Skip to main content
Category

nieuws

Kabinet zet in op nieuwe anti-witwasaanpak

By nieuws

Het kabinet gaat inzetten op een nieuwe anti-witwas aanpak. De belasting voor burgers en bedrijven moet worden verlaagd en voor criminelen juist verhoogd. Men wil dit bereiken door de werkwijze van zogenaamde poortwachters, zoals banken en notarissen, te verbeteren.

Meer richten op hoge risico’s

Hofvijver

In de praktijk betekent dit dat poortwachters zich meer moeten richten op hoge(re) risico’s. Allerlei onnodige vragen aan burgers kunnen daarmee worden vermeden. Ook moet het eenvoudiger worden een bankrekening te openen. Bij grotere risico-gevallen moet het onderzoek naar de cliënt juist intensiever zijn.

Europese anti-witwasregels

Het kabinet wil de Europese anti-witwasregels zodanig uitvoeren dat deze zo min mogelijk belastend zullen zijn. Daarom zal er onder meer niet voor alle poortwachters een registratieplicht worden ingevoerd. Ook zal het toezicht door toezichthouders, zoals De Nederlandse Bank, meer risicogericht worden.

Regels te strikt gehandhaafd

Poortwachters handhaven in bepaalde gevallen de regels te strikt. Daarom zijn er standaarden opgesteld om dit te kunnen beperken. Dit gaat ook gelden voor vragen aan politiek prominente personen (PEP’s). Verder moet het delen van gegevens vereenvoudigd worden om zo overbodige vragen te voorkomen. In dit kader zullen banken ook worden aangesloten op de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP).

UBO-register

Ook het UBO-register moet worden verbeterd; onder meer door de privacy beter te beschermen en door de KVK UBO-informatie beter te laten verifiëren, met name wanneer sprake is van hoge risico’s. Ook wordt de toegang tot het UBO-register beperkt. 

Criminaliteit harder aanpakken

Het kabinet wil criminaliteit gelinkt aan witwassen juist harder aanpakken. Zo komt er onder meer een drempel met betrekking tot contante betalingen voor diensten. Deze drempel bestaat al voor goederentransacties. Poortwachters zullen ook beter worden geïnformeerd over de effectiviteit van de door hen gemelde transacties, zodat het resultaat ervan voor hen beter zichtbaar wordt.

Definitief geen verhoging btw op sport, media en cultuur

By nieuws

De verhoging van het btw-tarief van 9 naar 21% per 1 januari 2026 op sport, media en cultuur gaat definitief niet door. Het kabinet heeft op initiatief van de Tweede Kamer gezocht naar alternatieve financieringsvormen en deze gevonden.

Overgangsregeling uitgesteld

Kano

In verband met de voorgenomen btw-verhoging was ook een overgangsregeling voorgesteld. Omdat de btw-verhoging niet doorgaat, is deze overgangsregeling uitgesteld. Dit betekent dat het lage btw-tarief voor sport, media en cultuur ook blijft gelden voor vouchers voor enkelvoudig gebruik én voor betalingen na 30 juni 2025 die betrekking hebben op prestaties die in 2026 plaatsvinden. 

Overbodig

De overgangsregeling was bedoeld om te voorkomen dat de verhoging van het btw-tarief per 1 januari 2026 kon worden ontweken. Dit kon door al in 2025, al dan niet via vouchers voor enkelvoudig gebruik, vooruitbetalingen te doen met betrekking tot prestaties op het gebied van sport, media en cultuur die pas in 2026 zouden worden geleverd. Nu de btw-verhoging in genoemde sectoren achterwege blijft, is de overgangsregeling niet langer nodig.

Mogelijk ook gebruikelijk loon bij Stak-constructie

By nieuws

Een aanmerkelijk-belang-aandeelhouder die werkzaamheden verricht voor zijn bv, moet een gebruikelijk loon in aanmerking nemen. Dit kan ook het geval zijn als een bestuurder van een Stichting Administratiekantoor (Stak) zelf geen certificaten heeft, maar wel kan beschikken over het vermogen van de Stak alsof het zijn eigen vermogen is.

De casus

Juridisch

Een vader had een Stak opgericht. Deze Stak had alle aandelen in een bv (bv 1). De certificaten van de Stak waren uitgegeven aan de kinderen, maar de vader was de enige bestuurder van de Stak en kon alle beslissingen nemen. Hij was ook de enige bestuurder van bv 1.

Als enige bestuurder van de Stak kon de vader de aandelen van bv 1 vrij overdragen aan anderen dan de certificaathouders en daarmee ook aan zichzelf. Omdat de vader naast bestuurder van de Stak ook enig bestuurder was van bv 1, kon hij in ieder geval meebeslissen over de dividenden vanuit bv 1 naar de Stak.

Bv 1 had 18% van de aandelen in bv 2, die weer 100% van de aandelen had in bv 3. Ook in deze bv’s was de vader een bestuurder.

Geen aanmerkelijk belang en dus geen gebruikelijk loon?

Bij de rechter lag de vraag voor of de vader vanuit bv 3 een gebruikelijk loon in aanmerking moest nemen. De vader vond dat dit niet hoefde, omdat hij geen aandelen had in deze bv (ook niet indirect) en hij ook geen certificaten had in de Stak. Hij was, naar zijn mening, geen aanmerkelijk-belang-aandeelhouder en daarom kon de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing zijn.

Of juist wel?

Dit klinkt logisch, maar de rechter dacht daar anders over. De rechter vond namelijk dat de vader kon beschikken over het vermogen van de Stak alsof het zijn eigen vermogen was. 

Hij kon immers als de enige bestuurder van de Stak zelfstandig de aandelen in bv 1 overdragen, en als bestuurder van bv 1 meebeslissen over de dividenden die vanuit bv 1 naar de Stak gingen. Onder verwijzing naar een eerdere beslissing van de Hoge Raad in een andere casus oordeelde de rechter daarom dat de vader indirect aanmerkelijk-belang-aandeelhouder was in bv 3. 

Nu de vader indirect aanmerkelijk-belang-aandeelhouder was van bv 3 en ook werkzaamheden verrichte voor deze bv, was de gebruikelijkloonregeling op hem van toepassing.

Let op! Uit deze rechtspraak komt naar voren dat de gebruikelijkloonregeling ook van toepassing kan zijn als u geen aandelen bezit. Elke situatie moet echter apart beoordeeld worden. Neem voor vragen en meer informatie over uw eigen situatie daarom contact op met een van onze adviseurs.

Aanvraag vergunning verblijf en arbeid deels loon

By nieuws

Vraagt u voor uw werknemer een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid aan? Dan zijn de kosten hiervan voor een deel loon voor de werknemer.

Gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid

Bouw

Iemand van buiten de EU, EER of Zwitserland die langer dan 3 maanden in Nederland wil verblijven en bij u wil werken, kan dat, als hij aan de geldende voorwaarden voldoet, na toekenning van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) ofwel Single Permit. De verblijfsvergunning en de tewerkstellingsvergunning kunnen dan gecombineerd in één keer aangevraagd en afgegeven worden.

Hoewel de GVVA door zowel de werkgever als de werknemer kan worden aangevraagd, gebeurt dit over het algemeen door de werkgever.

Let op! Leidinggevenden, specialisten en trainees met een nationaliteit van buiten de EU, EER of Zwitserland, die binnen een groep worden overgeplaatst naar een Nederlandse vestiging, kunnen een vergunning intra-corporate transferee (ICT) aanvragen. Dit is een speciale vorm van een GVVA. Wat hierna voor de GVVA beschreven is, geldt daarom ook voor de ICT.

Kosten vergunning

U maakt bij de aanvraag van de vergunning kosten (manuren en advieskosten). Daarnaast is leges verschuldigd voor de aanvraag van de GVVA. Deze is formeel verschuldigd door de werknemer, maar wordt over het algemeen aan u als werkgever in rekening gebracht.

Deels loon, deels geen loon

De Belastingdienst heeft het standpunt ingenomen dat de kosten die u als werkgever maakt voor de aanvraag van de GVVA bedrijfskosten vormen. Deze bedrijfskosten vormen voor een deel een voordeel voor de werknemer, namelijk voor zover de kosten betrekking hebben op de verblijfsvergunning. U moet dit voordeel als loon in aanmerking nemen bij de werknemer naar de waarde in het economische verkeer. Wordt de aanvraag door uw adviseur gedaan, dan bedraagt het voordeel de factuurwaarde, voor zover dit ziet op de verblijfsvergunning.

Bepaalde kosten geen loon

U moet altijd bepaalde informatie en documenten aanleveren bij de aanvraag van de GVVA. Dit is onafhankelijk van de vraag of de vergunning door u of de werknemer wordt aangevraagd. Daarom vormen deze kosten geen loon voor uw werknemer. Ook de kosten die betrekking hebben op de tewerkstellingsvergunning vormen geen loon voor uw werknemer.

Kosten verblijfsvergunning wel loon

De kosten die betrekking hebben op de verblijfsvergunning vormen echter wel loon. Daarbij zien de kosten van de leges voor een GVVA volledig op de verblijfsvergunning. Deze kosten vormen daarom volledig loon voor uw werknemer.

Maar gericht vrijgesteld

De kosten die loon vormen kunnen echter ook onder de gerichte vrijstelling vallen van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking (extraterritoriale kosten). In dat geval is dus geen sprake van belast loon bij uw werknemer, maar van een vrijstelling.

Let op! Deze vrijstelling kunt u niet toepassen als u de 30%-regeling al toepast bij uw werknemer. U kunt dan wel de kosten als eindheffingsloon aanwijzen in de vrije ruimte. In zo’n geval is er ook geen sprake van individueel belast loon bij uw werknemer en betaalt uw werknemer geen loonheffing. U betaalt dan alleen een eindheffing, voor zover u in een jaar de vrije ruimte overschrijdt.

Vragen?

Het voorgaande is niet eenvoudig. Eenzelfde problematiek speelt bij de zogenaamde kennismigrantenregeling. Neem daarom altijd even contact op met een van onze adviseurs voor vragen met betrekking tot de GVVA, de ICT en de kennismigrantenregeling.

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht

By nieuws

Er komt waarschijnlijk een moment dat u uw bedrijf gaat overdragen. Of dat nu is om actuele financiële redenen, uw leeftijd, vanwege gezondheidsredenen of als appeltje voor de dorst. Wat de reden ook is, een bedrijfsoverdracht is niet van de ene op de andere dag geregeld en vergt vaak jaren van voorbereiding. Begin dus op tijd.

Fasen van bedrijfsoverdracht

Handen schudden

Wilt u uw bedrijf in de toekomst overdragen, houd dan rekening met de volgende acht fasen van het verkoopproces.

Fase 1: Wensen in kaart brengen

Waarom wilt u uw bedrijf verkopen, aan wie wilt u het bedrijf verkopen en wat wilt u gaan doen na de verkoop? Het is belangrijk dat u eerst voor uzelf in kaart brengt wat uw persoonlijke en financiële wensen zijn. Dit kan u helpen in het latere verkoopproces.

Fase 2: De voorbereiding

In deze fase vindt een analyse van uw bedrijf plaats. Er wordt gekeken naar de markt waarin de onderneming opereert, de financiële situatie, de kwaliteit van het management en de organisatie van het bedrijf. Deze bevindingen worden vastgelegd in een informatiememorandum. Serieus geïnteresseerde kandidaten kunnen dit memorandum in een latere fase ter inzage krijgen.

Fase 3: Verkoopklaar maken

Een bedrijf dat te koop wordt aangeboden, moet in goede conditie verkeren. Het is noodzakelijk dat u solide jaarrekeningen van ongeveer vijf achtereenvolgende jaren kunt overleggen. De jaarrekening moet een juist beeld geven van de winstgevendheid van het bedrijf, maar ook een schone balans is van groot belang.

Wellicht staan er op de balans bepaalde activa die u ook privé gebruikt. U zult in dat geval moeten nagaan of u die in privé wilt overnemen. Hiervoor moet dan een reële prijs worden berekend. Dit kan resulteren in boekwinst of boekverlies. Privéschulden aan de bv kunnen maar beter worden afgelost. Daarnaast moet ook de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen overeenkomen met wat in de branche gebruikelijk is.

Verder is het zaak de juridische en fiscale structuur van de onderneming zo sterk mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld zinnig zijn om onroerend goed in een aparte vennootschap onder te brengen of een holdingstructuur met één of meer werkmaatschappijen te creëren. Het wijzigen van de structuur van uw bedrijf kan soms grote fiscale voordelen opleveren. Tijd speelt daarbij een belangrijke rol, want soms gelden wettelijke termijnen van een aantal jaren en vaak is ook terugwerkende kracht maar beperkt mogelijk.

Fase 4: Waardebepaling

Al vrij vroeg in het hele overdrachtsproces wordt de waarde van uw bedrijf bepaald. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Van liquidatiewaarde tot de discountcashflowmethode en van intrinsieke waarde tot de goodwillmethode. Welke methode ook wordt gebruikt, de exacte waarde van een onderneming vaststellen is een utopie; het gaat altijd om een bandbreedte. Behalve cijfers spelen namelijk ook subjectieve waarderingen, zoals marktprognoses en groeimogelijkheden, een belangrijke rol. Eén ding is zeker: de waarde ligt altijd in de toekomstige opbrengsten en nooit in de resultaten die in het verleden zijn behaald. Houd dit ook in uw achterhoofd als resultaten bijvoorbeeld door de coronacrisis zijn beïnvloed.

Fase 5: Prijsbepaling

Is uw bedrijf helemaal verkoopklaar en is de waarde bepaald, dan is het tijd om de verkoopprijs vast te stellen. Stelt u zich daarbij de volgende vragen:

  • Wat wil ik minimaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat kan ik maximaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat is een reële verkoopprijs?

Door vooraf goed zicht te hebben op de verkoopprijs, verstevigt u uw onderhandelingspositie met een mogelijke koper.

Let op! Bent u van plan uw bedrijf binnen uw familie over te dragen, dan bent u wellicht geneigd genoegen te nemen met een lagere verkoopprijs. Echter, als u uw bedrijf overdraagt tegen een niet-marktconforme prijs kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een schenking en is er in beginsel schenkbelasting verschuldigd.

Fase 6: Geschikte koper zoeken

In deze fase gaat u op zoek naar een mogelijke koper. Dat kan een onbekende zijn, maar ook een zoon of dochter, een werknemer binnen uw bedrijf of iemand uit uw zakelijke netwerk. 

Heeft u nog geen geschikte kandidaat, dan kunt u met uw bedrijf de markt opgaan. U kunt hiervoor ook een derde inschakelen.

Op internet zijn verschillende zoekmogelijkheden aanwezig. Alvorens u de markt opgaat, is het belangrijk dat u een korte profielschets van uw bedrijf maakt om interesse van potentiële kopers te wekken.

Fase 7: Onderhandelingsfase

Heeft u eenmaal een potentiële koper gevonden, dan start de onderhandelingsfase. Het is belangrijk om alle handelingen schriftelijk vast te leggen. Zodra duidelijk is dat een potentiële koper echt geïnteresseerd is, wordt het tijd om belangrijke informatie uit te wisselen.

Door het opstellen van een vertrouwelijkheidsovereenkomst voorkomt u dat onzorgvuldig met deze informatie wordt omgesprongen. Als beide partijen vertrouwen hebben in de uitkomst van de onderhandelingen, is het gebruikelijk om elkaars intenties op papier vast te leggen met een intentieovereenkomst (‘letter of intent’).

Na de intentieovereenkomst zal de potentiële koper de informatie die u als verkoper heeft verstrekt, willen toetsen. Daarvoor dient het due diligence-onderzoek. In de meeste gevallen is dit een zo breed mogelijk onderzoek naar het bedrijf. Alle juridische, fiscale, financiële en bedrijfseconomische aspecten komen aan bod.

Zodra beide partijen in de onderhandelingsfase op hoofdpunten een akkoord hebben bereikt, kan een voorovereenkomst worden gesloten.

Fase 8: Verkoop

Als de onderhandelingsfase is afgerond, kan de definitieve koopovereenkomst worden gesloten. Als u een bv verkoopt, is nog een gang naar de notaris nodig. Daar worden de aandelen officieel overgedragen. Nadat u de koopsom heeft ontvangen, is uw bedrijf definitief verkocht.

Alhoewel de overdracht nu is afgerond, wil dat nog niet zeggen dat u alle banden met uw onderneming heeft doorgesneden. Misschien blijft u nog actief betrokken bij de onderneming. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u afspraken heeft gemaakt over de koopsom, waarbij de uiteindelijke hoogte mede wordt bepaald door de toekomstige resultaten van de onderneming.

Fiscale gevolgen

Bij een bedrijfsoverdracht krijgt u altijd te maken met de fiscus. Daarbij maakt het verschil of het gaat om bijvoorbeeld de overdracht van een eenmanszaak of van een bv. Vaak zal er moeten worden afgerekend, maar dat hoeft niet altijd. Er is namelijk een aantal ‘verzachtende’ regelingen. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij:

  • De inkomstenbelasting kent onder andere een doorschuiffaciliteit bij de overdracht van een eenmanszaak of een aandeel in een vennootschap onder firma. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus en gaan de fiscale claims over op de koper.
  • Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken, is een van de voorwaarden dat de overdracht in beginsel moet plaatsvinden aan een medeondernemer die ten minste 36 maanden als ondernemer winst uit uw onderneming heeft gehad of ten minste 36 maanden als werknemer in uw onderneming werkzaam was. Wilt u van deze faciliteit gebruikmaken, houd hier dan tijdig rekening mee.
  • De doorschuiffaciliteit hoeft niet altijd voordeliger te zijn, dus is het voor u en voor de koper van belang vooraf de voordeligste optie te laten berekenen.
  • De inbreng van een onderneming in een bv tegen uitreiking van aandelen kan geruisloos plaatsvinden.
  • Voor de aanmerkelijkbelanghouder is er een doorschuiffaciliteit, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie of juridische splitsing.
  • Ook de vennootschapsbelasting kent een aantal doorschuiffaciliteiten, zoals de bedrijfsfusiefaciliteit.
  • Er is een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen is er een doorschuiffaciliteit.
  • De Successiewet kent de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voor 100% voorwaardelijk vrijgesteld van erf- of schenkbelasting als de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.500.000 (2025). Is de onderneming meer waard, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 75% over het meerdere.

Wijziging doorschuiffaciliteit (DSR) en bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Het kabinet heeft de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet op een aantal punten herzien en ook staan er nog wijzigingen op stapel voor 2026. Omdat dit alles veelomvattend is en veel voorgenomen wijzigingen nog niet definitief zijn, adviseren wij u de Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf te raadplegen. Hier wordt uitgebreid ingegaan op de BOR en de DSR.

Tot slot

De koop en verkoop van een bedrijf is een uitermate complexe aangelegenheid. Daarbij spelen bedrijfseconomische, juridische, fiscale, financiële en sociale aspecten een grote rol. Neem voor advies op maat contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk.

Vanaf 2026 afbouw inhouding huisvesting op minimumloon

By nieuws

Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het minimumloon inhouden op het wettelijke minimumloon van die werknemer. Het voorstel is om dit percentage vanaf 2026 tot en met 2029 jaarlijks met 5% te verlagen.

Inhouding huisvestingskosten

Agrarisch

Met name bij arbeidsmigranten komt het veel voor dat werkgevers voor de huisvesting zorgen en daarvoor een bedrag inhouden op het loon van de werknemer. Bij een minimumloon mag die inhouding in 2025 nog maximaal 25% van dat loon zijn.

Afbouw en afschaffing

Het inmiddels demissionaire kabinet vindt dat de inhouding een verdienmodel én afhankelijkheid van de werknemer in de hand kan werken. Dit kan leiden tot uitbuiting van arbeidsmigranten. Daarom wil het kabinet de regeling afschaffen.

Het voorstel is om vanaf 2026 5% per jaar af te bouwen en vanaf 2030 de mogelijkheid om de kosten van huisvesting in te houden op het wettelijk minimumloon volledig af te schaffen.

 Jaar  Maximum inhoudingspercentage
 2025  25%
2026  20%
2027  15%
2028  10%
2029  5%
2030  0%

Tip! Een werkgever mag vanaf 2030 nog steeds huisvesting verzorgen voor de werknemer. Het is dan alleen niet meer mogelijk om een deel van de kosten in te houden op het wettelijk minimumloon.

Internetconsultatie

Het voorstel is ter internetconsultatie aangeboden. Reageren op het voorstel was mogelijk tot en met 6 juni 2025.

Let op! Nu het kabinet inmiddels demissionair is, is onduidelijk of dit voorstel daadwerkelijk ingevoerd wordt.

Beperking aftrek pensioen kan tot schending gelijkheidsbeginsel leiden

By nieuws

Belastingplichtigen die pensioen ontvangen en dit na een echtscheiding deels aan hun ex-partner moeten doorbetalen, kunnen te maken krijgen met een schending van het gelijkheidsbeginsel. Het gerechtshof in Den Haag acht dit onterecht en stelde de aftrekbeperking van het doorbetaalde pensioen in een rechtszaak onlangs buiten werking.

Echtscheiding voor of na 1 mei 1995 pakt verschillend uit

Strategie

In bovengemelde zaak ging het om een belastingplichtige die vóór 1 mei 1995 van zijn partner was gescheiden. In die gevallen moet opgebouwd pensioen dat aan de ex-partner toekomt, via verrekening aan hem of haar wordt toebedeeld. De pensioengerechtigde ontvangt weliswaar het hele pensioen, maar moet het deel dat aan de ex-partner toekomt aan hem of haar doorbetalen.

Voor degenen die op of ná 1 mei 1995 zijn gescheiden, geldt de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS). Dit betekent dat in die gevallen de ex-partner zijn of haar deel van het pensioen rechtstreeks van het pensioenfonds ontvangt.

Invloed tariefmaatregel

Bovengenoemd verschil in behandeling kan slecht uitpakken voor pensioengerechtigden die vóór 1 mei 1995 zijn gescheiden. Dit is het gevolg van de in 2020 ingevoerde tariefmaatregel, die ervoor zorgt dat uw persoonsgebonden aftrekposten nog maar beperkt aftrekbaar zijn. In 2025 is dit tegen maximaal 37,48%. Het aan de ex-partner doorbetaalde pensioen is door de tariefmaatregel namelijk aftrekbaar tegen maximaal 37,48%, terwijl de pensioengerechtigde hierover zelf wellicht meer belasting betaalde.

Gelijkheidsbeginsel

In bovengemelde zaak komt het Hof tot de conclusie dat genoemd gevolg in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het Hof stelt de tariefmaatregel dan ook buiten werking en staat aftrek van het doorbetaalde pensioen toe, zonder met de tariefmaatregel rekening te houden.

Nieuw voorstel Zelfstandigenwet in internetconsultatie

By nieuws

Een nieuw initiatiefwetsvoorstel met betrekking tot de positie van zelfstandigen ligt van 26 mei tot en met 23 juni 2025 ter internetconsultatie. Wat zijn de punten uit dit initiatiefwetsvoorstel?

Initiatiefwetsvoorstel

Handtekening

Dit initiatiefwetsvoorstel moet een einde maken aan de onduidelijkheid en onrust rond de status van zzp’ers, die is ontstaan sinds begin dit jaar een einde is gekomen aan het handhavingsmoratorium. Verder moet de nieuwe wet beter aansluiten bij de moderne arbeidsmarkt  ̶  wil je wel of niet als zzp’er gaan werken  ̶  door duidelijkheid te geven over hun status: zijn ze zelfstandige of werknemer.

Zelfstandigentoets en werkrelatietoets

In het wetsvoorstel wordt een duidelijk wettelijk toetsingskader voorgesteld om te bepalen wanneer als zelfstandige kan worden gewerkt. Er komen twee toetsen waar een zelfstandige aan moet voldoen om als zelfstandige te werken: de zelfstandigentoets en de werkrelatietoets. Hierdoor wordt duidelijkheid gecreëerd, waardoor partijen achteraf niet met naheffingen of boetes geconfronteerd worden.

Voorwaarden zelfstandigen- en werkrelatietoets

De voorwaarden uit de zelfstandigentoets zijn:

  • Er is sprake van werken voor eigen rekening en risico.
  • De werkende voert een deugdelijke administratie voeren.
  • De werkende gedraagt zich in het economisch verkeer als zelfstandig ondernemer.
  • De werkende heeft een adequate voorziening getroffen tegen het risico van arbeidsongeschiktheid (zelfstandigen gaan zelf over de invulling hiervan).
  • De werkende heeft een proportionele bijdrage voor een voorziening bij pensionering. Het is aan zelfstandigen zelf om dit op hun manier in te vullen.

De voorwaarden uit de werkrelatietoets zijn:

  • Er is sprake van vrijheid van organisatie van werk.
  • Er is sprake van vrijheid van organisatie van de werktijd.
  • Er is geen sprake van hiërarchische controle.
  • De partijen hebben de bedoeling om anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid te verrichten.

Rechtsvermoeden op sectoraal niveau

Daarnaast introduceert het wetsvoorstel nog de mogelijkheid om op sectoraal niveau een rechtsvermoeden te introduceren voor sectoren met een verhoogd risico op schijnzelfstandigheid.

Let op! Uiteraard blijven hiernaast de feitelijke omstandigheden relevant.

Toetsingscommissie

In het wetsvoorstel is een aparte toetsingscommissie opgenomen die werkrelaties waar nodig kan beoordelen, om zodoende duidelijkheid aan de markt kan geven. De uitgevoerde beoordelingen zijn openbaar en bindend voor handhavende instanties, zoals de Belastingdienst.

Rechtsvermoeden op basis van uurtarief

Verder wordt in het initiatiefwetsvoorstel de introductie van het rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van een uurtarief voorgesteld, dat feitelijk een bodem in de markt voor zzp’ers legt, zoals dat is opgenomen in de conceptwet VBAR.

Internetconsultatie

De internetconsultatie staat open van 26 mei tot en met 23 juni 2025.

Ook massaalbezwaarprocedure voor belastingrente IB

By nieuws

Bezwaren tegen de belastingrente op aanslagen inkomstenbelasting zijn vanaf 8 mei 2025 ook aangewezen als massaal bezwaar. Hetzelfde geldt voor andere belastingen, zoals de loonbelasting en omzetbelasting. Om mee te doen, moet u wel op tijd bezwaar maken.

Belastingrente in strijd met evenredigheidsbeginsel

Juridisch

Rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 7 november 2024 dat de belastingrente die de Belastingdienst berekent over aanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn veel bezwaarschriften tegen de belastingrente bij de Belastingdienst binnengekomen.

Aanwijzing massaal bezwaar

Daarom zijn vanaf 7 februari 2025 de bezwaren tegen de vanaf 1 oktober 2020 in rekening gebrachte belastingrente voor de Vpb aangewezen als massaal bezwaar. Dit gold echter nog niet voor de bezwaren tegen de in rekening gebrachte belastingrente voor de IB. Daar is met ingang van 8 mei 2025 verandering in gekomen. Vanaf die datum zijn ook de bezwaren tegen de vanaf 1 oktober 2020 in rekening gebracht belastingrente voor de IB en onder meer de erfbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting en de bpm als massaal bezwaar aangewezen.

Wat betekent dit?

De aanwijzing als massaal bezwaar betekent dat de Belastingdienst nu nog geen uitspraak doet op deze bezwaren, maar deze aanhoudt. Als de diverse vragen over de belastingrente in de rechtspraak definitief zijn beantwoord, doet de Belastingdienst één gezamenlijke collectieve uitspraak op alle bezwaren.

Wel tijdig bezwaar maken!

U kunt bij deze massaalbezwaarprocedure aansluiten. Daarvoor moet u tijdig, dat wil zeggen binnen zes weken na dagtekening van de aanslag, bezwaar maken tegen de belastingrente.

Let op! U kunt nu dus niet achteroverleunen en de gerechtelijke uitspraken afwachten, maar u moet bij een aanslag met belastingrente in actie komen!

Uitspraak bezwaar vóór 7 mei of 7 februari 2025?

Maakte u bezwaar, maar deed de Belastingdienst al vóór 7 mei 2025 uitspraak op dit bezwaar? Dan valt u niet onder het massaal bezwaar. U moet dan in beroep bij de rechtbank om uw rechten veilig te stellen. Deze bepaling geldt voor de IB en onder meer de erfbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting en de bpm.

Let op! Voor de belastingrente op een aanslag Vpb geldt dat u niet onder het massaal bezwaar valt, als de Belastingdienst vóór 7 februari 2025 al uitspraak deed.

Andere werkwijze bij voorlopige aanslagen

Is op een voorlopige aanslag belastingrente berekend, dan geldt een andere – helaas omslachtige – werkwijze. Tegen de belastingrente op een voorlopige aanslag kunt u namelijk niet rechtstreeks in bezwaar. U moet eerst een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag indienen. De Belastingdienst wijst dit verzoek dan af en daartegen kunt u in bezwaar. Als dit bezwaar tijdig is gedaan, valt dit in de massaalbezwaarprocedure.

Let op! U kunt niet volstaan met alleen een bezwaar tegen de definitieve aanslag waarmee de voorlopige aanslag verrekend wordt. De belastingrente, die berekend is op de voorlopige aanslag, loopt dan namelijk niet in het bezwaar mee. U moet daarom ook een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag doen én tegen de afwijzing daarvan bezwaar maken.

Nog andere bezwaren?

Zijn in uw bezwaar ook nog andere bezwaren opgenomen dan de belastingrente, dan doet de Belastingdienst op die andere bezwaren wel al een uitspraak. Wijst de Belastingdienst deze andere bezwaren (gedeeltelijk) af, dan kunt u daartegen in beroep bij de rechtbank.

Tip! Heeft u vragen over uw situatie en wat u moet doen? Neem dan contact op met een van onze adviseurs. Wij helpen u graag verder.

Advieswijzer Btw en buitenland

By nieuws

Levert u goederen over de grens of verricht u diensten aan afnemers buiten Nederland, dan zult u zich moeten verdiepen in de mogelijke btw-verplichtingen in andere landen. Moet ik btw in rekening brengen? Welk tarief moet ik toepassen? Wie moet de btw afdragen? In welk land moet de btw worden betaald? Hoe moet ik betaalde btw terugvragen?

In deze advieswijzer wordt op hoofdlijnen nader ingegaan op btw-verplichtingen waarmee u te maken kunt krijgen als u zakendoet met het buitenland.

Waar en door wie is btw verschuldigd?

Internationaal

Om te bepalen waar – in Nederland of in het buitenland – btw verschuldigd is, is het essentieel om eerst vast te stellen waar de prestatie wordt verricht. Is dit in Nederland, dan heeft u te maken met Nederlandse btw-verplichtingen. Is dit in het buitenland, dan heeft u te maken met btw-verplichtingen in het buitenland.

Let op! De plaats waar u zich bevindt op het moment dat u een prestatie verricht, is lang niet altijd de plaats waar de prestatie verricht wordt voor de btw. Maak daarom niet de vergissing om automatisch aan te nemen dat bijvoorbeeld een dienst die u in Nederland verricht, ook daadwerkelijk in Nederland belast is.

De regels om vast te stellen waar de prestatie verricht wordt, zijn niet eenvoudig. Van belang is om in ieder geval onderscheid te maken tussen de levering van goederen en het verrichten van diensten. Voor beide categorieën gelden namelijk andere regels.

Tip! Bepalen de regels dat uw prestatie in het buitenland verricht wordt, dan hoeft u lang niet altijd in het buitenland ook daadwerkelijk btw te betalen. In veel gevallen kan namelijk binnen de EU een verleggingsregeling worden toegepast, waarbij u de btw kunt verleggen naar uw afnemer. Deze zal dan zorg moeten dragen voor de afdracht van de buitenlandse btw.

Levering van goederen

Levering van goederen aan een ondernemer in de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer in de EU zal over het algemeen sprake zijn van een intracommunautaire levering (ICL) tegen het 0% btw-tarief. Voorwaarde is dat de goederen vanuit Nederland naar een ander EU-land worden vervoerd en dat u over het btw-identificatienummer beschikt van de in dat EU-land gevestigde ondernemer.

Tip! U kunt het btw-identificatienummer van uw afnemer checken op deze site.

U berekent 0% btw, maar geeft deze levering wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte en in uw opgaaf intracommunautaire prestaties. Uw buitenlandse afnemer verricht in het andere EU-land een intracommunautaire verwerving (ICV) en draagt daar de btw af tegen het daar geldende btw-tarief (maar kan deze btw over het algemeen in zijn aangifte ook weer in aftrek brengen).

Voorbeeld
U levert goederen aan een ondernemer in Frankrijk met een Frans btw-identificatienummer. De goederen worden in verband met de levering vanuit Nederland naar Frankrijk vervoerd. Deze levering betreft een ICL. Voor de btw vindt de levering plaats in Nederland tegen het 0% btw-tarief. Uw Franse afnemer verricht in Frankrijk een ICV. Hij draagt de btw hierover in Frankrijk af tegen het daar geldende btw-tarief.

Levering van goederen aan particulieren in de EU vanaf 1 juli 2021

Vanaf 1 juli 2021 geldt een nieuwe EU-btw-richtlijn voor e-commerce en zijn er nieuwe regels voor de btw op afstandsverkopen aan consumenten en ondernemers die niet btw-plichtig zijn en die in andere lidstaten van de EU wonen.

Uniform drempelbedrag

Vanaf 1 juli 2021 geldt één uniform drempelbedrag van € 10.000 voor de levering van goederen aan consumenten in de EU buiten Nederland. Dit drempelbedrag geldt voor alle verkopen aan consumenten in de EU buiten Nederland, dus inclusief de verkoop van digitale diensten. Blijft de ondernemer onder het drempelbedrag, dan berekent hij het Nederlandse btw-tarief en doet hij hier aangifte. Het transport moet dan wel in Nederland beginnen.

Let op! Als de drempel van € 10.000 in enig jaar wordt overschreden, moet direct worden gestart met de berekening van buitenlandse btw en mag de drempel van € 10.000 niet langer worden gebruikt, ook niet in het volgende kalenderjaar.

Het nieuwe drempelbedrag van € 10.000 geldt niet per lidstaat, maar voor alle lidstaten tezamen. Alleen als het totaal van alle afstandsverkopen aan consumenten in alle andere lidstaten niet meer dan € 10.000 bedraagt, is de uitzondering van toepassing.

Het is ondernemers toegestaan te kiezen voor btw-heffing in het buitenland en dus geen gebruik te maken van het drempelbedrag van € 10.000. Deze keuze moet de ondernemer op tijd melden bij de Belastingdienst. De keuze gaat namelijk pas in op de eerste dag van het op de melding volgende kalenderkwartaal. Wil de ondernemer de keuze in laten gaan met ingang van de datum van de eerste digitale dienst of afstandsverkoop, dan moet de melding uiterlijk de 10e van de daaropvolgende maand bij de Belastingdienst binnen zijn. Keuze voor btw-heffing in het buitenland kan voordelig zijn als het btw-tarief op de prestaties lager ligt dan in Nederland en met de klant een prijs inclusief btw is afgesproken. Ook kan via de buitenlandse btw-aangifte de buitenlandse voorbelasting van dat land worden teruggevraagd. Uiteraard brengt het wel extra administratieve lasten met zich mee.

Let op! Voorgaande btw-regels gelden alleen als de goederen worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van of door indirecte tussenkomst van de leverancier. Is uw situatie anders, dan kunnen andere btw-regels gelden. Neem voor bij twijfel over uw specifieke situatie contact met ons op.

Eénloketsysteem

Komen de afstandsverkopen boven het drempelbedrag uit of is vrijwillig gekozen om het drempelbedrag niet toe te passen, dan berekent de ondernemer de btw van het land waar de goederen heengaan. De ondernemer moet de btw daar ook afdragen en er aangifte doen. Hij kan echter ook kiezen voor een eenvoudig éénloketsysteem.

In dit éénloketsysteem kan de ondernemer de in andere EU-landen verschuldigde btw aangeven en afdragen bij de Nederlandse Belastingdienst. Hij moet zijn bedrijf dan aanmelden voor de ‘Unieregeling’ binnen het éénloketsysteem van de Belastingdienst. Zij zorgen dan dat de verschuldigde btw aan de diverse EU-landen wordt doorbetaald. Aanmelding kan via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Tip! Bij toepassing van de Unieregeling gelden voor facturering de Nederlandse btw-regels. Dit betekent dat u voor de afstandsverkopen niet verplicht bent om een factuur uit te reiken.

Via het éénloketsysteem kan geen voorbelasting worden teruggevraagd. Als er buitenlandse btw in rekening is gebracht, moet die worden teruggevraagd via een teruggaafverzoek buitenlandse btw. Het rechtstreeks terugvragen van buitenlandse btw kan wel als ervoor wordt gekozen om in het buitenland btw-aangifte te doen.

Ook niet-EU-ondernemers kunnen zich aanmelden. Hiervoor is een tussenpersoon verplicht. Die moet gevestigd zijn in het land waar de niet-EU-ondernemer zich wil aanmelden.

MOSS is OSS

Leveranciers van digitale e-commercediensten konden voor consumenten binnen de EU al gebruikmaken van een éénloketsysteem, het zogenaamde MOSS-systeem. Dit systeem is per 1 juli 2021 getransformeerd tot OSS en geldt dat dit gebruikt kan worden wanneer e-commercediensten en afstandsverkopen samen een omvang hebben van meer dan € 10.000 of wanneer vrijwillig is gekozen om het drempelbedrag niet toe te passen.

Levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU, is sprake van export als de goederen naar een land buiten de EU worden vervoerd. Over export bent u 0% btw verschuldigd. Voorwaarde hiervoor is wel dat u kunt aantonen dat de goederen de EU hebben verlaten. U berekent 0% btw, maar geeft deze export wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte.

Overige leveringen

Hiervoor zijn de hoofdregels voor de levering van goederen beschreven. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij de regels anders uitwerken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de levering van nieuwe of bijna nieuwe vervoermiddelen of aan ABC-leveringen. Dit zijn leveringen waarbij de goederen door A aan B worden verkocht en vervolgens door B aan C doorverkocht. De goederen worden echter rechtstreeks door A aan C geleverd. Denk ook aan het geval van dropshipping (webshop koopt en verkoopt door, maar de leverancier van de webshop vervoert of verzendt de goederen rechtstreeks naar de particulier die op de webshop bestelde). Voor deze situaties kunnen andere regels gelden.

Tip! Overleg altijd met onze adviseurs over de btw-regels die in uw specifieke situatie van toepassing zijn.

Verrichten van diensten

Diensten aan een ondernemer in de EU

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een ondernemer uit een ander EU-land belast in het land van uw afnemer. U berekent dan geen Nederlandse, maar ook geen buitenlandse btw. U verlegt de btw namelijk naar uw afnemer en uw afnemer geeft de btw aan in zijn eigen land (tegen het daar geldende btw-tarief). U geeft de dienst wel aan in uw eigen btw-aangifte en uw opgaaf intracommunautaire prestaties.

Let op! Op deze hoofdregel gelden uitzonderingen. Bijvoorbeeld als de dienst betrekking heeft op onroerende zaken, het verlenen van toegang tot bepaalde evenementen, verhuur van een vervoermiddel voor een korte periode, personenvervoer of restaurant- of cateringdiensten. Laat u daarom altijd vooraf goed informeren door onze adviseurs over de btw-regels in uw eigen situatie.

Diensten aan een ondernemer buiten de EU

Diensten aan een ondernemer buiten de EU zijn over het algemeen belast in het land van uw afnemer. In de Nederlandse aangifte geeft u hiervan niets aan. Informeer in het land van uw afnemer aan welke verplichtingen u daar moet voldoen.

Diensten aan een particulier

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een particulier in het buitenland belast in Nederland. U berekent hierover Nederlandse btw. Ook hier zijn echter vele uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld bij een dienst met betrekking tot een onroerende zaak, bij vervoersdiensten, restaurantdiensten, bemiddelingsdiensten etc.

Ook voor bepaalde andere diensten, zoals reclame- of adviesdiensten die u verricht aan een particulier buiten de EU, gelden andere regels. Deze diensten zijn over het algemeen belast in het land waar uw particuliere afnemer gevestigd is.

Europese kleineondernemersregeling (KOR)

De kleineondernemersregeling (KOR) geldt voor ondernemers met een omzet tot € 20.000 per jaar die belast is met Nederlandse btw. Als u deelneemt aan de KOR, hoeft u aan uw afnemers geen btw in rekening te brengen. U kunt echter de door u betaalde btw ook niet aftrekken. De KOR is dan ook niet in alle situaties voordelig.

Vanaf 1 januari 2025 in het ook mogelijk de KOR aan te vragen voor EU-landen waar u zaken mee doet. U bepaalt zelf voor welke landen u de KOR aanvraagt. U hoeft daar dan ook geen btw-aangiftes te doen. Wel moet u ieder kwartaal aan de Nederlandse belastingdienst een overzicht verschaffen van de omzet die u in het kwartaal in de EU heeft behaald.

Eisen EU-KOR

Voor de EU-KOR is vereist dat uw hoofdvestiging in Nederland ligt. Uw omzet mag in alle EU-landen inclusief Nederland maximaal €100.000 bedragen. Ook geldt voor de deelnemers de nationale omzetgrens van het EU-land waar ze de vrijstelling willen toepassen. In Nederland bedraagt deze dus € 20.000.

Teruggaaf van in EU betaalde btw

Als u in 2024 als ondernemer ergens in de EU goederen en diensten heeft gekocht, kunt u de btw via de Nederlandse Belastingdienst terugvragen. U moet aan speciale formaliteiten voldoen en uw btw vóór 1 oktober 2025 terugvragen. Te laat teruggevraagde btw wordt mogelijk niet terugbetaald. Bij in de EU betaalde btw kunt u denken aan btw op getankte brandstof of bijvoorbeeld aan btw op een taxirit of een hotelovernachting tijdens een congres. Het gaat dus om alle btw op zakelijk aangeschafte goederen en diensten, door u of door een van uw medewerkers.

Inloggegevens

Als u btw wilt terugvragen, moet dat digitaal via de volgende site: eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Daarvoor dient u over inloggegevens te beschikken. Vraagt uw adviseur de btw voor u terug, dan heeft u allebei inloggegevens nodig. Heeft u in een voorgaand jaar al btw teruggevraagd uit een EU-land, dan heeft u reeds inloggegevens en dient u die te gebruiken. U kunt geen nieuwe aanvragen, dus bel met de Belastingtelefoon als u ze kwijt bent. Is het de eerste keer dat u btw uit de EU terugvraagt, vraag dan inloggegevens aan via het formulier op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl, zoekterm ‘aanvraag inloggegevens’). U moet dit formulier invullen, afdrukken en opsturen. Dit kan tot vier weken duren.

Indienen verzoek tot teruggave

Als u met uw gegevens bent ingelogd, kunt u een verzoek tot teruggave van betaalde btw indienen. Dit moet u per EU-land specificeren. Van de aangeschafte goederen en diensten moet u onder meer de factuurdatum en het factuurnummer invullen. Voor teruggave van de btw uit sommige landen moet u facturen meesturen; ook dit kan alleen digitaal. Let op! Uw verzoek om teruggave van in 2024 betaalde btw moet per land minstens € 50 aan btw betreffen en moet vóór 1 oktober 2025 ingediend worden. Onder deze drempel beslist het betreffende land zelf of het uw btw terugbetaalt. Grotere bedragen kunt u al in de loop van het kalenderjaar terugvragen, als het bedrag minstens € 400 per drie maanden is.

Tot slot

De btw-wetgeving is niet eenvoudig. Er gelden hoofdregels, maar het zijn met name de uitzonderingen hierop die het ingewikkeld maken. Bijna geen enkele situatie is echt standaard. Overleg daarom met onze adviseurs over de btw-regels voor uw eigen, specifieke situatie.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.