Skip to main content
Category

nieuws

Privégebruik auto niet afleiden uit eerdere jaren

By nieuws

Als u met een auto van de zaak niet meer dan 500 km per jaar privé rijdt, geldt geen bijtelling. Het is aan u te bewijzen dat u niet over de 500 km-grens bent gegaan. Dit bewijs kan over het algemeen niet geleverd worden door het privégebruik te herleiden uit het gebruik in voorgaande jaren.

Rittenregistratie niet meer beschikbaar

Navigatie

Dit blijkt uit een uitspraak van een zaak die speelde bij rechtbank Zeeland-West-Brabant. Aan een manager van een supermarkt was een auto ter beschikking gesteld. Hij hield het privégebruik van de auto bij op een laptop. Hieruit zou blijken dat het privégebruik van de auto niet meer dan 500 km bedroeg. De manager kon dit echter niet hard maken, omdat de werkgever inmiddels was verkocht en de laptop en dus de rittenregistratie niet meer beschikbaar was.

Privéritten herleiden

De manager wilde het privégebruik daarom aantonen door dit te herleiden uit voorgaande jaren. De inspecteur accepteerde dit echter niet en de rechtbank evenmin. Een achteraf gereconstrueerde rittenstaat bevat volgens de rechtbank namelijk het risico dat de werkelijkheid niet goed wordt weergegeven. Hierdoor komt aan een achteraf gereconstrueerde rittenstaat minder bewijskracht toe. Daarmee zal volgens de rechtbank dan ook niet snel kunnen worden voldaan aan de zwaardere bewijslast die geldt voor het bewijzen dat niet meer dan 500 km per jaar privé is gereden.

Overige argumenten schieten tekort

Ook de overige door de manager genoemde argumenten schoten tekort. Zo was de werkgever met hem overeengekomen dat de auto niet privé gebruikt mocht worden, maar hierop was geen controle uitgeoefend door de werkgever. Ook het feit dat de manager in privé over nog enkele auto’s beschikte, was onvoldoende om belastingheffing over het privégebruik te voorkomen. De naheffingsaanslagen en boetes bleven dan ook in stand.

Tip! Zorg voor een betrouwbare, controleerbare rittenregistratie. U kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van tracksystemen die alle ritten registreren en bijhouden in de cloud. Houd u uw ritten zelf bij, leg dan alles goed vast en bewaar uw registratie voor een periode van minimaal zeven jaar.

Invoering vrachtwagenheffing waarschijnlijk per 1 juli 2026

By nieuws

Inmiddels voormalig minister van Infrastructuur en waterstaat Madlener informeerde de Tweede Kamer op 3 juni 2025 over de voortgang van de in te voeren vrachtwagenheffing. Deze voortgang ligt op koers. Men streeft ernaar de heffing per 1 juli 2026 in te voeren.

Heffing per kilometer

Vrachtwagens

Het doel van de vrachtwagenheffing is dat voor binnen- en buitenlandse vrachtwagens van meer dan 3.500 kilo een heffing per verreden kilometer betaald moet worden. Het tarief wordt gedifferentieerd naar CO2-uitstoot van de vrachtwagen. Het Eurovignet verdwijnt per 1 juli 2026 en ook de MRB, ofwel wegenbelasting, wordt voor deze vrachtauto’s tot het Europese een minimumtarief verlaagd. Een ander doel van de heffing is de innovering en verduurzaming van het vrachtverkeer.

Let op! Vanaf 1 juli 2026 vervalt de wet belasting zware motorrijtuigen (bzm) en heeft u in Nederland geen eurovignet meer nodig. In Luxemburg en Zweden blijft het eurovignet nog wel verplicht voor vrachtauto’s.

Tip! Heeft u een eurovignet gekocht dat nog geldig is na 30 juni 2026 en maakt u alleen in Nederland gebruik van de snelweg? Dan kunt u bzm terugvragen met het formulier Verzoek teruggaaf bzm.

Toldienstaanbieders

Toldienstaanbieders worden straks verantwoordelijk voor de inning van de heffing en de afdracht aan de overheid. Dit betekent onder meer dat toldienstaanbieders vóór genoemde datum bij alle vrachtwagens waarvoor dit gewenst wordt boordapparatuur moeten inbouwen ter registratie van de vrachtwagenheffing. De registratie geschiedt via portalen die boven het wegennet worden geïnstalleerd. Ook zullen de toldienstaanbieders de transporteur van een contract moeten voorzien. De minister meldt dat men daarvoor ook bij aanbieders terecht kan die de heffing tevens in andere landen van de EU afhandelen (een EETS-aanbieder).

Opbrengst deels voor subsidies

De opbrengst van de heffing zal deels besteed worden aan elektrificatie van het vrachtvervoer. Onder meer de subsidies AanZET en SPriLa zullen ermee worden gefinancierd.

Sluipverkeer

De heffing zal na invoering worden gemonitord. Zo zal worden bijgehouden of en in welke mate vrachtwagens de heffing zullen ontgaan door uit te wijken naar wegen waarvoor de heffing niet geldt. Afhankelijk van de gemeten resultaten kunnen dan aanvullende maatregelen genomen worden. 

Inzicht in uitstoot

Vanaf dit najaar kunnen transportondernemers zich aanmelden voor de regeling “CO2 meten en verbeteren”. Transportondernemers krijgen dan een adviseur toegewezen die helpt om de kwaliteit van data over de CO2-uitstoot, gereden kilometers en de beladingsgraad van hun vrachtwagenpark te verbeteren.

Voorgenomen aanscherping kennismigrantenregeling

By nieuws

Het kabinet wil de kenniseconomie verder versterken en tegelijkertijd de migratie naar Nederland verminderen. Daarom scherpt het kabinet de kennismigrantenregeling aan, zodat die meer wordt toegesneden op het talent dat het Nederlandse bedrijfsleven nodig heeft.

Verhogen salarisnorm kennismigrant

Handtekening

Het kabinet wil het salaris dat nodig is om als kennismigrant te worden gezien verhogen. Bij kennismigranten jonger dan 30 jaar wil het kabinet het looncriterium verhogen tot 1,1 keer het gemiddeld bruto jaarsalaris. Momenteel geldt voor deze groep een salarisnorm van minimaal €  4.171,00 bruto per maand.  Als gevolg van deze voorgenomen verhoging zal de salariseis met ten minste honderden euro’s per maand stijgen.

Strengere vergunningseisen

Ook zullen de eisen voor bedrijven die een vergunning voor kennismigranten kunnen aanvragen worden verzwaard. Op dit moment moet een bedrijf ‘erkend referent’ zijn om een vergunning te kunnen aanvragen voor een kennismigrant. Daarbij wordt gekeken naar zaken als de financiële gezondheid van een bedrijf en of het bedrijf zich aan de geldende wet- en regelgeving houdt. Het is bijvoorbeeld mogelijk een vergunning af te wijzen als een bedrijf niet het wettelijk minimumloon betaalt of zich schuldig heeft gemaakt aan het tewerkstellen van illegale werknemers.  Als het aan het kabinet ligt worden de huidige eisen verder verzwaard, verduidelijkt en aangescherpt. Dit kan door het laten meewegen van overtredingen van andere wetten. 

Verlies erkenning als referent

Een bedrijf kan – als het twee jaar of langer geen kennismigrant in dienst heeft gehad –  zijn erkenning als referent verliezen.

Wet tegenbewijsregeling box 3 aangenomen

By nieuws

De Wet tegenbewijsregeling box 3 is op 8 juli 2025 aangenomen door de Eerste Kamer. De regels voor het tegenbewijs zijn nu dus definitief. Met het formulier OWR, dat vanaf 10 juli 2025 online beschikbaar is, kunnen belastingplichtigen met box 3-inkomen mogelijk een beroep doen op de tegenbewijsregeling.

Hoge Raad: aanvullend rechtsherstel box 3

Euro

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijk vastgestelde rendement. De Hoge Raad gaf daarbij, en ook in latere arresten, aanwijzingen hoe dit werkelijke rendement berekend moet worden.

Wet tegenbewijsregeling box 3

De Wet tegenbewijsregeling box 3 is gebaseerd op de aanwijzingen van de Hoge Raad. Een belastingplichtige met een werkelijk rendement dat lager is dan het wettelijk vastgestelde rendement kan mogelijk een beroep doen op deze tegenbewijsregeling.

Let op! Is uw werkelijke rendement hoger, dan hoeft u niets te doen. U hoeft dan dus niet meer box 3-heffing te betalen dan op basis van het wettelijk vastgestelde rendement.

Voor wie?

De tegenbewijsregeling box 3 geldt voor de belastingjaren vanaf 2021 voor alle belastingplichtigen met box 3-inkomen. Voor de jaren 2017-2020 geldt de tegenbewijsregeling voor alle belastingplichtigen met box 3-inkomen van wie de definitieve aanslag inkomstenbelasting op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond, mits er tijdig bezwaar is gemaakt of is verzocht om ambtshalve vermindering. In deze laatste categorie vallen ook de belastingplichtigen die destijds tijdig bezwaar hebben gemaakt en voor wie het eerste rechtsherstel is toegepast. Zij kunnen ook bij dit tweede rechtsherstel meedoen (waarbij zij voor de jaren 2017-2019 wel tijdig een verzoek om ambtshalve vermindering moeten hebben ingediend).

Let op! Voor belastingplichtigen die voor oude jaren (2017 tot en met 2020) niet tijdig bezwaar hebben gemaakt, loopt nog de separate massaalbezwaarplusprocedure. Deze belastingplichtigen kunnen voor de betreffende belastingjaren geen beroep doen op de tegenbewijsregeling. Mocht de Hoge Raad in de MB+-procedure uiteindelijk oordelen dat zij toch recht hebben op rechtsherstel, dan kunnen zij alsnog een beroep doen op de tegenbewijsregeling.

Brieven Belastingdienst

Om een beroep te doen op de tegenbewijsregeling, moet u verplicht gebruikmaken van het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR). Is uw aanslag inkomstenbelasting nog niet definitief, dan krijgt u van de Belastingdienst een brief. In deze brief staat dat u gebruik kunt maken van de tegenbewijsregeling.

Let op!De Belastingdienst start vanaf half juli 2025 met het versturen van de brieven. De Belastingdienst stuurt de brief naar u, de belastingplichtige, en niet naar ons, uw adviseur. Ontvangt u zo’n brief, lever deze dan zo spoedig mogelijk bij ons in. U krijgt namelijk maar een beperkte termijn om het formulier OWR in te vullen. Dat is 26 weken als wij de aangifte voor u indienden en 12 weken als u zelf uw aangifte indiende.

Houd er rekening mee dat u per belastingjaar een brief krijgt van de Belastingdienst. Die brieven komen waarschijnlijk ook niet allemaal tegelijk.

Loopt er bezwaar of een verzoek om ambtshalve vermindering tegen een of meerdere belastingjaren? Dan ontvangt u van de Belastingdienst een brief om dit bezwaar of verzoek te motiveren. Deze brief kan meerdere belastingjaren bevatten. Lever ook deze motiveringsbrief snel bij ons in. De maximale reactietermijn voor deze brieven is namelijk maar 12 weken.

Verzamel alvast uw gegevens

Wilt u een beroep doen op de tegenbewijsregeling, verzamel dan alvast de gegevens die nodig zijn voor de berekening en onderbouwing van uw werkelijke rendement. Dat voorkomt straks vertraging waardoor mogelijk de inlevertermijn van het formulier OWR niet gehaald wordt.

Definitieve aanslag

Ontvangt u een definitieve aanslag? Dan kan het verstandig zijn om tijdig bezwaar te maken tegen deze aanslag. In sommige gevallen is het formulier OWR misschien onvoldoende. Neem daarom bij ontvangst van een definitieve aanslag contact op met onze adviseurs voor overleg over uw situatie.

Meer informatie

Heeft u vragen, neem dan contact op met een van onze adviseurs. Meer informatie over de Wet tegenbewijsregeling box 3 kunt u ook vinden op de website van de Belastingdienst.

Aanvraag Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) weer mogelijk

By nieuws

Ondernemers die willen investeren in een energie-efficiënt warmtenet om bestaande woningen en gebouwen van het aardgas te halen, kunnen ook dit jaar weer de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) aanvragen. De WIS is ten opzichte van vorig jaar verbeterd. Voor de WIS is in 2025 €200 miljoen beschikbaar.

Voorwaarden WIS

Geld

U krijgt subsidie voor een nieuw energie-efficiënt warmtenet of de uitbreiding ervan. U moet hiermee  snel van start kunnen gaan. Dit betekent onder meer dat u binnen zes maanden na toekenning van de WIS van start moet kunnen gaan. Met het warmtenet moet het gasverbruik verminderd worden. Voor de WIS is verder vereist dat warmte wordt geleverd aan minimaal 250 aansluitingen voor kleinverbruikers in bestaande woningen en gebouwen. Hierdoor moet de toekomstige vraag naar warmte van alle woningen en gebouwen in uw project gedekt worden.

Let op! Zie voor alle voorwaarden de website van rvo.nl.

Verbeteringen

Ten opzichte van vorig jaar is de WIS onder meer verbeterd, doordat nu vooraf duidelijk is hoeveel subsidie verkregen kan worden. De WIS dekt in 2025 namelijk 30% van de investeringskosten. Vorig jaar was de subsidie nog afhankelijk van de inkomsten die met het warmtenet werden verkregen, omdat destijds de onrendabele top van de investering door de WIS gedekt werd.

Overige wijzigingen

Door een andere wijziging van de WIS is de subsidie nu ook beschikbaar voor onderdelen van het warmtenet die warmte leveren aan kleinverbruikers én nieuwbouw of grootverbruikers, zoals een zwembad. Ook technieken voor warmteopslag die het warmtenet ondersteunen komen in 2025 voor de WIS in aanmerking. Een wijziging ten opzichte van vorig jaar is verder dat woningen met verwarming via blokaansluitingen nu ook meetellen voor de vereiste 250 aansluitingen voor kleinverbruikers.

Aanvragen

U kunt de WIS aanvragen vanaf 1 augustus 2025, 09:00 uur tot 16 januari 2026, 17:00 uur bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, dus vraag de WIS zo snel mogelijk aan.

Let op! U kunt de kans op een succesvolle aanvraag vergroten door uw project vooraf door de RVO te laten toetsen.

Fiscale regeling rond carpoolen

By nieuws

Carpoolen is goed voor het milieu en is kostenbesparend voor de deelnemers. Bovendien kunt u als werkgever een belastingvrije vergoeding geven Wat de mogelijkheden zijn is afhankelijk van wie het carpoolen organiseert en of men carpoolt met de eigen auto of met een auto van de zaak.

Gebruik eigen auto en zelf organiseren

Auto

Als werknemers met hun eigen auto carpoolen en het carpoolen zelf organiseren (dat wil zeggen dat u als werkgever geen carpoolverplichting oplegt), mag u iedere deelnemer (bestuurder én meerijders) de belastingvrije vergoeding van maximaal €0,23/km betalen voor hun eigen afstand woon-werkverkeer.

Zijn er meerijders die zelf over een auto van de zaak beschikken? Dan mag u, als u dat wenselijk vindt, ook aan hen een onbelaste vergoeding van maximaal € 0,23 per kilometer geven voor de daadwerkelijk niet met de auto van de zaak afgelegde afstand. 

Let op! Of de meerijders de vergoeding zelf behouden of onderling verdelen, mogen ze zelf beslissen en heeft voor u geen fiscale gevolgen.

Gebruik eigen auto en werkgever organiseert

Als werknemers met hun eigen auto carpoolen en de werkgever organiseert het carpoolen, mag aan de bestuurder maximaal €0,23/km belastingvrij worden betaald. De kilometers betreffen dan niet alleen de afstand woon-werkverkeer van de bestuurder maar ook alle omrijkilometers voor het oppikken van de collega’s. Aan degenen die meerijden mag in dat geval geen belastingvrije vergoeding worden gegeven.

Auto van de zaak en zelf organiseren

Als werknemers met een auto van de zaak carpoolen en dit zelf organiseren, mag alleen aan de meerijders een belastingvrije vergoeding van maximaal €0,23/km worden betaald voor hun afstand woon-werkverkeer. Of de meerijders de vergoeding behouden of onderling verdelen, mogen ze ook nu zelf beslissen.

Auto van de zaak en werkgever organiseert

Als werknemers met een auto van de zaak carpoolen en de werkgever organiseert het carpoolen, dan mag aan geen van de werknemers een belastingvrije kilometervergoeding worden verstrekt.

Wat verstaan we onder ‘organiseren’?

De fiscale behandeling is afhankelijk van de vraag of sprake is van vervoer door de werkgever. Van vervoer door de werkgever is sprake als de werkgever een carpoolverplichting oplegt en dus het vervoer organiseert. Als u uw werknemers vraagt om aan u door te geven hoe ze het carpoolen organiseren, betekent dit echter nog niet dat u het carpoolen ook organiseert. Hier is dus meer voor nodig. Ook het alleen bijhouden of uw werknemers belangstelling hebben voor carpoolen, wordt nog niet als organiseren aangemerkt.

Let op! Als u een hogere belastingvrije vergoeding wilt geven dan hiervoor beschreven, kunt u dit aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Voorwaarde is wel dat dit aanwijzen voldoet aan de hiervoor geldende gebruikelijkheidstoets. Houd er verder rekening mee dat u bij overschrijding van uw vrije ruimte 80% eindheffing verschuldigd bent.

Wet plan van aanpak witwassen aangenomen

By nieuws

De wet plan van aanpak witwassen is na de Tweede Kamer, op 10 juni 2025 ook door de Eerste Kamer aangenomen. De wet regelt dat contante betalingen van meer dan €3.000 door en aan handelaren niet meer zijn toegestaan. De wet is bedoeld om het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te bemoeilijken.

Wetsvoorstel gewijzigd

Geld

Het oorspronkelijke wetsvoorstel is vergaand gewijzigd. Alleen het voorstel om contante betalingen te beperken, is uiteindelijk overeind gebleven. De beperkingen gelden overigens niet voor particulieren die onderling handelen. Die kunnen elkaar wel meer dan €3.000 contant blijven betalen.

Lagere grens dan Europees noodzakelijk

De grens van €3.000 is lager dan de grens van €10.000 die in Europees verband vereist is. Een wisselend maximum in de EU kan vooral bij internationale handelaren voor moeilijkheden zorgen, zo kwam bij het debat in de Eerste Kamer naar voren. Zo bedraagt de grens in Frankrijk slechts €1.000, maar in Duitsland weer €10.000.

Niet voor diensten

De vastgestelde limiet geldt niet voor de contante betaling van diensten. Naar verwachting komt er in 2027 een Europese verplichting om ook voor diensten een limiet in te voeren.

Let op! Het is nog niet bekend wanneer de wet ingaat. Het streven van het inmiddels demissionaire kabinet was om het verbod op contante betalingen vanaf € 3.000 vóór 1 januari 2026 in te voeren.

Verhuur appartementen btw-vrijgesteld of btw-belast?

By nieuws

De verhuur van onroerend goed is in beginsel vrijgesteld van btw. Hierop gelden een aantal uitzonderingen, waar onder de verhuur in het kader van een hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar voor een korte periode verblijf houden. Deze verhuur is belast met 9% btw. Bij een rechtbank lag de vraag voor of de verhuur van appartementen in die casus ook onder die uitzondering viel.

Short-stay verhuur

Woning

In een zaak die speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant ging het om een bv die een pand had verbouwd tot een vijftal appartementen. De appartementen werden (gestoffeerd en ingericht) verhuurd voor een periode van maximaal zes maanden aan personen die maximaal een jaar in Nederland verbleven.

Belast met btw of vrijgesteld?

De rechtbank diende te oordelen over de vraag of de verhuur belast was met btw. De bv had daar belang bij vanwege de door de bv teruggevraagde btw over de kosten die met de verbouwing van de appartementen gepaard waren gegaan. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verhuur inderdaad belast was met btw. De bv had daarom recht op teruggave van de in rekening gebrachte btw.

Kort verblijf, inventaris en concurrentie

De rechtbank was van mening dat de bv geen hotel- of vakantiebestedingsbedrijf was. Activiteiten die een soortgelijke functie hebben als een hotel- of vakantiebestedingsbedrijf vallen echter ook onder de uitzondering en zijn daarom belast met 9% btw. Of sprake is van een soortgelijke functie moet ruim worden uitgelegd.

Dat de verhuurde appartementen het kenmerk van een woning hadden en voor langere tijd gebruikt zouden kunnen worden, betekende volgens de rechtbank niet dat de verhuur per definitie btw-vrijgesteld was. Van belang was dat de appartementen waren uitgerust om daar kort te verblijven, dat de verhuurder de zorgen voor wat betreft de inventaris voor zijn rekening nam en dat met de verhuur in concurrente werd getreden met hotels. De bv voldeed aan deze criteria.

Niet te vergelijken met woning

Dat er met de verhuur in concurrentie zou worden getreden met de vrijgestelde verhuur van woningen, maakte volgens de rechtbank geen verschil. Ook niet relevant was dat in het BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) een woonfunctie was geregistreerd en dat de bv niet bij de gemeente had gemeld dat de appartementen een logiesbestemming hadden. Beslissend voor de vraag of de uitzondering van toepassing was, was namelijk de aard van de prestatie die verricht werd.

De rechtbank stelde de bv dan ook in het gelijk en besliste dat de verhuur btw-belast was en dat er recht bestond op vooraftrek van de tijdens de verbouwing in rekening gebrachte btw.

Onduidelijkheid over de proeftijd komt de werkgever duur te staan

By nieuws

Een zorginstelling dacht een werkneemster in haar proeftijd zonder grote financiële gevolgen te kunnen ontslaan. De kantonrechter vond de proeftijd echter niet geldig en kende de werkneemster een vergoeding van € 17.000 bruto. Wat speelde hier?

De casus

Verkeersbord

Een 63-jarige werkneemster was gestart bij een zorginstelling. Dat was maar van korte duur omdat ze al na 4 weken werd ontslagen in haar proeftijd. In die periode had ze maar 3 dagen feitelijk gewerkt omdat ze in die periode drie weken met vakantie was. Ze had de werkgever hierover geïnformeerd voorafgaand aan haar indiensttreding maar die had er overheen gelezen. Verder waren er problemen over de roosterwensen.

Discussie proeftijd

Er was discussie ontstaan over de vraag of er een rechtsgeldig proeftijdbeding was overeengekomen. In haar arbeidsovereenkomst stond de volgende bepaling: De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd voor de duur van 6 maanden en eindigt van rechtswege zonder dat daartoe opzegging is vereist op 02-07-2025.
Onduidelijk was of een arbeidsovereenkomst was overeengekomen voor een periode van 6 maanden of voor een periode van 6 maanden en 2 dagen. Een proeftijd in een arbeidsovereenkomst voor 6 maanden is niet rechtsgeldig. Gaat het om een arbeidsovereenkomst langer dan 6 maanden dan kan er wel een proeftijd worden overeengekomen.

De werkneemster wilde niet terugkeren bij de werkgever en verzocht de kantonrechter om een billijke vergoeding van € 30.000 bruto.

Nietige proeftijd

De kantonrechter oordeelde dat de onduidelijkheid in de arbeidsovereenkomst voor rekening en risico van de werkgever kwam. Dit betekende dat sprake was van een nietige proeftijd. Ook vond de kantonrechter dat de werkgever moeite had kunnen doen om de problemen over de roosterwensen op te lossen.

Billijke vergoeding

Om die reden kende de kantonrechter de werkneemster een billijke vergoeding toe. Bij het toekennen van een billijke vergoeding  moet een rechterrekening houden met alle omstandigheden van het geval. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.

Oordeel kantonrechter

Dit leidde er toe dat de kantonrechter een billijke vergoeding toekende van € 17.000 bruto. Dit staat ongeveer gelijk aan het bedrag dat ze anders nog aan loon zou hebben ontvangen tot het reguliere einde van haar arbeidsovereenkomst. Daarnaast had ze nog recht op een transitievergoeding die gering was (€ 83,80 bruto) omdat het dienstverband erg kort had geduurd. 

Profijt reclamebelasting niet van belang

By nieuws

Als een gemeente reclamebelasting heft, is voor de rechtsgeldigheid van deze heffing in principe niet van belang of degene die de belasting moet betalen er ook daadwerkelijk van profiteert. De gemeente mag de heffing van reclamebelasting beperken tot een gedeelte van de gemeente als daar een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor is.

Reclamebelasting

Fiets

Gemeentes mogen reclamebelasting heffen om op die manier inkomsten te genereren. Ten aanzien van deze belasting is wettelijk bepaald dat de belasting mag worden geheven terzake openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

Profijt niet van belang

In een uitspraak van het gerechtshof ’s Hertogenbosch werd geconcludeerd dat het profijt dat een onderneming van de opbrengst van de belasting heeft, in beginsel niet van belang is. In de betreffende zaak was in het centrumgebied van een stad reclamebelasting geheven. Het gerechtshof concludeerde om te beginnen dat het beperken van de heffing tot een bepaald gebied, in dit geval het centrum, is toegestaan. Hiervoor moet wel een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaan.

Objectieve en redelijke rechtvaardiging

De gemeente voerde aan dat niet alleen de heffing, maar ook de besteding van de middelen was beperkt tot een bepaald aangewezen gebied. Volgens het gerechtshof is de objectieve en redelijke rechtvaardiging dan aanwezig als de gemeente in redelijkheid ervan uit mocht gaan dat degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de reclamebelasting, de reclamebelasting ook betalen. Volgens het gerechtshof was dat hier het geval.

Individueel profijt

Uit de feiten bleek namelijk dat de opbrengst van de reclamebelasting was besteed aan projecten ter verbetering van de binnenstad, zoals de aankleding ervan, promotie en marketing. Ook het pand van de ondernemer die zijn zaak voor de rechter bracht, lag in het betreffende gebied. De onderneming, een advocatenkantoor, was van mening dat het profijt van de opbrengst voor hen nihil was. Het gerechtshof stelde echter dat een verschil in individueel profijt niet van belang is voor rechtsgeldigheid van de heffing van reclamebelasting. Het gerechtshof besliste daarom in het voordeel van de gemeente en liet de reclamebelasting in stand.