Skip to main content
Category

nieuws

Advieswijzer Verenigingen en Stichtingen

By nieuws

Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten. Zo kunt u tijdig inspelen op veranderingen en hiermee uw voordeel doen.

Een aantal belangrijke actualiteiten hebben wij daarom voor u op een rij gezet, zoals:

  • Wat is het verschil tussen een ANBI en een SBBI?
  • Is uw instelling een ANBI of een SBBI?
  • Moet u vennootschapsbelasting betalen?
  • Komt u in aanmerking voor vrijwilligersaftrek en hoeveel mag u uw vrijwilligers vergoeden?
  • Wat houdt de kantineregeling in?

Wanneer ANBI?

Schenken

ANBI staat voor algemeen nut beogende instelling. Uw vereniging of stichting kan alleen een ANBI zijn als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut en door de Belastingdienst als een ANBI is aangemerkt. Om een ANBI te kunnen zijn, moet aan een groot aantal voorwaarden en verplichtingen worden voldaan. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

Let op! Een ANBI moet verplicht een groot aantal gegevens op haar internetsite publiceren. Zo moet een ANBI de balans, de staat van baten en lasten en een toelichting hierop binnen zes maanden na het boekjaar op de site zetten. Zorg dat uw vereniging of stichting aan deze verplichting voldoet. Welke gegevens een ANBI nog meer moet publiceren, staat op de site van de Belastingdienst.

Als een instelling als ANBI wil worden aangemerkt, ligt de bewijslast bij de instelling dat met de activiteiten van de instelling het algemeen belang wordt gediend. Het algemeen belang moet niet alleen statutair zijn vastgelegd, maar de activiteiten van de ANBI moeten ook hiermee in overeenstemming zijn. Dit betekent dat de werkzaamheden van de ANBI gericht moeten zijn op concrete doelen die tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. In een recente rechtszaak richtte een vereniging zich op activiteiten in het kader van het algemeen nut, maar ook op activiteiten met het oog op ontspanning en vermaak van de leden. Zonder nadere onderbouwing waren laatstgenoemde activiteiten niet aan te merken als gericht op het algemeen belang. Nu deze onderbouwing ontbrak, was de ANBI-status terecht geweigerd, aldus de rechtbank.

De status van ANBI heeft een groot aantal voordelen. Zo betaalt een ANBI geen schenk- of erfbelasting over schenkingen en erfenissen die zij gebruikt voor het algemeen belang, komt een ANBI in aanmerking voor teruggaaf van een deel van de energiebelasting, bestaan er in de vennootschapsbelasting een aantal fiscale voordelen en zijn giften aan een ANBI bij de schenker onder voorwaarden aftrekbaar in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Wie een ANBI wil oprichten, kan tegenwoordig terecht op een speciale website van de Belastingdienst. De website biedt informatie over ANBI’s, bevat een link naar een aanvraagformulier voor een ANBI en biedt de mogelijkheid in contact te komen met het zogenaamde ANBI-team van de Belastingdienst. De speciale site is met name bedoeld voor degenen die een kleinere of middelgrote ANBI willen oprichten en de aanvrager te helpen bij zijn aanvraag om – via een praktische uitleg – zaken inzichtelijker te maken.

Let op! De site is te vinden op www.anbiloketbelastingdienst.nl.

Aanscherping toezicht ANBI

Het kabinet heeft in juni 2022 aangekondigd het toezicht op ANBI’s te willen verbeteren, onder meer door gegevens inzake ANBI’s te digitaliseren, de capaciteit inzake toezicht op ANBI’s te vergroten en door de naleving van de voorwaarden voor de ANBI-status af te dwingen. Om misbruik tegen te gaan, wordt ook overwogen de verplichting in te voeren dat ANBI’s jaarlijks een bepaald minimum aan activiteiten moeten verrichten of een minimumbedrag aan het algemeen nut besteden. Zo zouden instellingen die geen activiteiten ondernemen niet langer ANBI kunnen zijn. Het kabinet heeft aangekondigd samen met de branche te gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn.

Bestedingscriterium verduidelijkt

Een ANBI mag niet meer vermogen aanhouden dan nodig voor het uitvoeren van haar activiteiten als ANBI. Onlangs is verduidelijkt onder welke voorwaarden investeringen en uitgaven zijn toegestaan zonder de ANBI-status in gevaar te brengen. Zo moet een investering door een ANBI het doel van de ANBI rechtstreeks bevorderen of verwezenlijken. Ook mag de uitgave geen zakelijke activiteit betreffen primair bedoeld om voordeel te behalen. Verder is bepaald dat als geïnvesteerd wordt via een organisatie, ook deze organisatie het bedrag moet gebruiken in lijn met het doel van de ANBI. 

Ook is verduidelijkt dat bestuurders van de ANBI niet bij een investering in een organisatie betrokken mogen zijn. Daarnaast is bepaald dat de investering in de administratie en het beleidsplan als investering van algemeen nut moeten worden opgenomen. ANBI’s die niet of nog niet voldoen aan de gestelde voorwaarden, dienen dit te melden bij hun inspecteur. Deze kan een termijn stellen waarbinnen alsnog aan de verplichtingen moet worden voldaan. Gebeurt dit niet, dan kan een ANBI de status als ANBI verliezen.

Tip! Een ANBI kan door de Belastingdienst ook worden aangewezen als een culturele ANBI. Uw instelling moet dan voor minstens 90% actief zijn op cultureel gebied. Een culturele instelling kan gebruikmaken van een aantal extra faciliteiten.

Wanneer SBBI?

Als uw vereniging of stichting geen ANBI is, is er wellicht wel sprake van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI). Een SBBI is een instelling die geen ANBI is, maar wel een sociaal belang behartigt. Voorbeelden van SBBI’s zijn een muziekvereniging, een sportvereniging, een toneelvereniging of een lokale scoutinggroep. Het voordeel van een SBBI is dat zij geen schenk- of erfbelasting betaalt over schenkingen of erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met ons over de voorwaarden voor een SBBI.

Let op! Over een schenking die een SBBI doet van meer dan € 2.658 (2024) is door de ontvanger van de schenking wel gewoon schenkbelasting verschuldigd, tenzij deze zelf een ANBI of SBBI is.

Actualiteiten vennootschapsbelasting

Vaak zal een stichting of vereniging niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dit is echter wel het geval als sprake is van het drijven van een onderneming. Belangrijke criteria zijn deelname aan het economisch verkeer en het streven naar winst (winstoogmerk).

Let op! In de statuten wordt vaak opgenomen dat de stichting of vereniging geen winstoogmerk heeft. Dit is geen vrijwaring voor de vennootschapsbelasting. Bepalend is vooral de feitelijke aanwezigheid van overschotten.

Winstvrijstelling

Behaalt uw stichting of vereniging winst, dan kan er een vrijstelling van toepassing zijn als de winst onder bepaalde grenzen blijft. De vrijstelling is van toepassing als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar samen niet meer bedraagt dan € 75.000. De vrijstelling geldt voor alle stichtingen en verenigingen.  De volledige vrijstelling is ook van toepassing op stichtingen en verenigingen die nog geen vijf jaar bestaan. Dit is beslist in een arrest van de Hoge Raad. Als een vereniging of stichting voor de vrijstelling in aanmerking komt, past de Belastingdienst deze automatisch toe. Als er aangifte is gedaan, volgt er een nihilaanslag. De Belastingdienst beveelt stichtingen en verenigingen aan om bij de aangifte te vermelden dat de vrijstelling van toepassing is. Dit kan door bij ‘expliciet uitspraak Belastingdienst gevraagd’ te vermelden ‘vrijgesteld op grond van artikel 6 Wet Vpb’.

Tip! Uw stichting of vereniging kan ervoor kiezen de vrijstelling niet toe te passen, bijvoorbeeld als u een verlies wilt verrekenen. Deze keuze wordt gemaakt voor een periode van minimaal vijf jaar. Na die tijd kan er opnieuw voor gekozen worden om de vrijstelling niet toe te passen. Als u de vrijstelling niet toe wilt passen, moet u een brief sturen naar het belastingkantoor. Dit moet voordat de aangifte vennootschapsbelasting over het eerste jaar van de periode van vijf jaar is afgehandeld.

Bestedingsreserve

Stichtingen en verenigingen die zijn aangemerkt als culturele ANBI en stichtingen en verenigingen die een sociaal belang behartigen en hun winst voor minstens 70% behalen met behulp van vrijwilligers, kunnen een bestedingsreserve vormen. Voldoet uw instelling aan deze voorwaarden, dan mag (een deel van) de winst voor belastingheffing gereserveerd worden in een bestedingsreserve. Er moet dan wel een bestedingsvoornemen zijn en de gereserveerde winsten moeten in beginsel in het jaar of binnen vijf jaar na afloop van het jaar worden besteed. Na deze termijn valt de bestedingsreserve in de winst.

Aftrek fondswervende activiteiten

Fondswervende activiteiten van een ANBI kunnen in aftrek komen van de winst. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moeten de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Stichtingen en verenigingen die geen ANBI zijn, kunnen – als zij uitsluitend fondswervende activiteiten verrichten – onder voorwaarden de uitkeringen aan een ANBI van de winst in aftrek brengen. Zo moeten ook hier de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Ook moet kenbaar worden gemaakt dat de opbrengst uit de fondswervende activiteiten voor minimaal 90% naar een algemeen nuttig doel gaat en moet de uitkering zijn gedaan binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin de gelden zijn verworven.

Vrijwilligersaftrek

Een ANBI en een SBBI kunnen onder bepaalde voorwaarden gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek in de vennootschapsbelasting. Als SBBI kunt u alleen gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek als de winst voor minstens 70% wordt behaald met behulp van vrijwilligers. Onder de vrijwilligersaftrek kan de winst van uw vereniging of stichting verminderd worden met een fictieve beloning van de vrijwilligers op basis van het minimumloon, verminderd met de daadwerkelijke beloning. Als u aannemelijk maakt dat een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mag u rekening houden met dat hogere loon.

Belastingplicht culturele instellingen

Culturele instellingen kunnen voor de vennootschapsbelasting belaste en onbelaste activiteiten verrichten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een museum, waarbij de winst behaald met de museumwinkel belast is en de winst behaald met de culturele activiteiten onbelast. Als met deze culturele activiteiten een verlies geleden wordt, kan dit verlies echter niet verrekend worden met de winst van de museumwinkel.

Om die reden hebben culturele instellingen de mogelijkheid om te kiezen voor volledige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Bij volledige belastingplicht kan het verlies uit de onbelaste activiteit wel verrekend worden met de winst uit de belaste activiteit. Een dergelijke keuze geldt voor een periode van tien jaar.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Actualiteiten loonbelasting

ANBI’s kunnen gebruikmaken van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting. Is uw stichting of vereniging aangemerkt als ANBI, dan hoeft u geen loonheffing in te houden op een vergoeding aan een vrijwilliger. De vergoeding mag niet meer bedragen dan € 210 per maand en maximaal € 2.100 per jaar (2024). Betaalt u een uurvergoeding, dan beschouwt de Belastingdienst een bedrag van maximaal € 5,50 (of € 3,25 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) per uur als vrijwilligersvergoeding.

Het gebeurt in de praktijk vaak dat een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding. Hierdoor wordt de vergoeding een gift die de vrijwilliger onder voorwaarden kan aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat kan alleen als voldaan wordt aan de drie volgende voorwaarden:

  1. uw organisatie verklaart dat de vrijwilliger recht heeft op de vergoeding;
  2. uw organisatie is bereid en in staat om de vergoeding uit te betalen;
  3. de vrijwilliger kan aanspraak maken op de vergoeding en heeft de vrijheid daarover te beschikken.

Let op! De vrijwilliger kan de kosten alleen aftrekken als de ANBI een ‘vrijwilligersverklaring’ invult. Deze is beschikbaar op de site van de Belastingdienst (zoekterm ‘vrijwilligersverklaring’).

Tip! Is uw vereniging of stichting geen ANBI, maar wel een sportorganisatie of een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen? Dan kunt u ook de vrijwilligersregeling toepassen.

Actualiteiten omzetbelasting

Vanaf 1 januari 2019 is de sportvrijstelling in de omzetbelasting verruimd. De sportvrijstelling dient verplicht te worden toegepast. De vrijstelling geldt voortaan ook voor diensten die sportorganisaties verlenen aan niet-leden, bijvoorbeeld het verzorgen van een training.

Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onmisbaar is voor de sportbeoefening, vallen voortaan ook onder de vrijstelling. Door aanpassing van de definitie ‘winst beogen’, vallen niet-commerciële organisaties onder de vrijstelling. Het niet beogen van winst wordt verbonden aan de organisatie als geheel.

Het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie is nu belast tegen het lage tarief van 9%. Door de vrijstelling is de voorbelasting vanaf 2019 niet meer aftrekbaar. Om dit nadeel te compenseren, is er een subsidieregeling voor gemeenten en sportorganisaties. De subsidie voor gemeenten bedraagt 17,5% van alle btw-belaste sportuitgaven. Voor sportinstellingen is de subsidie maximaal 20%, met een maximum van € 2,5 miljoen per jaar. Een subsidie van minder dan € 2.500 wordt niet verstrekt. Voor sommige activiteiten in het kader van verduurzaming en toegankelijkheid geldt een extra subsidie van maximaal 10%. Voor sommige activiteiten in het kader van het bevorderen van de veiligheid geldt een extra subsidie van maximaal 30%.

Let op! U kunt voor 2024 nog tot en met 31 juli 2024 een aanvraag voor subsidie indienen, maar omdat de aanvragen voor subsidie het budget al ruimschoots hebben overschreden, heeft dit nauwelijks nog zin. U kunt vanaf 2025 wel weer een nieuwe aanvraag indienen.

Btw-vrijstelling fondsenwerving

Fondswervende activiteiten van bepaalde aangewezen instellingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw (waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor jeugdwerk, sportverenigingen en culturele, sociale en religieuze instellingen) zijn in het geheel vrijgesteld van btw als de fondswervende leveringen niet meer dan € 68.067 en de fondswervende diensten niet meer dan € 22.689 per jaar bedragen.

Let op! Voor sportverenigingen geldt een afwijkend grensbedrag voor fondswervende diensten van € 50.000. Daarnaast mogen sportverenigingen geen gebruikmaken van de kantineregeling. Dit betekent dat de kantineontvangsten meetellen voor het maximumbedrag van de fondswervende leveringen van € 68.067 per jaar.

Bij overschrijding van een van de grensbedragen komt de fondsverwerving in de normale heffing van de btw terecht. Dit geldt niet als de overschrijding veroorzaakt wordt door bijzondere, eenmalige omstandigheden of als de overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien. De grensbedragen voor leveringen en diensten gelden onafhankelijk van elkaar. Overschrijding in één categorie betekent dus niet automatisch dat de andere categorie ook in de btw betrokken moet worden.

Tip! Giften, donaties en contributies (zonder expliciete tegenprestatie) worden voor de grensbedragen niet meegerekend.

Bepaalde organisaties, bijvoorbeeld muziekverenigingen, dorpshuizen en buurtverenigingen, kunnen de kantineregeling toepassen. De kantineontvangsten zijn dan vrijgesteld als deze inclusief btw niet meer bedragen dan € 68.067 per jaar. Deze vrijstelling geldt naast de vrijstelling voor fondsenwerving. Dit betekent dat de kantineontvangsten niet meetellen voor de grensbedragen.

Overige actualiteiten

Besturen van verenigingen en stichtingen hebben met ingang van 1 juli 2021 met extra regels te maken. Dit is het gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).
De WBTR is bedoeld om wanbestuur binnen verenigingen en stichtingen zo veel mogelijk te voorkomen. Met de WBTR wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de regels die al gelden voor besturen van nv’s en bv’s. Onder meer is de aansprakelijkheid van bestuurders uitgebreid met aansprakelijkheid bij faillissement als er sprake is van een ernstig verzuim, bijvoorbeeld als voor bepaalde risico’s geen verzekering is afgesloten. Verder is nieuw dat een bestuurder van een vereniging of stichting niet mag deelnemen aan vergaderingen over een bepaald onderwerp als hij ook een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging of stichting. Ook mag hij in die gevallen niet deelnemen aan de besluitvorming.

Een andere wijziging is dat een bestuurder voortaan nooit meer stemmen kan uitbrengen dan de rest van het bestuur samen. Een bestaande afwijkende statutaire regeling is geldig tot 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging als dit eerder is. Verder is geregeld dat als in een vereniging of stichting met een klein bestuur geen van de bestuursleden nog in functie is of afwezig is, formeel geen besluiten meer genomen kunnen worden. De statuten dienen dan te bepalen hoe besluiten dan toch genomen kunnen worden, bijvoorbeeld via een commissie.

Convenant Belastingdienst en organisaties goede doelen

Goede doelen hebben vanaf 2019 nog maar te maken met één loket voor het aanvragen van een erkenning en van de ANBI-status. Hiertoe hebben organisaties van goede doelen met de Belastingdienst een convenant afgesloten. Om fraude te voorkomen, kunnen goede doelen een erkenning aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Zo weten donateurs dat ze te maken hebben met een bonafide organisatie. Daarnaast kunnen goede doelen de ANBI-status aanvragen. De aanvraag verloopt nu nog digitaal via de Belastingdienst.

De kwaliteitseisen voor het verkrijgen van de erkenning zijn gelijk aan die voor de ANBI-status. Een aparte aanvraag bij de Belastingdienst is dan dus niet meer nodig. De fiscus behoudt zich wel het recht voor altijd zelf de ANBI-status te kunnen toetsen.

Giftenaftrek: bewijs vereist

Donateurs moeten hun gift kunnen bewijzen om deze af te kunnen trekken. Een ontvangstbewijs of verklaring is hiervoor niet voldoende. Het is daarom aan te bevelen dat giften per bank worden overgemaakt en niet cash. Contante giften zijn per 2021 niet langer aftrekbaar.

Hogere giftenaftrek culturele ANBI

Voor giften aan culturele ANBI’s geldt een hogere giftenaftrek. Particulieren mogen deze giften voor de giftenaftrek verhogen met 25% (met een maximum van € 1.250 per jaar). Ondernemingen in de vennootschapsbelasting mogen een gift aan een culturele ANBI verhogen met 50% (met een maximum van € 2.500 per jaar).

Gift aan steunstichting SBBI

Een steunstichting SBBI is een stichting die speciaal is opgericht om geld in te zamelen voor een jubileum van een SBBI op het gebied van sport en muziek. Een gift aan een steunstichting SBBI is aftrekbaar.

Let op! Een steunstichting moet voldoen aan bepaalde voorwaarden.

Periodieke gift eenvoudiger

De eis van een notariële akte voor de aftrekbaarheid van een periodieke gift is met ingang van 2014 vervallen. Een periodieke gift aan een ANBI of een niet-vennootschapsbelastingplichtige vereniging met minimaal 25 leden is vanaf die datum ook volledig aftrekbaar als deze gift wordt vastgelegd in een onderhandse akte van schenking. De eis dat de periodieke gift alleen aftrekbaar is als deze is vastgelegd voor een looptijd van minimaal vijf jaar (of eindigt bij eerder overlijden) is wel blijven bestaan.

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten, waaronder stichtingen en verenigingen, bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. Entiteiten die hieraan niet voldoen, kunnen te maken krijgen met sancties. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. U kunt een vereniging of stichting registreren in het UBO-register via de Kamer van Koophandel.

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiekelijk toegankelijk te maken. Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is volgens een uitspraak van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register heroverwogen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Wet betaalbare huur vanaf 1 juli 2024 van kracht

By nieuws

Huurders kunnen vanaf 1 juli van dit jaar een beroep doen op de Wet betaalbare huur. Door deze wet wordt de huur van een woning meer in overeenstemming gebracht met de kwaliteit van de betreffende woning. Gemeenten krijgen de opdracht zich tot 1 januari 2025 voor te breiden op de handhaving van de wet en kunnen na die tijd boetes opleggen.

Meer gereguleerde huur

Woning

Door de wet komen woningen tot 186 punten volgens het Woningwaarderingsstelsel onder de gereguleerde huur te vallen. Dit betekent dat zo’n 130.000 woningen extra hier weer onder komen te vallen. Deze woningen mogen maximaal € 1.157,95 aan huur per maand gaan kosten. 

Woningwaarderingsstelsel

Met behulp van het Woningwaarderingsstelsel kan de huur van een woning worden berekend op basis van het aantal punten. Zo is onder meer het Energielabel van een woning bepalend voor een aantal punten. Op die manier kan dus voor een energiezuinige woning meer huur worden gevraagd.

Huurverlaging

Door de wet zal voor zo’n 300.000 woningen minder huur betaald hoeven te worden. De verlaging zal gemiddeld zo’n € 190 per maand bedragen. 

Maximale huurprijs

Bij nieuwe huurcontracten vanaf 1 juli 2024 moeten verhuurders zich aan de maximumhuurprijs houden. Bij woningen tot en met 143 punten moet in bepaalde gevallen de huur direct of uiterlijk na een jaar worden verlaagd, als deze niet overeenkomt met het aantal punten. Dit geldt ook voor particuliere verhuurders en voor studentenkamers.

Ontbinding arbeidsovereenkomst ondanks geestelijke problemen bij niet nakomen re-integratieverplichting

By nieuws

Een rechter ontbond de arbeidsovereenkomst van een werknemer die zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte niet nakwam. Het opzegverbod dat geldt bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte was in dit geval niet van toepassing. De rechter kende echter wel een transitievergoeding toe.

De casus

Juridisch

Een werknemer die werkt als medewerker bediening in een Beach Resort meldt zich ziek. De bedrijfsarts geeft aan dat hij weliswaar ongeschikt is voor het eigen werk, maar dat de werknemer wel kan re-integreren in aangepaste werkzaamheden, bijvoorbeeld in administratieve taken. Vervolgens lukt het niet om met de werknemer een afspraak te maken voor het opstellen van een plan van aanpak voor de re-integratie. De werknemer krijgt een oproep om op een vastgestelde datum en tijd het plan van aanpak te komen opstellen. Indien hij niet komt, volgt een loonstop. De werknemer komt niet, waarna de aangekondigde loonstop wordt geëffectueerd.

Deskundigenoordeel

De werkgever vraagt vervolgens een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Daarin wordt geoordeeld dat werknemer onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. 

Verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst zonder transitievergoeding

Uiteindelijk stapt de werkgever naar de kantonrechter en verzoekt om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer zonder toekenning van de transitievergoeding. De bewindvoerder van werknemer voert daar verweer.

Kantonrechter: werknemer wel verwijtbaar, maar niet ernstig

De rechter overweegt dat het opzegverbod van kracht is nu de werknemer arbeidsongeschikt is wegens ziekte, maar in dit geval is het niet van toepassing, omdat werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Bijkomend punt is dat het handelen van de werknemer niet geheel los kan worden gezien van zijn geestelijke problemen. Hij is paranoïde psychotisch, met als gevolg dat hij fases heeft waarin hij zich opsluit en contact afhoudt. Het is aannemelijk dat werknemer door zijn psychische problemen zich niet steeds bewust is geweest van zijn re-integratieverplichtingen. Het maakt dat het verwijtbaar handelen van werknemer niet kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen.

Ontbinding arbeidsovereenkomst, maar met transitievergoeding

De werkgever in kwestie heeft volgens het boekje gehandeld en heeft de juiste stappen gevolgd:

  1. De werkgever heeft de werknemer schriftelijk aangemaand tot nakoming van de re-integratieverplichtingen;
  2. Zij heeft om die reden de betaling van het loon gestaakt;
  3. Daarnaast beschikt zij over een deskundigenoordeel van het UWV over de re-integratie door werknemer.

Er volgt daarom een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar met toekenning van de transitievergoeding. De bewindvoerder van de werknemer wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Naheffing mrb bij schorsing en OVR-tarief of vrijstelling?

By nieuws

Als u uw auto langere tijd niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. Kan dit een naheffing motorrijtuigenbelasting opleveren als het een auto betreft waarvoor u gebruikmaakt van de overgangsregeling oldtimers (OVR) of een vrijgestelde auto en u de auto tóch gebruikt?

Kenteken schorsen

Auto

Als u van een auto het kenteken laat schorsen, mag u deze auto niet op de openbare weg gebruiken (ook niet parkeren). Het voordeel is dat u tijdens de schorsingsperiode geen mrb (motorrijtuigenbelasting) hoeft te betalen, de auto niet hoeft te laten keuren en te verzekeren. Schorsing komt vaak voor bij langdurige afwezigheid.

Overgangsregeling oldtimers (OVR)

Binnen de mrb bestaat een aparte regeling voor oldtimers die nog geen 40 jaar oud zijn. Voor deze auto’s betaalt u minder mrb. U mag dan echter met de auto in de maanden januari, februari en december geen gebruikmaken van de openbare weg.

Naheffing mogelijk?

De vraag is of een naheffing mrb mogelijk is als met een geschorste auto waarvoor gebruik wordt gemaakt van de OVR, toch gebruik wordt gemaakt van de weg. Bepalend hiervoor is in welke maand dit gebruik plaatsvindt. Is dit in de maanden april tot en met november, dan is geen naheffing mogelijk. De mrb moet namelijk al voor het kalenderjaar zijn betaald en teruggave bij schorsing is niet mogelijk. Omdat de mrb al voldaan is, is geen naheffing mogelijk. Dit is anders als de auto in de maanden januari, februari of december is gebruikt. Dan wordt namelijk niet voldaan aan de voorwaarden en is een naheffing wel mogelijk.

Vrijgesteld voertuig

Voor sommige voertuigen bestaat een vrijstelling van mrb. Dat zijn bijvoorbeeld oldtimers van 40 jaar en ouder, politieauto’s en vuilniswagens. Als een dergelijk voertuig geschorst is terwijl er wel gebruik wordt gemaakt van de weg, leidt dit volgens de Belastingdienst niet tot een naheffing mrb. Er is immers geen belasting verschuldigd. 
Alhoewel dit niet expliciet is bevestigd, lijkt dit ook te gelden voor nulemissieauto’s. Daarvoor is men in de basis immers ook geen mrb verschuldigd. Het is in deze situatie echter onduidelijkheid of een boete (€ 50) ook achterwege blijft.

Let op! De schorsing van een kenteken voorkomt dus de heffing van mrb. Maar de schorsing voorkomt niet per definitie de bijtelling voor privégebruik. Met een schorsing wordt de geldigheid van het kenteken tijdelijk opgeheven, maar de auto blijft in beginsel wel ter beschikking staan aan de berijder.

Voor 2024 geen BOSA-subsidie meer beschikbaar

By nieuws

Amateursportorganisaties die de BOSA-subsidie willen aanvragen, kunnen beter wachten tot 2025. Inschrijven voor subsidies kan nog wel tot 1 augustus 2024, maar de kans op succes is vrijwel nihil. Er is voor 2024 namelijk geen budget meer beschikbaar.

Subsidie Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA)

Golfbaan

De BOSA-subsidie is bedoeld voor de bouw en het onderhoud van sportaccommodaties en voor de aanschaf van sportmaterialen. Hiervoor kunt u 20% subsidie krijgen. Voor maatregelen op het gebied van energiebesparing, toegankelijkheid, circulariteit en klimaatadaptatie bedraagt de subsidie 40%.

Wanneer aanvragen?

U kunt de BOSA zowel vooraf als achteraf aanvragen. Bij aanvragen achteraf mag de factuurdatum niet ouder zijn dan twaalf maanden. Bij aanvragen vooraf moet u de activiteiten binnen drie jaar realiseren. Bij goedkeuring van uw aanvraag bedraagt het voorschot 80%. In beide situaties gelden er voorwaarden voor wat betreft de hoogte van de subsidie en de minimale kosten van de activiteiten. U vindt hier meer informatie.

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I)

Subsidies zijn digitaal aan te vragen bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen. De verwerking van uw aanvraag duurt maximaal 22 weken. Zorg ervoor dat u eventuele wijzigingen tussentijds doorgeeft.

Tip! Wilt u gebruikmaken van de subsidie in 2025? Bereid uw aanvraag dan in 2024 alvast goed voor, zodat u in 2025 de subsidie zo snel mogelijk kunt aanvragen. Het budget wordt namelijk toegekend op volgorde van binnenkomst. Het subsidieloket gaat in principe op 1 januari 2025 weer open.

Duurdere noodzakelijke voorzieningen via uitruil loon toegestaan?

By nieuws

De gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen is niet van toepassing in combinatie met een uitruil van brutoloon via een zogenaamde cafetariaregeling. Dit kan anders zijn als de werknemer kiest voor een duurdere uitvoering.

De Belastingdienst heeft aan de hand van een voorbeeldsituatie aangegeven hoe een en ander in de praktijk uitwerkt bij de vergoeding van een mobiele telefoon.

Noodzakelijke voorzieningen

Agenda

Voor een aantal noodzakelijke voorzieningen geldt onder voorwaarden een gerichte vrijstelling, waardoor een werkgever deze voorziening onbelast aan een werknemer kan vergoeden of verstrekken. Deze vrijstelling geldt voor noodzakelijke gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur.

De vrijstelling geldt alleen als genoemde zaken naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk zijn voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Daarnaast moet de werknemer ze teruggeven of de restwaarde aan de werkgever vergoeden als hij ze niet meer voor het werk nodig heeft (bijvoorbeeld bij uitdiensttreding). Tot slot mogen de zaken geen onderdeel uitmaken van een cafetariaregeling.

Cafetariaregeling

Bij een cafetariaregeling biedt de werkgever bepaalde zaken aan tegen inlevering van een deel van het brutoloon. Als een werkgever zo’n uitruil toepast voor een noodzakelijke voorziening, is de gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen niet van toepassing.

Luxere uitvoering mobiele telefoon

In het voorbeeld van de Belastingdienst wil een werkgever een mobiele telefoon van € 600 aan zijn werknemer vergoeden. De mobiele telefoon is in principe een noodzakelijke voorziening waarvoor de gerichte vrijstelling kan gelden. Een werknemer besluit van de mogelijkheid gebruik te maken om een luxere uitvoering te kiezen en legt zelf € 400 bij uit zijn brutoloon. De werkgever wijst de telefoon aan als eindheffingsloon. Vraag is of de uitruil van het brutoloon verhindert dat de gerichte vrijstelling van toepassing is.

Vrijgesteld of niet?

Dit blijkt niet het geval. De gerichte vrijstelling is niet van toepassing als het hele bedrag van de telefoon wordt uitgeruild met het brutoloon. Omdat echter alleen het meerdere van € 400 wordt uitgeruild, is de gerichte vrijstelling wel van toepassing op de vergoeding van € 600, op voorwaarde dat voldaan wordt aan de andere twee voorwaarden die gelden voor deze gerichte vrijstelling.

Vrije ruimte

De meerprijs van € 400 is niet gericht vrijgesteld, maar kan eventueel wel worden aangewezen  invalt wel in de vrije ruimte. Voor het aanwijzen in de vrije ruimte geldt wel de voorwaarde dat dit gebruikelijk is.

Is er geen vrije ruimte meer beschikbaar, dan moet de werkgever 80% eindheffing betalen over het bedrag van € 400.

 

Hebben schenkingen ‘vrij van recht’ invloed op box 3?

By nieuws

Bij een schenking is door de ontvanger ervan schenkbelasting verschuldigd. Bij een schenking ‘vrij van recht’ spreken schenker en ontvanger af dat de schenker deze belasting voor zijn rekening neemt. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt welke effecten dit kan hebben op het vermogen en dus de verschuldigde belasting in box 3.

Geen belastingschuld van schenker

Sparen

De aanslag schenkbelasting wordt altijd opgelegd aan de ontvanger van de schenking. Dit is ook het geval als u als schenker de schenkbelasting voor uw rekening neemt bij een schenking vrij van recht.

Belastingschulden mag u in principe niet in aftrek brengen op uw vermogen in box 3, maar dat geldt niet voor de schenkbelasting die u op 1 januari nog moet betalen met betrekking tot een schenking van het voorgaande jaar. Dat u de schenkbelasting betaalt, is namelijk niet te beschouwen als een belastingschuld van u, maar als een schuld aan de ontvanger van uw schenking.

Schuld aftrekbaar in box 3

Het gevolg is dat de nog te betalen schenkbelasting bij u als schuld meetelt in box 3. Anderzijds telt bij de ontvanger van de schenking echter deze schuld ook mee in box 3 en wel als overige bezitting.

Let op! Vorderingen en schulden tussen fiscale partners en vorderingen van minderjarige kinderen op hun ouders en de daarmee corresponderende schulden van die ouders worden sinds 2023 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd in box 3. In zo’n geval worden ook de schuld en de vordering die ontstaan door de schenking vrij van recht niet in box 3 meegenomen.

Nog geen aanslag opgelegd, wat nu?

Het voorgaande is ook van toepassing als de ontvanger van de schenking uiterlijk acht weken voor het einde van het kalenderjaar de aangifte schenkbelasting heeft ingediend. Het kan zijn dat, ondanks de tijdige indiening van de aangifte,  op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van schenking toch nog geen (voorlopige) aanslag schenkbelasting is opgelegd. Of dat die (voorlopige) aanslag wel is opgelegd, maar dusdanig laat dat de schenkbelasting redelijkerwijs niet vóór 1 januari betaald kan worden.

Ook in die situaties mag u de nog te betalen schenkbelasting als schuld meetellen in box 3, en dient de ontvanger hetzelfde bedrag op te nemen als overige bezitting in box 3.

Onder voorwaarden extra aftrek bij ontvanger

In die situatie mag de ontvanger van de schenking het bedrag van de te betalen schenkbelasting ook in aftrek brengen op zijn banktegoeden in box 3. Let wel, dit mag dus alleen als de aangifte schenkbelasting uiterlijk acht weken voor het eind van het jaar van schenking is ingediend en de Belastingdienst de (voorlopige) aanslag schenkbelasting zodanig laat oplegt dat deze redelijkerwijs niet meer vóór 1 januari van op het jaar van schenking volgende jaar betaald kan worden.

Let op! Door deze extra aftrek kunnen de banktegoeden in box 3 niet minder worden dan nul.

Tip! Deze aftrek van de te betalen schenkbelasting van de banktegoeden geldt ook bij vorderingen en schulden tussen fiscale partners of tussen ouders en minderjarige kinderen, hoewel de schuld en vordering zelf dan in box 3 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd worden.

Rente bouwdepot nieuwbouw of verbouwing in box 1 of box 3?

By nieuws

Als u een nieuwbouwwoning koopt, wordt de financiering veelal gestort in een zogenaamd bouwdepot van waaruit de aankooptermijnen betaald worden. Valt rente die u mogelijk ontvangt op dit bouwdepot in box 1 of box 3? En hoe zit dit bij een bouwdepot dat u gebruikt bij een verbouwing?

Bouwdepot

Bouw

Bij een nieuwbouwwoning is het gebruikelijk dat de van een financier verkregen koopsom in een bouwdepot wordt gestort. Met het vorderen van de bouw betaalt u uit dit bouwdepot de rekeningen van de aannemer. Over het nog niet gebruikte deel van het bouwdepot ontvangt u rente die vaak (vrijwel) gelijk is aan de rente die u op de lening betaalt. Ook bij verbouwingen wordt vaak met dergelijke bouwdepots gewerkt. De Belastingdienst heeft het fiscale verschil tussen een bouwdepot bij nieuwbouw en bij verbouwing verduidelijkt.

Bouwdepot nieuwbouwwoning

De Belastingdienst wijst erop dat bij nieuwbouw de lening én het bouwdepot onder voorwaarden gedurende maximaal twee jaar allebei in box 1 kunnen vallen. De betaalde rente op de lening is dan aftrekbaar in box 1. De belangrijkste voorwaarde is dat de betaalde rente en de op het bouwdepot ontvangen rente gesaldeerd worden. Alleen voor zover de betaalde rente de ontvangen rente overstijgt, resteert er dus aftrekbare rente inzake de eigen woning.

Let op! Dit geldt alleen als aan alle eisen wordt voldaan die altijd gelden voor de aftrek van hypotheekrente.

Bouwdepot verbouwing

Bij een verbouwing is het salderen van de betaalde rente met de ontvangen rente bij een bouwdepot in eerste instantie níet nodig.. De Belastingdienst keurt namelijk goed dat gedurende maximaal een half jaar de betaalde rente op een bouwdepot inzake de verbouwing van een eigen woning volledig aftrekbaar is, los van de ontvangen rente op het depot.

Let op! Deze goedkeuring geldt alleen voor bouwdepots bij verbouwingen en niet voor bouwdepots bij nieuwsbouwwoningen. Verder geldt ook hier dat de goedkeuring alleen geldt als aan alle eisen wordt voldaan die altijd gelden voor de aftrek van hypotheekrente.

Wat na een half jaar?

Na een half jaar moet ook bij een verbouwing de betaalde rente op de lening wél gesaldeerd worden met de ontvangen rente op het bouwdepot. Dit kan tot het einde van de verbouwing met een uiterste datum op twee jaar na het afsluiten van de lening. Na afloop van de verbouwingsperiode of, als de verbouwing langer duurt twee jaar, gaat de lening tot box 3 behoren voor zover deze lening nog niet gebruikt is voor de verbouwing van de eigen woning.

De zomer inluiden met uw personeel

By nieuws

Met de vakantie in zicht en de zon in aantocht organiseren veel werkgevers voor hun personeel een bedrijfsuitje of gezellige bijeenkomst op kantoor. Wat zijn de mogelijkheden hiervoor binnen de werkkostenregeling dit jaar?

Wel of niet op de werkplek?

Horeca

Voor het antwoord op die vraag is om te beginnen van belang waar de activiteit gehouden wordt. Vindt het bedrijfsuitje plaats op de werkplek – u organiseert bijvoorbeeld een borrel of barbecue in uw lunchruimte of op uw parkeerterrein dat hoort bij uw kantoor –, dan gelden andere regels dan als het bedrijfsuitje elders plaatsvindt.

Let op! De werkplek is een ruim begrip en omvat alle plekken die in verband met het verrichten van arbeid worden gebruikt waarvoor u als werkgever op grond van de Arbowet verantwoordelijk voor bent, zoals uw magazijn, kantine en parkeerterrein of fietsenstalling op het bedrijfsterrein.

Werkplek: consumpties vrij en maaltijd belast

Verstrekt u consumpties tijdens het feestje op de werkplek, zoals frisdrank of een biertje met wat borrelhapjes, dan zijn deze onbelast voor de loonheffingen. Verstrekt u tijdens uw personeelsfeestje echter ook een maaltijd, zoals een barbecue, dan is de maaltijd voor het normbedrag van € 3,90 (2024) per persoon belast voor de loonheffingen. Wilt u niet dat uw personeel zelf over die maaltijd belasting moet betalen, dan kunt u de maaltijd ook onderbrengen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR).

Let op! Of de maaltijd bij onderbrenging in de vrije ruimte van de WKR onbelast is, is afhankelijk van alle andere zaken die u hier in 2024 onderbrengt en de hoogte van de vrije ruimte. De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% van de loonsom tot € 400.000, plus 1,18% over het meerdere. Overschrijdt u de vrije ruimte, dan moet u 80% belasting betalen over het meerdere boven de vrije ruimte.

Niet op de werkplek: consumpties en maaltijden belast

Bij een bedrijfsuitje dat niet op de werkplek plaatsvindt, zoals een bezoekje aan bijvoorbeeld een pretpark of een barbecue bij een horecagelegenheid, is de waarde ervan volledig belast voor de loonheffingen. Dit betekent dat uw werknemer loonheffingen moet betalen over de kosten van entree, de consumpties, de maaltijd en de reis ernaartoe, als hiervoor bijvoorbeeld een bus wordt gehuurd. U moet dan uitgaan van het factuurbedrag inclusief btw.

Wilt u uw personeel hiervoor niet zelf belasten, dan kunt u ook de kosten van een dergelijk uitje onderbrengen in de vrije ruimte van de WKR. Dit zal echter al snel in de papieren lopen, dus houdt hier de vrije ruimte goed in de gaten. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt u 80% eindheffing over de overschrijding.

Let op! Bij een uitje dat niet plaatsvindt op de werkplek, wordt een maaltijd belast tegen de werkelijke kosten en kunt u dus niet uitgaan van het normbedrag van € 3,90.

Kosten partners en kinderen werknemers

Mag uw personeel bij het bedrijfsuitje ook de partner of zelfs de kinderen meebrengen? Dan moet u bij een feestje op de werkplek waarbij ook een maaltijd verstrekt wordt, ook voor de partners en kinderen € 3,90 per persoon in aanmerking nemen voor de maaltijd. Betaalt de werknemer de loonheffing, dan wordt de € 3,90 voor de partner en de kinderen bij de werknemer meegenomen. Wijst u het feestje toe aan de vrije ruimte van de WKR, dan komt dus voor elke partner en kind ook € 3,90 ten laste van de vrije ruimte.

Vindt het bedrijfsuitje niet op de werkplek plaats, dan betaalt de werknemer ook loonheffing over het aandeel van de partner en kinderen in de kosten. Als u de kosten toewijst aan de vrije ruimte van de WKR, moet u alle kosten toewijzen. U mag dus niet de kosten van de partner en kinderen daarvan uitsluiten.

Dga

De dga die op de loonlijst van de werkmaatschappij staat, loopt gewoon mee in de hiervoor beschreven regels. Een dga is immers ook een werknemer.

Dat is anders voor de dga die in zijn holding op de loonlijst staat en via een managementovereenkomst door de holding te werk is gesteld in de werkmaatschappij. Voor deze dga hoeft de werkmaatschappij geen rekening te houden met € 3,90 voor de maaltijd van het feestje op de werkplek. In plaats daarvan moet de dga in de holding loonheffing betalen over deze € 3,90. De holding kan er ook voor kiezen deze € 3,90 onder te brengen in de vrije ruimte van de WKR in de holding.

Tip! Vindt het bedrijfsuitje plaats buiten de werkplek? Dan hoeft het aandeel van de dga die niet op de loonlijst van de werkmaatschappij staat niet meegenomen te worden in de werkmaatschappij. In plaats daarvan moet de dga in de holding loonheffing betalen over dit aandeel. Maar ook hier kan de holding ervoor kiezen dit aandeel onder te brengen in de vrije ruimte van de WKR in de holding.

Invloed aankoop andere eigen woning op dga-taks

By nieuws

Een lening bij uw eigen bv voor de aankoop, onderhoud of verbetering van uw eigen woning telt, onder voorwaarden, niet mee voor de berekening van de dga-taks. Maar wat gebeurt er als u een andere eigen woning koopt? Telt die lening dan nog steeds niet mee?

Dga-taks

Vastgoed

Zijn uw schulden aan uw bv(‘s) op 31 december 2024 hoger dan € 500.000, dan kunt u te maken krijgen met de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap, ook wel dga-taks genoemd. Het gaat dan niet alleen om uw schulden, maar ook de schulden van uw fiscale partner en een deel van de schulden van onder meer uw kinderen en ouders aan uw bv(‘s) tellen mee.

Uitzondering voor schuld eigen woning

Voor schulden met betrekking tot uw eigen woning geldt een uitzondering. Deze schulden tellen niet mee voor de grens van € 500.000. Voorwaarde is wel dat het gaat om een schuld die voldoet aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting. Daarnaast moet voor deze schulden een recht van hypotheek verstrekt zijn aan uw bv. Is dit recht van hypotheek niet verstrekt, dan telt de schuld dus wel mee voor de grens van € 500.000.

Let op! Voor alle schulden aan uw bv (‘s) met betrekking tot uw eigen woning die op 31 december 2022 al bestonden, geldt de voorwaarde dat er recht van hypotheek verstrekt is, niet.

Aankoop nieuwe woning

Aan de Belastingdienst is de vraag gesteld of er in de volgende situatie alsnog een recht van hypotheek verstrekt moet worden om te voorkomen dat de schuld meetelt voor de dga-taks.

Een dga heeft op 31 december 2022 een schuld bij zijn bv voor zijn eigen woning van € 400.000. Voor deze schuld is geen recht van hypotheek verstrekt aan de bv. Deze schuld is aflossingsvrij. Omdat deze schuld op 31 december 2012 al bestond, bestaat hiervoor, ondanks dat de schuld aflossingsvrij is, recht op renteaftrek. De schuld telt dan ook niet mee voor de grens van € 500.000 in de dga-taks.

De dga verkoopt in 2024 de eigen woning voor € 400.000. De opbrengst van de eigen woning gebruikt hij voor aankoop van een andere eigen woning van € 600.000. Hij gaat hiervoor bij zijn bv ook een aanvullende schuld van € 200.000 aan. Zowel voor de schuld van € 400.000 als voor de schuld van € 200.000 wordt geen recht van hypotheek verstrekt aan de bv.

Gevolgen voor dga-taks

De Belastingdienst heeft aangegeven dat  – kort omschreven – in deze situatie nog steeds mag worden aangenomen dat de schuld van € 400.000 op 31 december 2022 al bestond. Deze schuld telt daarom nog steeds niet mee voor de grens van € 500.000 in de dga-taks, ondanks dat er geen recht van hypotheek verstrekt is.

Dat is anders voor de schuld van € 200.000. Deze telt wel mee voor de grens van € 500.000. Wil de dga dat voorkomen, dan zal hij voor deze schuld een recht van hypotheek moeten verstrekken aan zijn bv.

Let op! Voor beide schulden geldt ook de voorwaarde dat recht bestaat op renteaftrek eigen woning in de inkomstenbelasting. Is dat niet het geval, dan heeft het verstrekken van een recht van hypotheek geen zin. De schuld telt dan namelijk sowieso mee voor de grens van € 500.000.