Skip to main content
Category

nieuws

Toezicht gestart op digitale diensten onder DSA

By nieuws

In Nederland is het toezicht gestart op digitale diensten die onder de Europese Digital Services Act (DSA) vallen. Doel is de grondrechten van gebruikers beter te beschermen, online misleiding en illegale informatie aan te pakken en een gelijk speelveld te realiseren voor gebruikers.

Wie?

Mobiel

De Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) gaan de naleving van de DSA in Nederland handhaven.

Voor wie geldt DSA?

Naast online marktplaatsen, geldt de DSA ook voor sociale netwerken, zoekmachines, cloudaanbieders, online reis- en accommodatieplatforms, internetproviders en diensten om content te delen, zoals videoplatforms. 

Regels voor digitale diensten

De regels waar digitale diensten zich aan te houden hebben, betekenen onder meer een verbod op het personaliseren van advertenties op grond van bijvoorbeeld geloofsovertuiging of seksuele geaardheid. Minderjarigen genieten een extra bescherming om te voorkomen dat er ongepaste reclame op hun scherm verschijnt.

Ingrijpen bij meldingen

De DSA bevat ook verplichtingen als online dienstverleners meldingen krijgen van gebruikers, bijvoorbeeld over illegale content. Ook hierop houdt de ACM toezicht. Ook overtredingen van elders gevestigde online diensten kunnen worden gemeld bij de ACM.

Rol Europese Commissie

De Europese Commissie houdt zelf toezicht op de 25 grootste Europese bedrijven die onder de DSA vallen, zoals Amazon, Google en Booking.com.

Hoge Raad doet uitspraak over extern ondernemerschap

By nieuws

In het Deliveroo-arrest sprak de Hoge Raad zich al uit over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst. In de Uber-zaak gaf de Hoge Raad onlangs antwoord op prejudiciële vragen over het gezichtspunt ‘ondernemerschap’.

Waar moet op worden gelet?

Handen schudden

De Hoge Raad gaf in het Deliveroo-arrest al aan dat gekeken moet worden naar diverse omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang. Het gaat dus om een zogeheten holistische toets, waarbij de bedoeling van partijen niet van belang is. Het gaat daarbij om:

  1. de aard en duur van de werkzaamheden;
  2. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  3. de inbedding van het werk en van degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  4. het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  5. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen;
  6. de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  7. de hoogte van deze beloningen;
  8. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
  9. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich als ondernemer gedraagt, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, het aantal opdrachtgevers en de duur van de opdrachten.

Geen rangorde

De Hoge Raad heeft in genoemd Deliveroo-arrest geen rangorde aangebracht in voornoemde omstandigheden. De Hoge Raad ziet nu in de recente Uber-zaak evenmin reden voor het aanbrengen van een rangorde. Niet één aspect is dus bepalend. Bijvoorbeeld: zelfs als iemand zich vrijelijk mag laten vervangen door een ander, wat duidt op zelfstandigheid, kan het vanwege alle andere aspecten nog steeds een arbeidsovereenkomst zijn.

Ondernemerschap

De Hoge Raad antwoordt in de Uber-zaak dat dit in de praktijk kan betekenen dat hetzelfde werk, voor dezelfde opdrachtgever, voor iemand met ‘ondernemerschap’ geen arbeidsovereenkomst is, en voor iemand zonder ondernemerschap wel.

De Hoge Raad antwoordt in de Uber-zaak ook dat het begrip ondernemerschap ziet op de algemene (ondernemers)situatie van de werkende. Het beperkt zich dus niet tot specifieke omstandigheden bij een opdracht, maar kan ook betrekking hebben op omstandigheden buiten de specifieke verhouding tussen de werkende en zijn opdrachtgever.

Gerechtshof nu aan zet

Nu de Hoge Raad de prejudiciële vragen beantwoord heeft, is het gerechtshof aan zet om te oordelen wat dit betekent voor de werkenden in de Uber-zaak. Het gerechtshof zou daarbij tot het oordeel kunnen komen dat de ene chauffeur een arbeidsovereenkomst heeft, terwijl de andere chauffeur dat niet heeft. Of het gerechtshof tot dat oordeel komt, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en de holistische toets die het gerechtshof daarbij moet toepassen.

Teruggaaf of naheffing gedifferentieerde premie Whk

By nieuws

Heeft u een ander gedifferentieerd premiepercentage Whk toegepast in uw aangifte loonheffingen dan door de Belastingdienst is vastgesteld? Dan kunt u de Belastingdienst verzoeken om een teruggaaf of een naheffing. Dat kan nu ook voor 2025.

Te veel of te weinig premie Whk

Kantoor

Er zijn twee situaties waarin het kan voorkomen dat een werkgever te veel of te weinig premie Whk betaalt.

Dat kan gebeuren als een werkgever te laat, dat wil zeggen na 1 januari, een gedifferentieerd premiepercentage Whk van de Belastingdienst ontvangt. In zo’n geval kan het van de Belastingdienst ontvangen percentage afwijken van het in de aangifte loonheffingen gebruikte percentage. Dat kan ook gebeuren bij starters als zij pas, nadat zij de eerste aangifte loonheffingen hebben gedaan, een gedifferentieerd premiepercentage Whk ontvangen. 

Maar ook als een werkgever op tijd een gedifferentieerd premiepercentage Whk ontvangt, kan een werkgever te veel premie Whk betalen. Dat kan gebeuren als de werkgever bezwaar maakt tegen de beschikking waarin het premiepercentage is opgenomen en de Belastingdienst dit percentage daarna moet bijstellen.

Geen correctie, maar formulier

In de hiervoor beschreven situaties hoeft de werkgever geen correctie te versturen voor de gedifferentieerde premie Whk, maar kan hij via een formulier verzoeken om een teruggaaf of naheffing van de premie.

Let op! U kunt dit doen voor de jaren 2020 tot en met 2024 én 2025 via het volgende formulier.

Wanneer is een lager gebruikelijk loon mogelijk?

By nieuws

Als u werkt voor uw eigen bv, moet u zichzelf een gebruikelijk loon toekennen. Het normbedrag voor dit gebruikelijk loon bedraagt in 2025 € 56.000. Het gebruikelijk loon kan ook hoger zijn en onder omstandigheden is ook een lager gebruikelijk loon mogelijk. Wanneer is dit laatste het geval en hoe toont u dit aan?

Gebruikelijk loon

Portemonnee

Een gebruikelijk loon geldt voor iedereen die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap én ook werkzaamheden verricht voor die vennootschap. Een dga die werkzaamheden voor zijn bv verricht is het bekendste voorbeeld. 

Het gebruikelijk loon van een dga dient in 2025 te worden vastgesteld op het hoogste bedrag van:

  • het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, of
  • het loon van de meestverdienende werknemer in de bv of verbonden bv’s, of
  • het normbedrag van € 56.000. 

Lager loon uit meest vergelijkbare dienstbetrekking

Als de dga aannemelijk kan maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstberekening lager is dan het aldus berekende gebruikelijke loon, dan mag zijn gebruikelijk loon vastgesteld worden op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Op die manier kan het gebruikelijk loon dus ook lager zijn dan het normbedrag van € 56.000. 

Let op! Houd wel rekening met een discussie met de Belastingdienst over de vraag of het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking niet hoger moet zijn.

Nog lager gebruikelijk loon voor starter of bij verlies

In bepaalde situaties mag het gebruikelijk loon nog lager vastgesteld worden. Zo mogen starters maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen als de continuïteit van de onderneming anders in gevaar komt. Een voorbeeld hiervan zagen we onlangs behandeld door de rechtbank Den Haag.

Niet alles goud wat er blinkt…

In de betreffende zaak ging het om een handelaar in sloopgoud die er ook een juwelierswinkel op na hield. Omdat het slecht ging met de zaken had de dga zich geen gebruikelijk loon toegekend. De inspecteur was het hiermee niet eens en legde een naheffingsaanslag loonheffing op waarbij was uitgegaan van het normbedrag van het gebruikelijk loon van destijds € 48.000 (2025: €56.000). Na bezwaar werd dit teruggebracht tot een naheffing over een loon van € 25.000.

Wie eist, bewijst

De bv was van mening dat de slechte financiële situatie van de bv ertoe diende te leiden dat het gebruikelijk loon op nihil werd gesteld. Omdat de inspecteur het gebruikelijk loon al onder het wettelijk maximum had vastgesteld, diende de bv te bewijzen dat een nog lager gebruikelijk loon was toegestaan.

Gebruikelijk loon te hoog

De rechtbank was met de bv van mening dat het gebruikelijk loon van € 25.000 dat door de inspecteur na bezwaar was vastgesteld, te hoog was. Om dit te kunnen betalen, zouden namelijk de liquiditeiten, voorraden en/of bedrijfsmiddelen moeten worden aangewend. Hierdoor zou de continuïteit van het bedrijf direct in gevaar komen. Uit de wetsgeschiedenis vloeide voort dat dit niet de bedoeling was. De rechtbank voegde hier nog aan toe dat een lager gebruikelijk loon er op termijn niet toe zou leiden dat minder inkomen uit de bv belast zou worden, maar alleen op een later moment.

Winstreserves

Alles overwegende achtte de rechtbank een gebruikelijk loon van nihil echter te laag, waarna het uiteindelijk werd vastgesteld op € 7.500. Uit de feiten bleek namelijk dat er nog wel winstreserves beschikbaar waren waaruit dit bedrag aan gebruikelijk loon betaald kon worden. 

 

Wet banenafspraak door de Tweede Kamer

By nieuws

Op 11 februari 2025 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met een arbeidsbeperking aangenomen. De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten moet werkgevers stimuleren om meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.

Wat houdt de wet in?

Personeel

De banenafspraak houdt in dat werkgevers een bepaald percentage banen aan mensen met een ziekte of handicap moeten geven. Als het aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking achterblijft, kan de werkgever een boete krijgen in de vorm van een quotumheffing. Omdat de wet als ingewikkeld wordt ervaren is er nu een vereenvoudiging aangenomen.

Vereenvoudiging

Op hoofdlijnen komt deze vereenvoudiging op het volgende neer:

  1. Banenafspraak voor alle werkgevers
    Het kabinet wil af van het onderscheid tussen het bedrijfsleven en de overheid waar het gaat om het creëren van banen voor werknemers die tot de doelgroep behoren.  Op dit moment wordt verwacht dat het bedrijfsleven in 2026 100.000 banen creëert en de overheid  25.000 banen. Dit onderscheid vervalt. Wel blijft de verplichting staan om samen 125.000 banen te creëren. Er komt dus één banenafspraak voor alle werkgevers.
  2. Geen doelgroepverklaring meer
    Het vereiste van het hebben van een doelgroepverklaring komt te vervallen. Hierdoor hoeven werkgevers en werknemers geen speciale verklaring meer aan te vragen bij het UWV om in aanmerking te komen voor het loonkostenvoordeel. Het loonkostenvoordeel blijft bovendien bestaan zolang het dienstverband voortduurt. In de huidige situatie is het loonkostenvoordeel banenafspraak maar drie jaar geldig.
  3. Quotumregeling: inclusiviteitsopslag
    De huidige quotumheffing  gaat verdwijnen. Daarvoor in de plaats wordt gewerkt met een zogeheten inclusiviteitsopslag als heffing en een individuele beloning voor werkgevers: een bonus voor elke baan die zij realiseren. Die bonus is een verhoging van het loonkostenvoordeel (LKV Banenafspraak). 

Bonus van € 5.000

Als de nieuwe quotumregeling (inclusiviteitsopslag) geactiveerd wordt, zullen alle werkgevers die mensen uit de doelgroep in dienst hebben een bonus ontvangen van € 5.000 per gerealiseerde baan van gemiddeld 25,5 uur per week. Voor banen met minder uren wordt de bonus naar rato aangepast. 

Betalen

Werkgevers betalen de inclusiviteitsopslag via de loonaangifte. Het LKV Banenafspraak wordt na afloop van het kalenderjaar uitgekeerd. 

Let op! De no-riskpolis blijft ongewijzigd en kan nog steeds worden toegepast voor werknemers die onder de banenafspraak vallen.

Beoogde resultaten

Genoemde maatregelen beogen het voor werkgevers eenvoudiger en aantrekkelijker te maken om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en zo de doelstellingen van de banenafspraak te realiseren.

Fouten in vooraf ingevulde aangifte IB 2022 en 2023

By nieuws

In de vooraf ingevulde aangifte (VIA) inkomstenbelasting (IB) 2022 en 2023 kunnen fouten voorkomen. De Belastingdienst stuurt hierover momenteel brieven.

Onjuiste wisselkoersen

Laptop

In de VIA IB 2022 en 2023 kunnen onjuiste wisselkoersen gebruikt zijn. Hierdoor kan er mogelijk een verkeerde verrekenbare buitenlandse bronbelasting of kunnen er verkeerde saldi van buitenlandse bank-, spaar- en beleggingsrekeningen in de VIA opgenomen zijn.

Wat nu?

Het gebruik van de onjuiste wisselkoersen in de VIA betekent niet automatisch dat uw aangiften IB 2022 en/of 2023 fouten bevatten. Mogelijk speelde dit probleem niet in uw VIA, mogelijk zijn onjuiste wisselkoersen al onderkent bij het invullen van uw aangiften IB. U hoeft dan ook niet zelf in actie te komen, maar kunt wachten op een brief van de Belastingdienst.

Let op! Heeft uw voordeel gehad van het gebruik van de onjuiste wisselkoersen? Dan hoeft u dat niet te herstellen van de Belastingdienst en mag u dit voordeel behouden. U krijgt dan ook geen brief van de Belastingdienst.

Brief Belastingdienst

Ontvangt u een brief van de Belastingdienst hierover en staat daarin dat u in actie moet komen? Neem dan contact met ons op. Aangegeven is dat dit 899 burgers betreft die een nadeel hebben ondervonden van meer dan € 15. Op de achterkant van de brief staat het bedrag dat in de VIA was opgenomen én het juiste bedrag. Wij kunnen uw aangiften dan controleren met deze bedragen en waar nodig nieuwe aangiften IB voor u indienen.

Let op! U hoeft niet in actie te komen als een nieuwe aangifte IB zou leiden tot een teruggaaf van maximaal € 15. De Belastingdienst keert in zo’n geval al automatisch een bedrag van € 15 uit op uw bij de Belastingdienst bekende bankrekeningnummer. Aangegeven is dat dit 899 burgers betreft die een nadeel hebben ondervonden van meer dan € 15.

Onvoldoende financiën geen belemmering voor HIR

By nieuws

Als u over onvoldoende financiële middelen beschikt, betekent dit nog niet dat u geen herinvesteringsreserve (HIR) kunt vormen. Dit is voor een HIR namelijk geen vereiste, aldus een arrest van het gerechtshof in Den Bosch.

Herinvesteringsreserve (HIR)

Euro

Als u boekwinst maakt op een bedrijfsmiddel, moet u hier in beginsel belasting over betalen. U kunt dit voorkomen door de boekwinst te reserveren in een HIR. Koopt u later een vervangend bedrijfsmiddel, dan kunt u de HIR afboeken op de boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel. U kunt daardoor minder afschrijven op het nieuwe bedrijfsmiddel. U betaalt daardoor meer belasting, zij het wel gespreid en op een later moment: een belangrijk voordeel ten opzichte van direct afrekenen.

Investeringsvoornemen

De HIR kent wel enkele voorwaarden. Zo is onder meer van belang dat er een investeringsvoornemen is. Dit betekent dat u een HIR in principe binnen drie jaar na het jaar van ontstaan ervan moet afboeken op een ander aangeschaft bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan valt de HIR op het eind van dat jaar in de winst en betaalt u alsnog in één keer belasting over de boekwinst. De genoemde termijn van drie jaar geldt niet als er vertraging in de investering is opgetreden door bijzondere omstandigheden. Er is dan wel vereist dat er een begin van uitvoering van de investering is gemaakt.

Onvoldoende financiën

In bovengenoemde rechtszaak was sprake van een bv die een HIR wilde vormen, maar waarbij dit niet op de goedkeuring van de inspecteur kon rekenen. Volgens de inspecteur ontbrak het de bv aan voldoende financiën toen deze de HIR wilde vormen, zodat er geen sprake kon zijn van een investeringsvoornemen.

Financiering niet doorslaggevend

Uit genoemd arrest blijkt dat het bezit van onvoldoende financiële middelen op het moment van vorming van de HIR niet automatisch aan de HIR in de weg hoeft te staan. Dit kan wel zo zijn als binnen drie jaar na het jaar van ontstaan ervan de HIR niet kan worden afgeboekt op een ander aangeschaft bedrijfsmiddel als hiervoor de financiën ontbreken. U voldoet dan namelijk niet aan de wettelijke eisen, maar de inspecteur moet dit dan wel aannemelijk maken.

Vrije bewijsleer

De uitspraak van het Hof Den Bosch maakt ook duidelijk dat de HIR een vrije bewijsleer kent. Ofwel, u mag zelf kiezen hoe u aannemelijk maakt dat u een investeringsvoornemen heeft. Dit hoeft niet per sé uit stukken te blijken. In bovengenoemde zaak was er echter voldoende bewijs in de vorm van onder andere e-mails van de bank, dat er daadwerkelijk een investeringsvoornemen bestond. Het Hof stelde de bv dan ook in het gelijk.

30%-regeling bij een Oekraïnse werknemer?

By nieuws

Kunt u de 30%-regeling toepassen als u een Oekraïner in dienst neemt? Twee gerechterlijke uitspraken wijzen uit dat het antwoord op die vraag niet eenvoudig en zeker niet eenduidig is. Dit hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden.

In de ene uitspraak kon de Oekraïner de 30%-regeling niet toepassen, in de andere uitspraak wel. We bespreken de twee casussen hierna, zodat u inzicht heeft in hoe de rechters tot deze conclusies kwamen.

Oekraïner al woonachtig in Nederland?

Juridisch

Een Oekraïner van wie zijn gezin vanaf 22 maart 2022 staat ingeschreven in Nederland en hij vanaf 28 september 2022, verblijft – volgens zijn eigen verklaring – vanaf 31 juli 2022 onafgebroken in Nederland. Tot oktober 2022 heeft hij op afstand gewerkt voor een Oekraïens bedrijf. Vier dagen na aankomst in Nederland stuurt hij een cv naar een Nederlandse werkgever, waar hij op 2 september 2022 een aanbod voor een baan krijgt. Hij sluit op 17 oktober 2022 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de Nederlandse werkgever en start zijn werkzaamheden in de functie van solutions engineer op 18 oktober 2022.

De vraag is of de Oekraïner uit het buitenland is aangeworven, dan heeft hij namelijk wel recht op de 30%-regeling, of dat hij al in Nederland woonde op het moment van aanwerven. De rechtbank oordeelt dat deze vraag beantwoord moet worden op het moment dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Bepalend is dus of de Oekraïner op 17 oktober 2022 in Nederland woonde of in het buitenland. Gezien de feiten en omstandigheden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de Oekraïner op 17 oktober 2022 nog in het buitenland woonde. De Oekraïner kwalificeert, naar het oordeel van de rechtbank, daarom niet als ingekomen werknemer en de 30%-regeling kan niet worden toegepast.

Oekraïner nog woonachtig in het buitenland?

In een andere casus komt een rechtbank wel tot het oordeel dat een Oekraïner bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst nog in het buitenland woonde. Deze Oekraïner is in maart 2022 met zijn vrouw en kinderen naar Nederland gevlucht vanwege de oorlog in zijn thuisland. Zij hebben in Nederland een tijdelijk verblijfsrecht en een tijdelijke woning gekregen. In Oekraïne huren zij een appartement. Vanaf april 2022 tot en met augustus 2022 is de Oekraïner werkzaam geweest als opvarende op een schip dat onder Liberiaanse vlag in internationale wateren voer. Op 1 september 2022 sluit hij een arbeidsovereenkomst met een Nederlandse werkgever en op 11 oktober 2022 start hij met zijn werkzaamheden.

De rechtbank is van oordeel dat de Oekraïner op 1 september 2022 niet zijn woonplaats in Nederland had. Hij is dus een ingekomen werknemer en de 30%-regeling kan worden toegepast. Van belang bij dit oordeel vond de rechtbank onder meer dat de Oekraïner de huurwoning in Oekraïne aanhield en de kosten daarvoor bleef betalen. Hieruit volgt dat niet de intentie bestond om langere tijd in Nederland te verblijven, maar dat het verblijf was ingegeven door de uitbraak van de oorlog in Oekraïne. Bovendien voer de Oekraïner tot en met augustus 2022 nog onder Liberiaanse vlag en had hij een tijdelijk verblijfsrecht.

Geen aftrek ivf-kosten voor homostellen

By nieuws

Homostellen kunnen de kosten van een ivf-behandeling niet opvoeren als aftrekbare ziektekosten. De Hoge Raad acht een onderscheid met heterostellen op dit punt gerechtvaardigd. Er is dan ook geen schending van een verdragsrechtelijk discriminatieverbod, aldus de hoogste rechter.

Ivf-behandeling

Kinderbestek

In-vitrofertilisatie (ivf) is een vruchtbaarheidsbehandeling waarbij de bevruchting van eicellen buiten het lichaam plaatsvindt. Een ivf-behandeling kan een oplossing zijn voor stellen die ongewild niet zwanger raken. Een ivf-behandeling krijgt men in Nederland alleen op medische indicatie.

Kosten niet aftrekbaar

In de betreffende zaak handelde het om een homostel met een kinderwens. Het stel besloot daarom deel te nemen aan een eiceldonatie- en draagmoederschapprogramma in de VS. De kosten in het kader van de ivf-behandeling en de voorbereiding erop, in totaal ruim € 38.000, waren in aftrek gebracht als zorgkosten. De inspecteur had de aftrek geweigerd.

Geen ziekte of invaliditeit

Het gerechtshof had vastgesteld dat aftrek niet mogelijk was, omdat er geen sprake was van ziekte of invaliditeit. Belastingplichtige voerde nog aan dat bij heterostellen aftrek mogelijk is als na een jaar onbeschermde seks de partner niet zwanger raakt, ook als hiervoor geen medische oorzaak is, maar volgens het Hof is dit niet relevant. Er wordt op dit punt immers slechts aangesloten bij de medische wetenschap.

Geen discriminatie

In cassatie voert de Hoge Raad aan dat er op dit punt geen sprake is van discriminatie tussen homo- en heterostellen. Het uitblijven van een zwangerschap wijst bij homostellen namelijk niet op een verminderde vruchtbaarheid. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat ook homostellen in geval van verminderde vruchtbaarheid onder dezelfde voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor aftrek van zorgkosten.

Vanaf 10 maart nieuwe SLIM-scholingssubsidie

By nieuws

Werkgevers kunnen vanaf 10 maart 2025 SLIM-scholingssubsidie aanvragen. Dit is een nieuwe subsidie om nieuwe en huidige werknemers op te leiden voor een functie in een maatschappelijk cruciale sector.

Maatschappelijk cruciale sector

Bouw

De subsidie is bedoeld om in- en doorstroom in maatschappelijk cruciale sectoren te stimuleren en daarmee personeelstekorten terug te dringen. Het gaat om de sectoren:

  • hoveniers en groenvoorziening,
  • kinderopvang,
  • techniek, bouw en energie, en
  • zorg en welzijn.

Voor wie?

De subsidie kan worden aangevraagd door werkgevers die praktijkgerichte opleidingen, dus werken en leren tegelijkertijd, aanbieden aan nieuwe of huidige werknemers. 
Ook geregistreerde gastouderbureaus kunnen subsidie aanvragen voor nieuwe of huidige gastouders die bij hen zijn aangesloten.

Let op! Collectieven die bestaan uit tenminste een O&O-fonds en/of een of meer werkgeversverenigingen en een of meer werknemersverzekeringen, kunnen vanaf september 2025 de subsidie ook aanvragen.

Ontwikkelpaden

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de opleiding onderdeel uitmaken van een functie of specialisatie uit een van de (momenteel) twaalf zogenaamde Ontwikkelpaden. Deze Ontwikkelpaden zijn gepubliceerd op Rijksoverheid.nl.

Andere voorwaarden

Er gelden nog meer voorwaarden. Zo mag de opleiding niet al vóór 28 februari 2025 zijn ingekocht of zijn gestart en moet de opleiding uiterlijk binnen 13 weken na het aanvragen van de subsidie van start gaan. Ook mag aan degene die opgeleid wordt geen kosten in rekening worden gebracht.

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie is te vinden in de gepubliceerde Ontwikkelpaden op Rijksoverheid.nl. De hoogte is afhankelijk van het NLQF-niveau. Bij niveau 1,2 of 3 bedraagt de subsidie 90% van de kosten voor scholing, bij niveau 4 40%.

De subsidiabele kosten zijn de in de factuur van de aanbieder vermelde kosten, voor zover dit les-, cursus-, college- of examenkosten zijn. Ook de door de opleider verplicht gestelde literatuur is subsidiabel, mits deze literatuur direct noodzakelijk is voor het volgen en afronden van de opleiding.

Aanvragen

Aanvragen kan via het subsidieportaal Uitvoering Van Beleid gedurende twee tijdvakken: 10 maart 2025 9.00 uur tot en met 30 juni 2025 17.00 uur en 1 juli 2025 9.00 uur tot en met 10 november 2025 17.00 uur.

Tip! Meer informatie over de subsidie, de voorwaarden en het aanvragen van de subsidie, vindt u op de website Uitvoering Van Beleid van SZW.