 bekend

By nieuws

De uurloongrenzen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV) voor jongere werknemers voor 2023 zijn bekendgemaakt. Deze worden jaarlijks aangepast, zodra de minimumlooncijfers die per 1 juli gelden bekend zijn.

Criteria voor jeugd-LIV

Personeel

Heeft u in 2023 jongere werknemers in dienst die op 31 december 2022 18, 19 of 20 jaar oud waren? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor het jeugd-LIV. Daarvoor moet het gemiddelde uurloon van uw jongere werknemer in een kalenderjaar binnen bepaalde grenzen liggen. Deze uurlooncriteria worden jaarlijks in juli aangepast op basis van het gemiddelde minimumloon op 1 januari en 1 juli van het jaar. 

Uurloongrenzen in 2023

Leeftijd op 31 december 2022  Ondergrens  Bovengrens 
20 jaar  € 9,79  € 12,04 
19 jaar  € 7,34  € 10,89 
18 jaar  € 6,12  € 8,17 

Vast bedrag per verloond uur

Het jeugd-LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. In 2023 worden, net als in voorgaande jaren, de volgende bedragen gehanteerd:

Leeftijd op 31 december 2022  Bedrag per werknemer per verloond uur in 2023 Maximaal bedrag per werknemer in 2023
18 jaar  € 0,07 € 135,20
19 jaar  € 0,08 € 166,40
20 jaar  € 0,30 € 613,60

Juiste aangifte loonheffingen

Voor de berekening van het jeugd-LIV is het van belang dat de verloonde uren goed in de aangifte loonheffingen voor 2023 zijn ingevuld. Op basis van die aangifte loonheffingen wordt namelijk uw recht op jeugd-LIV bepaald. Het jeugd-LIV wordt altijd achteraf betaald. Uitbetaling van het jeugd-LIV over 2023 vindt dus pas plaats in de tweede helft van 2024.

Ondanks corona toch gebruikersheffing OZB bioscoop

By nieuws

De gebruiker van een bioscoopcomplex moet hiervoor toch de gebruikersheffing OZB betalen, ondanks dat de bioscoop vanwege corona tijdelijk niet gebruikt kon worden. Dit besliste Rechtbank Midden-Nederland onlangs. De uitspraak staat echter haaks op een eerdere uitspraak van Rechtbank Limburg.

Geen gebruik vanwege corona

Corona

De aanslag gebruikersheffing OZB betrof het jaar 2021. Op de toetsdatum van 1 januari 2021 was de bioscoop vanwege corona verplicht gesloten. Door de sluiting hoopte de overheid verspreiding van het virus te kunnen beteugelen.

Gebruikt of niet?

Voor de rechtbank draaide het in deze zaak met name om de vraag of het pand, ondanks de verplichte sluiting, toch gebruikt werd. De rechtbank vond van wel. De bioscoop kon weliswaar niet als zodanig geëxploiteerd worden, maar werd wel gebruikt voor de opslag van het meubilair en dergelijke. Bovendien werd het complex tijdens de sluiting onderhouden en gereinigd.

Rechters verschillen van mening

In bovengenoemde uitspraak van Rechtbank Limburg was het beperkte gebruik van de bioscoop voor de rechter juist onvoldoende om de aanslag gebruikersheffing op te kunnen leggen. Dat de bioscoop ter beschikking stond, was volgens deze rechtbank onvoldoende aangezien er geen alternatieve activiteiten in de bioscoop hadden plaatsgevonden of plaats hadden kunnen vinden.

Onduidelijkheid

De uitspraken zorgen voorlopig voor onduidelijkheid. Omdat tegen de uitspraak van Rechtbank Limburg al hoger beroep is ingesteld en tegen de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland waarschijnlijk ook hoger beroep wordt ingesteld,  kan duidelijkheid in deze zaken nog wel even op zich laten wachten.