Skip to main content
Category

nieuws

De fiscale kant van een verfrissing voor uw personeel

By nieuws

Nederland heeft weer te maken met zomerse temperaturen. Hoe zit het fiscaal als u uw personeel daarom op een verfrissinkje trakteert? Wat is voor u de voordeligste route?

Verfrissinkje belastingvrij?

Rekenen

Alle voordelen uit dienstbetrekking zijn voor uw personeel in beginsel belast. Een verfrissinkje op de werkvloer, zoals een colaatje, biertje of ijsje, is belastingvrij als u deze uitdeelt of verstrekt.

Een vergoeding hiervoor, dus een financieel extraatje, is in principe belast.

Begrip werkvloer

Het begrip ‘werkvloer’ is fiscaal erg ruim. Alle ruimtes waar u als werkgever volgens de Arbowet verantwoordelijk voor bent, behoren ertoe. Een ijsje of een koel drankje op kantoor, in het magazijn of de werkplaats, is dus onbelast.

Niet op de werkvloer, toch onbelast?

Gaat u met uw werknemers bijvoorbeeld een ijsje eten in de ijssalon tegenover uw bedrijf, dan is dit niet op de werkvloer en is het ijsje in beginsel dus wel belast. U kunt dit voorkomen door het ijsje onder te brengen in de werkkostenregeling (WKR). Het ijsje blijft dan voor uw werknemers onbelast.

Blijft u met al uw vergoedingen en verstrekkingen dit jaar binnen de zogenaamde vrije ruimte van de WKR, dan betaalt u als werkgever ook geen belasting. 

Let op! Schiet u over de vrije ruimte heen, dan betaalt u 80% belasting over het bedrag boven de vrije ruimte.

Aftrekbaar van de winst?

De kosten van een onbelast drankje of ijsje zijn slechts beperkt aftrekbaar van uw winst. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is dit in beginsel voor 80%, voor ondernemingen in de vennootschapsbelasting in beginsel voor 73,5%. 

Of kiest u voor een vast bedrag?

Maakt u veel kosten die maar deels aftrekbaar zijn, dan kunt u er ook voor kiezen een vast bedrag van € 5.100 niet ten laste van de winst te brengen. Ondernemers in de vennootschapsbelasting moeten uitgaan van een vast bedrag dat gelijk is aan 0,4% van de loonsom als dit meer is dan genoemde € 5.100. Dit is het geval bij een loonsom boven de € 1.275.000.

Met de ene of andere zakelijke auto op vakantie?

By nieuws

Veel Nederlanders gaan met de auto op vakantie. Daarvoor wordt soms de auto van de zaak gebruikt. Als deze minder geschikt is, wordt soms ook wel eens een andere auto van de zaak gebruikt voor die vakantie. Waar moet u in beide situaties op letten?

Vakantie is privégebruik

Auto

Het gebruik van de auto van de zaak tijdens de vakantie wordt aangemerkt als privégebruik. Wilt u met de auto van de zaak vanwege de bijtelling niet meer dan 500 km per jaar privé rijden, dan is gebruik voor de vakantie dus nauwelijks mogelijk. Een optie is dan een auto in privé te huren of alternatief vervoer te regelen. 

Kosten vergoeden

Beschikt u over een auto van de zaak, dan kunnen alle autokosten belastingvrij vergoed worden door de werkgever, ook tijdens de vakantie. Denk aan tolgelden, reparaties onderweg en getankte brandstof.

Bijtelling bij gebruik vakantieauto

Gebruikt u uw ‘gewone’ auto van de zaak niet of nauwelijks privé? En gebruikt u een andere auto van de zaak voor een vakantie, dan geldt toch voor beide auto’s tijdevenredig de bijtelling als met beide auto’s samen meer dan 500 km privé gereden wordt. Ook als de ‘gewone’ zakelijke auto tijdens de vakantie niet aan u ter beschikking staat! In dit laatste geval wordt de bijtelling voor de gewone auto dan alleen niet over de vakantieperiode berekend.

Voorbeeld

Aan u staat het hele jaar, behalve in juli, een niet-elektrische auto ter beschikking met een catalogusprijs van € 40.000. U gebruikt deze niet privé. In juli staat een niet-elektrische auto ter beschikking met een catalogusprijs van € 30.000. U gebruikt deze voor de vakantie in juli 1.800 km privé.
Bijtelling auto 1: € 40.000 x 22% x 11/12 = € 8.068
Bijtelling auto 2: € 30.000 x 22% x 1/12 = € 550
Totale bijtelling € 8.068 + € 550 = € 8.618 

Alleen vakantieauto

Heeft u normaal gesproken niet de beschikking over een auto van de zaak, maar is uw werkgever zo vriendelijk u voor gebruik tijdens uw vakantie een auto ter beschikking te stellen, dan geldt de bijtelling alleen voor de vakantieperiode. Alleen dan staat aan u namelijk een auto ter beschikking.

Voorbeeld

Aan u wordt alleen in de maand juli een niet-elektrische auto van de zaak ter beschikking gesteld die u kunt gebruiken voor de vakantie. Bij een catalogusprijs van € 40.000 bedraagt de bijtelling dan € 40.000 x 22% x 1/12 = € 733.

Let op! bij veel privégebruik tijdens de vakantieperiode kan de inspecteur zich op het standpunt stellen dat een hogere bijtelling toegepast moet worden vanwege ‘excessief privégebruik’.

Zelf machtiging adviseur intrekken bij Belastingdienst

By nieuws

Heeft u een belastingadviseur of een andere derde gemachtigd om namens u digitale gegevens te ontvangen via de Belastingdienst, dan kunt u vanaf nu zelf deze machtiging ook weer intrekken. U moet hiervoor met gebruik van DigiD inloggen bij Logius.

Machtiging

Typen

Als u een derde uw belastingaangifte laat verzorgen, hebben zij via de Belastingdienst gegevens van u nodig. De Belastingdienst verstrekt aan derden deze gegevens alleen met uw toestemming.

Particulieren en ondernemers

De machtigingen van particulieren en ondernemers zijn geregistreerd onder hun Burgerservicenummer (BSN). Degene die uw aangiftes verzorgt, staat geregistreerd onder zijn inschrijving bij de KVK. 

Door met behulp van DigiD in te loggen bij Logius, kunnen particulieren en ondernemers inzien aan wie zij een machtiging hebben verleend. Desgewenst kunnen zijn deze machtiging ook zelf weer intrekken.

Logius en Digipoort

Digipoort is een digitaal kanaal van de overheid waarmee berichten via een beveiligde weg worden verstuurd. De hiervoor verantwoordelijke organisatie Logius dient te zorgen voor een vlekkeloze werking. Ook het machtigingenregister valt onder de verantwoordelijkheid van Logius.

Organisaties nog niet

De machtigingen die organisaties aan derden hebben afgegeven, staan geregistreerd onder hun RSIN-nummer (Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer). De gemachtigde is bekend onder zijn inschrijving bij de KVK. Organisaties en gemachtigden kunnen op korte termijn eveneens zelf een machtiging inzien of intrekken.

Loonkostensubsidieregeling aangepast per 1 juli 2023

By nieuws

Per 1 juli 2023 is de loonkostensubsidieregeling op een aantal punten gewijzigd. De voorwaarden zijn versoepeld en de beslissingstermijn na aanvraag is verkort. De wijzigingen hebben als doel om het voor u als werkgever aantrekkelijker te maken om een werknemer met een beperking in dienst te nemen.

Loonkostensubsidie bij minder productie

Portemonnee

Voor werknemers die als gevolg van een beperking ten opzichte van een medewerker zonder beperking minder productief zijn, kunt u onder bepaalde voorwaarden een loonkostensubsidie krijgen. Deze subsidie compenseert het verschil tussen de loonwaarde van een werknemer en het minimumloon, met als maximum 70% van het minimumloon. 

Aanvragen kan nu ook na start dienstverband

Per 1 juli van dit jaar kunt u de loonkostensubsidie tot zes maanden na de start van het dienstverband aanvragen. Dit kon eerst alleen voor werknemers van wie het dienstverband nog niet gestart was. 

Voorwaarde hiervoor is dat de werknemer voorafgaand aan het dienstverband praktijkonderwijs,  voortgezet speciaal onderwijs of een mbo-opleiding niveau 1 heeft gevolgd.

Gemeente moet nu binnen vijf weken beslissen

U dient de aanvraag voor loonkostensubsidie in bij de gemeente waar de werknemer staat ingeschreven. De gemeente moet binnen vijf weken na vaststelling van de loonwaarde (of een beslissing dat een loonwaardemeting achterwege kan blijven) een beschikking afgeven over de aanvraag. 

SDE++ aanvragen van 5 september tot en met 5 oktober

By nieuws

Ondernemers kunnen van 5 september tot en met 5 oktober 2023 weer subsidie aanvragen in het kader van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++). De SDE++ regeling verschaft subsidie aan ondernemers die grootschalige hernieuwbare energie opwekken of zorgen voor een vermindering van de uitstoot van CO2.

Aanvraag vertraagd

Windmolen

Het kunnen aanvragen van de SDE++ subsidie liep vertraging op vanwege enkele nieuwe facetten van de regeling. Die moesten eerst door de Europese Commissie worden goedgekeurd. Dit is inmiddels gebeurd.

Introductie ‘hekjes’

In de nieuwe SDE++ regeling wordt gebruikgemaakt van zogenaamde hekjes. Via deze hekjes is voor een aantal technieken subsidie gereserveerd. Deze technieken zijn nu nog niet zo rendabel. Er wordt echter verwacht dat deze technieken een belangrijke rol gaan spelen bij de energietransitie.

Overige wijzigingen

Naast de introductie van hekjes is de SDE++ regeling op nog enkele andere punten gewijzigd. Dit betreft:

  • het productieplafond voor het op land opwekken van hernieuwbare elektriciteit en voor de afvang en opslag van CO2 is vervallen;
  • zon-PV-installaties kleiner dan 1 MWp mogen nog maar maximaal de helft van het piekvermogen terugleveren aan het elektriciteitsnet;
  • de SDE++ regeling is uitgebreid met een nieuwe categorie, namelijk de lucht-water-warmtepomp.

Aanvraag voorbereiden

Ondernemers kunnen desgewenst hun aanvraag nu al voorbereiden. De hiervoor benodigde documenten zijn namelijk al beschikbaar op RVO.nl. Vanaf eind augustus kan men de aanvraag dan klaarzetten binnen de eigen omgeving op de site van de RVO. 

Let op! Aanvragen kan tot en met 5 oktober 2023.

Tip! Heeft u hulp nodig bij uw aanvraag, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Hoeveel schenkbelasting betaalt uw ex-schoonkind?

By nieuws

Als kinderen erven of een schenking krijgen, geldt een laag belastingtarief en zijn flinke vrijstellingen van toepassing. Dat geldt ook voor de partner van uw kind, ofwel uw schoondochter of -zoon. Maar wat zijn de tarieven en vrijstellingen voor ex-schoonkinderen?

Overlijden of echtscheiding?

Schenken

Het antwoord op bovengenoemde vraag is afhankelijk van de manier waarop het huwelijk of geregistreerd partnerschap ten einde is gekomen: door overlijden of door echtscheiding.

Gevolgen door overlijden

Komt het huwelijk of geregistreerd partnerschap ten einde door overlijden, dan geldt voor het ex-schoonkind nog steeds het tarief dat geldt voor kinderen. Ook de vrijstellingen die voor kinderen gelden, zijn voor het ex-schoonkind dan nog steeds van toepassing.
Gevolgen door echtscheiding

De gevolgen bij een echtscheiding liggen anders. In de Successiewet is namelijk bepaald dat in die gevallen er geen gelijkstelling meer is tussen bloed- en aanverwanten. Het ex-schoonkind is na de echtscheiding geen aanverwant meer en heeft daarom geen recht meer op het lage belastingtarief dat voor kinderen geldt. Ook de vrijstellingen die voor kinderen geldt, zijn niet meer van toepassing. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dit ook de bedoeling van de wetgever te zijn.

Wat scheelt dat nu?

Het verschil in te betalen belasting is fors.

Voorbeeld

Stel dat u uw ex-schoonkind € 100.000 wil schenken. Is het huwelijk destijds geëindigd door overlijden van uw kind, dan betaalt uw ex-schoonkind € 9.396 aan schenkbelasting. Is er echter sprake geweest van een echtscheiding, dan bedraagt de te betalen belasting € 29.274.

LKV mogelijk toch mee bij overgang onderneming: maak bezwaar!

By nieuws

Heeft u werknemers overgenomen van een overdragende werkgever die in 2022 nog recht had op een LKV, dan is het onder voorwaarden toch mogelijk dat u recht heeft op dit LKV. U moet hiervoor bezwaar aantekenen. Dit naar aanleiding van een advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad.

Het advies van de AG

Belastingdienst

De beschikking ‘Wet tegemoetkomingen loondomein’ (Wtl) 2022 gaat ervan uit dat bij de overgang van een onderneming het recht op een loonkostenvoordeel (LKV) niet overgaat naar de overnemende werkgever. De advocaat-generaal (AG) die de Hoge Raad van een advies dient, is daarentegen van oordeel dat dit recht onder voorwaarden wél overgaat naar de overnemende werkgever. 

Let op! De Hoge Raad moet hier zelf over nog uitsluitsel geven. Deze uitspraak wordt in het najaar van 2023 verwacht.

Voorwaarden

Bij een overgang van onderneming kan gedacht worden aan een fusie of aan de inbreng van een eenmanszaak in een bv. De AG is van oordeel dat het LKV onder de volgende voorwaarden overgaat naar de verkrijger:

  • De overnemende werkgever zet de dienstbetrekking voort die de werknemer met de overdragende werkgever had.
  • Als de overdragende werkgever recht had op een LKV voor 1 of meer werknemers, dan heeft de overnemende werkgever van die werknemer(s) dat ook voor de resterende duur van het LKV.
  • De doelgroepverklaring blijft geldig, ook al staat daar de naam van de overdragende werkgever op.

Maak bezwaar

Heeft u werknemers overgenomen van een overdragende werkgever die in 2022 nog recht had op een LKV, dan is het raadzaam om – als de beschikking Wtl over 2022 is ontvangen-  daartegen bezwaar aan te tekenen.  Mocht de Hoge Raad immers het advies van de advocaat-generaal overnemen, dan kunt u mogelijk ook recht krijgen op het LKV. 

Wat moet u vermelden in uw bezwaarschrift?

  • Het is raadzaam in het bezwaarschrift te verwijzen naar de procedure bij de Hoge Raad: ECLI:NL:PHR:2023:341. 
  • Tevens is het van belang aan te geven over welke werknemers het bezwaar gaat en per werknemer aan te geven om welk LKV het gaat. Er zijn immers verschillende soorten loonkostenvoordelen: LKV oudere werknemer, LKV (herplaatsen) arbeidsgehandicapte werknemer en LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden.

Tot slot dient ook de doelgroepverklaring van deze werknemers aan het bezwaarschrift toegevoegd te worden. Het bezwaarschrift moet worden verstuurd naar: Belastingdienst/Centrale administratieve processen, Postbus 8738, 4820 BA Breda.

Tip! Voor het bezwaar kan het formulier Bezwaar loonheffingen worden gebruikt.

Loonwaarde wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen gelijk

By nieuws

In veel cao’s en arbeidsovereenkomsten is geregeld dat een werknemer extra vakantierechten heeft, de bovenwettelijke vakantiedagen. Dienen deze bovenwettelijke vakantiedagen op eenzelfde wijze beloond te worden als de wettelijke vakantiedagen?

Deze vraag speelde bij de Hoge Raad. De wet kent een regeling ten aanzien van de wettelijke vakantiedagen. Dat betreft vier keer de overeengekomen arbeidsduur per week. Oftewel, een werknemer heeft minimaal recht op vier weken vakantie op jaarbasis. 

Regeling werktijdverkorting in deze zaak

NS

In de aan de Hoge Raad voorgelegde zaak had een werknemer van de NS gebruikgemaakt van de in de cao geregelde faciliteit ‘Regeling werktijdverkorting oudere werknemers’ (RO-regeling). Op grond van deze regeling worden vrije uren ingezet ter bekorting van de werkweek, in deze zaak was dit naar 32 uur per week. 

De cao van de NS maakt onderscheid tussen verlofuren (wettelijke vakantiedagen) en vrije uren (bovenwettelijke vakantiedagen). De NS was van oordeel dat, doordat de werknemer de vrije uren had ingezet voor werkweekverkorting, ze niet meer gelijk te stellen waren aan het opnemen van vakantie. Om die reden zou de beloning over die uren niet gelijk moeten zijn aan de waarde van een vakantiedag. De NS betaalde daarom geen onregelmatigheidstoeslag over de opgenomen vrije uren.

Vrijetijdsaanspraak

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor het antwoord op de vraag of een vrijetijdsaanspraak moet worden aangemerkt als vakantie, gekeken moet worden naar het doel van de vrijetijdsaanspraak. Als de vrijetijdsaanspraak beoogt de werknemer betaald verlof te bieden in verband met de werkbelasting die de werknemer heeft, dan moet deze aanspraak hetzelfde worden behandeld als vakantie. Ook al gebruikt de werknemer het verlof voor een ander doel, dan wijzigt hiermee de aard van de aanspraak niet.

Dit betekent dat de NS de opgenomen vrije uren hetzelfde moet belonen als de vakantiedagen, waardoor de werknemer recht heeft op nabetaling van de onregelmatigheidstoeslag over deze opgenomen vrije uren (bovenwettelijke vakantiedagen). 

13 maart 2020 harde deadline toekenning onbelaste reiskostenvergoeding

By nieuws

Tijdens de coronacrisis konden werkgevers onder voorwaarden onbelaste reiskostenvergoedingen blijven betalen, ook als een werknemer thuiswerkte. Was deze verruiming ook van toepassing als de werknemer volgens een cafetariasysteem de keuze had voor een dergelijke vergoeding?

Doorbetalen reiskostenvergoeding

Auto

Een vaste reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer kan tot het maximum van thans € 0,21 per km onbelast worden uitbetaald. De vergoeding mag in beginsel worden gebaseerd op 214 reisdagen, als in het jaar minstens 128 dagen naar de werkplaats wordt gereisd. Deze vergoeding mocht tijdens de coronacrisis worden doorbetaald, ook als werknemers vanwege de lockdown geen 128 dagen naar het werk reisden.

Vergoeding toegekend vóór 13 maart 2020

Een belangrijke voorwaarde voor het onbelast mogen doorbetalen van de reiskostenvergoeding was dat deze vergoeding vóór 13 maart 2020 al aan de werknemer moest zijn toegekend. Het doel van deze verruiming lag namelijk in het feit dat werkgevers anders de bestaande reiskostenvergoedingen zouden moeten aanpassen of tot het belaste loon zouden moeten rekenen.

Cafetariasysteem

Onlangs kwam een zaak voor de rechter waarbij een werkgever de onbelaste reiskostenvergoeding had uitbetaald aan werknemers die pas ná 12 maart voor een onbelaste reiskostenvergoeding hadden gekozen op grond van hun cafetariasysteem. Volgens dit systeem konden werknemers voor een deel van hun salaris zelf aangeven in welke vorm ze dit wilden ontvangen, zoals een reiskostenvergoeding.

Geen onwenselijke of ondoelmatige situatie

De rechtbank Noord-Holland was het met de inspecteur eens dat het onbelast uitbetalen van een reiskostenvergoeding in die situatie niet mogelijk was. Als pas ná het bekend worden van de lockdown gekozen werd voor een onbelaste reiskostenvergoeding, kon bij de hoogte ervan namelijk rekening worden gehouden met het feit dat (deels) thuis werd gewerkt. In die gevallen was er dus ook geen sprake van een onwenselijke of ondoelmatige situatie ten aanzien van de reiskostenvergoeding, aldus de rechtbank.

Geen onvoorwaardelijk recht

Volgens de rechtbank bestond er voor de werknemers die pas na 12 maart 2020 kozen voor een onbelaste reiskostenvergoeding ook geen onvoorwaardelijk recht op deze vergoeding. Ze hadden weliswaar een onvoorwaardelijk recht op vergoedingen volgens het cafetariasysteem, maar niet op de doelen waaraan deze vergoedingen besteed konden worden. De eindheffing over een bedrag van ruim drie ton bleef dan ook in stand.

Zijn aandelen ondernemingsvermogen voor de BOR?

By nieuws

De bedrijfsopvolgingsregeling, BOR, in de Successiewet kent een vrijstelling voor ondernemingsvermogen. Kunnen effecten hier ook toe behoren en wat is daarvoor bepalend?
Onlangs gaf de rechtbank Noord-Nederland hierover meer duidelijkheid.

In principe geldt dat aandelen niet tot het ondernemingsvermogen behoren, tenzij de aandelen aantoonbaar bestemd zijn voor investeringen in het bedrijf.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Schenken

De BOR kent een vrijstelling van erf- en schenkbelasting bij vererving of schenking van een bedrijf. Om hiervan gebruik te maken geldt wel een aantal voorwaarden, waarvan de belangrijkste is dat het bedrijf moet worden voortgezet. De vrijstelling van 100% die geldt bij de BOR gaat tot een bedrag van maximaal € 1.205.871 (2023). Over het meerdere bedraagt de vrijstelling 83%.

Tip! Voor de belasting die u dus mogelijk wel moet betalen indien u gebruikmaakt van de BOR, kunt u uitstel van betaling krijgen voor maximaal 10 jaar.

Alleen ondernemingsvermogen

De BOR geldt alleen voor het ondernemingsvermogen. Van het beleggingsvermogen is slechts 5% vrijgesteld. Hierbij is van belang wanneer van beleggingsvermogen sprake is, als er bijvoorbeeld aandelen worden verkregen.

Bestemd om te investeren

Als een onderneming aandelen bezit, is er vaak sprake van ‘duurzaam overtollige liquiditeiten’. Die behoren niet tot het ondernemingsvermogen. Uit de rechtspraak blijkt dat dit anders is als de aandelen aantoonbaar bestemd zijn voor investeringen.

Investeringsplannen

In de betreffende zaak had een exploitante van een akkerbouwbedrijf investeringsplannen en had hierover al afspraken gemaakt met haar buren. Nog voordat de plannen konden worden uitgevoerd, kwam de exploitante te overlijden. Haar zus erfde het bedrijf en voerde de investeringen alsnog uit. Volgens de rechtbank is duidelijk dat onder deze omstandigheden de effecten aangewend dienden te worden om de investeringen te bekostigen. Ze behoorden daardoor tot het ondernemingsvermogen en waren daarom vrijgesteld voor de BOR.