Skip to main content
Category

nieuws

Nieuwe (norm)bedragen loonheffingen en werkkostenregeling 2024 bekend

By nieuws

De Belastingdienst heeft de normbedragen voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling (WKR) en andere bedragen in de loonheffingen – zoals het gebruikelijk loon – voor 2024 bekendgemaakt. De bedragen zijn ten opzichte van 2023 flink verhoogd.

Normbedrag maaltijden

Euro

Voor de waarde van maaltijden in bedrijfskantines (of soortgelijke ruimtes) of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie, geldt een normbedrag. Dit normbedrag stijgt van € 3,55 in 2023 naar € 3,90 per maaltijd in 2024.
Het normbedrag verminderd met een eventuele bijdrage van uw werknemer is loon voor uw werknemer. U kunt er echter ook voor kiezen om dit loon aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte.

Normbedrag huisvesting op de werkplek

Verzorgt u huisvesting op de werkplek, dan kan daar onder voorwaarden een nihilwaardering voor gelden. Als deze nihilwaardering niet van toepassing is en er geen sprake is van een (dienst)woning, kunt u onder voorwaarden voor de waarde van de huisvesting een normbedrag in aanmerking nemen. Dit normbedrag voor huisvesting en inwoning stijgt van € 6,10 per dag in 2023 naar € 6,70 per dag in 2024.

Thuiswerkvergoeding

Voor de extra kosten die verbonden zijn aan thuiswerken, kunt u – onder voorwaarden – een onbelaste vergoeding geven aan uw werknemer. Deze onbelaste vergoeding bedraagt in 2023 nog € 2,15, maar stijgt in 2024 naar € 2,35 per dag.

Reiskostenvergoeding

Al eerder was bekend dat ook de onbelaste reiskostenvergoeding in 2024 omhooggaat. In 2023 kunt u nog € 0,21 per kilometer onbelast vergoeden. In 2024 bedraagt de onbelaste reiskostenvergoeding echter € 0,23 per kilometer.

Gebruikelijk loon

Iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap en ook werk verricht voor die vennootschap, moet in de loonaangifte een loon opnemen dat ‘gebruikelijk’ is voor dat werk. Hetzelfde geldt voor de partner die werk verricht in de vennootschap. Voor de vaststelling van dit gebruikelijk loon moet ook rekening gehouden worden met een normbedrag. Het normbedrag voor het gebruikelijk loon bedraagt in 2023 nog € 51.000, maar is voor 2024 verhoogd naar € 56.000.

30%-regeling

Voor toepassing van de 30%-regeling geldt een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden is. Een werknemer wordt geacht te voldoen aan de specifieke deskundigheid als de beloning van de werknemer hoger is dan een vastgestelde salarisnorm. Moet het salaris in 2023 nog minimaal € 41.954 bedragen, vanaf 2024 bedraagt de minimale salarisgrens € 46.107.
Voor werknemers die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs werken bij een onderzoekinstelling en voor werknemers die arts in opleiding tot specialist (AIOS) zijn, geldt geen salarisnorm. Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, geldt voor 2023 een salarisnorm van € 31.891. In 2024 bedraagt die salarisnorm € 35.048.

Vrijwilligersregeling

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk verrichten onder voorwaarden een onbelaste vergoeding geven. Al eerder was bekend dat deze onbelaste vergoeding omhooggaat van € 1.900 per jaar in 2023 naar € 2.100 per jaar in 2024. De aan de vrijwilligersvergoeding verbonden maandvergoedingen en uurvergoedingen zijn nu ook bekendgemaakt. De maximale maandvergoeding gaat omhoog van € 190 in 2023 naar € 210 in 2024. De maximum uurvergoeding gaat voor vrijwilligers van 21 jaar en ouder omhoog van € 5,00 in 2023 naar € 5,50 in 2024. Voor vrijwilligers jonger dan 21 jaar bedraagt deze maximum uurvergoeding in 2023 nog € 2,75 en in 2024 € 3,25.

 

Karaokecabine 21% btw, maar escaperoom 9% btw

By nieuws

Een rechter oordeelde dat de toegang tot een karaokecabine belast is met 21% btw. Dat de toegang tot een escaperoom belast kan zijn tegen 9% btw, maakt dat niet anders volgens de rechter.

Vermaak en dagrecreatie

Geld

Toegang tot een voorziening die primair en permanent is ingericht voor vermaak en dagrecreatie is belast met 9% btw. Er moet dan wel sprake zijn van een attractiepark, speeltuin of siertuin of een voorziening die hier wat inrichting betreft mee vergelijkbaar is.

Om het 9% lage btw-tarief te kunnen toepassen moet dus in ieder geval sprake zijn van een ruimte die primair en ook permanent voor vermaak en dagrecreatie bedoeld is. Daarnaast blijft de vraag staan wat verstaan wordt onder een attractiepark, speeltuin of siertuin of een voorziening die hier wat inrichting betreft mee vergelijkbaar is.

Escaperoom

Bij een escaperoom betalen mensen een toegangsprijs om binnen een bepaalde tijd daaruit te ontsnappen door het maken van puzzels en het doen van opdrachten. De Belastingdienst is van mening dat de toegangsprijs tot een escaperoom belast is met 9% btw als de escaperoom een ruimte is die primair en permanent ingericht is voor vermaak en dagrecreatie. Volgens de Belastingdienst maakt het daarbij niet uit dat de ruimte slechts voor een bepaalde tijdsduur (meestal één uur) aan de deelnemer ter beschikking staat.

Filmruimte voor VR-bril

Ook de toegangsprijs tot een ruimte waarin met een VR-bril een film bekeken kan worden, kan belast zijn met 9% btw. Dat is naar het oordeel van de Belastingdienst het geval als de filmruimte primair en permanent is ingericht voor vermaak en dagrecreatie. Ook hier maakt het niet uit dat de ruimte slechts voor een bepaalde tijdsduur aan de filmkijker ter beschikking staat.

Karaokecabine

Een rechter oordeelde dat voor de toegangsprijs tot een karaokecabine geen 9, maar 21% btw geldt. Een onderneming vond haar karaokecabines vergelijkbaar met een escaperoom en een filmruimte voor een VR-bril en wilde daarom op de toegangsprijs voor de karaokecabines ook 9% btw toepassen.

De rechter oordeelde echter anders en vond dat de onderneming 21% btw moest berekenen, onder meer omdat geen sprake was van dagrecreatie, maar van avond- en nachtrecreatie. Verder vond de rechter dat de karaokecabines qua inrichting weinig gelijkenis vertoonde met een attractiepark, speeltuin of siertuin. Daarnaast was naar het oordeel van de rechter geen sprake van het verlenen van toegang door de onderneming omdat niet de onderneming, maar degene die de karaokecabine boekte, bepaalde wie er in de cabine werd toegelaten.

Het beroep van de onderneming op het vertrouwensbeginsel omdat een escaperoom of een filmruimte met VR-bril wel 9% btw kunnen toepassen, werd door de rechter ook verworpen.

 

Eindejaarsborrel veranderen in Nieuwjaarsreceptie?

By nieuws

Nog even en het jaar 2023 zit er weer op. Veel werkgevers vieren dit meestal vóór kerst met een oudjaarsborrel. Even napraten over het afgelopen jaar, zakelijk en privé, en alvast toasten op 2024. Best gezellig, maar wellicht is het te overwegen de oudjaarsborrel te vervangen door een nieuwjaarsreceptie in 2024….

Een kerstborrel op de zaak?

Kerst

Als u uw personeel trakteert op een drankje, houdt u dit natuurlijk het liefst onbelast. Daarom is het aan te bevelen een borrel bij u op de werkplek te houden, want dan is deze voor u en uw personeel belastingvrij. Denk bijvoorbeeld aan uw kantine, vergaderlocatie of magazijn. 

Of juist buiten de deur?

Een borrel buiten de deur is een stuk minder gezellig als de werknemer er belasting over moet betalen omdat deze in principe als loon wordt gezien. U kunt dit voorkomen door de borrel buiten de deur onder te brengen in de werkkostenregeling, de WKR. Voor de werknemer is dit belastingvrij, maar spendeert u in een jaar meer aan vergoedingen en verstrekkingen en terbeschikkingstellingen dan de vrije ruimte, dan betaalt u als werkgever 80% belasting via de eindheffing.

Borrel in 2023 of 2024?

De vrije ruimte bedraagt in 2023 nog 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. Volgend jaar, in 2024, wordt de vrije ruimte beperkt tot 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en blijft deze 1,18% over het meerdere. 

De vrije ruimte is in 2023 dus groter.  Heeft u deze echter al volledig benut, dan kunt u de eindejaarsborrel buiten de deur wellicht beter verschuiven en in 2024 een nieuwjaarsreceptie buiten de deur organiseren. Uiteraard moet u ook dat jaar weer opletten dat u de vrije ruimte niet overstijgt.

 

Lichte stijging griffierecht in 2024

By nieuws

De griffierechten in het bestuursrecht en het civiele recht zullen in de meeste gevallen volgend jaar licht stijgen. Eerder was nog sprake van een mogelijke verlaging van de griffierechten. De verhoging voor 2024 wordt nu beperkt tot 1,83%.

Griffierecht

Geld

Personen of organisaties die naar de rechter stappen, moeten in beginsel bijdragen in de kosten via het griffierecht. Het tarief is afhankelijk van een aantal factoren, bijvoorbeeld of een zaak door een particulier of door een organisatie wordt aangespannen. Zo betaalt een particulier die beroep aantekent bij een gerechtshof inzake een aanslag inkomstenbelasting € 136 griffierecht, terwijl het tarief voor organisaties die bijvoorbeeld beroep aantekenen bij een gerechtshof inzake omzetbelasting hiervoor € 548 aan griffierecht kwijt zijn.

Geen verlaging griffierecht

In het coalitieakkoord bestond nog het voornemen het griffierecht met 25% te verlagen. Een deel van de hiervoor bedoelde middelen wordt echter aan andere doelen besteed, zodat van een verlaging geen sprake meer is. In plaats daarvan worden de meeste tarieven met 1,83% verhoogd. 

Afzien van indexering

In een brief aan de Tweede Kamer spreekt  minister Weerwind desalniettemin van een verlaging van de griffierechten. Die zouden normaal gesproken namelijk per 2023 en 2024 met in totaal 15,33% worden geïndexeerd. Dit wordt nu dus beperkt tot 1,83%.

Uitzonderingen

Civielrechtelijke vorderingen en verzoeken met een waarde van meer dan € 100.000 en griffierechten in zaken bij de Netherlands Commercial Court worden van de gematigde verhoging uitgezonderd. Deze tarieven worden wel met 15,33% verhoogd. In deze zaken speelt het griffierecht een minder belangrijke rol, zodat de minister het verantwoord vindt voor deze griffierechten de normale indexering toe te passen. 

 

Uitkering levensverzekering valt buiten de nalatenschap

By nieuws

De Hoge Raad heeft beslist dat een uitkering uit een levensverzekering geen onderdeel uitmaakt van de nalatenschap. Wat was er aan de hand en wat was het gevolg voor de erfenis van de (stief)kinderen van de overledene?

Levensverzekering

Huwelijk

Het betreft een zaak waarbij de erflater is overleden. Hij was getrouwd en was samen met zijn echtgenote eigenaar van een koopwoning. Naar aanleiding van zijn overlijden, heeft de echtgenote een uitkering ontvangen van een levensverzekering van € 400.000. Die uitkering was gekoppeld aan de hypothecaire schuld om deze daarmee af te lossen. Dit bedrag is door de echtgenote daar ook voor gebruikt. 

Testament

In dit geval had de erflater in zijn testament de wettelijke verdeling van toepassing verklaard, waarbij hij zijn eigen kinderen en zijn stiefkinderen tot erfgenaam benoemt. Volgens het testament ontving de echtgenote 1% van de nalatenschap en de (stief)kinderen samen 99%.

Wettelijke verdeling

De wettelijke verdeling houdt in dat de echtgenoot van de erflater de goederen van de nalatenschap verkrijgt en dat de voldoening van de schulden van de nalatenschap voor rekening komt van de echtgenoot. De kinderen van de erflater verkrijgen een geldvordering op de echtgenoot. 

Omvang geldvorderingen

Over de omvang van de vorderingen van de (stief)kinderen werden partijen het niet eens. 
In de procedure bij de rechtbank, werd geoordeeld dat de uitkering van de levensverzekering helemaal aan (stief)moeder toekomt. De kinderen hadden ieder recht op € 4.450. 

Volgens de (stief)kinderen moest echter ook met de helft van de uitkering van € 400.000 rekening worden gehouden bij het vaststellen van de omvang van hun geldvorderingen op hun (stief)moeder.

De (stief)kinderen gingen in beroep, en het Gerechtshof gaf hen gelijk. Het Gerechtshof oordeelde dat de uitkering van de levensverzekering wel onderdeel uitmaakt van de gemeenschap van goederen en dat daarom de helft daarvan moet worden meegenomen bij het vaststellen van de geldvorderingen van de (stief)kinderen. Het Gerechtshof vond het van belang dat de verzekering was afgesloten om de hypotheekschuld bij overlijden af te lossen en dat dat ook was gebeurd. Het Gerechtshof verhoogde het saldo van de nalatenschap met de helft van de uitkering, dus met € 200.000. De (stief)kinderen hadden daardoor recht op € 59.454,20 per persoon.

De (stief)moeder stelde vervolgens cassatie in, en met succes. Volgens de Hoge Raad maakt het niet uit dat de uitkering van de levensverzekering is gebruikt om de hypotheekschuld af te lossen. De (stief)moeder was de begunstigde van de levensverzekering en de uitkering komt daarom aan haar toe. Het is onderdeel van haar privévermogen, valt niet in de nalatenschap en is dus ook niet van invloed op de omvang van de geldvorderingen van de (stief)kinderen. 

Hoe nu verder?

De zaak is nu verwezen naar een ander Gerechtshof voor de verdere behandeling en beslissing. Het Gerechtshof zal de vorderingen van de kinderen vaststellen, zonder rekening te houden met de uitkering. Die uitkering is en blijft van de (stief)moeder.  

Ook in 2024 Tijdelijk Noodfonds Energie

By nieuws

Het Tijdelijk Noodfonds Energie keert ook in 2024 subsidies uit aan personen die gelet op hun inkomen veel geld kwijt zijn aan energiekosten. De tegemoetkoming wordt bovendien verruimd ten opzichte van 2023.

Wanneer tegemoetkoming?

Verwarming

Huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum kunnen een tegemoetkoming in de energiekosten krijgen als zij minstens 8% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. Voor huishoudens met een inkomen tot 200% van het sociaal minimum geldt de eis dat zij minstens 10% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. 

Let op! Voor wat betreft het inkomen telt ook het vakantiegeld mee, maar blijven eventuele toeslagen buiten aanmerking.

Omvang tegemoetkoming?

Huishoudens die voor de tegemoetkoming in aanmerking komen, krijgen het deel van de energiekosten vergoed dat uitkomt boven de zelf te betalen kosten van 8 respectievelijk 10%. De exacte voorwaarden worden bekendgemaakt bij de heropening van het Noodfonds, naar verwachting in januari 2024.

Vereenvoudiging

Bij het Noodfonds is ook een vereenvoudiging doorgevoerd, zodat het aanvragen van de tegemoetkoming makkelijker wordt en de doorlooptijden afnemen. 

Website

Wie wil weten wanneer het Noodfonds opent, kan op de site van het Tijdelijk Noodfonds Energie  zijn emailadres achterlaten en wordt hierover dan op de hoogte gehouden.

Nog steeds vertraging bij deblokkeren G-rekening

By nieuws

De Belastingdienst meldt dat het deblokkeren van een G-rekening nog steeds ongeveer twintig werkdagen duurt. Dat is langer dan de gebruikelijke afhandeling in tien werkdagen.

G-rekening

Overheid

Een uitlener van personeel of een onderaannemer beschikt vaak over een G-rekening. Inleners en aannemers kunnen door betaling van het deel van de factuur dat overeenkomt met de loonheffingen en btw op de G-rekening van aansprakelijkheid gevrijwaard worden.

Let op! Voor vrijwaring van aansprakelijkheid gelden nog meer voorwaarden! Laat u daarover goed informeren door onze adviseurs.

Geblokkeerd

Geld dat op een G-rekening staat is geblokkeerd. Dit betekent dat u dit geld alleen kunt gebruiken om loonheffingen en btw te betalen aan de Belastingdienst of om een betaling te doen op een andere G-rekening.

Deblokkeren

Als een inlener of aannemer een hoger bedrag op uw G-rekening stort dan u moet afdragen aan loonheffingen en btw, blijft er een geblokkeerd bedrag staan op uw G-rekening. Als u daarover wilt beschikken, moet u de Belastingdienst verzoeken om dit bedrag te deblokkeren.

Let op! Een verzoek tot deblokkeren doet u met een daarvoor ontwikkeld formulier op de website van de Belastingdienst.

Vertraging in afhandeling van toegewezen verzoeken

De Belastingdienst streeft ernaar om binnen vier weken op uw verzoek om deblokkeren te beslissen. Wijst de Belastingdienst het verzoek (gedeeltelijk of geheel) toe, dan deblokkeert de Belastingdienst het bedrag normaal gesproken binnen tien werkdagen na toewijzing van het verzoek.

Begin juli 2023 meldde de Belastingdienst echter dat deze termijn van tien werkdagen op dat moment niet gehaald werd. Deblokkeren zou, vanwege achterstanden, ongeveer twintig werkdagen na toewijzen van het verzoek duren. Eind november 2023 heeft de Belastingdienst laten weten dat de achterstanden nog steeds niet zijn weggewerkt. Deblokkeren duurt daarom nog steeds ongeveer twintig werkdagen.

 

Advieswijzer Bestelauto 2023

By nieuws

Een bestelauto is voor veel ondernemers een onmisbaar bedrijfsmiddel. Voor een bestelauto geldt een flink aantal specifieke (fiscale) regelingen. Deze zijn er veelal op gericht het zakelijk gebruik van een bestelauto slechts beperkt te belasten. Daarbij geldt wel een aantal voorwaarden. Ook zijn er al tal van specifieke regelingen voor de elektrische bestelauto.

In deze advieswijzer:

  • Wat valt onder de definitie bestelauto?
  • Aanschaf: welke regelingen zijn er?
  • Bijtelling: wat zijn de voorwaarden?
  • Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)
  • Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Wat valt onder de definitie bestelauto?

Auto

Niet elke auto die gebruikt wordt voor vervoer van goederen wordt fiscaal als een bestelauto aangemerkt. Er zijn verschillende soorten bestelauto’s, zoals met open laadbak, een verhoogd dak of dubbele cabine. Voor iedere soort bestelauto gelden andere inrichtingseisen. Zo mogen in het ene geval wel zijruiten aanwezig zijn, maar in het andere weer niet.

Let op! Bestelauto’s mogen soms voorzien zijn van één zijruit rechts in de laadruimte. Het komt echter regelmatig voor dat bestelauto’s van fabriekswege voorzien zijn van meerdere zijruiten. Om fiscaal dan toch als bestelauto te kunnen worden aangemerkt, moeten deze zijruiten worden verwijderd en vervangen door niet uit glas bestaande panelen uit één stuk van ondoorzichtig en vormvast materiaal. Deze moeten zoveel mogelijk rondom en op onverbrekelijke wijze rechtstreeks met de carrosserie zijn verbonden. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat ook aan deze blinderingseis kan worden voldaan als de zijruit aan de buitenkant van de laadruimte niet verwijderd wordt. In dat geval moet er wel ondoorzichtig en vormvast materiaal aan de binnenkant van de carrosserie zijn bevestigd. Op deze manier kunnen onnodige kosten worden voorkomen, terwijl het resultaat qua blindering hetzelfde blijft.

Tip!Voor een gedetailleerd overzicht van alle inrichtingseisen per soort bestelauto, check deze site van de Belastingdienst.

Let op! Voldoet uw bestelauto niet aan deze eisen, dan zijn ook de fiscale faciliteiten voor een bestelauto niet van toepassing.

Aanschaf: welke regelingen zijn er?

Bij de aanschaf van een nieuwe (elektrische) bestelauto en voor het oplaadstation van de elektrische of waterstofvariant kunt u mogelijk gebruikmaken van diverse (fiscale) regelingen. Dit zijn de KIA, MIA en de SEBA.

KIA

Voor een bestelauto die tot het ondernemingsvermogen behoort, heeft u bij aanschaf recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Het bedrag van de KIA kunt u in mindering op de winst brengen. De KIA is zowel op nieuwe als op gebruikte bestelauto’s van toepassing. De omvang van de KIA is afhankelijk van uw totale bedrag aan investeringen in een jaar en bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag. Investeert u € 2.600 of minder of meer dan € 353.973 (2023), dan heeft u geen recht op de KIA.

MIA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto heeft u in 2023 bovendien recht op 45% milieu-investeringsaftrek (MIA). Het bedrag van de MIA kunt u in mindering brengen op de winst. Het bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 11.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 39.000. Voor een bestelauto op waterstof heeft u ook recht op 45% MIA. U hoeft hierbij geen rekening te houden met een drempel, maar krijgt u de MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

Oplaadstation

Ook voor het oplaadstation van uw elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto die op uw eigen bedrijfsterrein staat, geldt in 2023 de MIA. Het aftrekpercentage voor het oplaadstation bedraagt 45%. Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA, tenzij deze samen met de elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto worden aangemeld. De laadpalen moeten voor eigen voertuigen worden gebruikt, of voor voertuigen die voor eigen gebruik worden ingezet. Dit kunnen ook gehuurde voertuigen zijn.

Let op! Een laadpaal bij de woning kwalificeert niet, omdat dit geen bedrijfsterrein is.

SEBA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto kunt u ook nog gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het budget voor de subsidie bedraagt in 2023 €33 miljoen maar is al volledig verbruikt. In 2024 kunt u de SEBA echter wel weer aanvragen. Het budget is nog niet bekend. De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 (met maximumgewicht van 3.500 kg) of N2 (met een maximumgewicht van 4.250 kg) die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. De subsidie bedraagt 10% van de netto catalogusprijs bij de voertuigcategorie N1. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage 12. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto. De netto catalogusprijs bij voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij voertuigcategorie N2 moet € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. U vraagt de subsidie aan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Hiervoor is eHerkenning vereist niveau 2+.

Let op! Op het moment dat u de aanvraag voor deze subsidie indient, mag de bestelauto nog niet op uw naam staan. Sterker nog, de koop- of leaseovereenkomst mag nog niet definitief zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. Dien de aanvraag dus in zolang het koopproces zich nog in de offertefase bevindt.

Bijtelling: wat zijn de regels?

Wanneer geen bijtelling?

Als een bestelauto ter beschikking wordt gesteld, krijgt men in beginsel met de bijtelling te maken. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting vindt die bijtelling plaats via de aangifte inkomstenbelasting. Voor werknemers, waaronder dga’s, vindt dit plaats via de loonadministratie en aangifte loonheffing. Voor bestelauto’s is de bijtelling in onderstaande situaties echter niet van toepassing:

– Privégebruik maximaal 500 km
De bijtelling blijft achterwege als bewezen kan worden dat met de bestelauto in het jaar niet meer dan 500 km privé is gereden. Een rittenregistratie is niet verplicht, maar omdat bewezen moet worden dat de bestelauto niet meer dan 500 km privé is gebruikt, is hieraan vrijwel niet te ontkomen.

Voor werknemers is het mogelijk hiervoor een ‘verklaring geen privégebruik’ aan te vragen. Als u als werkgever deze verklaring heeft en er geen indicaties zijn dat de werknemer zich er niet aan houdt, hoeft u in de loonadministratie geen rekening te houden met de bijtelling. Eventuele controles vinden plaats bij de werknemer. Ook een eventuele correctie wordt bij de werknemer neergelegd.

Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is het niet mogelijk een dergelijke verklaring aan te vragen.

– Uitsluitend geschikt voor goederenvervoer
Voor de bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, is de standaardbijtelling ook niet van toepassing. Hiervan is onder andere sprake als de bestelauto te smerig is om privé te worden gebruikt, zoals de klusjesauto van een garage waarbij de bekleding besmeurd is met olie. Ook de bestelauto die beschikt over slechts één zitplaats en waarbij de eventuele bevestigingspunten voor de overige zitplaatsen zijn verwijderd of dichtgelast, wordt geacht uitsluitend geschikt te zijn voor goederenvervoer. Bezit de bestelauto wel een tweede zitplaats, dan is deze toch uitsluitend geschikt voor goederenvervoer als de bijrijder nodig is voor het laden en lossen van de bestelauto. Onder omstandigheden kunnen ook andere bestelauto’s als uitsluitend geschikt voor goederenvervoer worden aangemerkt. Zo is door de rechter in het verleden een bestelauto als zodanig aangemerkt die in de laadruimte was voorzien van stellages voor het vervoer van planten. Overleg bij twijfel met uw inspecteur. Als bestelauto’s die uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer privé worden gebruikt, moet het privévoordeel tot het loon worden gerekend. U kunt hiervoor uitgaan van de kilometerkostprijs vermenigvuldigd met het aantal privékilometers.

– Uitsluitend zakelijk gebruik
Als een bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, blijft de bijtelling achterwege. Er moet dan een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden aangevraagd bij de Belastingdienst. U hoeft geen rittenregistratie bij te houden. De Belastingdienst controleert fysiek of u de bestelauto inderdaad in het geheel niet privé gebruikt. Vermoedt de Belastingdienst tijdens een controle dat u de bestelauto toch privé gebruikt, dan kan men u vragen waar u de bestelauto op dat moment zakelijk voor gebruikte. Kunt u niet aannemelijk maken dat u de bestelauto zakelijk gebruikte, dan kan men u een naheffing of navordering met boete opleggen.

Let op! Bij gebruik van een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ mag u de bestelauto helemaal niet privé gebruiken. Dus ook niet om bijvoorbeeld op de terugweg van uw werk naar huis uw kind bij de kinderopvang op te halen. De grens van 500 km is hierbij dus niet van toepassing.

Deze verklaring kan zowel door werknemers als door de ondernemer in de inkomstenbelasting worden aangevraagd.

Ook in onderstaande situaties is de bijtelling voor een bestelauto niet van toepassing. Deze situaties zijn in principe niet van toepassing op de ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga.

– Privégebruik verboden
Is privégebruik van de bestelauto verboden, dan blijft de bijtelling achterwege op voorwaarde dat u als werkgever controleert dat de bestelauto daadwerkelijk niet privé wordt gebruikt. Gebeurt dit toch, dan moet er – naast het alsnog betalen van de bijtelling – een aanzienlijke sanctie voor de werknemer volgen. De afspraak dat de bestelauto niet privé mag worden gebruikt en de sancties wanneer dit toch gebeurt, moeten schriftelijk worden vastgelegd. Voor de dga geldt de optie alleen als er sprake is van een reëel verbod. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake als de dga zelf de controle uitoefent. 

– Privégebruik onmogelijk
Als privégebruik van de bestelauto onmogelijk is, blijft de bijtelling eveneens achterwege. Dit is bijvoorbeeld het geval als de sleutels van de auto’s avonds moeten worden ingeleverd of als de bestelauto’s ’s avonds op een afgesloten terrein worden gestald. 

– Doorlopend afwisselend gebruik
Als een bestelauto doorlopend afwisselend door verschillende personeelsleden wordt gebruikt, is de bijtelling niet van toepassing als hierdoor het privégebruik moeilijk kan worden vastgesteld. Dit is niet het geval als een bestelauto bijvoorbeeld door twee werknemers om de week privé wordt gebruikt. Het privégebruik is dan immers niet moeilijk vast te stellen. Bij doorlopend afwisselend gebruik moet de werkgever in plaats van de bijtelling per bestelauto een bedrag van € 300 aan belasting betalen via de eindheffing. Het doorlopend afwisselende gebruik moet dan wel door de aard van het werk worden opgeroepen.

Let op! De rechter heeft beslist dat de eindheffing van €300 niet wegneemt dat de bijtelling voor de ondernemer zelf nog geldt als de bestelauto ook aan hem ter beschikking staat. Dit geldt dus voor de ondernemer in de inkomstenbelasting.

Toch bijtelling?

Is een van hiervoor genoemde voorwaarden niet van toepassing op uw situatie? Dan valt uw bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De IB-ondernemer

Heeft u als ondernemer een bestelauto tot uw beschikking die tot uw ondernemingsvermogen behoort, dan valt deze bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De bijtelling is het bedrag dat vanwege het privégebruik niet aftrekbaar is van de winst. Dit bedrag kan niet negatief worden, oftewel: de bijtelling kan nooit meer zijn dan de werkelijke autokosten (inclusief afschrijving).

Werknemers en de dga

Bij werknemers en dga’s aan wie een bestelauto ter beschikking is gesteld, wordt de bijtelling als loon aangemerkt. De werkgever is verplicht hierover loonheffing in te houden. 

Hoeveel bijtelling?

De bijtelling bedraagt een percentage van de cataloguswaarde dat afhankelijk is van het jaar waarin de auto voor het eerst op kenteken is gesteld. Dit percentage blijft 60 maanden van kracht. Daarna wordt het percentage bepaald op basis van de dan geldende wetgeving. De bijtelling bedraagt 22% voor auto’s die in 2024voor het eerst op kenteken zijn gezet en voor bestelauto’s die niet volledig elektrisch zijn of op waterstof rijden. Voor volledig elektrische bestelauto’s bedraagt de bijtelling in 2024 16% van de cataloguswaarde tot maximaal € 30.000 en 22% over het meerdere van de cataloguswaarde. Voor bestelauto’s op waterstof geldt de bijtelling van 16% in 2024 over de gehele cataloguswaarde.

Voorbeeld
Aan werknemer A is een niet-elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die in 2024 voor het eerst op kenteken is gezet. Aan werknemer B is een elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die ook in 2024 voor het eerst op kenteken is gezet.

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000
Bijtelling werknemer B: € 30.000 x 16% + € 20.000 x 22% = € 4.800 + € 4.400 = € 9.200.

Vereenvoudigde rittenregistratie

Als de werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag heeft met de bestelauto van de zaak, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve last zijn voor werkgever en werknemer. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever. De werkgever moet dan wel schriftelijk met de werknemer hebben afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie bewaart. U kunt voor een vereenvoudigde rittenregistratie desgewenst gebruikmaken van bijgevoegde voorbeeldafspraak.

Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)

Bij aanschaf van een nieuwe auto, bestelauto of motorfiets betaalt u bpm. U betaalt ook bpm als u een dergelijk voertuig importeert. De bpm wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot en de netto catalogusprijs. Voor voertuigen zonder CO2-uitstoot betaalt u geen bpm. Als ondernemer kunt u onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling van bpm bij aanschaf van een bestelauto. De belangrijkste voorwaarde voor de vrijstelling is dat u de bestelauto voor meer dan 10% gebruikt in het kader van uw onderneming. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Let op! De vrijstelling van bpm op (niet volledig emissieloze) bestelauto’s voor ondernemers wordt per 2025 afgeschaft. Het tarief van de bpm gaat vanaf 2025 € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot bedragen. Bestelauto’s zonder CO2-uitstoot betalen dus ook vanaf 2025 nog steeds geen bpm.

Tip! Was u van plan op korte termijn een bestelauto aan te schaffen die CO2 uitstoot, doe dit dan bij voorkeur nog vóór 2025.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Als u in Nederland met een voertuig gebruikmaakt van de openbare weg, bent u in beginsel motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Hoeveel mrb u voor een bestelauto moet betalen, hangt af van het gewicht, de brandstof en hoe milieuvervuilend het motorrijtuig is. Voor ondernemers geldt onder voorwaarden een lager mrb-tarief. De belangrijkste voorwaarde is dat u de bestelauto meer dan 10% in het kader van uw onderneming gebruikt. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Daarnaast geldt voor elektrische auto’s en voor plug-in hybride auto’s een korting op de mrb. Elektrische auto’s betalen tot 2025 geen mrb, in 2025 is er een korting van 25% op het normale tarief en vanaf 2026 geldt voor elektrische auto’s het normale tarief. Voor plug-in hybride auto’s geldt tot 2025 een korting van 50% op het normale tarief, in 2025 daalt de korting naar 25% en vanaf 2026 geldt ook voor plug-in hybride auto’s het normale mrb-tarief.

Let op!Omdat de verkopen van elektrische auto’s dalen, kan een en ander nog gewijzigd worden.

Wat scheelt dat nu?

Stel dat u in een bestelauto rijdt met dieselmotor, met een gewicht van 1.300 kilo. Bent u particulier, dan betaalt u € 308 mrb per kwartaal. Bent u ondernemer, dan betaalt u slechts € 106 per kwartaal.

Vragen?

Heeft u vragen over deze advieswijzer? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Knelpunten belastingheffing thuiswerkende buitenlandse werknemer

By nieuws

Voor de knelpunten van de belastingheffing van thuiswerkende buitenlandse werknemers zijn helaas nog geen nadere afspraken gemaakt. Wel vindt hierover nog steeds overleg plaats tussen verschillende landen.

Salary split

Vlaggen

Voor het verdelen van de belastingen tussen verschillende landen zijn afspraken vastgelegd in zogenaamde bilaterale belastingverdragen. Bij thuiswerken betekent dit grofweg dat als een in het buitenland wonende werknemer thuiswerkt voor een Nederlandse werkgever, voor het thuiswerkdeel belasting betaald moet worden in het buitenland. Het salaris moet dan gesplitst worden in een deel dat in Nederland verdiend wordt en een deel dat in het woonland verdiend wordt. Dit wordt ook wel salary split genoemd.

Administratieve lasten en onzekerheid netto-inkomen

Deze salary split betekent een toename van de administratieve lasten. Zo moet in twee landen aangifte gedaan worden en moet er een administratie komen van de thuiswerkdagen. Bovendien kan het splitsen van het salaris en belasten in twee landen leiden tot onzekerheid over de gevolgen voor het netto-inkomen.

Oplossing

Nederland wil als (gedeeltelijke) oplossing van de problemen bij thuiswerken een drempelregeling voor thuiswerkende grenswerkers opnemen in de belastingverdragen. Bijvoorbeeld door het vaststellen van een maximum aantal dagen dat een werknemer buiten Nederland thuis kan werken zonder dat de belastingheffing verschuift naar buiten Nederland.

België

Met België heeft Nederland het afgelopen jaar onderhandeld over zo’n drempelregeling in een belastingverdrag met België. Dit heeft helaas nog niet geleid tot een concrete wijziging van het belastingverdrag. De onderhandelingen hierover worden binnenkort voortgezet.

Duitsland

Ook met Duitsland vinden nog onderhandelingen plaats. Het lijkt erop dat met Duitsland op korte termijn alleen een drempelregeling mogelijk is met een lage dagendrempel. Het streven is om de onderhandelingen hierover in de eerste helft van 2024 af te ronden.

Let op! Ook in internationaal verband (EU en OESO) wordt gesproken over mogelijke oplossingen. Er is nog geen duidelijkheid of dit op korte termijn tot concrete afspraken leidt. De staatssecretaris informeert de Tweede en Eerste Kamer als er nieuwe ontwikkelingen zijn.

Sociale zekerheid

Vanaf 1 juli 2023 is op basis van de EU Kaderovereenkomst wel al meer duidelijkheid gekomen voor de sociale zekerheid. Kort samengevat betekent dit dat de van toepassing zijnde socialezekerheidswetgeving niet wijzigt zolang een werknemer tot maximaal 50% van de totale arbeidstijd in zijn woonland thuiswerkt voor in een ander land gevestigde werkgever.

Reminder: dien uiterlijk 20 december aanvraag WBSO in

By nieuws

Werkgevers die vanaf 1 januari 2024 gebruik willen maken van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), moeten hun aanvraag uiterlijk 20 december 2023 in dienen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland.

eHerkenning noodzakelijk

Industrie

Aanvragen bij RVO.nl kan alleen digitaal, waarbij u gebruik dient te maken van eHerkenning op minstens niveau 3 (eH3).

WBSO

De WBSO is een fiscale faciliteit voor bedrijven met innovatieve activiteiten. Werkgevers kunnen via de WBSO een tegemoetkoming krijgen in de loonkosten van het personeel dat speur- en ontwikkelingswerkzaamheden verricht. Daarnaast is er via de WBSO een tegemoetkoming voor de hiermee verband houdende overige kosten.  

Omvang tegemoetkoming

De tegemoetkoming bedraagt 32% van de loonkosten tot € 350.000. Over het meerdere bedraagt de tegemoetkoming 16%. Starters hebben recht op een verhoogde tegemoetkoming van 40% over de loonkosten tot € 350.000. Over het eventuele meerdere van de loonkosten is de tegemoetkoming voor starters ook 16%. De percentages zijn voor 2024 ten opzichte van 2023 niet gewijzigd.