Skip to main content
Category

nieuws

Einde soepel beleid Belastingdienst bij schuldsanering

By nieuws

Vanwege de coronacrisis verkeren nog steeds tal van ondernemers in financiële problemen. Wellicht kan een saneringsakkoord met schuldeisers dan uitkomst bieden. Houd er wel rekening mee dat de Belastingdienst zich als schuldeiser tot uiterlijk 1 april van dit jaar soepeler opstelt bij een dergelijk akkoord.

Na 1 april

Euro

Na 1 april 2024 geldt weer het uitgangspunt dat de Belastingdienst alleen aan een saneringsakkoord meewerkt als de dienst tenminste het dubbele percentage aan aflossing ontvangt dan mogelijke andere schuldeisers ontvangen.

Coronamaatregelen

Dat de Belastingdienst zich tot 1 april 2024 soepeler opstelt bij een saneringsakkoord is een van de maatregelen die is genomen vanwege de coronacrisis. Ook met andere (fiscale) maatregelen is geprobeerd ondernemers door de crisis heen te helpen. Dit gebeurde onder andere via het tijdelijk verlenen van vrijwel renteloos uitstel van betaling van belastingen.

Saneringsakkoord

Ondernemers met financiële problemen proberen soms met hun schuldeisers een faillissement te voorkomen via een saneringsakkoord. Schuldeisers gaan dan akkoord met aflossing van vaak slechts een deel van de schuld. Als ook de Belastingdienst een van de schuldeisers is, stelt de Belastingdienst zich bij een dergelijk akkoord normaal gesproken op het standpunt dat hij minstens het dubbele percentage aan betaling wenst te ontvangen van hetgeen de overige schuldeisers krijgen.

Verzoek tijdig indienen

Als u nog gebruik wilt maken van de soepele opstelling van de Belastingdienst, moet u zorgen dat uw verzoek vóór 1 april 2024 bij de Belastingdienst binnen is. Heeft u meer tijd nodig, dan heeft u daarna nog maximaal 90 dagen om het saneringsakkoord met uw overige schuldeisers af te ronden.

Een formulier treft u aan op deze site van de Belastingdienst.

Tip! Heeft u hulp nodig bij het aanvragen van een dergelijk verzoek bij de Belastingdienst? Neem dan contact met ons op.

Inzet gemeente

Ondernemers met een eenmanszaak en ondernemers in een vof of maatschap kunnen contact opnemen met hun gemeente om een eventuele schuldsanering op te starten. Ook dan moet het saneringsverzoek vóór 1 april 2024 bij de Belastingdienst binnen zijn. 

Wettelijk kader waarschuwen digitale kwetsbaarheden en beveiligingslekken

By nieuws

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven aangenomen. Dit wetsvoorstel is een belangrijke voorwaarde om vanuit de overheid niet-vitale Nederlandse bedrijven te kunnen waarschuwen over digitale kwetsbaarheden en beveiligingslekken.

Taken en bevoegdheden minister EZK

Privacy

Het wetsvoorstel Wbdwb legt de taken en bevoegdheden van de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) vast op het terrein van digitale weerbaarheid van niet-vitale bedrijven in Nederland. Denk hierbij aan het verwerken en verspreiden van informatie over kwetsbaarheden, dreigingen en incidenten en het samenwerken met andere bestuursorganen en organisaties.

Persoonsgegevens

Bij het waarschuwen van individuele bedrijven en organisaties kunnen persoonsgegevens verwerkt worden, denk bijvoorbeeld aan IP-adressen en de contactgegevens van medewerkers van een bedrijf. Op basis van dit wetsvoorstel mag de overheid deze taken nu uitvoeren. 

Nieuw cybersecurityorganisatie

De cybersecurityorganisaties het DTC, het CSIRT-DSP en het NCSC gaan integreren tot één nieuwe nationale cybersecurityorganisatie. De Wbdwb geeft ook deze organisatie de wettelijke bevoegdheid bedrijven te kunnen blijven voorzien van algemene en specifieke informatie over cyberdreigingen en incidenten.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Koffiebeker onbelast verstrekken?

By nieuws

Werkgevers moeten plastic wegwerpbekers bij bijvoorbeeld het koffieapparaat en een watertap vervangen door een duurzaam alternatief. Dit had tot gevolg dat de Belastingdienst zich het hoofd moest buigen over de vraag of het verstrekken van een koffiebeker op kantoor onbelast mogelijk is.

Verplichting sinds 1 januari 2024

Koffie

Het vervangen van plastic wegwerpbekers is sinds 1 januari van dit jaar voor werkgevers verplicht. Stel dat een werkgever zijn personeel in plaats hiervan een koffiebeker verstrekt ter waarde van € 10 die de werknemer ook mee naar huis kan nemen om schoon te maken. De werknemer hoeft de beker bij einde dienstbetrekking ook niet terug te geven. Wat is dan het fiscale gevolg?

Voorwaarden

De Belastingdienst heeft onderzocht of het verstrekken van een dergelijke koffiebeker voldoet aan de voorwaarden die gelden voor een onbelaste verstrekking (een nihilwaardering). De werkgever hoeft dan geen gebruik te maken van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. Dat blijkt in beginsel het geval te zijn. De bekers zijn een voorziening die geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt wordt waarvan het niet gebruikelijk is dat deze elders gebruikt worden. Het aanbieden van de voorziening is ook ‘redelijk’. De werknemers hebben er immers niet zelf voor gekozen om de plastic beker taboe te verklaren. 

Gebruik op de werkplek

Dat de koffiebekers daadwerkelijk op de werkplek gebruikt worden, is volgens de Belastingdienst overigens niet vanzelfsprekend. De werkgever moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Aan de hand van de feiten en omstandigheden is het antwoord op deze vraag ter beoordeling van de inspecteur. Als die natuurlijk niet net zelf aan de koffie zit…..

Overwerk bij grote vaste contracten vanaf 2025 goedkoper

By nieuws

Vanaf 1 januari 2025 gaat de huidige grens voor een lage WW-premie bij een werknemer waar meer dan 30% wordt verloond, van 35 uur per week omlaag naar 30 uur per week. Hierdoor wordt de interne wendbaarheid bevordert en wordt bijgedragen aan een lastenverlaging voor bedrijven.

Eerder lagere WW-premie

Euro

Om dit te realiseren vindt dus onder meer een herziening van de lage naar de hoge premie plaats bij een werknemer bij wie meer dan 30% meer uren zijn verloond dan zijn contracturen, tenzij het gaat om een werknemer die al een dienstverband heeft van minimaal 35 uur per week (de huidige situatie). Die grens van 35 uur per week gaat per 1 januari 2025 omlaag naar 30 uur per week. 

Meer zekerheid en meer wendbaarheid

Dit is een van de afspraken die het kabinet vorig jaar heeft gemaakt met de werkgevers- en werknemersorganisaties in het kader van het arbeidsmarktpakket. Het doel is te zorgen voor meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor bedrijven.

Premiedifferentiatie

In de WW geldt sinds 2020 premiedifferentiatie. Dat houdt in dat werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden een lagere premie betalen dan bij flexibele contracten. De lage premie mag worden toegepast voor loon uit een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de volgende drie voorwaarden: 

  1. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd,
  2. de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd, en
  3. de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 

Deze drie voorwaarden zijn ook wel bekend als de “Ja, Ja, Nee – voorwaarden”. 

  • Ja, de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. 
  • Ja, de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd. 
  • Nee, de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 

Tussenrapportage handhaving arbeidsrelaties

By nieuws

Het kabinet probeert al jaren om schijnzelfstandigheid zoveel mogelijk te voorkomen. Onlangs is in een brief aan de Tweede Kamer ingegaan op schijnzelfstandigheid, specifiek in de sectoren kinderopvang, onderwijs, zorg en cultuur. In deze brief werd ook ingegaan op de handhaving inzake arbeidsrelaties door de Belastingdienst.

Schijnzelfstandigheid

Roltrap

Bij schijnzelfstandigheid presenteren opdrachtnemers zich als zelfstandige ondernemers, terwijl er eigenlijk sprake is van een dienstbetrekking. Op deze manier wordt onterecht geprofiteerd van fiscale faciliteiten voor zelfstandigen en worden ten onrechte geen premies werknemersverzekeringen afgedragen.

Modelovereenkomsten

Om schijnzelfstandigheid te bestrijden werkt de Belastingdienst onder andere met Modelovereenkomsten. Opdrachtnemer en opdrachtgever kunnen in een dergelijke overeenkomst de uitvoering van de werkzaamheden vastleggen. Op deze manier staat vooraf vast dat er al dan niet sprake is van een arbeidsrelatie, op voorwaarde dat men zich houdt aan de afspraken zoals vastgelegd in de Modelovereenkomst. 

Handhaving

Het kabinet heeft aangegeven dat tot 1 januari 2025 terughoudend zal worden opgetreden bij gevallen van schijnzelfstandigheid. Wel wordt in ieder geval opgetreden als sprake is van fraude. Tot die tijd voert de Belastingdienst wel controles uit, die mede gericht zijn op voorlichting aan opdrachtgevers. 

Tussenrapportage

Uit een gepubliceerde tussenrapportage blijkt dat in 2022 en 2023 door de Belastingdienst in totaal bijna 1.000 bedrijfsbezoeken zijn afgelegd. Ook heeft de Belastingdienst in die periode zo’n 450 boekenonderzoeken verricht en zijn er bijna 800 beschikkingen inzake verzekeringsplicht afgegeven. Ook zijn zo’n 740 Modelovereenkomsten beoordeeld.

Voorlichting

Naast genoemde cijfers is er tijdens de bezoeken ook ingezet op informatie en voorlichting door specialisten van de Belastingdienst inzake loonheffingen, teneinde opdrachtgevers te ondersteunen bij het correct toepassen van de regels inzake schijnzelfstandigheid. Dit leidde er in een aantal gevallen toe dat sommige arbeidsrelaties na overleg werden aangemerkt als dienstbetrekking. In deze gevallen werd geen sanctie opgelegd.

Online verkopen hobby of onderneming?

By nieuws

Wie regelmatig online spulletjes verkoopt via bijvoorbeeld Marktplaats of Vinted, krijgt hierover binnenkort wellicht vragen van de Belastingdienst. Een en ander is het gevolg van een nieuwe informatieplicht die geldt voor exploitanten van digitale verkoopsites.

Van belang is of de activiteiten als hobby of als onderneming aangemerkt moeten worden. In het laatste geval kan namelijk belasting verschuldigd zijn.

Fiscus geïnformeerd

Typen

Verkoopsites zijn sinds 2023 verplicht gegevens over hun verkopers door te geven aan de Belastingdienst. Wie jaarlijks dertig items of meer verkoopt, dan wel voor meer dan € 2.000 omzet heeft, kan op extra aandacht van de Belastingdienst kunnen rekenen.

Eigen verantwoordelijkheid

In een reactie laat de Belastingdienst weten dat iedereen nu ook al een eigen verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot de vraag of al dan niet belasting verschuldigd is over verkopen. Voor hobbyisten is dat niet het geval, maar als hobbyverkopen uitgroeien tot een onderneming, zal btw en inkomstenbelasting afgedragen moeten worden. Waar de scheidslijn precies ligt, is echter afhankelijk van diverse factoren.

Geautomatiseerde controles

De nieuwe informatieplicht voor verkoopsites maakt controle door de Belastingdienst een stuk eenvoudiger. Die kan de aangeleverde gegevens vergelijken met de gegevens die door verkopers zelf zijn aangegeven. Waar vermoed wordt dat sprake is van activiteiten die als onderneming aangemerkt kunnen worden en dit niet wordt aangegeven, kunnen verkopers op actie van de Belastingdienst rekenen.

Let op! Als een hobby uit is gegroeid tot een onderneming, is belasting verschuldigd. Dit was altijd al zo. De regelgeving op dit gebied is niet veranderd.

Gegevens doorgeven

Verkoopsites zullen hun verkopers benaderen die onder de Europese regels vallen om bepaalde persoonsgegevens te verstrekken. Wie dat weigert, kan worden geblokkeerd of men kan geen geld meer ontvangen.

Commissariaatvergoeding via bv belast bij commissaris in inkomstenbelasting?

By nieuws

De Belastingdienst is van mening dat bij het uitvoeren van één commissariaat vanuit een bv de vergoeding rechtstreeks bij de commissaris belast is in de inkomstenbelasting.

Eén commissariaat

Juridisch

Een bv ontvangt een vergoeding van € 35.000 per jaar voor het uitvoeren van een commissariaat. De dga van de bv is degene die de werkzaamheden als commissaris verricht. Naast de commissariaatwerkzaamheden vinden vanuit de bv geen andere activiteiten plaats.

De Belastingdienst vindt dat in zo’n situatie de vergoeding van € 35.000 per jaar bij de dga in de inkomstenbelasting belast is als resultaat uit overige werkzaamheden. De Belastingdienst voert daarvoor onder meer aan dat alleen een natuurlijk persoon een commissariaat kan vervullen. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak is de Belastingdienst daarom van mening dat de commissariaatwerkzaamheden niet voor rekening en risico van de bv kunnen plaatsvinden.

Fiscale gevolgen

Het fiscale gevolg van het standpunt van de Belastingdienst is dat de dga in zijn aangifte inkomstenbelasting € 35.000 per jaar moet aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Over deze inkomsten is de dga mogelijk ook een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd (een en ander afhankelijk van de overige inkomsten van de dga).

Let op! Nu de Belastingdienst van mening is dat de commissariaatvergoeding rechtstreeks in de inkomstenbelasting belast is bij de dga, is de gebruikelijkloonregeling voor deze dga niet van toepassing.

Meerdere commissariaten

Het standpunt van de Belastingdienst kan anders worden als sprake is van meer dan één commissariaat. Als het samenstel van deze commissariaten kan worden aangemerkt als onderneming in de zin van de inkomstenbelasting, vormen de commissariaatbeloningen wel winst voor de bv. In dat geval hoeven de commissariaatbeloningen niet rechtstreeks bij de dga in de inkomstenbelasting belast te worden én is de gebruikelijkloonregeling van toepassing.

Let op! De beoordeling of het samenstel van commissariaten kan worden aangemerkt als onderneming, is sterk afhankelijk van uw individuele feiten en omstandigheden. Bespreek daarom uw situatie met een van onze adviseurs.

SLIM-subsidie per 1 maart 2024 weer aan te vragen

By nieuws

Ook in 2024 kunnen ondernemers weer gebruikmaken van de SLIM-subsidie, de subsidieregeling leren en ontwikkelen in het mkb. Deze subsidie kan worden aangevraagd vanaf 1 maart 2024 9:00 uur tot en met donderdag 28 maart 2024 17:00 uur. Per aanvrager kan in dat tijdvak één aanvraag worden ingediend.

SLIM-subsidie

Boeken

De SLIM-subsidie is een subsidie die erop is gericht om leren en ontwikkelen in het mkb te bevorderen. Om de regeling verder te verbeteren is het vanaf 1 januari 2024 ook mogelijk de subsidie te gebruiken voor individuele scholing.

Waarvoor SLIM-subsidie aanvragen?

U kunt een aanvraag voor de SLIM-subsidie indienen voor de volgende vier activiteiten:

  • Doorlichting van uw onderneming: inzichtelijk krijgen wat wijzigingen op de arbeidsmarkt betekenen voor uw bedrijf en personeel.
  • Loopbaan- en ontwikkeladviezen: inzicht krijgen in de wensen, ambities en mogelijkheden van uw medewerkers. Hoe verhoudt dit zich tot de arbeidsmarkt en hoe kunt u hierop inspelen
  • Werknemers stimuleren om hun kennis, vaardigheden en beroepshouding in uw bedrijf verder te ontwikkelen: bijvoorbeeld via periodieke ontwikkelgesprekken of oprichting van een bedrijfsschool.
  • Praktijkleerplaats in de derde leerweg bieden: hiermee kunnen werknemers worden bij-, op- of omgeschoold. Zo kan worden ingespeeld op de veranderingen op de arbeidsmarkt die van invloed zijn op de kennis en vaardigheden van uw personeel.

Aanvragen

Als u de SLIM-subsidie wilt aanvragen en u heeft nog geen account, moet u zich eerst registreren als aanvrager. Dit kan vanaf twee weken voor de openstelling van het subsidieloket.

Houd er bij de aanvraag  van de subsidie rekening mee dat u de nodige formulieren moet meesturen, zoals een activiteitenplan en begroting. U vindt hier alle informatie.

Katapult

De organisatie Katapult voert een kennis- en ondersteuningsprogramma uit voor ondernemingen die de SLIM-subsidie aanvragen. Dit is kosteloos. Kijk hier voor meer info.

Advieswijzer Ontslagrecht

By nieuws

In deze advieswijzer geven we u de stand van zaken met betrekking tot het actuele ontslagrecht. Wanneer mag u iemand ontslaan, welke route moet u bewandelen en wat moet u vastleggen?

De volgende onderwerpen komen aan de orde:

  • Ontslagroute
  • Opzegtermijnen
  • Opzegverboden
  • Beëindigingsovereenkomst
  • Ontbindende voorwaarde
  • Direct ontslag
  • Overlijden werknemer

Ontslagroute

Schaken

Welke route moet u als werkgever bewandelen om de arbeidsovereenkomst van een werknemer te beëindigen? Het UWV is de bevoegde instantie als het gaat om:

a. bedrijfseconomisch ontslag; en
b. ontslag door langdurige arbeidsongeschiktheid.

Andere, meer persoonlijk getinte redenen gaan via de kantonrechter. Bij de kantonrechter moet het gaan om de volgende redelijke ontslaggronden:

c. frequent verzuim werknemer;
d. disfunctioneren werknemer;
e. verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;
f. werkweigering wegens ernstig gewetensbezwaar;
g. verstoorde arbeidsverhouding;
h. andere omstandigheden die van dien aard zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren;
i. een combinatie van meerdere van de bovengenoemde ontslaggronden (met uitzondering van de ontslaggrond werkweigering) die elk afzonderlijk geen voldragen ontslaggrond opleveren, maar die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

De laatste ontslaggrond, de zogenaamde cumulatiegrond ook wel i-grond genoemd, geldt vanaf 1 januari 2020.

De procedures bij het UWV en de kantonrechter kosten tijd. Deze proceduretijd kan volledig in mindering worden gebracht op de opzegtermijn. Wel moet minimaal een maand opzegtermijn overblijven. In de opzegbrief moet de werkgever de reden van de opzegging vermelden. Opzegging is alleen aan de orde na verkregen ontslagvergunning van het UWV. Bij een ontbindingsprocedure bepaalt de rechter zelf de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Normaliter houdt hij daarbij rekening met de reguliere opzegtermijn. Is er echter sprake van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, dan kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per direct beëindigen.

Opzegtermijnen

Bij opzegging gaat het om een eenzijdig gerichte rechtshandeling van de ene partij ten opzichte van de andere partij. De opzegging hoeft niet door die andere partij te worden aanvaard. 
Voor zowel werkgever als werknemer gelden termijnen die ze bij de opzegging moeten hanteren. Als hoofdregel geldt dat opzegging tegen het einde van de maand dient plaats te vinden. Dit is slechts anders als in een schriftelijke overeenkomst of door het gebruik een andere dag is aangewezen.

Let op! Het niet in acht nemen van de juiste opzegtermijn, waardoor de arbeidsrelatie te vroeg eindigt – we spreken dan van een onregelmatige opzegging –, zorgt voor de verplichting het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn te vergoeden. Dit staat bekend als het betalen van de gefixeerde schadevergoeding.

Bij een contract voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding moeten beide partijen de volledige looptijd uitzitten. Doen ze dat niet, dan is er eveneens sprake van een onregelmatig en dus schadeplichtig ontslag. Alleen als u aangeeft geen problemen te hebben met een tussentijds vertrek van de werknemer is er geen schadeplichtigheid aan de orde.

Let op! Wanneer gedurende de opzegtermijn helemaal geen loon verschuldigd is, omdat bijvoorbeeld na 104 weken de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte is geëindigd, kan toch aanspraak worden gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding, dus het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn.

De door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn is gerelateerd aan de duur van het dienstverband van de werknemer.

 Duur dienstverband Opzegtermijn 
 Korter dan 5 jaar  1 maand
 Tussen 5-10 jaar  2 maanden
 Tussen 10-15 jaar  3 maanden 
 15 jaar of langer  4 maanden

Bepalend voor de duur van de opzegtermijn, is de duur van het dienstverband op de dag van de opzegging. Voor de werknemer die het dienstverband wil opzeggen, geldt standaard een opzegtermijn van één maand. Wilt u hem aan een langere opzegtermijn houden, dan geldt voor u het dubbele, tot maximaal een jaar.

Voorbeeld
De opzegtermijn voor de werknemer bedraagt drie maanden. In dat geval bedraagt de door u in acht te nemen opzegtermijn zes maanden.

In een cao kan de door u in acht te nemen opzegtermijn weer worden bekort. Het is daarom van belang de toepasselijke cao erop na te slaan, ook omdat in een cao van de wet afwijkende opzegtermijnen kunnen zijn opgenomen.

Opzegverboden

U kunt de arbeidsovereenkomst pas opzeggen na verkregen toestemming van het UWV. Er mag echter geen sprake zijn van een opzegverbod. Het UWV toetst bij de behandeling van ontslagaanvragen of hier sprake van is. De kantonrechter is niet bevoegd de arbeidsovereenkomst te ontbinden als er een wettelijk opzegverbod geldt, tenzij het ontbindingsverzoek niet gebaseerd is op bedrijfseconomische redenen en het verzoek geen verband houdt met de ziekte van de werknemer dan wel indien de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen. Dit is alleen anders wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het opzegverbod binnen vier weken na de dag waarop het UWV op het verzoek beslist, niet meer geldt.

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de opzegverboden ‘tijdens’ en ‘wegens’. De volgende opzegverboden kunnen worden onderscheiden:

  • tijdens de eerste twee jaar van ziekte, tenzij het een werknemer betreft die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, want dan bedraagt het opzegverbod bij ziekte zes weken (tot 1 juli 2023 dertien weken);
  • tijdens zwangerschap;
  • tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof en zes weken na de werkhervatting;
  • gedurende het vervullen van de dienstplicht of vervangende dienst;
  • de werknemer die lid is van de or of een personeelsvertegenwoordiging (pvt) of als secretaris is toegevoegd aan de or of personeelsvertegenwoordiging;
  • de werknemer die geplaatst is op een kandidatenlijst voor een or of pvt of korter dan twee jaar geleden daarvan lid is geweest;
  • de werknemer die lid is van een voorbereidingscommissie van een or;
  • de deskundige werknemer in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet;
  • tijdens de verlengde wachttijd, omdat u een loonsanctie opgelegd heeft gekregen van het UWV.

De ontslagbescherming van de functionaris voor de gegevensbescherming is te vinden in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het opzegverbod is gewijzigd van een opzegverbod ‘tijdens’ naar een opzegverbod ‘wegens’.

Beëindigingsovereenkomst

Het is ook mogelijk om als werkgever en werknemer onderling een schriftelijke beëindigingsovereenkomst te sluiten. De werknemer heeft daarna een bedenktijd van veertien dagen. De werkgever moet de werknemer hier expliciet – schriftelijk – op wijzen. Verzuimt de werkgever dit, dan wordt de bedenktermijn verlengd naar drie weken. Binnen deze bedenktermijn kan de werknemer zonder reden buitengerechtelijk de beëindigingsovereenkomst ontbinden. Dit kan hij doen door dit de werkgever schriftelijk kenbaar te maken. Er geldt per periode van zes maanden maar één keer een bedenktermijn.

Voor een werknemer is het van belang zijn eventuele recht op een WW-uitkering zo veel mogelijk veilig te stellen. Daarom dienen de volgende elementen in de beëindigingsovereenkomst terug te vinden zijn:

  • de werkgever heeft het initiatief genomen voor een beëindiging van het dienstverband;
  • de correcte opzegtermijn is gehanteerd (ter voorkoming van een benadelingshandeling);
  • er is geen sprake van verwijtbaarheid aan uw kant;
  • er is gekeken naar herplaatsingsmogelijkheden.

Overige zaken die in een beëindigingsovereenkomst kunnen worden opgenomen, zijn:

  • afstemming communicatie over vertrek werknemer richting derden;
  • geheimhoudingsbepaling;
  • bepaling inzake inleveren bedrijfseigendommen;
  • tegemoetkoming in juridische kosten (veelal een bedrag variërend van € 500 tot € 1.250). Dit geldt niet als de werknemer lid is van een vakbond of een rechtsbijstandsverzekering heeft waar hij een beroep op kan doen;
  • een outplacement- of opleidingsvergoeding;
  • tot wanneer en onder welke voorwaarden de werknemer de lease- of bedrijfsauto mag blijven rijden;
  • vervallen of terugbetalen van studiekosten;
  • hoogte van de ontslagvergoeding waarbij vaak de transitievergoeding als uitgangspunt dient;
  • getuigschrift en positieve referenties naar derden;
  • opheffing of matiging van een concurrentiebeding of omzetting ervan naar een relatiebeding;
  • vrijstelling van werk al dan niet met opname nog openstaande vakantiedagen;
  • wijzigen gegevens op sociale media per datum einde dienstverband;
  • een regeling inzake het vervallen dan wel handhaven van een eventueel concurrentiebeding;
  • uitbetaling eindafrekening waarbij het raadzaam is de emolumenten van de eindafrekening expliciet te benoemen;
  • een finale kwijtingsbepaling.

Ontbindende voorwaarde

U kunt als werkgever niet met uw werknemer overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt als de werknemer in het huwelijk treedt of een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel wegens zwangerschap of bevalling van de werkneemster. Andere ontbindende voorwaarden worden soms wel toelaatbaar geacht. Denk hierbij aan het uitzendbeding. Schriftelijk wordt dan bedongen dat de overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht door het uitzendbureau aan de inlener op verzoek van de inlener eindigt. Als u als inlener de uitzendkracht om wat voor reden ook terugstuurt naar het uitzendbureau, eindigt de tijdelijke arbeidsovereenkomst automatisch.

De geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst wordt slechts bij uitzondering aanvaard en hangt af van de aard, inhoud en context van de voorwaarde. Rechters hechten er belang aan dat de voorwaarde schriftelijk is overeengekomen. De ontbindende voorwaarde moet gekoppeld zijn aan een objectief bepaalbare toekomstige gebeurtenis, waaraan geen verdere subjectieve beoordeling van u als werkgever (ook wel het ‘triggerverbod’ genoemd) te pas komt. Denk bijvoorbeeld aan het vereiste van het kunnen overleggen van een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) binnen een bepaalde nader omschreven periode. Het is raadzaam duidelijk vast te leggen wat het verband is tussen de aard en de inhoud van de functie en het kunnen beschikken over een VOG.

Een veelvoorkomende ontbindende voorwaarde is die waarbij in de arbeidsovereenkomst expliciet is opgenomen dat deze eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd door de werknemer. Dit staat bekend als het pensioenontslagbeding. Een dergelijk beding is toelaatbaar, omdat er een groot maatschappelijk draagvlak bestaat voor de grens van de AOW-leeftijd als einde van het arbeidzaam leven. Dit houdt uiteraard ook verband met het feit dat er dan in principe recht bestaat op een AOW-uitkering.

Direct ontslag?

U kunt als werkgever in bepaalde gevallen de arbeidsovereenkomst per direct eindigen bij een dringende reden onder gelijktijdige mededeling van die dringende reden. Er hoeft in dat geval geen opzegtermijn in acht genomen te worden. In het spraakgebruik wordt gesproken over een ontslag op staande voet. Er gelden wel voorwaarden voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet:

  • er moet sprake zijn van een dringende reden;
  • die direct moet zijn meegedeeld;
  • én het ontslag moet direct worden gegeven. Soms is een bepaalde korte onderzoeksperiode (denk aan een dag of tien) toelaatbaar, bijvoorbeeld bij onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Voorbeelden van dringende redenen voor u als werkgever zijn:

  • werkweigering van de werknemer;
  • wanneer de werknemer u of uw familieleden of huisgenoten mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt;
  • de werknemer is ongeschikt voor het werk.

Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet geldt dat u hoor en wederhoor moet toepassen. Uw werknemer moet de gelegenheid hebben gekregen een reactie te geven op de geconstateerde dringende reden.

Tip! Ga niet te lichtvaardig te werk bij een ontslag op staande voet, maar pas hoor en wederhoor toe en verzamel voldoende feiten.

Bij een ontslag op staande voet moet sprake zijn van:

  • een objectieve dringende reden; of
  • een subjectieve dringende reden.

Met een objectieve dringende reden wordt een gedraging bedoeld die door geen enkele andere werkgever getolereerd zou worden. Bij een subjectieve dringende reden gaat het erom dat de gedraging van de werknemer specifiek voor u als werkgever absoluut ontoelaatbaar is, gelet op de omstandigheden van het geval.

Is de werknemer het niet eens met het ontslag op staande voet en stapt hij naar de rechter (binnen 2 maanden na het gegeven ontslag op staande voet), dan kijkt de rechter voor de rechtsgeldigheid van het ontslag naar de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Dit betekent dat, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden zoals de duur van het dienstverband, de genoten opleiding, eventuele eenzijdige werkervaring of de thuissituatie, bij de ene werknemer een ontslag op staande voet wél en bij de andere werknemer niet gerechtvaardigd kan zijn.

Ook wordt wel gekeken naar eventueel beleid dat u heeft opgesteld en of u dit beleid ook daadwerkelijk heeft gehandhaafd.

Stel nu dat achteraf bezien maar een deel van de dringende reden vast komt te staan, wat dan? Het gegeven ontslag is geldig als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • de wel vaststaande feiten moeten het ontslag rechtvaardigen;
  • het is aannemelijk dat de werkgever ook ten aanzien van de wel bewezen feiten ontslag zou hebben verleend;
  • het was voor de werknemer kenbaar dat ook het wel vaststaande feitencomplex voldoende reden vormde voor een ontslag op grond van een dringende reden.

Als de werknemer gaat procederen, loopt u het risico dat het ontslag op staande voet geen standhoudt en de arbeidsovereenkomst dus nog steeds doorloopt en u het loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, moet doorbetalen. U kunt het daarom ook anders aanpakken door het ontslag als een drukmiddel te gebruiken.

Tip! Het is toegestaan dat u de werknemer enige bedenktijd geeft om te beslissen of hij niet liever zelf ontslag neemt in plaats van ontslag te krijgen. De gedachte hierachter is dat daarmee de mogelijkheden worden vergroot voor het vinden van een andere, meer bevredigende oplossing dan ontslag op staande voet.

Ook kunt u de werknemer nog een beëindigingsovereenkomst aanbieden. Let er dan wel op dat u het ontslag op staande voet pas intrekt op het moment dat de wettelijke bedenktermijn is verstreken.

Overlijden werknemer

U bent, als uw werknemer komt te overlijden, verplicht aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer een overlijdensuitkering te verstrekken. Deze overlijdensuitkering bestaat uit het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van het overlijden. Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:

  • de achterblijvende echtgenoot/echtgenote; of
  • de achterblijvende geregistreerde partner; of
  • de achterblijvende ongehuwd samenwonende partner; of
  • de minderjarige kinderen; of
  • degene met wie de overledene in gezinsverband samenleefde en in wiens kosten van bestaan hij voorzag.

Let op! De overlijdensuitkering wordt alleen verstrekt aan de nagelaten betrekkingen met wie de overledene voor zijn overlijden feitelijk samenwoonde. Bij een scheiding van tafel en bed heeft de achtergebleven echtgenoot/echtgenote dus geen recht op een overlijdensuitkering.

Let op! De overlijdensuitkering wordt belasting- en premievrij uitbetaald (bruto = netto). U mag bij het overlijden belastingvrij drie maandsalarissen verstrekken, maar bent hiertoe wettelijk niet verplicht. Veelal is een dergelijke bepaling te vinden in een eventueel toepasselijke cao.

Postuum loon

Vaak bestaat er bij het overlijden nog recht op een stuk postuum loon voor dat gedeelte dat uw werknemer nog heeft gewerkt. Stel dat de werknemer op 11 augustus overlijdt, dan bestaat er nog recht op loon en op opgebouwde vakantiedagen tot de dag van overlijden. De werkgever zal moeten wachten met het overmaken hiervan tot er duidelijkheid bestaat wie de rechthebbenden hierop zijn. Dit zijn de erfgenamen. Dit kunnen overigens weer andere personen zijn dan de nagelaten betrekkingen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Aftrek zorgkosten voor aanpassing van auto van een ander

By nieuws

De Belastingdienst heeft bevestigd dat aftrek van zorgkosten in de aangifte inkomstenbelasting – onder voorwaarden – mogelijk is als een gehandicapte aanpassingen laat doen aan een auto die niet op zijn naam staat.

Aftrek zorgkosten

Invalide

Als iemand in verband met zijn ziekte of invaliditeit een hulpmiddel moet aanschaffen, kan hij de kosten hiervan – onder voorwaarden – als zorgkosten aftrekken in zijn aangifte inkomstenbelasting. Van belang is hierbij dat het hulpmiddel van zodanige aard is dat dit hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt. 

Aanpassingen aan auto

De staatssecretaris heeft in een besluit bevestigd dat bepaalde aanpassingen aan een auto als in de inkomstenbelasting aftrekbaar hulpmiddel kunnen worden aangemerkt.  Denk aan handgas als dit nodig is als iemand niet meer met zijn benen het gaspedaal kan bedienen.

Let op! Een gehandicapte kan ook baat hebben bij bijvoorbeeld cruise-control of stuurbekrachtiging. Dit zijn echter aanpassingen die tegenwoordig zo gebruikelijk zijn dat niet gezegd kan worden dat dit hoofdzakelijk door een zieke of gehandicapte persoon gebruikt wordt. Deze kosten komen daarom niet in aftrek.

Aanpassing voor vervoer rolstoel

In een aan de Belastingdienst voorgelegde zaak was een auto geschikt gemaakt voor het vervoer van een rolstoel. Dergelijke aanpassingen worden volgens de Belastingdienst hoofdzakelijk door een ziek of gehandicapt persoon gebruikt en vormen daarom een in de inkomstenbelasting aftrekbaar hulpmiddel. 

Eigendom niet van belang

In de voorgelegde zaak had de gehandicapte de auto wel betaald, maar stond deze op naam van een van zijn ouders. De auto kon anders niet verzekerd worden. De ouders vervoerden de zoon met deze auto. In deze casus woonden de zoon en de ouders overigens niet op hetzelfde adres.

Volgens de Belastingdienst maakt het voor de aftrek echter niet uit dat de auto niet op naam stond van de gehandicapte. De aanpassingen aan de auto konden als in de inkomstenbelasting aftrekbaar hulpmiddel worden aangemerkt. 

Afschrijving of bedrag ineens

In principe kan het bedrag van de aanpassing niet in één jaar in aftrek worden gebracht, maar kan slechts de afschrijving van de aanpassing elke jaar als aftrek in aanmerking komen. Als echter de aanpassing specifiek aan de situatie van de gebruiker is aangepast en daardoor geen of een geringe marktwaarde heeft, kan het bedrag van de aanpassing wel in één jaar in aftrek komen.

Let op! Voor de aftrek zorgkosten in de inkomstenbelasting gelden nog meer voorwaarden. Zo komen de zorgkosten bijvoorbeeld alleen in aftrek als deze meer bedragen dan een bepaalde drempel. Neem voor meer informatie over de aftrek in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.