Skip to main content
Category

nieuws

Vastleggen relatiebeding moet secuur

By nieuws

Alhoewel door de Hoge Raad is beoordeeld dat een relatiebeding onder de wettelijke bepaling van het concurrentiebeding valt, kan er soms toch discussie ontstaan over het verschil. Een voorbeeld.

Casus

Handtekening

Een werknemer ging werken bij een bedrijf dat gelieerd is aan een relatie van zijn voormalige werkgever. Die werkgever was van mening dat de werknemer daarmee het met hem overeengekomen relatiebeding overtrad. De kantonrechter zag dit anders.

Relatiebeding versus concurrentiebeding

De kantonrechter oordeelde dat een relatiebeding in het maatschappelijk verkeer een andere strekking heeft dan een concurrentiebeding in klassieke zin. Zo verbiedt het concurrentiebeding de werknemer om in dienst te treden bij een andere werkgever of als zelfstandige met de (ex)werkgever te concurreren. Een relatiebeding is een variant van het concurrentiebeding. Het verbiedt de werknemer in het algemeen om met relaties of ex-relaties van de werkgever zaken te doen.

Wat stond er in het relatiebeding?

De letterlijke tekst van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding strekte tot een verbod om zakelijk contact aan te gaan of te onderhouden met relaties van de werkgever. Niet tot een verbod om in dienst te treden bij een concurrerende onderneming.

Geen concurrentiebeding

De stellingname van de werkgever dat het aangaan van een arbeidsovereenkomst viel onder het aangaan van een zakelijk contact in de zin van het relatiebeding, werd door de kantonrechter gepareerd onder verwijzing naar het eerder uitgelegde verschil tussen beiden. Dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst door de werkgever aan de werknemer zou zijn uitgelegd dat het relatiebeding bedoelde te voorkomen dat de werknemer bij een concurrerende onderneming gaat werken, werd door de werknemer betwist. De werkgever leverde geen tegenbewijs, wat betekent dat de werknemer het relatiebeding niet heeft overtreden gelet op de letterlijke tekst van de bepaling in de arbeidsovereenkomst. Er wordt daarin immers niet gerept over een indiensttreding.

Geen verrekening

De werkgever had het loon over de maand oktober 2021 niet uitbetaald, maar dit verrekend met de contractuele boete op grond van overtreding van het relatiebeding. Nu dit niet aan de orde is, dient het salaris alsnog betaald te worden. 

Tip! Let bij het vormgeven van een relatiebeding goed op de formulering van de tekst. Realiseer u daarbij dat er een verschil bestaat tussen een concurrentiebeding dat ziet op indiensttreding en een relatiebeding dat ziet op het aangaan en onderhouden van contacten met voormalige relaties.

Wanneer is rechtsvertraging vanwege corona gerechtvaardigd?

By nieuws

Als u een belastinggeschil voor de rechter wilt uitvechten, staan hier vaste termijnen voor. Wanneer deze termijnen door de Belastingdienst of de rechtbank worden overschreden, heeft u recht op een schadevergoeding vanwege de hierdoor veroorzaakte spanning en frustratie.

Verlenging door corona?

Juridisch

Deze termijnen konden worden verlengd vanwege de coronacrisis. De Hoge Raad heeft onlangs bepaald wanneer dit het geval is.

Termijnen

De fiscale wetgeving bevat tal van termijnen. Op die manier wordt voorkomen dat u eindeloos moet wachten op antwoord van de inspecteur of behandeling van uw zaak voor de rechter. Bij overschrijding van de termijnen heeft u vaak recht op een schadevergoeding, die oploopt naarmate de termijn langer wordt overschreden.

Invloed corona?

In maart van dit jaar (2023) oordeelde de Hoge Raad over de vraag wanneer corona een vertragende factor kan zijn als een zaak voor de rechter wordt gebracht en wat hiervan het gevolg is. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had bij de behandeling van een hoger beroep geen schadevergoeding toegekend, hoewel de behandeling van deze zaak meer dan twee jaar had geduurd. Opmerkelijk, omdat normaal gesproken een hoger beroep binnen twee jaar moet zijn afgehandeld.

Hof: zes maanden verlenging geoorloofd

In genoemde zaak had het Hof geoordeeld dat een overschrijding van de termijn geoorloofd was. Er was een extra termijn van vier maanden toegepast vanwege de sluiting van gerechtsgebouwen door corona en een extra termijn van twee maanden voor het opnieuw inplannen van de rechtszaken.

Hoge Raad: corona niet altijd bijzondere omstandigheid

Volgens de Hoge Raad is dit onjuist. De gerechtsgebouwen waren vanwege corona alleen in de periode 17 maart tot en met 10 mei 2020 gesloten en bovenstaande zaak stond toen niet gepland. Alleen als een zaak in die periode gepland stond voor behandeling, is volgens de Hoge Raad een verlenging van de behandeltermijn op zijn plaats. Nu dit hier niet het geval was, was de termijn ten onrechte verlengd en had belastingplichtige recht op een schadevergoeding van € 500.

NOW versoepeld bij 100% overname

By nieuws

Als er sprake is van een 100% overname van een bedrijf, kunnen voor het recht op de NOW de regels met betrekking tot de omzet en loonsom worden versoepeld. In die situaties kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de omzet- en looncijfers van het overgenomen bedrijf.

Dit blijkt uit antwoord op Kamervragen.

Geen omzet- en looncijfers

Kantoor

Formeel heeft het overnemende bedrijf meestal geen recht op NOW, omdat er voor de referentieperiode geen omzet- en looncijfers beschikbaar zijn. De omzet- en looncijfers van het overgenomen bedrijf mogen hier immers niet voor worden gebruikt.

Uitzondering bij 100% overname

Omdat dit in de praktijk onbedoeld negatief kan uitwerken, stelt het UWV zich uitsluitend bij een 100% overname soepel op. Het UWV hanteert dan voor de NOW de omzet- en looncijfers van het overgenomen bedrijf. Een 100% overname betekent dat de bedrijfsactiviteiten en het personeelsbestand na overname ongewijzigd blijven, en dat alleen de eigenaar wijzigt.

Alleen via bezwaar

Omdat de uitvoering bij het UWV vergaand gedigitaliseerd is, kan alleen via bezwaar en eventueel beroep het recht op NOW bij een 100% overname verkregen worden. Men zal dan aan moeten tonen dat er voldaan wordt aan de eisen inzake een 100% overname. Lukt dit niet, dan wordt er geen NOW  toegekend.

Advieswijzer Transitievergoeding bij ontslag en overige vergoedingen 2023

By nieuws

Wilt u een arbeidsovereenkomst met een werknemer beëindigen? Dan bent u waarschijnlijk verplicht een transitievergoeding te betalen. Wanneer is dit het geval? Wat zijn de regels hieromtrent? En hoeveel bedraagt deze vergoeding?

Daarnaast komen in het arbeidsrecht nog diverse andere vergoedingen voor, zoals de aanzegvergoeding, de billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Ook daar zal kort bij stil worden gestaan.

Transitievergoeding

Euro

Wanneer moet u een transitievergoeding betalen?

Allereerst moet het initiatief om tot een einde van de arbeidsovereenkomst te komen bij u als werkgever liggen. Van beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is sprake bij:

  • opzegging door de werkgever na verkregen toestemming van het UWV;
  • ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechter;
  • opzegging door de werkgever met instemming van de werknemer (niet te verwarren met de beëindigingsovereenkomst);
  • het niet verlengen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst.

Wanneer geen transitievergoeding?

U bent geen transitievergoeding verschuldigd als de arbeidsovereenkomst eindigt:

  • voordat uw medewerker 18 jaar is geworden en uw medewerker gemiddeld niet meer dan 12 uur per week bij u heeft gewerkt (de hulpkrachten);
  • door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van uw medewerker;
  • als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van uw medewerker.

Ernstige verwijtbaarheid

De werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding bij ontslag wegens ernstige verwijtbaarheid van zijn kant. Denk hierbij aan zaken als diefstal, verduistering, bedrog, een vertrouwensbreuk, herhaaldelijk verzuim ten aanzien van controlevoorschriften bij ziekte, veelvuldig te laat komen of op oneigenlijke wijze proberen om productiecijfers gunstiger voor te stellen.

Let op! Is sprake van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever, dan heeft de werknemer wél recht op een transitievergoeding en mogelijk ook op een door de rechter te bepalen billijke vergoeding. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij discriminatie, (seksuele) intimidatie door de werkgever of grove veronachtzaming van re-integratieverplichtingen.

De transitievergoeding is evenmin verschuldigd als:

  • u in staat van faillissement bent verklaard;
  • aan u surseance van betaling is verleend;
  • op u de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Wsnp) van toepassing is.

Hiermee wordt ook voorkomen dat het UWV, dat in dergelijke situaties op grond van de loongarantieregeling – zoals geregeld in de Werkloosheidswet – de betalingsverplichting van de werkgever overneemt, gehouden is deze transitievergoedingen nog uit te betalen. Bij een doorstart na een faillissement is de opvolgend werkgever wel gehouden de dienstjaren voorafgaand aan het faillissement mee te tellen bij de bepaling van de transitievergoeding.

Ook geen recht op transitievergoeding bij inkomensachteruitgang door herplaatsing

In de SIPOR-beschikking van april 2020 heeft de Hoge Raad bepaald dat er geen recht is op een gedeeltelijke transitievergoeding bij een inkomensachteruitgang door herplaatsing in een functie met een lager salaris. Herplaatsing in een andere functie kan niet worden gelijkgesteld aan gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Een vermindering van salaris die het gevolg is van herplaatsing geeft dan ook geen recht op een transitievergoeding.

Berekening van de transitievergoeding

De vergoeding bedraagt vanaf 2020 1/3 maandsalaris per dienstjaar.
Bij onvolledige dienstjaren wordt de vergoeding naar rato berekend. De formule voor de berekening luidt aldus: (brutosalaris/loon per maand) × ((1/3 loon per maand)/12).
De vergoeding mag in 2023 maximaal € 89.000 bruto bedragen of één jaarsalaris als dat hoger is. Eerstgenoemde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Bij ernstige verwijtbaarheid van de werkgever aan het ontslag kan de kantonrechter nog een (aanvullende) billijke vergoeding toekennen aan de werknemer.

Tip! Op rekenhulptransitievergoeding.nl kunt u in een aantal stappen bepalen of er recht is op een transitievergoeding en wat de hoogte ervan is.

Voorbeeld

Een werknemer heeft een bruto all-insalaris van € 3.000 en heeft recht op een transitievergoeding. Hij heeft een dienstverband van 9 jaar en 4 maanden dat door de werkgever wordt beëindigd per 1 juli 2022. De berekening van de transitievergoeding gaat als volgt:
9 × (1/3 × € 3.000) = € 9.000
(€ 12.000/€ 3.000) × (€ 1.000/12) = 4 × € 83,33 = € 333,33
Totaal: € 9.000 + € 333,33 = € 9.333,33

Let op! Bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding tellen alleen de periodes mee dat een werknemer feitelijk heeft gewerkt.

Let op! Als de rechter de arbeidsovereenkomst ontbindt op grond van de zogeheten cumulatiegrond – ook wel de i-grond genoemd – kan hij de transitievergoeding verhogen met maximaal 50%. Dit kan naast de al bestaande mogelijkheid een billijke vergoeding toe te kennen. Het gaat hier om een aanvullende vergoeding boven op de wettelijke transitievergoeding.

Wat zijn vaste en variabele looncomponenten?

Vaste looncomponenten zijn componenten die niet afhankelijk zijn van het functioneren van de werknemer of van het resultaat van de onderneming, zoals de ploegentoeslag en de overwerkvergoeding. Het is niet van belang of deze een structureel karakter hebben. Variabele looncomponenten daarentegen zijn componenten die wel afhankelijk zijn van het resultaat van de onderneming en/of de prestaties van de werknemer. Denk aan bonussen, winstuitkeringen en eindejaarsuitkeringen. Deze tellen alleen mee als ze zijn overeengekomen. 

Let op! Variabele looncomponenten die niet zijn overeengekomen, bijvoorbeeld een gratificatie, tellen dus niet mee.

Wat mag u in mindering brengen?

Op de te betalen transitievergoeding mag u in mindering brengen:

  • een eventueel eerder betaalde transitievergoeding bij beëindiging van een voorafgaande arbeidsovereenkomst;
  • transitiekosten – zoals outplacementkosten – en het loon over de verlengde opzegtermijn, mits de werknemer gedurende deze termijn is vrijgesteld van werk;
  • inzetbaarheidskosten, zoals kosten voor opleidingen die niet specifiek gericht zijn op de functie van de werknemer, maar diens bredere inzetbaarheid binnen dan wel buiten de organisatie bevorderen, mits dit vooraf schriftelijk met de werknemer is overeengekomen.

Let op! Bij opvolgend werkgeverschap mag u de door uw rechtsvoorganger gemaakte inzetbaarheidskosten niet in mindering brengen op de transitievergoeding.

Let op! Kosten die worden gemaakt voor het vervullen van de huidige functie van de werknemer mogen niet in mindering worden gebracht.

De transitievergoeding kwalificeert als loon uit vroegere dienstbetrekking waarop de groene tabel van toepassing is. Dit houdt in dat er geen rekening is gehouden met de arbeidskorting, omdat deze is bedoeld voor werkenden.

Slapende dienstverbanden

U moet de transitievergoeding ook betalen als u het dienstverband na twee jaar ziekte wilt beëindigen en ontslag aanvraagt bij het UWV. Werkgevers houden soms een dienstverband ‘slapend’ om geen transitievergoeding te hoeven betalen bij ontslag van een zieke werknemer.

De Hoge Raad heeft begin november 2019 in de Xella-beschikking bepaald dat bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid als uitgangspunt geldt dat een werkgever op grond van het goed werkgeverschap gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.

Uitzonderingen op standpunt Hoge Raad

Op dit uitgangspunt wordt een uitzondering gemaakt als de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Een dergelijk belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Ook als de werkgever aannemelijk maakt dat de voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat betaling aan de werknemer in termijnen plaatsvindt. Voor de hoogte van de vergoeding dient niet te worden aangesloten bij de hoogte van het bedrag dat de werkgever door de compensatieregeling op het UWV kan verhalen.

De pro-rato-transitievergoeding: wat is dit en wanneer geldt deze?

Op grond van de Kolom-beschikking van september 2018 van de Hoge Raad bestaat er recht op een pro-rato-transitievergoeding bij een substantiële en structurele vermindering van de arbeidsduur. Het gaat hierbij om een vermindering van de arbeidsduur met minimaal 20% die – naar het zich laat aanzien – blijvend zal zijn. Als de arbeidsovereenkomst is aangepast en voldaan wordt aan genoemde voorwaarden, bestaat er recht op een pro-rato-transitievergoeding waarvoor een tegemoetkoming van het UWV kan worden ontvangen.

Tegemoetkoming transitievergoeding

Als er sprake is van het uitbetalen van een transitievergoeding in verband met een beëindiging van het dienstverband vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid (na het verstrijken van het opzegverbod van twee jaar of langer) kunt u als werkgever in aanmerking komen voor compensatie door het UWV van de uitbetaalde transitievergoeding.

Let op! Er vindt door het UWV geen compensatie plaats over de periode dat u het dienstverband bewust slapend heeft gehouden.

Aanvraag tegemoetkoming indienen

U kunt een digitale aanvraag indienen via het werkgeversportaal bij het UWV. U heeft daarvoor eHerkenning nodig. De dienst is te vinden onder ‘indienen ontslagaanvraag’.
Het UWV zal uw aanvraag streng controleren. Aan de hand van nadere bewijsstukken gaat het UWV het volgende na:

  • het recht op,
  • de hoogte van en
  • de berekening van en de betaling van de transitievergoeding.

Het UWV heeft daarvoor diverse stukken van u nodig, zoals een bewijs van het bestaan van een arbeidsovereenkomst, een bewijs van het einde van de arbeidsovereenkomst wegens ziekte (opzeggingsbrief, beëindigingsovereenkomst, beschikking kantonrechter), een bewijs van de hoogte van de transitievergoeding en een bewijs van betaling van deze vergoeding (bankafschrift). U moet de transitievergoeding immers wel voorschieten. Bij de betaling van winstuitkeringen en bonussen is soms aanvullende documentatie nodig.

Compensatie diepslapers

Er ontstond discussie of er recht bestond op compensatie van de transitievergoeding bij ‘diepslapers’. Bij diepslapers is de wachttijd verstreken vóór 1 juli 2015 alsmede de ontslagmogelijkheid. Daarnaast kennen we semidiepslapers en verlate slapers. Bij semidiepslapers is de wachttijd weliswaar verstreken vóór 1 juli 2015, maar is de ontslagbevoegdheid pas na 1 juli 2015 ontstaan en bij verlate slapers is de wachttijd wegens een verlengde loondoorbetalingsverplichting pas na 1 juli 2015 gelegen. 

De Centrale Raad van Beroep heeft inmiddels geoordeeld dat óók voor diepslapers en semidiepslapers recht op compensatie van de betaalde transitievergoeding kan bestaan (mits ook aan de overige voorwaarden is voldaan), nu slechts van belang is of de werkgever de arbeidsovereenkomst op of ná 1 juli 2015 heeft beëindigd. Niet van belang is of de bevoegdheid tot beëindiging voor, op of na die datum is ontstaan. 

De Hoge Raad heeft daarnaast bepaald dat werkgevers óók bij semidiepslapers en diepslapers gehouden zijn mee te werken aan een verzoek van de werknemer tot beëindiging van het slapend dienstverband onder toekenning van de transitievergoeding, mits het verzoek is ingediend op of ná 20 juli 2018 (Xella-beschikking).

Let op! Het is niet mogelijk een finale kwijting als voorwaarde aan de Xella-vergoeding te verbinden. De Hoge Raad heeft begin 2022 overwogen dat de werkgever niet als een goed werkgever handelt indien hij slechts bereid is een voorstel tot beëindiging van het dienstverband te aanvaarden op voorwaarde dat de werknemer hem finale kwijting verleent voor mogelijke andere aanspraken.

Compensatieregeling bij pensionering en overlijden

U kunt als u een kleine werkgever bent, in aanmerking komen voor een compensatie van de uitbetaalde transitievergoedingen aan uw werknemers indien sprake is van pensionering dan wel overlijden. U bent een kleine werkgever indien u op 1 januari in het jaar van de beëindiging minder dan 25 werknemers in dienst heeft. Voor de berekening van het aantal werknemers is het niet van belang of de werknemer een tijdelijk of een vast contract heeft. 

Compensatie kan worden verstrekt voor vergoedingen die u als werkgever verschuldigd was:

  • in verband met het eindigen van arbeidsovereenkomsten in de zes maanden voorafgaand aan het verzoek om de toestemming voor opzegging of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
  • in verband met het eindigen van arbeidsovereenkomsten in de negen maanden na de verleende toestemming of inwilliging van het verzoek om ontbinding.

Let op! Er wordt momenteel nog gewerkt aan een compensatieregeling in verband met bedrijfsbeëindiging wegens ziekte of gebreken. Deze regeling zal niet eerder in werking treden dan 1 januari 2024.

Overige vergoedingen

De aanzegvergoeding

U bent verplicht om een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd van zes maanden of langer minimaal één maand voor afloop van het tijdelijke contract (schriftelijk) te laten weten of u het contract gaat verlengen of niet. Als u het contract verlengt, moet u tevens aangeven wat de voorwaarden zijn op basis waarvan de verlenging plaatsvindt. Dit staat bekend als de aanzegging. Als u geen aanzegtermijn in acht neemt, bent u een aanzegvergoeding verschuldigd.

Let op! Een mondeling aanzegging volstaat dus niet.

Deze aanzegvergoeding bedraagt één kaal brutomaandsalaris: dus een maandsalaris zonder vaste emolumenten als een vakantiebijslag of een eindejaarsuitkering. Bij een te late aanzegging is een pro-ratovergoeding verschuldigd. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding is de laatste maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst bepalend. Als deze maand 31 dagen telt en u als werkgever bijvoorbeeld twee dagen te laat aanzegt, bent u een vergoeding verschuldigd van 2/31ste van het loon. Als de maand 28 dagen telt, betreft de vergoeding 2/28ste deel daarvan.

Let op! De aanzegvergoeding is niet verschuldigd bij betalingsonmacht, zoals een faillissement, surseance van betaling of toepassing van de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Dit betekent dat de vergoeding niet valt onder de loongarantieregeling van de WW, zodat het UWV deze vergoeding niet verschuldigd is bij betalingsonmacht van de werkgever. De aanzegvergoeding wordt beschouwd als loon uit vroegere dienstbetrekking waarop de groene tabel van toepassing is. Dit betekent dat er geen arbeidskorting geldt en dat er geen premies werknemersverzekeringen hoeven te worden afgedragen.

Gefixeerde schadevergoeding

Het niet in acht nemen van de juiste opzegtermijn, waardoor de arbeidsrelatie te vroeg eindigt – we spreken dan van een onregelmatige opzegging –, leidt tot de verplichting het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn te vergoeden. Het is niet van belang of de werknemer ook feitelijk schade lijdt. Het gaat om een gefixeerde schadevergoeding. Conversie, dat wil zeggen omzetting van een onregelmatige in een regelmatige opzegging, is niet mogelijk.

Billijke vergoeding

Een billijke vergoeding kan alleen door de rechter worden toegekend. Dit kan aan de orde zijn bij ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever. Bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van u als werkgever kan gedacht worden aan zaken als:

  • seksuele intimidatie;
  • discriminatie;
  • veronachtzamen re-integratieverplichtingen;
  • onvoldoende zorg voor arbeidsomstandigheden;
  • het opgeven van een valse ontslaggrond;
  • dringende redenen;
  • een verstoorde arbeidsverhouding, omdat aan de werknemer nauwelijks tot geen verbetertraject is aangeboden. 

Er geldt geen limiet wat betreft de hoogte van deze billijke vergoeding. Wel is het bedoeld als een ‘muizengaatje’, waar rechters maar zeer restrictief gebruik van mogen maken. Ook kan de billijke vergoeding in bepaalde andere situaties van toepassing zijn.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Belastingdienst houdt box 3 bezwaren aan

By nieuws

Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting met een box 3-heffing? Laat dan beoordelen of bezwaar maken zinvol is. In afwachting van duidelijkheid van de staatssecretaris over de aanpak van dit soort bezwaren, houdt de Belastingdienst deze momenteel aan.

Automatisch rechtsherstel

Rekenmachine

De Belastingdienst legt op dit moment volop definitieve aanslagen inkomstenbelasting op waarin box 3-inkomen is opgenomen. Dit betreft aanslagen over de jaren tot en met 2021. Later dit jaar volgen ook de aanslagen over 2022.

Bij het opleggen van de aanslagen vergelijkt de Belastingdienst het box 3-inkomen berekend volgens de wet met het box 3-inkomen berekend volgens het rechtsherstel. Met de laagste uitkomst van deze twee wordt in uw definitieve aanslag inkomstenbelasting gerekend. Op die manier wordt het rechtsherstel automatisch toegepast.

Beoordelen van de aanslagen is belangrijk!

Het beoordelen van de definitieve aanslagen inkomstenbelasting is belangrijk. Zo kan uw werkelijke behaalde rendement bijvoorbeeld (sterk) afwijken van het door de Belastingdienst berekende box 3-inkomen. En soms kan een andere verdeling van het box 3-inkomen tussen u en uw partner tot een gunstiger resultaat leiden. Laat uw definitieve aanslagen daarom altijd beoordelen. Doe dit wel snel, u heeft namelijk vanaf de dagtekening van de aanslag maar zes weken om een bezwaar in te dienen.

Aanhouden box 3-bezwaren

Als u bezwaar tegen box 3 betreffende de jaren 2017 tot en met 2021 maakt, dan doet de Belastingdienst momenteel geen uitspraak op bezwaar. In afwachting van duidelijkheid van de staatssecretaris over de aanpak van de bezwaren tegen box 3, houdt de Belastingdienst deze aan.

Let op! Dat geldt niet als u in uw bezwaar ook in verweer komt tegen ander zaken dan box 3.

Pro forma bezwaar

Als de tijd te kort is om nog een gemotiveerd bezwaar in te dienen, kan ook een zogenaamd pro-forma bezwaar worden ingediend. Een dergelijk bezwaar wordt wel op tijd ingediend (dat wil zeggen binnen zes weken), maar hierin wordt om uitstel gevraagd voor de motivatie van het bezwaar.

De Belastingdienst houdt deze pro forma bezwaren niet aan, maar zal vragen om een nadere motivering. Die motivering kan vooralsnog summier, maar moet in ieder geval uw vermogenscategorieën en uw soorten vermogen bevatten. Uiteraard kunnen wij u daarbij van dienst zijn.

Vragen?

Heeft u vragen over uw eigen specifieke situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Geen belastingkorting zonder beschikking verlies uit aanmerkelijk belang

By nieuws

Als u verlies uit aanmerkelijk belang lijdt, kunt u dit gedurende een bepaalde periode verrekenen met winsten uit aanmerkelijk belang. Heeft u echter geen aanmerkelijk belang meer, dan kunt u verzoeken uw verlies om te zetten in een belastingkorting. Daarvoor is wel vereist dat uw verlies uit aanmerkelijk belang bij beschikking is vastgesteld.

Verlies uit aanmerkelijk belang

Rekenmachine

U kunt bijvoorbeeld verlies uit aanmerkelijk belang lijden, als u een deel van uw aandelen onder de verkrijgingsprijs verkoopt. Verkoopt u later een deel weer met winst of keert de bv dividend uit, dan kunt u hiermee het verlies verrekenen. Heeft u geen aanmerkelijk belang meer, dan kan het verlies omgezet worden in een belastingkorting die u kunt verrekenen met inkomsten in box 1.

Let op! Als u aandelen of winstbewijzen vervreemdt, maar daarna nog voor 90% of meer belang bij de activiteiten van de bv behoudt, wordt er geen verlies in aanmerking genomen. Hetzelfde geldt als u een deel van uw aandelen of winstbewijzen vervreemdt aan uw fiscale partner of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn. In beide gevallen wordt dit niet in aanmerking genomen verlies bij uw verkrijgingsprijs van uw aandelen opgeteld, zodat het bij latere verkoop van aandelen alsnog in aanmerking kan worden genomen.

Vaststellen verlies

Het verlies moet bij beschikking worden vastgesteld. U moet dus ook zelf uw verlies uit aanmerkelijk belang berekenen en aangeven in uw aangifte inkomstenbelasting. Het verlies wordt dan vermeld op uw aanslag.

Let op! Verliezen vanaf het jaar 2019 zijn slechts verrekenbaar met de winst uit aanmerkelijk belang van het voorafgaande jaar of van zes, op het verliesjaar, volgende jaren.

Belastingkorting

Als u geen aanmerkelijk belang meer heeft, valt er ook geen verlies uit aanmerkelijk belang meer te verrekenen. Als u dit niet verloren wilt laten gaan, kunt u verzoeken het om te zetten in een belastingkorting. De belastingkorting bedraagt dit jaar (2023) 26,9% van het verlies.

Geen beschikking dus geen korting

In een zaak die onlangs speelde voor het Hof Arnhem-Leeuwarden, moest het Hof zich uitspreken over de vraag of een beschikking nodig is om een verlies uit aanmerkelijk belang om te kunnen zetten in een belastingkorting. Rechtbank Noord-Nederland had geoordeeld dat een beschikking niet nodig was. Het Hof kwam echter tot de conclusie dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat een beschikking wel vereist is.

Advieswijzer Consequenties wet voorspelbare en transparante arbeidsvoorwaarden 2023

By nieuws

Vanaf 1 augustus 2022 gelden gewijzigde arbeidsrechtelijke regels. Dit is het gevolg van de implementatie van de wet die de Europese Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de wet moet implementeren. In deze advieswijzer gaan we nader in op wat dat voor u als werkgever betekent en waar u op moet letten.

Wij gaan in op:

  • Studiekostenbeding
  • Loondoorbetalingsverplichting bij oproepkrachten
  • Verbod nevenactiviteitenbeding
  • Uitbreiding informatieverplichting
  • Nieuwe opzegverboden
  • Verzoek meer voorspelbare arbeidsvoorwaarden

Studiekostenbeding

Handen schudden

Vanaf augustus 2022 is het in veel gevallen niet langer mogelijk een studiekostenbeding met een werknemer overeen te komen, inhoudende dat bij een voortijdig vertrek de werknemer gehouden is een deel van de gemaakte studiekosten terug te betalen. Voor wettelijke en bij cao verplicht door u als werkgever te verstrekken opleidingen mag geen terugbetalingsbeding worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Als een dergelijke bepaling toch in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, is deze nietig.

U bent wettelijk verplicht scholing aan de werknemer aan te bieden die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan scholing ter voorkoming van disfunctioneren van de werknemer. Ook valt te denken aan scholing die voortzetting van de arbeidsovereenkomst mogelijk maakt in het geval de functie van de werknemer komt te vervallen als gevolg van bijvoorbeeld een reorganisatie.

Er bestaat een lijst van zogeheten gereglementeerde beroepen, waarin uiteenlopende beroepen staan, zoals registerloods, deskundige asbestverwijderaar, duiker, beëdigd tolk, sportarts of fysiotherapeut. Als het beroep van de werknemer op de lijst staat, is een studiekostenbeding nog mogelijk, tenzij de betreffende opleiding voor die functie alsnog in een cao verplicht wordt gesteld. In die laatste situatie is een studiekostenbeding niet langer geldig.

Loondoorbetalingsverplichting bij oproepkrachten

Vanaf 1 augustus 2022 is sprake van een aanvullende verplichting voor werkgevers van oproepkrachten, die werken op basis van arbeidsovereenkomsten waarbij de tijdstippen waarop arbeid moet worden verricht geheel of grotendeels onvoorspelbaar zijn.

Is het merendeel van de uren onvoorspelbaar, dan kunt u de werknemer alleen verplichten om te werken op de uren waarvan u de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk heeft medegedeeld:

  • dat de te verrichten uren variabel zijn;
  • wat het gewaarborgde aantal betaalde uren is;
  • wat het loon is voor de uren boven de gewaarborgde uren;
  • wat de dagen en uren zijn waarop de werknemer kan worden verplicht om te werken (referentie-uren en -dagen);
  • wat de termijnen zijn waarop een werknemer kan worden opgeroepen (bij een oproepcontract zal dit vier dagen zijn).

Let op! U moet dus in die situatie expliciet in de arbeidsovereenkomst opnemen op welke dagen en tijdstippen de werknemer kan worden opgeroepen, om zodoende te voorkomen dat een werknemer de oproep mag weigeren.

Verbod nevenactiviteitenbeding

Vanaf 1 augustus 2022 mag u als werkgever uw werknemer als hoofdregel niet meer verbieden buiten zijn werkrooster voor een andere werkgever te werken. Een verbod is alleen gerechtvaardigd als u een objectieve rechtvaardigingsgrond kunt aanwijzen. Onder een objectieve rechtvaardigingsgrond wordt volgens de parlementaire behandeling verstaan:

  • Gezondheid en veiligheid;
  • Bescherming van vertrouwelijkheid en bedrijfsinformatie;
  • Integriteit van overheidsdiensten;
  • Vermijden van belangenconflicten.

Bij een objectieve rechtvaardigingsgrond moet getoetst worden of het verbieden van de nevenwerkzaamheden doelmatig (passend en geschikt) en noodzakelijk (proportioneel) is om het zwaarwegende belang van de werkgever te beschermen. Daarbij worden – anders dan bij het lichtere criterium ‘zwaarwegend bedrijfsbelang’ – ook de belangen van de werknemer meegewogen. Beoordeeld moet worden of uw belang dusdanig is dat het belang van de werknemer om elders te kunnen werken daarvoor moet wijken.

Genoemde objectieve redenen hoeven niet in de arbeidsovereenkomst te worden opgenomen. Pas op het moment dat er een beroep wordt gedaan op het nevenactiviteitenbeding moeten de objectieve redenen worden onderbouwd.

Tip! U kunt een beding in de arbeidsovereenkomst opnemen waarin u aangeeft dat de werknemer gehouden is vooraf nevenactiviteiten te melden, waarbij u dan kunt aangeven of u hiervoor toestemming verleent.

De werknemer heeft immers op grond van de Arbeidstijdenwet ook een verplichting om nevenactiviteiten te melden.

Uitbreiding informatieverplichting

U bent als werkgever verplicht na indiensttreding aan uw werknemer een schriftelijke of elektronische opgave uit te reiken waarop onder andere de volgende zaken vermeld staan:

a. naam en woonplaats partijen;
b. de plaats(en) waar de werkzaamheden verricht worden, bij het ontbreken van een vaste werkplek de vermelding dat op wisselende plaatsen kan worden gewerkt;
c. de functie van de werknemer of de aard van zijn arbeid;
d. het tijdstip van indiensttreding;
e. de duur van de arbeidsovereenkomst als deze is aangegaan voor bepaalde tijd;
f. het recht op vakantie of de wijze van berekening van het recht alsmede het recht op andere verlofvormen;
g. de duur van door partijen in acht te nemen opzegtermijnen of de wijze van berekening van deze termijnen alsmede de procedure en vereisten voor opzegging voor werkgever en werknemer;
h. het loon en de termijn van uitbetaling en, indien afhankelijk van de te verrichten arbeid, de per dag aan te bieden arbeid, prijs per stuk en tijd gemoeid met de uitvoering alsmede het aanvangsbedrag van het loon, de afzonderlijke bestanddelen, wijze en frequentie van uitbetalen;
i. de gebruikelijke arbeidsduur;
j. de eventuele deelname van de werknemer aan een pensioenregeling;
k. indien langer dan vier weken buiten Nederland werkzaam: de duur, huisvesting, sociale zekerheid, geldsoort van betaling, eventuele vergoedingen en wijze van terugkeer;
l. de eventuele toepasselijkheid van een cao op de arbeidsrelatie;
m. of sprake is van een uitzendovereenkomst;
n. of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan;
o. of sprake is van een oproepovereenkomst;
p. indien sprake is van een uitzendovereenkomst: de identiteit van de inlenende onderneming;
q. duur en voorwaarden van de proeftijd;
r. het door u geboden recht op scholing (indien van toepassing);
s. identiteit sociale zekerheidsinstellingen (in Nederland is dat UWV, behoudens eventuele aanvullende verzekeringen).

Deze essentiële informatie moet als hoofdregel binnen één week na de eerste werkdag worden verstrekt. De volgende, minder essentiële zaken dienen binnen een maand na de eerste werkdag dan wel uiterlijk als de arbeidsovereenkomst eindigt, te worden verstrekt:

  • Recht op en berekening van vakantie en verlof;
  • Duur en berekening opzegtermijn en geldende ontslagprocedure voor werkgever en werknemer;
  • Eventuele deelname werknemer aan pensioenregeling;
  • Eventuele toepasselijkheid cao;
  • Of sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
  • Of sprake is van een oproepovereenkomst;
  • Eventuele rechten van de werknemer op scholing;
  • Identiteit sociale zekerheidsinstellingen.

Wat betreft punt i dient een onderscheid gemaakt te worden in voorspelbare en onvoorspelbare arbeidsvoorwaarden. Bij voorspelbare arbeidsvoorwaarden moet u de volgende informatie geven:

  • de normale dagelijkse/wekelijkse arbeidsduur;
  • de regelingen voor arbeid buiten de normale arbeidsduur;
  • het loon voor werk buiten de normale arbeidsduur;
  • regelingen voor wisselingen van diensten.

Bij onvoorspelbare arbeidsvoorwaarden moet u de volgende informatie geven:

  • het beginsel dat werktijden variabel zijn;
  • het aantal gewaarborgde betaalde uren;
  • het loon voor arbeid boven de gewaarborgde uren;
  • dagen en uren waarop de werknemer verplicht kan worden te werken;
  • termijnen voor de oproep van de arbeid.

Bij wijziging van genoemde arbeidsvoorwaarden moet u de werknemer uiterlijk op de dag dat de wijziging ingaat, daarover informeren.

Voor zover de gegevens genoemd onder a tot en met j, n, o en p al zijn vermeld in een schriftelijke arbeidsovereenkomst, kan vermelding achterwege blijven.  Aanvullende gegevens moet u verstrekken of aanvullen binnen een maand na een daartoe strekkend verzoek van de werknemer.

Tip! Bij zaken als de duur en berekening van de proeftijd, de opzegtermijnen en het recht op vakantie kan verwezen worden naar een eventuele toepasselijke cao dan wel naar titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek waar dergelijke zaken te vinden zijn. Wat betreft de verschillende verlofregelingen kan eveneens naar een eventuele toepasselijke cao worden verwezen dan wel naar de Wet arbeid en zorg.

Let op! Een elektronische opgave mag alleen met toestemming van de werknemer worden verstrekt, waarbij tevens geldt dat deze voorzien moet zijn van een elektronische handtekening.

Niet naleven informatieplicht

Als u als werkgever, ondanks een verzoek daartoe van de werknemer, niet binnen de wettelijke termijn de verplichte informatie aan de werknemer beschikbaar heeft gesteld, kan de werknemer dat alsnog via de rechter afdwingen. Als u niet of niet tijdig de verplichte informatie heeft verstrekt en de werknemer lijdt daardoor schade, dan bent u verplicht deze schade te vergoeden.

Nieuwe opzegverboden

Voor werknemers die een beroep doen op hun rechten op grond van deze wetgeving, geldt er een opzegverbod. Het gaat om de volgende opzegverboden:

  • Tijdens een door wet, cao of individuele werkgever verplichte scholing mag u de werknemer niet ontslaan. 
  • U mag een werknemer alleen ontslaan op grond van het verrichten van nevenwerkzaamheden als u een beroep op een nevenwerkzaamhedenbeding objectief kunt onderbouwen.
  • U kunt een oproepkracht niet ontslaan als deze weigert buiten de afgesproken, voorspelbare tijden te komen werken.
  • Een aanvraag van een werknemer voor meer voorspelbaar werk en zekere arbeidsvoorwaarden op basis de Wfw mag geen reden zijn voor ontslag. 
  • U mag de werknemer niet ontslaan indien deze verzoekt om informatie die u hem had moeten geven. 
  • Tot slot mag u een werknemer niet ontslaan als deze verzoekt om informatie over arbeidsvoorwaarden bij detachering naar een ander EU-land. 

Tevens geldt er een benadelingsverbod, wat betekent dat u een werknemer niet in een nadeligere positie mag plaatsen als deze een beroep doet op zijn rechten op grond van deze wetgeving. Denk bij benadeling aan zaken als het bieden van minder promotiekansen, het niet meer oproepen voor werk et cetera.

Verzoek meer voorspelbare arbeidsvoorwaarden

Een werknemer mag zijn werkgever vanaf 1 augustus 2022 verzoeken om een vorm van meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden. Denk hierbij aan een werknemer die op wisselende uren werkt en daardoor een fluctuerend inkomen heeft. In die situatie kan de werknemer verzoeken om een meer voorspelbare invulling van de te werken uren.

Een werknemer mag een dergelijk verzoek doen als hij op de gewenste ingangsdatum 26 weken in dienst is. Heeft u 10 of meer werknemers in dienst, dan moet u als werkgever binnen een maand schriftelijk en gemotiveerd beslissen op een dergelijk verzoek. Heeft u minder dan 10 werknemers in dienst, dan heeft u hiervoor drie maanden de tijd. Beslist u als werkgever niet tijdig op het verzoek, dan wordt de arbeid conform het verzoek van de werknemer aangepast. Dit betekent dat een werknemer met een nulurencontract u kan verzoeken om een vaste omvang van 15 uur in de week. Reageert u hier niet tijdig schriftelijk en gemotiveerd op, dan wordt het nulurencontract omgezet in een contract voor 15 uur per week.

Uw beoordelingskader als werkgever is niet zo strikt of beperkt als bij een verzoek om de arbeidsduur aan te passen. Bij een verzoek om meer transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden heeft u namelijk alleen een ‘duty to consider’. Er geldt geen norm en er zijn geen criteria waaraan het verzoek moet worden getoetst. Dit geeft u de vrijheid het verzoek af te wegen, waarbij u het ook onderbouwd kunt afwijzen.

Een werknemer mag een dergelijk verzoek, behoudens onvoorziene omstandigheden, maar één keer per jaar indienen.

De bepaling geldt overigens niet voor huishoudelijk personeel dat op minder dan vier dagen per week werkzaam is ten behoeve van een natuurlijk persoon.

Let op! Als u nalaat in actie te komen, dan wordt het verzoek van de werknemer geacht te zijn toegewezen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Nieuwe maatregelen voor de arbeidsmarkt

By nieuws

Minister van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een pakket aan maatregelen gepresenteerd om de arbeidsmarkt vlot te trekken. Het pakket is bedoeld om werkenden meer inkomenszekerheid te bieden en om ondernemers meer flexibiliteit te geven. Zelfstandigen moeten zich bij tegenslag beter beschermd weten.

Zekerheid voor werkenden

Handen wassen

Het vaste contract moet weer de norm worden. Dit betekent onder meer dat nulurencontracten worden verboden. Werknemers met een oproepcontract dienen een vast basiscontract te krijgen voor het aantal uren waarvoor ze ten minste standaard worden ingeroosterd. Dit moet hun een stuk zekerheid gaan bieden. Ook uitzendkrachten krijgen dan sneller een contract met meer zekerheid.

Onderbrekingstermijn naar vijf jaar

De onderbrekingstermijn na drie tijdelijke contracten wordt opgerekt van zes maanden naar vijf jaar. Pas na vijf jaar mag de werkgever een nieuw contract aanbieden. Draaideurconstructies worden hierdoor een halt toegeroepen.

Verplichte AOV

Zelfstandigen krijgen te maken met een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het kabinet verkent de mogelijkheid van een ‘opt-out’. Dat wil zeggen de optie om uit de publieke verzekering te stappen als de zelfstandige een private verzekering afsluit met ten minste dezelfde dekking en premie als de publieke variant. Het doel van de opt-out is dat zelfstandigen de keuze hebben om zelf te bepalen welke verzekering voor hen passend is, zodat deze tegemoetkomt aan de verzekeringsbehoefte die de zelfstandige heeft.

Verlenging IOW

De Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) wordt nogmaals met een periode van vier jaar verlengd. Deze wet verstrekt aan werknemers die ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, aansluitend aan de verlengde WW- of de WGA-uitkering, een uitkering op bijstandsniveau zonder een partner- en vermogenstoets.

Flexibiliteit voor ondernemers

Ondernemerschap moet worden gestimuleerd, ook als het gaat om kleine organisaties. De re-integratie van zieke werknemers zal zich in het tweede ziektejaar primair richten op re-integratie in spoor 2, dus bij een andere werkgever. Hierdoor krijgen kleine en middelgrote werkgevers (tot en met 100 werknemers) al na één ziektejaar van een werknemer duidelijkheid over de mogelijkheid van duurzame vervanging van deze medewerker, zodat zij hun bedrijfsvoering kunnen voortzetten. 

Crisisregeling

Werkgevers die te maken krijgen met een crisis of calamiteit die buiten het reguliere ondernemersrisico valt (denk aan de coronacrisis), kunnen een beroep doen op de Crisisregeling Personeelsbehoud (voorheen Deeltijd WW). Die regeling maakt het mogelijk dat werknemers maximaal zes maanden op een andere plek in het bedrijf kunnen werken of tijdelijk minder gaan werken met behoud van hun WW-rechten. Verlenging van deze regeling is niet mogelijk. 

Minder werk?

De werkgever kan ervoor kiezen werknemers minimaal 20% minder te laten werken. Over het aantal niet-gewerkte uren wordt 80% loon betaald, waarbij het totale loon niet meer dan 10% mag dalen. Ook mag het inkomen van de werknemer niet lager zijn dan het wettelijk minimumloon. Als de werkgever hiervoor kiest, kan deze een tegemoetkoming van 60% voor de loonkosten van de niet-gewerkte uren aanvragen.

Wijziging WW-premie

Ook ten aanzien van de WW-premie komen er wijzigingen. Zo worden bij grote vaste contracten van minimaal 30 uur (thans: 35 uur) de kosten in de WW-premie voor overwerk beperkt. Het vaste basiscontract gaat onder de lage WW-premie vallen.

Let op! Dit pakket aan maatregelen moet nog verder worden uitgewerkt en voorgelegd worden aan de Tweede en Eerste Kamer.

Advieswijzer Aandachtspunten verzuim 2023

By nieuws

Bij verzuim als gevolg van ziekte komt een hoop kijken. U moet als werkgever weten aan welke wet- en regelgeving u gebonden bent. Wat moet u regelen, wanneer en door wie? Wat regelt u zelf en wat besteedt u uit? En hoe zit het met het salaris, uitkeringen en overige financiële zaken? Deze aspecten komen hier aan bod.

Het proces: wat, wanneer en door wie

Medisch

Contract arbodienstverlening

De Arbowet verplicht bedrijven zich deskundig te laten ondersteunen bij het arbo- en verzuimbeleid. Dit kan door een arbodeskundige (zogeheten maatwerkregeling; onder voorwaarden bepaalt de werkgever zelf door wie hij zich laat ondersteunen) of door een arbodienst.

Vangnetregeling

Schakelt u een arbodienst in, dan spreken we over een zogeheten vangnetregeling. U sluit dan een contract af met een gecertificeerde arbodienst.

Tip! Op de website www.sbca.nl is terug te vinden of een arbodienst gecertificeerd is.

Een arbodienst heeft de volgende taken:

  • het toetsen van de Risico-inventarisatie en Evaluatie (RI&E)
  • deskundige begeleiding bij ziekte
  • het aanbieden van een (periodiek) arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO)
  • het zo nodig verrichten van aanstellingskeuringen
  • het bieden van een preventieve consultatiemogelijkheid van de bedrijfsarts

Iedere arbodienst moet beschikken over een bedrijfsarts. Deze bedrijfsarts heeft recht op overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. Ook heeft hij het recht de werkplek te bezoeken. Verder dient hij beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. De bedrijfsarts moet zich niet alleen bezighouden met de ziekteverzuimbegeleiding en de re-integratie, maar ook met preventie: voorkomen dat er uitval plaatsvindt.

Maatwerkregeling

Bij de keuze voor een maatwerkregeling moet er ten minste één bedrijfsarts beschikbaar zijn voor verzuimbegeleiding, de PAGO en aanstellingskeuringen. De maatwerkregeling kan alleen worden toegepast na verkregen instemming van de ondernemingsraad (or) of de personeelsvertegenwoordiging (PVT) en geldt dan voor een periode van vijf jaar.

Let op! Iedere arbodienstverlener dient te beschikken over een klachtenregeling.

Bedrijfsarts of arboarts?

Een bedrijfsarts is niet hetzelfde als een arboarts. De titel bedrijfsarts is namelijk een wettelijk beschermde titel. De bedrijfsarts kan tuchtrechtelijk worden aangesproken. Bedrijfsartsen zijn in het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) opgenomen als ‘arts’ met als specialisme ‘arbeid en gezondheid – bedrijfsgeneeskunde’. Het BIG-register is door iedereen te raadplegen (www.bigregister.nl). Iedere zorgverlener is verplicht zijn BIG-nummer actief bekend te maken, zodat deze makkelijk in het BIG-register kan worden gevonden. Alleen wie in het BIG-register staat, mag een beschermde beroepstitel voeren en mag de bij het beroep horende voorbehouden handelingen zelfstandig uitvoeren. Vanwege een tekort aan bedrijfsartsen besteedt de bedrijfsarts taken uit aan andere professionals. We spreken dan van taakdelegatie. Hij blijft echter zelf eindverantwoordelijke. Bepaalde taken, zoals het opstellen van een probleemanalyse en het eindoordeel bij de WIA-aanvraag, moet hij zelf uitvoeren.

Second opinion

U bent als werkgever verplicht om een werknemer die het niet eens is met het oordeel van de bedrijfsarts op het gebied van de verzuimbegeleiding, in de gelegenheid te stellen op uw kosten een oordeel aan te vragen bij een andere onafhankelijke door u gecontracteerde bedrijfsarts. Het aanvragen van een second opinion heeft geen opschortende werking. Het advies van de eigen bedrijfsarts blijft dus staan. Het is de bedoeling dat er bij een afwijkende mening intercollegiaal overleg plaatsvindt, waarna de eigen bedrijfsarts mogelijk zijn oordeel bijstelt. Het is aan de werknemer om te bepalen of het oordeel van de bedrijfsarts van de second opinion ter kennis wordt gebracht aan de eigen bedrijfsarts.

Wet verbetering poortwachter

In het kader van de Wet verbetering poortwachter gelden er bepaalde processtappen die tijdens ziekte van een werknemer doorlopen moeten worden. Dit zijn:

  • ziekmelding
  • probleemanalyse
  • plan van aanpak

1. De ziekmelding

In uw verzuimreglement staat aangegeven wanneer en bij wie de werknemer zich ziek moet melden. Het is van belang de ziekmelding te laten registreren door de leidinggevende van de werknemer, zodat hij of zij gelijk gericht vragen kan stellen. Welke vragen u mag stellen kunt u terugvinden op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens

De zieke werknemer dient in de eerste week van zijn ziekte aangemeld worden bij de arbodienst/bedrijfsarts.

2. Probleemanalyse

De bedrijfsarts beoordeelt na uiterlijk zes weken of er sprake is van dreigend langdurig verzuim. De bedrijfsarts stelt een probleemanalyse op, waaruit naar voren komt wat de aard van het ziekteverzuim is in relatie tot de door de werknemer te verrichten werkzaamheden. Daarbij wordt ook aangegeven of en zo ja welke mogelijkheden er zijn tot re-integratie. 
De probleemanalyse die naar de werkgever gaat, bevat geen medische gegevens. De probleemanalyse bevat een advies over de wijze waarop de mogelijkheden tot herstel en werkhervatting kunnen worden benut of vergroot.

3. Plan van aanpak

Werkgever en werknemer stellen samen op basis van de probleemanalyse het plan van aanpak op. Daarin maakt u afspraken over het doel van de re-integratie en op welke manier u dit doel het best kunt bereiken. Dit plan wordt minimaal eens in de zes weken geëvalueerd. 

Casemanager

Een casemanager fungeert als een soort spin-in-het-web waar het gaat om de processtappen in het kader van de re-integratie. De rol van casemanager kan intern worden opgepakt door de leidinggevende of iemand van hr. U kunt dit ook uitbesteden aan een professionele casemanager die speciaal daartoe is opgeleid en uitgebreide kennis heeft van wet- en regelgeving rondom verzuim. De casemanager kan bijvoorbeeld ondersteunen bij het maken van een re-integratievisie en het re-integratieverslag, managementinformatie aanleveren, deelnemen aan het sociaal-medisch team (SMT) en subsidiemogelijkheden in kaart brengen.

Eerstejaarsevaluatie: spoor 1 of spoor 2

Rondom het eerste jaar moet er een eerstejaarsevaluatie plaatsvinden tussen werkgever en werknemer. Dit staat ook wel bekend als het opschudmoment. Er wordt gekeken waar partijen staan in het kader van de re-integratie. Veelal zal er door de bedrijfsarts een inzetbaarheidsprofiel worden opgesteld dat de basis is voor door de arbeidsdeskundige te verrichten mogelijkheden in het kader van werkhervatting binnen het bedrijf (spoor 1) dan wel buiten het bedrijf (spoor 2). Uiterlijk moet een spoor 2-traject worden gestart binnen 6 weken na de eerstejaarsevaluatie.

Re-integratieactiviteiten in spoor 2 kunnen na de eerstejaarsevaluatie alleen achterwege blijven als er:

  • geen sprake is van benutbare mogelijkheden; of
  • er binnen drie maanden geen concreet perspectief is op structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie in eigen, aangepast of ander passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij de functionele mogelijkheden. 

U moet de eerstejaarsevaluatie schriftelijk vastleggen. In het verslag neemt u het volgende op: 

  • de terugblik;
  • de uitkomsten van de evaluatie;
  • het afgesproken doel voor het tweede ziektejaar;
  • de gemaakte afspraken om dit doel te bereiken;
  • de eventueel reeds ondernomen activiteiten in het kader van het tweede spoor dan wel de inzet van het tweede spoor op basis van de uitkomsten van een arbeidsdeskundig onderzoek dat rond deze periode moet hebben plaatsgevonden.

U kunt re-integratie in spoor 2 zelf starten, maar ook een daarin gespecialiseerd re-integratiebedrijf in de hand nemen. Zie www.reintegratiekiezen.nl

De betaling: salaris, uitkeringen, vakantie en overige financiële aspecten

Loon bij ziekte

Bij ziekte moet minimaal 70% van het (maximum)dagloon door u als werkgever worden doorbetaald. Gedurende het eerste ziektejaar geldt als ondergrens het wettelijk minimumloon. Veelal is in een toepasselijke cao of arbeidsovereenkomst een aanvulling geregeld tot maximaal 100% van het loon. De loondoorbetalingsverplichting bedraagt in beginsel maximaal 104 weken, ook wel aangeduid als de ‘wachttijd’. De term ‘re-integratietijd’ zou in dit verband een betere zijn, omdat u er alles aan moet doen om te zorgen dat de zieke werknemer zo optimaal mogelijk re-integreert, ofwel in de eigen organisatie in eigen dan wel ander passend werk (spoor 1), dan wel in een andere organisatie (spoor 2).

Schadebeperking door ZW-uitkering

Het kan zijn dat er bij u een werknemer werkt die in aanmerking komt voor een ZW-uitkering. Deze uitkering kan dan door het UWV aan u worden uitbetaald waarna u deze in mindering kunt brengen op uw loondoorbetalingsverplichting. Er kan recht bestaat op een ZW-uitkering in de volgende situaties:

  • bij een orgaandonor;
  • bij ziekte als gevolg van zwangerschap dan wel bevalling;
  • bij werknemers met de status structureel functioneel beperkt (sfb). 

Bij de eerste twee categorieën bestaat er recht op een ZW-uitkering ter hoogte van 100% van het (maximum)dagloon. Bij de laatste categorie kan het UWV gedurende de eerste jaar ook tot maximaal 100% van het (maximum)dagloon uitbetalen, afhankelijk van de loondoorbetalingsverplichtingen die u heeft. In het tweede ziektejaar bedraagt de ZW-uitkering daarentegen 70% van het (maximum)dagloon, ook al bent u gehouden om een hoger percentage door te betalen.

No-riskpolis

Deze laatste categorie werknemers duiden we aan met de term no-riskpolis. Hierbij gaat het om degene die:

  • recht heeft op een WIA-uitkering;
  • recht heeft op een WAO- of WAZ-uitkering;
  • recht heeft op een Wajong-uitkering;
  • < 5 jaar voor datum indiensttreding 0-35% arbeidsongeschikt was bij einde wachttijd en niet herplaatsbaar was bij zijn eigen werkgever;
  • een indicatie heeft voor WSW-werk;
  • problemen heeft (gehad) door zijn ziekte of handicap bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afloop van het onderwijs bij u in dienst komt;
  • op grond van de Participatiewet na 1 januari 2015 op een beschutte werkplek bij de gemeente werkt;
  • behoort tot de doelgroep van de Banenafspraak.

De no-riskpolis geldt als de betreffende persoon ziek wordt binnen vijf jaar na de start van het dienstverband. Ook als iemand een WIA-uitkering krijgt en bij u blijft werken, bestaat er recht op een ZW-uitkering. Als de ZW-uitkering via u als werkgever betaalbaar wordt gesteld, dan gebeurt dit exclusief vakantiebijslag. 

Vakantie

Ook een zieke werknemer heeft het recht om vakantiedagen op te nemen als hij in staat is deze feitelijk te genieten. Hij is dan vrijgesteld van zijn re-integratieverplichting. De bedrijfsarts zal moeten aangeven of de zieke werknemer in staat is vakantie op te nemen waarna u hier als werkgever toestemming voor moet geven.

Let op! Tijdens de opname van vakantiedagen heeft de werknemer recht op 100% loondoorbetaling, ook al krijgt hij een lager percentage doorbetaald.

Eigenrisicodragerschap ZW

U kunt er als werkgever voor kiezen om eigenrisicodrager te worden voor de ZW. Dit betekent dat u bent vrijgesteld van de betaling van de ZW-premie in het kader van de premiebeschikking Werkhervattingskas. In feite fungeert u als een soort uitvoeringsinstelling. Het gaat dan concreet om de werknemers die ziek uit dienst zijn gegaan bij u.

U doet zelf de claimbeoordeling: het bepalen van het recht, de hoogte en de duur van de ZW-uitkering. Ook betaalt u de ZW-uitkering aan de zieke werknemer, houdt u een gescheiden verzuimadministratie bij en bent u verantwoordelijk voor de re-integratie. U kunt deze taken in eigen beheer uitvoeren, maar ook uitbesteden aan een professionele partij. Ook kunt u het UWV vragen bepaalde taken uit te voeren, zoals het vaststellen van het recht op, de hoogte van en de duur van de ZW-uitkering. Ook kunt u bij het UWV informeren of de no-riskpolis van toepassing is en of er een maatregel kan worden opgelegd. Het UWV voert periodiek audits uit om te bezien of u (of de partij aan wie u de taken heeft uitbesteed) dit op correcte wijze uitvoert.

U bent wel verplicht om een contract met een professionele arbodienstverlener af te sluiten. Het UWV neemt uiteindelijk de beslissingen over bijvoorbeeld het stopzetten van de ZW-uitkering, het toepassen van een maatregel bestaande uit een korting op de uitkering en dergelijke. U moet deze beslissingen motiveren en voorbereiden voor het UWV. Tegen deze beslissingen kan de werknemer bij het UWV dan bezwaar aantekenen. Het is mogelijk het verzuim te verzekeren, maar dit is niet noodzakelijk.

Let op! Het eigenrisicodragerschap kan op 1 januari dan wel op 1 juli van enig jaar ingaan. Een verzoek om eigenrisicodrager te worden, dient drie maanden voor de beoogde ingangsdatum bij de Belastingdienst te worden ingediend.

Er geldt geen inlooprisico, wat betekent dat werknemers die ziek zijn vóór de ingangsdatum van het eigenrisicodragerschap niet voor rekening van de eigenrisicodrager komen. Wel geldt een uitlooprisico, wat inhoudt dat bij het beëindigen van het eigenrisicodragerschap, dit nog wel blijft gelden voor de werknemers die op dat moment al ziek waren.

Loonsanctie

Oordeelt het UWV bij het einde van de wachttijd (dus aan het einde van de 104 weken) in het kader van de toetsing van het re-integratieverslag (RIV-toets) – ook wel poortwachtertoets genoemd – dat u te weinig heeft gedaan aan de re-integratie, dan legt het UWV u een loonsanctie op van standaard 52 weken. Dit betekent dat u maximaal 52 weken langer het loon moet doorbetalen. Ook het opzegverbod tijdens ziekte geldt dan nog. U kunt uw werknemer dus niet ontslaan. De loonsanctie heeft een ‘reparatoir’ karakter. Dit betekent dat het de bedoeling is dat u probeert de door het UWV gesignaleerde tekortkoming te herstellen. Als u van mening bent dat u dat heeft gedaan, kunt u een bekortingsverzoek indienen bij het UWV. Het UWV heeft dan drie weken de tijd om dit bekortingsverzoek te beoordelen. Vervolgens zal het UWV, als het verzoek gehonoreerd wordt, de loonsanctie met een uitlooptermijn van zes weken stopzetten. Ook kunt u uiteraard altijd bezwaar aantekenen tegen de beslissing van het UWV tot het opleggen van een loonsanctie. Als uw bezwaar gegrond wordt verklaard, kunt u een verzoek bij het UWV indienen tot vergoeding van uw schade bestaande uit het ten onrechte doorbetaalde loon en daaraan gekoppelde emolumenten en de re-integratiekosten en dergelijke.

Let op! Er kan geen loonsanctie worden opgelegd als de wachttijd van 104 weken is verstreken. Het UWV moet dus voor het einde van de verplichte loondoorbetalingsperiode aangeven of het een loonsanctie oplegt of niet. Na afloop van de 104 weken loonbetaling kan geen loonsanctie meer worden opgelegd.

Heeft u vragen of wilt u advies? Neem contact met ons op, wij helpen u graag verder.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Nieuwe wet loontransparantie moet loonkloof dichten

By nieuws

De Europese Unie heeft een wet aangenomen die organisaties verplicht om transparant te zijn over hun beloningsbeleid. Deze wet heeft als doel de nog steeds bestaande loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten.

Gebrek aan transparantie

Kantoor

De loonkloof bedroeg in 2020 in de Europese Unie gemiddeld 13%. Dit komt erop neer dat vrouwen per uur gemiddeld 13% minder verdienen dan mannen. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is het gebrek aan loontransparantie. Het beloningsverschil werkt op diverse fronten door, zoals op de levenskwaliteit van vrouwen, alsmede op het vergroten van het risico dat vrouwen in armoede terechtkomen.

Nieuwe regels

De nieuwe wet verplicht werkgevers hun werknemers te informeren over de door hen gehanteerde criteria die worden gebruikt om salarissen en salarisverhogingen te bepalen. Deze criteria moeten objectief en genderneutraal zijn om zo discriminatie te voorkomen. Werknemers en hun vertegenwoordigers krijgen de mogelijkheid informatie op te vragen over hun loonniveau en dat van werknemers die hetzelfde of gelijkwaardig werk verrichten. De werkgever informeert de werknemer voorafgaand aan diens indiensttreding over het loon en de loonschaal waar de toekomstige werknemer recht op heeft.

Grotere organisaties

Grotere organisaties met 100 of meer werknemers moeten, om de transparantie hierover te bevorderen, informatie verstrekken over de loonkloof tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers. Zij delen deze informatie met de bevoegde nationale autoriteit en met werknemers en hun vertegenwoordigers. Afhankelijk van de grootte van de organisatie, dient deze informatie jaarlijks, dan wel om de drie jaar te worden verstrekt. 

Verschil van ten minste 5%?

Bij een verschil van het gemiddelde loon op voltijdbasis tussen mannen en vrouwen van minimaal 5% waarbij de werkgever geen objectieve en genderneutrale criteria kan aanvoeren, moeten werkgevers in samenwerking met de vertegenwoordigers van hun werknemers een gezamenlijke beloningsevaluatie maken. De werkgever moet bij ongerechtvaardigde verschillen in beloning maatregelen treffen.

Handhaving

Werknemers hebben het recht om compensatie bij hun werkgever te eisen op het moment dat er sprake is van ongerechtvaardigde en ongelijke behandeling ten aanzien van de beloning. Rechters kunnen een werkgever dwingen deze wet op te volgen binnen hun eigen organisatie.

Implementatie

De lidstaten van de EU hebben een termijn van drie jaar om deze wet om te zetten in nationale wetgeving. Dit betekent dat Nederland deze wet uiterlijk in 2026 ingevoerd moet hebben.

Deze nieuwe Europese wet volgt op de Wet Iingroeiquotum en streefcijfers, die beoogt een betere man-vrouwverhouding in top en subtop van het bedrijfsleven te realiseren. In het SER-diversiteitsportaal rapporteren grote vennootschappen die aan bepaalde criteria voldoen over de man-vrouwverhouding in de (sub)top, de streefcijfers en bijbehorende plannen van aanpak.