Skip to main content
Category

nieuws

Schending mededelingsplicht door verzwijgen angst- en paniekstoornis

By nieuws

Eerlijkheid duurt het langst. Zo blijkt maar weer uit een uitspraak die ging over een werknemer die tijdens haar sollicitatie niet eerlijk was geweest over de medische problemen waar ze mee kampte.

Wat was hier aan de hand? 

Juridisch

De werknemer was bij een sportschool in dienst getreden voor 12 uur per week. Vervolgens vroeg ze na een paar maanden om urenuitbreiding. De werkgever honoreerde dit verzoek. Via een addendum op de arbeidsovereenkomst waren de uren uitgebreid naar 31 uur per week. Nadat het addendum was getekend, maar al voordat de urenuitbreiding inging, meldde de werknemer zich ziek vanwege angst- en paniekaanvallen.

Vernietiging van het addendum

De werkgever vernietigde vervolgens het addendum waarin de urenuitbreiding was afgesproken wegens dwaling, omdat op basis van informatie die ze achteraf had gekregen de werknemer niet aan haar mededelingsplicht had voldaan. De werknemer wist immers dat  ze medisch niet in staat was de extra uren te werken, aldus de werkgever. De werknemer had daarom volgens de werkgever geen recht op doorbetaling van loon bij ziekte voor 31 uur, maar voor de 12 uur uit het eerdere contract. De werknemer stapte vervolgens naar de rechter.

Wanneer is er sprake van dwaling? 

Bij dwaling gaat het om de situatie dat een partij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet – of niet op deze voorwaarden – met de andere partij zou zijn aangegaan. De bescherming die het arbeidsrecht biedt voor de werknemer moet daarbij wel worden nageleefd, maar het ontslagrecht beschermt geen werknemer die bedrog of dwaling heeft gepleegd bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. 

Een arbeidsovereenkomst is rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling als op het moment van het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst een werknemer over zodanige informatie met betrekking tot zijn gezondheid beschikte, dat hij daarvan mededeling aan de werkgever had moeten doen. Van zulke informatie is sprake als een werknemer bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk wist dat zijn gezondheidstoestand zodanig was dat dit hem ingrijpend en langdurig zou belemmeren in de uitoefening van de overeengekomen werkzaamheden.

Was hier sprake van dwaling?

De werknemer heeft aangegeven al jaren aan psychische klachten te lijden en daar ook medicatie voor te slikken. Het is daarom niet ondenkbaar dat de klachten mogelijk nog terug kunnen keren. Ze had moeten begrijpen dat haar psychische kwetsbaarheid relevant was voor de vraag of zij structureel meer taken en uren kon vervullen. Door dit niet te melden bij het tekenen van het addendum heeft de werknemer de mededelingsplicht geschonden.

Het resultaat

Voorlopig moet worden geoordeeld in de kort-geding-procedure dat de buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling niet in strijd is met het gesloten ontslagstelsel. Dat betekent dat de werknemer geen aanspraak maakt op loon bij ziekte over 31 uur per week, maar slechts over 12 uur per week.

Pas op bij liquidatie bv met een stamrecht

By nieuws

Wie in het verleden een ontslagvergoeding belastingvrij onderbracht in een bv, moet zich realiseren dat liquidatie van die bv kan leiden tot afkoop van dit stamrecht en dus belastingheffing. Dit ondervond ook een dga die zijn bv liquideerde.

Stamrechtvrijstelling

Strategie

Tot en met 2013 was het mogelijk om, onder voorwaarden, een ontslagvergoeding belastingvrij onder te brengen in een bv. Kort samengevat: de ontslagvergoeding werd in de bv ondergebracht in een zogenaamd stamrecht, een recht op periodieke uitkeringen voor de ontslagen werknemer. Die uitkeringen mochten niet later ingaan dan in het jaar waarin de ontslagen werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

Als voldaan werd aan alle voorwaarden kon de ontslagvergoeding met toepassing van de stamrechtvrijstelling belastingvrij ondergebracht worden in de bv.

Let op!Uiteindelijk blijft de ontslagvergoeding over het algemeen niet helemaal belastingvrij. De uitkeringen die later uit het stamrecht door de bv gedaan worden, zijn namelijk wel belast.

Afschaffing en overgangsrecht

Met ingang van 1 januari 2014 werd de stamrechtvrijstelling afgeschaft. Voor al bestaande stamrechten bleef deze echter wel van toepassing. Over de uitkeringen uit het stamrecht is dan ook gewoon nog belasting verschuldigd, ondanks de afschaffing van de vrijstelling. De afschaffing van de stamrechtvrijstelling betekent verder ook niet dat de bv waarin het stamrecht is ondergebracht zonder fiscale consequenties kan worden geliquideerd.

Afkoop stamrecht door liquidatie bv

Dit ondervond ook iemand die in 2009 een ontslagvergoeding met toepassing van de stamrechtvrijstelling onderbracht in een bv. Hij liquideerde deze bv in 2020.
De Belastingdienst stelde dat de dga zijn stamrecht had afgekocht nu er na de liquidatie van de bv geen vermogen meer aanwezig was om de uitkeringen uit het stamrecht te betalen. De Belastingdienst legde vervolgens een navorderingsaanslag op voor de afkoop van dit stamrecht.

Voor de hoogte van de afkoopsom sloot de Belastingdienst aan bij het in de bv aanwezige vermogen op het moment van liquidatie van de bv (in casu € 164.073). De dga was het hier niet mee eens en legde dit voor aan een rechtbank. Die stelde de Belastingdienst in het gelijk.

Let op!Ook in 2025 zullen er nog legio bv’s zijn met een stamrecht, ontstaan uit een ontslagvergoeding. Heeft u zo’n bv, houd dan rekening met de fiscale claim die nog rust op het in de bv aanwezige stamrecht. Heeft u daar vragen over, neem dan contact op met onze adviseurs.

Ook adviseur Hoge Raad vindt belastingrente vennootschapsbelasting te hoog

By nieuws

Rechtbank Noord-Nederland heeft vorig jaar in een uitspraak aangegeven dat de destijds geldende 8% belastingrente voor de vennootschapsbelasting in de betreffende zaak te hoog was. Deze zaak ligt nu bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal (A-G) die over deze kwestie advies heeft uitgebracht aan de Hoge Raad, heeft ook aangegeven dat het rentepercentage van 8% destijds naar zijn mening te hoog was.

Belastingrente vennootschapsbelasting

Euro

Als uw bedrijf belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, kan in een aantal situaties belastingrente in rekening worden gebracht. Dit is bijvoorbeeld het geval als de (voorlopige) aanslag van uw bedrijf niet voor 1 juli van het volgende jaar kan worden opgelegd en u niet voor 1 mei om een voorlopige aanslag vroeg of voor 1 juni uw aangifte indiende en in situaties dat er van de aangifte wordt afgeweken. 

Evenredigheidsbeginsel

Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 uitgesproken dat met een belastingrente van destijds 8% het evenredigheidsbeginsel is geschonden. Dit beginsel komt er in het kort op neer dat de nadelige gevolgen van een maatregel niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het doel van de maatregel. Volgens de rechtbank is het nadeel van een hoog rentepercentage voor ondernemers onevenredig hoog ten opzichte van de te bereiken doelen van de Belastingdienst, die volgens de rechtbank onduidelijk zijn.

Mening derden

De Hoge Raad heeft in deze zaak ook voor het eerst de mening van derden over deze kwestie gevraagd. Geïnteresseerden konden commentaar geven op het geschil via de site van de Hoge Raad. Hierop zijn 149 reacties ontvangen.

Mening A-G

In zijn advies aan de Hoge Raad heeft de A-G aangegeven dat ook naar zijn mening het rentepercentage van 8% te hoog is. Hij is van mening dat het percentage onverbindend is omdat het percentage alleen het rentenadeel voor de Belastingdienst mag compenseren. Het destijds geldende percentage van 8% was in dat opzicht te hoog. Daarnaast voegt hij toe dat met de regeling inzake het hoge rentepercentage het motiverings- en evenredigheidsbeginsel zijn geschonden. 

Hoogte belastingrente

De A-G heeft ook nagedacht over de vraag op welk percentage de belastingrente dan wel moet worden vastgesteld. De A-G geeft na andere overwegingen aan dat het hem een redelijke uitkomst lijkt om de belastingrente zowel voor de vennootschapsbelasting als voor andere belastingen vast te stellen op het percentage van de wettelijke niet-handelsrente. Die rente bedroeg in 2022 2%, van 1 januari tot 1 juli 2023 4%, daarna tot 1 januari 2024 6%, in heel 2024 7% en vanaf 1 januari 2025 weer 6%.

Massaal bezwaar

De bezwaren over de belastingrente zijn aangewezen als massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die in soortgelijke geschillen bezwaar maken of hebben gemaakt pas een uitspraak op dit bezwaar krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Wil u aansluiten bij deze massaalbezwaarprocedure dan is het zaak om op tijd in bezwaar te gaan. De A-G heeft de Hoge Raad nu geadviseerd. Het is nog afwachten of de Hoge Raad dit advies wel of niet (deels) opvolgt.

10 important year-end tips

By nieuws

What can or must you arrange as an entrepreneur, director/major shareholder, employer, or private individual at the end of 2025? What changes will take effect in 2026 that you can anticipate now? We offer ten important tips.

1. Anticipate 12% extra tax on company fossil fuel passenger cars

Handen schudden

Employers will pay extra tax if, from January 1, 2027, they make a company fossil fuel passenger car (CO2 emissions greater than zero) available to their employees for private use for the first time. The catch with this regulation is that commuting is also considered private use! In principle, the tax amounts to 12% of the catalog value. For passenger cars made available before 2027, the levy will not take effect until September 17, 2030. Therefore, you should also take this regulation into account if you are considering making fossil fuel passenger cars available for the first time before 2027. If you are purchasing or leasing a car with a longer term, you may want to opt for an emission-free passenger car. 

Please note! The additional tax liability for company cars will also remain in place! However, the lower additional tax liability for company cars that do not emit CO2 will be abolished in 2026. If you purchase an electric car in 2025, you will still benefit from the low additional tax liability for a maximum of five years.

2. Plan the composition of your box 3 assets

If you have private assets, it is important to take into account the tax you have to pay on the different types of assets in box 3. The amount of box 3 tax depends not only on the amount of your assets, but also on their composition.

Furthermore, movable property for personal use (such as household effects, jewelry, or a boat) is not included in box 3. You can therefore save on tax by planning wisely around the reference date of January 1, 2026. Buy movable property for personal use before January 1, 2026, rather than just after that date. And if you have sold immovable property in box 3, check whether it can be transferred to the notary before January 1, 2026. In that case, the statutory return on this property on January 1, 2026 will not be 7.78%, but the much lower statutory return that applies to bank balances.

Please note! Advice regarding box 3 is always tailored to individual circumstances and involves more than described above! Therefore, consult your advisor for your own situation.

3. Check whether you can apply the box 3 rebuttal rule

If your total actual return in box 3 is lower than the total calculated statutory return, you may be able to invoke the box 3 rebuttal rule. The Supreme Court ruled on this in mid-2024. In principle, it is possible to invoke the box 3 rebuttal rule for the years 2017 to 2027. However, for the years 2017-2020, this is only possible if your final income tax assessment was not yet irrevocably determined on December 24, 2021, and you lodged an objection or requested an ex officio reduction in good time. To invoke the rebuttal rule, you must use the Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR) form. The Tax and Customs Administration will be sending out letters in phases starting in July. Once you receive this letter, please contact our advisors as soon as possible. In certain cases, the response period is only twelve weeks!

Please note! The calculation of the actual return is likely to differ from what you have in mind for an actual return. For example, unrealized changes in value are also taken into account. To assess whether you can invoke the box 3 rebuttal rule, please contact our advisors.

Tip! If your actual return is higher, you do not need to do anything. You simply pay box 3 tax based on the statutory return.

4. Pay out dividends or not yet?

In 2025, the rate in box 2 will be 24.5% up to an income of €67,804 (or €135,608 for joint tax partners). The rate for amounts above this will be 31% in 2025. It is therefore more attractive to pay dividends up to €67,804 (€135,608 for fiscal partners) than a higher amount. Check what amounts of dividends you want to pay out in the coming years and take these rate differences into account.

5. Anticipate VAT revision services from 2026

A VAT adjustment scheme already applies to investments in movable and immovable property. From 2026, a VAT adjustment scheme will also apply to services of at least € 30,000 (excluding VAT) relating to immovable property. From 2026, these investment services will be monitored in the year of commissioning, plus the four subsequent years. If the use for VAT-taxed and/or VAT-exempt services changes during that period, the VAT deduction on the investment service will be revised.

The VAT revision scheme only applies to services that serve the immovable property for several years, such as the renovation and maintenance of immovable property, but also demolition work related to a renovation. Materials, installations, machines, and tools that are incorporated into a service and lose their independence after installation or assembly are also considered part of the investment service.

The VAT revision scheme will apply to investment services that are put into use from January 1, 2026. If you put these investment services into use before this date, they will not be affected by the scheme. 

Tip! The € 30,000 limit applies per service.

6. Enforcement of bogus self-employment

After years without enforcement (except in cases of malicious intent), the Tax and Customs Administration will resume enforcement of bogus self-employment from January 1, 2025. Please note that from 2026, fines may also be imposed again, even if there is no intent or bad faith. Pseudo-self-employment occurs when a self-employed person (freelancer) is actually employed by a client according to the legal rules. Do you work with self-employed people? Then check carefully whether they should actually be employed by you. What agreements have you made, how have you recorded them, and do the agreements actually correspond to practice?

Please note! Contractual agreements do not always correspond to how things work in practice. The actual performance of the work is decisive.

7. Only buy a second home in 2026

Are you planning to purchase a home that you will not use as your primary residence, for example, a home to rent to your child? If possible, wait until after 2025. From 2026, the transfer tax for homes that you will not use as your main residence will be reduced from 10.4% to 8%. This can make a significant difference to your wallet. For example, the benefit for a home worth € 500,000 is already € 12,000.

8. Utilize your discretionary scope

Under the work-related expenses scheme, as an employer you do not pay tax if your reimbursements and benefits in kind to your staff remain within the discretionary scope. In 2025, this will be 2% up to a total taxable wage bill of €400,000 and 1.18% above that amount. Check whether you still have any discretionary scope left and make use of it if you want to reward your staff with extra benefits. Any surplus discretionary scope cannot be carried over to 2026. If you are a director/major shareholder of a private limited company, you can also give yourself a tax-free bonus in this way, provided that this bonus meets the customary practice test.

Tip! Up to a total amount of € 2,400 per employee per year, the Tax and Customs Administration assumes in principle that the customary practice test has been passed.

9. Purchase an annuity this year

Amounts paid for the purchase of an annuity are deductible under certain conditions. For those with a pension shortfall in 2024, the annual tax allowance for the deduction of annuity premiums in 2025 is 30% of income (including profit and wages). The maximum annual allowance in 2025 is € 35,798. Perhaps you also have reserve allowance from previous years? If so, you can use a maximum of € 42,108 of this in 2025. Make sure you pay the annuity premiums in 2025! Only then can you still deduct them in your 2025 income tax return. If you pay in 2025, your bank balances on January 1, 2026 will be lower and you may also pay less tax in box 3 for 2026.

Please note! The amounts paid for annuities are only deductible if there is insufficient pension accrual. The 2025 tax allowance reflects this pension shortfall in 2024.

10. Do not let your reinvestment period expire

Do not let the period for reinvestment reserves (HIR) formed in the past expire. In principle, you must use any HIR you formed in 2022 before December 31, 2025. If you do not, the HIR will be released and you will owe tax on it. 

Tip! In special circumstances, a longer reinvestment period is sometimes possible. For more information, please contact our advisors.

Let op! Some of the above tips are not yet final and still need to be approved by the new House of Representatives and Senate. We would therefore be happy to discuss with you personally whether it is wise to take action or not.

10 belangrijke Eindejaarstips

By nieuws

Wat kunt u of moet u als ondernemer, dga, werkgever of particulier aan het einde van 2025 regelen? Wat verandert er per 2026 waar u nu nog op kunt anticiperen? We geven u tien belangrijke tips.

1. Anticipeer op 12% extra belasting fossiele personenauto van de zaak

Handen schudden

Werkgevers gaan extra belasting betalen als ze vanaf 1 januari 2027 een fossiele personenauto van de zaak (CO2-uitstoot groter dan nul) voor het eerst aan hun werknemer ook voor privégebruik ter beschikking stellen. Het addertje onder het gras bij deze regeling is dat woon-werkverkeer ook privé is! De belasting bedraagt in beginsel 12% van de cataloguswaarde. Voor personenauto’s die vóór 2027 ter beschikking worden gesteld, gaat de heffing pas in per 17 september 2030. Houd daarom ook al rekening met de regeling als u overweegt om voor 2027 nog fossiele personenauto’s voor het eerst ter beschikking te stellen. Bij een aanschaf of een leasecontract met een langere looptijd wilt u wellicht al kiezen voor een emissievrije personenauto. 

Let op! De bijtelling van de auto van de zaak blijft ook gewoon bestaan! De lagere bijtelling voor een auto van de zaak die geen CO2 uitstoot, vervalt echter per 2026. Schaft u nog in 2025 een elektrische auto aan, dan heeft u nog wel maximaal 5 jaar profijt van de lage bijtelling.

2. Plan de samenstelling van uw vermogen box 3

Heeft u privévermogen, dan is het van belang rekening te houden met de belastingheffing die u moet betalen over de verschillende typen vermogens in box 3. De hoogte van de box 3-belasting hangt namelijk niet alleen af van de hoogte van uw vermogen, maar ook van de samenstelling. Bovendien tellen roerende zaken in eigen gebruik (denk aan inboedel, juwelen of een boot) niet mee in box 3. U kunt dan ook belasting besparen door slim te plannen rondom de peildatum van 1 januari 2026. Koop roerende zaken voor eigen gebruik daarom vóór 1 januari 2026 in plaats van net daarna. En heeft u een onroerende zaak in box 3 verkocht, kijk dan of deze nog vóór 1 januari 2026 bij de notaris overgedragen kan worden. Dan bedraagt het wettelijk vastgestelde rendement hierover op 1 januari 2026 geen 7,78%, maar het veel lagere wettelijk vastgestelde rendement dat voor banktegoeden geldt. 

Let op! De advisering rondom box 3 is altijd maatwerk en omvat meer dan hiervoor beschreven! Raadpleeg daarom uw adviseur voor uw eigen situatie.

3. Controleer of u de tegenbewijsregeling box 3 kunt toepassen

Is uw totale werkelijke rendement in box 3 lager dan het totaal berekende wettelijk vastgestelde rendement, dan kunt u misschien een beroep doen op de tegenbewijsregeling box 3. De Hoge Raad sprak zich hierover vanaf medio 2024 uit. In beginsel is het mogelijk om voor de jaren 2017 tot en met 2027 een beroep te doen op de tegenbewijsregeling box 3. Voor de jaren 2017-2020 kan dat echter alleen als uw definitieve aanslag IB op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond én u tijdig bezwaar maakte of verzocht om ambtshalve vermindering. Om een beroep te doen op de tegenbewijsregeling, moet u verplicht gebruikmaken van het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR). De Belastingdienst verstuurt vanaf juli gefaseerd brieven. Neem na ontvangst van deze brief zo snel mogelijk contact op met onze adviseurs. De reactietermijn is in bepaalde gevallen namelijk maar twaalf weken!

Let op! De berekening van het werkelijk rendement is waarschijnlijk anders dan u in gedachten heeft voor een werkelijk rendement. Zo tellen bijvoorbeeld ook de nog niet gerealiseerde waardeveranderingen mee. Neem voor de beoordeling of u een beroep kunt doen op de tegenbewijsregeling box 3 daarom contact op met onze adviseurs..

Tip! Is uw werkelijk rendement hoger, dan hoeft u niets te doen. U betaalt dan gewoon box 3-heffing op basis van het wettelijk vastgestelde rendement.

4. Dividend uitkeren of nog niet?

Het tarief in box 2 bedraagt in 2025 24,5% tot een inkomens van € 67.804 (of € 135.608 voor fiscale partners gezamenlijk). Over het meerdere bedraagt het tarief in 2025 31%. Het is daarom aantrekkelijker om dividend uit te keren tot € 67.804 (bij fiscale partners € 135.608) dan een hoger bedrag. Ga na welke bedragen aan dividend u de komende jaren wilt uitkeren en houd hierbij rekening met deze tariefverschillen.

5. Anticipeer op btw-herzieningsdiensten vanaf 2026

Voor investeringen in roerende en onroerende goederen geldt nu al een btw-herzieningsregeling. Vanaf 2026 gaat ook een btw-herzieningsregeling gelden voor diensten van minimaal € 30.000 (excl. btw)aan onroerende zaken. Deze investeringsdiensten worden vanaf 2026 gevolgd in het jaar van ingebruikname, plus de vier daaropvolgende jaren. Wijzigt in die periode het gebruik voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties, dan wordt de btw-aftrek op de investeringsdienst herzien.

De btw-herzieningsregeling geldt alleen voor diensten die de onroerende zaak meerjarig dienen, zoals het vernieuwen en onderhouden van onroerende zaken, maar ook aan met een verbouwing samenhangende sloopwerkzaamheden. Ook materialen, installaties, machines en werktuigen die opgaan in een dienst en na installatie of montage hun zelfstandigheid verliezen, worden gezien als onderdeel van de investeringsdienst.

De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor investeringsdiensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze investeringsdiensten dus nog vóór deze datum in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de regeling. 

Tip! De grens van € 30.000 geldt per dienst.

6. Handhaving op schijnzelfstandigheid

Na jarenlang zonder handhaving (behalve bij kwaadwilligen), is de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 weer gaan handhaven op schijnzelfstandigheid. Houd er rekening mee dat er vanaf 2026 ook weer boetes opgelegd kunnen worden, ook wanneer er geen sprake is van opzet of kwade trouw. Er is sprake van schijnzelfstandigheid als een zelfstandige (zzp’er) volgens de wettelijke regels eigenlijk in dienst is bij een opdrachtgever. Werkt u met zelfstandigen? Controleer dan goed of deze eigenlijk niet bij u in dienst zouden moeten zijn. Welke afspraken heeft u gemaakt, hoe heeft u dit vastgelegd en sluiten de afspraken ook daadwerkelijk aan bij de praktijk?

Let op! Contractuele afspraken komen niet altijd overeen met hoe in de praktijk wordt gewerkt. De uitvoering van de werkzaamheden in de praktijk is doorslaggevend.

7. Koop tweede woning pas in 2026

Bent u van plan een woning aan te schaffen die u niet zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken, bijvoorbeeld een woning voor de verhuur aan uw kind? Wacht – indien mogelijk – hiermee dan tot na 2025. Vanaf 2026 wordt de overdrachtsbelasting voor woningen die u niet zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken namelijk verlaagd van 10,4 naar 8%. Dat kan behoorlijk in de portemonnee schelen. Zo bedraagt het voordeel voor een woning met een waarde van € 500.000 bijvoorbeeld al € 12.000.

8. Benut uw vrije ruimte

Binnen de werkkostenregeling betaalt u als werkgever geen belasting als u met uw vergoedingen en verstrekkingen aan uw personeel binnen de vrije ruimte blijft. Deze bedraagt in 2025 2% tot een totale fiscale loonsom van € 400.000 en 1,18% daarboven. Ga na of u nog vrije ruimte over heeft en maak hier gebruik van als u uw personeel extra wilt belonen. Een overschot aan vrije ruimte kunt u namelijk niet meenemen naar 2026. Bent u dga met een bv, dan kunt u zichzelf op deze manier ook een belastingvrije bonus cadeau doen voor zover deze bonus aan de gebruikelijkheidstoets voldoet.

Tip! Tot een totaalbedrag van € 2.400 per werknemer per jaar gaat de Belastingdienst er in beginsel van uit dat voldaan is aan de gebruikelijkheidstoets.

9. Koop nog dit jaar een lijfrente 

Betaalde bedragen voor de aankoop van een lijfrente zijn, onder voorwaarden, aftrekbaar. Voor degene met een pensioentekort in 2024 bedraagt de fiscale jaarruimte voor de aftrek van lijfrentepremies in 2025 30% van het inkomen (onder meer winst en loon). De maximale jaarruimte bedraagt in 2025 € 35.798. Misschien heeft u ook nog reserveringsruimte uit voorgaande jaren? Dan kunt u daarvan in 2025 maximaal € 42.108 gebruiken. Zorg wel dat u de lijfrentepremies in 2025 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2025. Bij betaling in 2025 zijn uw banktegoeden op 1 januari 2026 lager en betaalt u over 2026 wellicht ook minder belasting in box 3.

Let op! De betaalde bedragen voor lijfrenten zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. De fiscale jaarruimte 2025 weerspiegelt dit pensioentekort in 2024.

10. Laat uw herinvesteringstermijn niet verlopen  

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves (HIR) niet verlopen. Een HIR die u in 2022 gevormd heeft, moet u in principe vóór 31 december 2025 benutten. Doet u dat niet, dan valt de HIR vrij en bent u daarover belasting verschuldigd. 

Tip! In bijzondere omstandigheden is soms een langere termijn van herinvesteren mogelijk. Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs..

Let op! Een aantal van de bovengenoemde tips is nog niet definitief en moeten nog door de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden goedgekeurd. Daarom overleggen wij graag met u persoonlijk of het verstandig is wel of geen stappen te zetten.

Ontslag op staande voet wegens aankondiging ‘staatsgreep’

By nieuws

Dat werknemers zich ongenuanceerd uitlaten over hun werkgever, pakt niet altijd gunstig uit. Zeker als dit gebeurt in een specifieke Whatsapp-groep.

Wat speelde er?

Strategie

Een werknemer had een functie als bedrijfsleider voor bedrijf A, daarnaast werkte hij ook voor bedrijf B. Beide ondernemingen werden aangestuurd door dezelfde eigenaar. De eigenaar had aangegeven te willen stoppen en had de betreffende bedrijfsleider de gelegenheid gegeven een bod te doen op zijn bedrijven. Partijen kwamen er echter niet in onderling overleg uit.

Ontslag door Whatsapp-bericht

De bedrijfsleider had vervolgens een Whatsapp-bericht geplaatst op 2 april 2025 in een door hem samengestelde Whatsapp-groep. In dat bericht stond dat hij per 14 april 2025 zijn functie niet langer zou uitvoeren, dat hij een staatsgreep zou plegen en dat hij de eigenaar eruit zou trappen. 

Hiermee saboteerde de werknemer moedwillig de onderneming met als doel het faillissement. Hij probeerde alle collega’s tegen de eigenaar uit te spelen en stuurde een respectloze en uiterst aanstootgevende tekst aan het gehele bedrijf.

Wat volgde was uiteindelijk een ontslag op staande voet. Wat was voorgevallen rechtvaardigde dat ontslag op staande voet, aldus de werkgever. Volgens de werknemer was het niet zijn bedoeling om de WhatsApp-groep geheim te houden voor de eigenaar. Hij had de eigenaar er buiten gelaten, omdat hij hem niet wilde lastigvallen met dagelijkse beslommeringen. 

Bewuste actie

De kantonrechter vindt het weinig aannemelijk, gelet op de tekst van het bericht, alsmede door de op de zitting afgelegde verklaringen van collega’s, dat het niet de bedoeling was de Whatsapp-groep geheim te houden. Sterker nog, uit deze verklaringen volgt dat er een aanvang was genomen met de uitvoering van de plannen. De werknemer heeft concrete plannen gedeeld en ook uitgevoerd om de eigenaar onder druk te zetten en zoals de werknemer zelf schrijft, de onderneming ‘uit te werken’, met als doel dat hij de onderneming alsnog voor weinig kon overnemen. Dat dit hem uiteindelijk niet is gelukt, kwam doordat de eigenaar zijn plannen ontdekte en niet doordat de werknemer zelf besloot er toch van af te zien.

Voorbeeldfunctie

Van belang is dat de bedrijfsleider een voorbeeldfunctie heeft voor de relatief jonge werknemers in het bedrijf. Hieraan is hij voorbijgegaan. Hij heeft gezorgd voor een ernstige vertrouwensbreuk. Hij was bovendien door de werkgever na diens ontdekking van de plannen en het bericht uitgenodigd voor een gesprek om zijn kant van het verhaal te horen. Hieraan heeft de werknemer geen gevolg gegeven.

Ontslag terecht

Alhoewel een ontslag op staande voet een ernstige maatregel is, is dat gelet op het feitencomplex hier gerechtvaardigd, aldus de rechter. De arbeidsovereenkomst blijft beëindigd en de werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding, dan wel een billijke vergoeding.

Belastingheffing bonusplan en virtuele aandelen

By nieuws

De Belastingdienst heeft een standpunt ingenomen over hoe de belastingheffing verloopt bij een deelname van een werknemer aan een door de werkgever aangeboden bonusplan of virtuele aandelen.

Casus bonusplan

Kantoor

Een werkgever biedt zijn werknemers de mogelijkheid om loon uit te ruilen voor een bonusplan. De werknemer kiest in januari of hij deelneemt (de minimale inleg is 5% van het loon) en ruilt dan gedurende het jaar loon uit. Als bepaalde targets worden behaald, wordt in april van het volgende jaar de bonus uit het bonusplan uitgekeerd. Gaat een werknemer gedurende het kalenderjaar uit dienst of overlijdt hij, dan wordt het brutoloon waarvan is afgezien ineens uitbetaald. Op deze uitbetaling houdt de werkgever dan loonheffing in.

Het moment van uitruil

Op de vraag hoe de belastingheffing verloopt, antwoordt de Belastingdienst dat loonheffing verschuldigd is op het moment van uitruil van het loon. Op het brutoloon waar de werknemer maandelijks van afziet, moet dan ook loonheffing ingehouden worden volgens de Belastingdienst. De Belastingdienst vindt namelijk dat in dit geval sprake is van het verschuiven van het genietingsmoment naar een ongebruikelijk tijdstip. In dat geval wordt op grond van de wet met het verschuiven geen rekening gehouden en vindt belastingheffing dus plaats op het moment van afzien van het loon.

Het moment van uitkeren bonus

Ook de uitkering van de bonus in april van het volgende jaar vormt volgens de Belastingdienst loon waarop loonheffing moet worden ingehouden. Voor de berekening van de loonheffing mag op dit loon wel het in het voorgaande jaar uitgeruilde loon in mindering worden gebracht. Op die manier vindt geen dubbele heffing plaats.

Let op! Het belastbare loon in april kan nooit negatief worden, vindt de Belastingdienst. Als de bonus lager is dan het in het voorgaande jaar uitgeruilde loon, bedraagt het loon in april dus nihil.

Casus virtueel aandelenplan

De Belastingdienst komt met eenzelfde oordeel in een casus waarin een werkgever zijn werknemers de mogelijkheid biedt om loon uit te ruilen voor een virtueel aandelenplan. Een virtueel aandelenplan geeft recht op een bedrag gebaseerd op de waarde van de aandelen. Het betreft geen echte aandelen in het kapitaal van de werkgever. 

De werknemer kiest begin januari of hij deelneemt aan dit virtueel aandelenplan en ruilt dan gedurende het jaar loon uit. Deze virtuele aandelen geven na drie jaar recht op een uitkering, mits de werknemer op dat moment nog in dienst is. De werkgever betaalt die uitkering dan ook uit. Gaat een werknemer gedurende het kalenderjaar uit dienst of overlijdt hij, dan wordt het brutoloon waarvan is afgezien ineens uitbetaald. Op deze uitbetaling houdt de werkgever dan loonheffing in.

Ook bij deze uitruil vindt de Belastingdienst dat loonheffing verschuldigd is op het moment van uitruil van het loon. Op het brutoloon waar de werknemer maandelijks van afziet, moet dan ook loonheffing ingehouden worden. Ook de uitkering na drie jaar (de opbrengst uit de virtuele aandelen) vormt volgens de Belastingdienst loon waarop loonheffing moet worden ingehouden. Voor de berekening van de loonheffing mag op dit loon wel het in de voorgaande jaren uitgeruilde loon in mindering worden gebracht. Op die manier vindt ook hier geen dubbele heffing plaats. De Belastingdienst vindt echter ook in deze situatie dat het loon niet negatief kan worden.

Let op! De Belastingdienst beantwoordt hier vragen in twee specifieke situaties. Het gegeven antwoord is bovendien de mening van de Belastingdienst. Neem voor een fiscale beoordeling van uw eigen situatie altijd contact op met onze adviseurs.

Ook startersvrijstelling bij sloop en herbouw woning

By nieuws

U koopt een woning waar u niet gaat wonen. U sloopt de woning en bouwt op dezelfde plek een woning waar u permanent gaat wonen. Kan dan het 2% tarief overdrachtsbelasting of de startersvrijstelling van toepassing zijn op de levering van de eerste woning?

Sloop en herbouw

Sleutel

Een rechtbank oordeelde hierover. In die zaak kocht een echtpaar samen een woning. Ze verklaarde in de koopovereenkomst dat ze de woning gingen gebruiken als woonhuis. Na het aanvragen en verkrijgen van een vergunning tot sloop en herbouw van een woning werd de woning gesloopt en werd een vergelijkbare woning gebouwd.

Bij de notariële levering van de (te slopen) woning verzocht het echtpaar om toepassing van de startersvrijstelling welke de notaris ook toepaste. De Belastingdienst was het daar niet mee eens en legde aan beide echtgenoten een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op.

Geen startersvrijstelling door sloop en herbouw?

De zaak werd voorgelegd aan een rechtbank die moest beoordelen of de startersvrijstelling kon worden toegepast, ondanks de sloop en herbouw van de woning. De Belastingdienst voerde aan dat dit niet kon omdat niet voldaan werd aan de voorwaarde dat de woning als hoofdverblijf ging dienen. De woning was immers door sloop niet meer aanwezig.

Of wel startersvrijstelling ondanks sloop en herbouw

Het echtpaar voerde daarentegen aan dat op de levering van een stuk grond waar een fundering voor een nieuwe woning is aangebracht, ook de startersvrijstelling kan worden toegepast. Datzelfde geldt voor de levering van een onbewoonbaar bouwval dat nagenoeg volledig gerenoveerd moet worden. Zij vonden hun situatie hiermee vergelijkbaar.

De rechtbank was het met het echtpaar eens en oordeelde dat toepassen van de startersvrijstelling in deze situaties in overeenstemming is met het doel en de strekking van de wet. De rechtbank vond dat het daarbij niet uitmaakte dat het echtpaar de woning na verkrijging eerst hadden gesloopt om direct daarna op dezelfde plek een vergelijkbare woning te bouwen. Bovendien bestond er voor de rechtbank geen twijfel dat het echtpaar na voltooiing van de herbouw van de woning deze als hoofdverblijf waren gaan gebruiken.

Let op! Primair is van belang de intentie tot bewoning en de daadwerkelijke vestiging op het adres. Het gaat dus niet om het feitelijk gebruik van het oude huis als hoofdverblijf.

Voor elke sloop en nieuwbouw?

In deze specifieke situatie oordeelde de rechtbank dat de startersvrijstelling kon worden toegepast. Dat wil helaas niet zeggen dat bij elke sloop gevolgd door nieuwbouw dit het geval is. Onduidelijk is bijvoorbeeld of de rechtbank tot eenzelfde oordeel zou zijn gekomen als geen vergelijkbare woning gebouwd was maar een compleet andere woning. Bovendien is op dit moment ook nog niet duidelijk of er hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

Let op! Voor overleg over uw eigen situatie kunt u altijd contact op nemen met onze adviseurs.

Toetsmoment

Het Toetsmoment voor de startersvrijstelling is bij de notariële levering van de woning. Als een koper pas ruim twee jaar later daadwerkelijk op het adres staat ingeschreven hoeft dat geen belemmering te zijn voor de startersvrijstelling. Voorwaarde is wel dat zij kunnen laten zien dat de woning vanaf de notariële levering bedoeld is als hoofdverblijf.

Zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering aanvullen tot 100% niet altijd verplicht

By nieuws

Tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof (Wazo-verlof) kan de moeder met behoud van 100% van haar salaris voor haar pasgeboren kind kan zorgen. Heeft ze in alle gevallen recht op doorbetaling van 100% van haar salaris of ligt dit toch wat genuanceerder?

Wat speelt er?

Flesjes

In een zaak die voorlag bij de rechtbank Rotterdam was sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. Om die reden werd ontbinding gevraagd van de arbeidsovereenkomst met de werkneemster. De CEO zou tegen de werkneemster hebben aangegeven: “Bij onze organisatie is geen plaats voor vrouwen met kinderen”. De werkgever ontkende dit, maar het mag niet baten; de verstoorde arbeidsrelatie blijft bestaan. De werkneemster werd op non-actief gesteld. 

De kantonrechter gaat daarom over tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en beslist daarnaast op een aantal vorderingen van de werkneemster, zoals over de hoogte van haar salaris tijdens haar Wazo-verlof.

Hoogte inkomen tijdens Wazo-verlof

De werkneemster was van mening dat ze tijdens haar Wazo-verlof recht had op 100% van haar salaris, omdat zij tijdens haar non-actiefstelling door de werkgever het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft genoten. Een non-actiefstelling komt als uitgangspunt namelijk voor rekening en risico van een werkgever. Deze werkneemster die een salaris heeft dat boven het maximumdagloon ligt, stelt zich op het standpunt dat de werkgever de Wazo-uitkering moet aanvullen tot 100% van haar overeengekomen salaris. 

Wat oordeelt de rechter?

De rechter gaat hier niet in mee. Tijdens de verlofperiode bestaat er alleen recht op een Wazo-uitkering en niet op loon. Dat de Wazo samenvalt met de non-actiefstelling, maakt dat niet anders. Ook haar argument dat sprake is van discriminatie gaat niet op. De Wazo is namelijk gebaseerd op de Europese Zwangerschapsrichtlijn. Deze richtlijn geeft geen recht op volledig behoud van het loon, maar heeft het over een adequate uitkering. Met de uitkering van 100% van het gemaximeerde dagloon is hieraan volgens de kantonrechter in Nederland voldaan.

Bijkomend punt is dat er vaak al minder door het UWV wordt uitgekeerd, omdat de grondslag waarover de Wazo-uitkering wordt berekend (het SV-loon) veelal lager ligt dan het brutoloon. De werkgever krijgt evenmin van het UWV een compensatie voor bijvoorbeeld de pensioenpremie. Bij werknemers met een dagloon dat (al dan niet inclusief bijtelling auto) hoger is dan het maximumdagloon (€ 297,82 juli 2025) komt de werkgever onevenredig meer tekort als 100% van het salaris wordt doorbetaald tijdens zwangerschapsverlof. 

Let op! Het blijft wel van belang na te gaan of in een eventuele toepasselijke cao een regeling staat die aangeeft dat een werkneemster tijdens het Wazo-verlof 100% van haar loon krijgt doorbetaald. Als dit het geval is, maakt dit de beoordeling anders.

Vliegbelasting gedifferentieerd en verhoogd

By nieuws

De vliegbelasting wordt vanaf 2027 gedifferentieerd en verhoogd. Dit staat in het Belastingplan 2026. Met de voorgestelde wijzigingen wil het kabinet met name langere vluchten ontmoedigen. Bovendien moet het wetsvoorstel € 257 miljoen extra opbrengen.

Differentiatie

Paspoort

In het wetsvoorstel wordt het tarief van de vliegbelasting progressief en trapsgewijs gedifferentieerd. Per saldo is gekozen voor drie tarieven die samenhangen met drie verschillende vliegafstanden. Daarbij is de eindbestemming van de passagier beslissend. Een rechtstreekse vlucht of een vlucht met overstap op een andere luchthaven kent dus hetzelfde tarief vliegbelasting.

Indeling in staten

In het wetsvoorstel is gekozen voor een indeling in staten per afstandscategorie. Daarbij ligt in de eerste categorie staten de hoofdstad op maximaal ongeveer 2.000 km van Amsterdam. Soms wordt hierop een uitzondering gemaakt. Zo is deze categorie onder meer uitgebreid met Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius.

De tweede categorie kent staten met een hoofdstad die tussen ongeveer 2.000 en 5.500 km van Amsterdam ligt, terwijl in de derde categorie de hoofdstad van de staat op meer dan 5.500 km van Amsterdam ligt. Vanwege de uitvoering is er uitdrukkelijk niet gekozen voor een open afstandsberekening per vlucht.

Tarieven

Voor de verschillende afstanden gaan de onderstaande tarieven gelden. Voor bestemmingen tot 2.000 km bedraagt het tarief € 29,40. Dit is gelijk aan het huidige tarief dat voor alle afstanden geldt. Voor bestemmingen tussen 2.000 en 5.000 km wordt het tarief € 47,24 en voor alle overige bestemmingen € 70,86. De tarieven voor categorie 2 en 3 zijn dus fors hoger dan nu. Er wordt niet gedifferentieerd naar reisklasse, dus de economyclass betaalt hetzelfde tarief als bijvoorbeeld de businessclass.

Niet voor transfers

Passagiers die in Nederland alleen overstappen op een andere vlucht zijn van de vliegbelasting uitgesloten. Ook heeft het kabinet er niet voor gekozen om degenen die veel vliegen zwaarder te belasten. Dit zou de regeling namelijk erg complex maken. 

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden goedgekeurd.