Skip to main content
Category

nieuws

Vakantieloon? Ook structurele overuren en toeslagen tellen mee

By nieuws

Een werknemer eiste dat zijn werkgever ook overuren en toeslagen zou meetellen in de berekening van zijn vakantieloon. Bij een kantonrechter kreeg hij gelijk over de toeslagen, maar niet over de overuren. Het Gerechtshof in Den Haag, dat de zaak in hoger beroep behandelde, oordeelde anders.

Minimaal 4 weken vakantie met behoud van loon

Vakantie

Werknemers hebben jaarlijks recht op minimaal vier weken aan wettelijke vakantiedagen (viermaal de wekelijkse arbeidsduur), waarin het loon wordt doorbetaald. Doorbetaling van loon heeft tot doel dat werknemers zich tijdens de jaarlijkse vakantie in een situatie bevinden die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens gewerkte periodes.

Minder loon tijdens vakantie

Een werknemer ontving tijdens vakantiedagen minder loon dan tijdens werkdagen. Zijn werkgever had bij het berekenen van het vakantieloon geen rekening gehouden met de structureel gewerkte overuren en nachtdiensten. De werknemer stapte naar de rechter en vorderde van zijn werkgever achterstallig vakantieloon. De kantonrechter gaf hem gelijk over de nachtdiensten, maar niet over de overuren.

Overwerkvergoeding en toeslagen een belangrijk onderdeel van loon

De werknemer ging in hoger beroep en kreeg gelijk. Het Gerechtshof oordeelde dat overuren en toeslagen wel degelijk meetellen. De werknemer had tijdens zijn vakantie recht op een beloning die vergelijkbaar was met zijn beloning tijdens gewerkte periodes. 

Het Gerechtshof beargumenteerde het als volgt: uit de arbeidsovereenkomst vloeit voort dat de werknemer min of meer de verplichting heeft om overuren te maken. De vergoeding daarvan is een belangrijk onderdeel van de totale vergoeding die hij voor het uitvoeren van zijn werk ontvangt. 

Daarom moet de vergoeding voor de overuren worden meegeteld voor het gewone loon waarop hij recht heeft tijdens zijn jaarlijkse doorbetaalde vakantie. De toeslag voor het werken in nachtdiensten moet ook worden meegerekend, omdat het werken in nachtdiensten besloten ligt in de functie, zoals die beschreven is in de arbeidsovereenkomst.

Ook als sprake is van (schijnbare) vrijwilligheid

Ook al had de werknemer de vrijheid had om met zijn werkgever af te spreken dat hij geen of minder overuren (meer) wilde maken, feitelijk maakte hij deze overuren wel op basis van de bestaande (stilzwijgende) afspraken en roosters. Het ging in dit geval niet alleen om onvoorziene uitloop van een enkele klus, maar om ingeroosterde werkzaamheden waarbij de werknemer structureel, jarenlang en vrijwel iedere verloningsprocedure werd ingepland voor meer dan veertig uur in een week, ook in de weekenden.

Doorbetaling om een negatieve prikkel te voorkomen

Het loon voor een week vakantie moet dus worden berekend alsof de werknemer in die vakantieweek een gemiddeld aantal overuren werkt en toeslagen ontvangt en die ook uitbetaald zou hebben gekregen. Dit om te voorkomen dat er mogelijk een negatieve (financiële) prikkel ontstaat om geen vakantie te nemen. Uit de Europese richtlijnen, waarop de uitspraak van de rechter is gebaseerd, vloeit voort dat de werknemer juist de gelegenheid moet krijgen te recupereren.

Box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement weer uitgesteld

By nieuws

Het box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, dat gepland stond vanaf 2026, gaat waarschijnlijk pas op zijn vroegst per 1 januari 2027 in. Dit heeft staatssecretaris Van Rij gezegd in een interview met NRC. Het traject dat voorafgaat aan de invoering, alsmede de noodzakelijke modernisering van de ict-systemen bij de Belastingdienst zijn volgens hem hier debet aan.

Behandeling nieuw wetsvoorstel duurt lang

Euro

In mei van dit jaar wordt het nieuwe box-3 stelsel op basis van werkelijk rendement behandeld in de Tweede Kamer. Aansluitend wordt nog een internetconsultatie aangeboden over het wetsvoorstel. Als daarna nog ongeveer 1,5 jaar nodig is voor het wetgevingstraject, wordt het heel ingewikkeld om invoering per 1 januari 2026 te halen, aldus Van Rij.

In september 2022 werd de invoering van het nieuwe box 3-stelsel al uitgesteld van 2025 naar 2026. Ook de in februari 2023 nog bekendgemaakte planning met daarin een gewenste inwerkingtreding per 1 januari 2026 wordt nu dus niet gehaald.

Modernisering ict en draagvlak

Het uitstel naar 1 januari 2027 wordt ook veroorzaakt door noodzakelijke modernisering van de nodige ict-systemen van de Belastingdienst. Daarnaast is voor het nieuwe box 3-stelsel een breed draagvlak nodig, en dat kost tijd. 

Werkelijk rendement

Voorlopig staat ook nog niet vast wat onder werkelijk rendement moet worden volstaan. Daar wordt in mei over gesproken met de Tweede Kamer. Tijdens de formatie van het kabinet-Rutte is wel afgesproken om een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 2025 in te voeren, maar is niet gesproken over wat onder werkelijk rendement moet worden verstaan, aldus van Rij. Vorig jaar presenteerde het kabinet wel al de contouren voor een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, later dat jaar aangevuld met een schets van twee mogelijke stelsels: vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting. Ook een combinatie van deze twee stelsels lijkt nog mogelijk.

Box 3-stelsel 2023-2026

In de jaren 2023 tot en met 2025 wordt box 3 geheven op basis van de Overbruggingswet box 3. Deze heffing is grotendeels gelijk aan de wijze waarop het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2022 berekend wordt. Waarschijnlijk blijft de Overbruggingswet box 3 nu dus ook in 2026 van kracht.

Dit betekent dat in de jaren 2023 tot en met 2025 (en waarschijnlijk ook 2026) de heffing berekend wordt op basis van de forfaitaire spaarvariant. Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen en schulden, maar er geldt voor elk van deze drie groepen een eigen forfaitair rendement.

Let op! De verwachting is dat de Overbruggingswet box 3 nog wordt aangepast op een aantal punten. De Kamer heeft het kabinet al meerdere malen hiertoe opgeroepen, bijvoorbeeld om de onderzoeken of een fijnmaziger rendement op overige beleggingen mogelijk is (in plaats van één rendement voor deze grote diverse groep dat voor 2023 is vastgesteld op 6,17%).

Kabinet wil strafkorting op AOW schrappen

By nieuws

Het kabinet wil de korting op de AOW schrappen die mensen krijgen als ze in een jaar ten onrechte te weinig of geen premie hebben betaald. Deze korting bedraagt 2% per jaar en kan zelfs tot gevolg hebben dat meer op de AOW gekort wordt dan er aan premie verschuldigd was.

Let op! Het (mogelijk) schrappen van de korting doet niets af aan de betalingsverplichting van de premie.

Kleine groep

Ziek

De korting betreft slechts een kleine groep van zo’n 15.000 AOW’ers. Vaak is er sprake of sprake geweest van gezondheidsproblemen, financiële problemen, huisvestingsproblemen of relatieproblemen. 

Korting door verblijf in buitenland?

Momenteel wordt voor ieder jaar dat iemand niet in Nederland woont of werkt en daardoor niet verzekerd is in Nederland, eveneens een korting van 2% per jaar toegepast. Deze korting blijft wel van kracht.

Geen terugwerkende kracht

De korting wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet voor iedereen geschrapt, dus ook voor bestaande gevallen. Er wordt echter geen terugwerkende kracht verleend over al toegepaste kortingen. Die worden dus niet alsnog uitbetaald.

Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Urencriterium is serieuze zaak!

By nieuws

Er bestaan voor ondernemers in de inkomstenbelasting enkele specifieke fiscale faciliteiten. Voor de meeste ervan, waaronder de zelfstandigenaftrek, is vereist dat u aannemelijk kunt maken dat u voldoet aan het urencriterium. Het is van belang deze eis niet te lichtvaardig op te vatten.

Urencriterium

Administratie

Het urencriterium houdt in dat u als ondernemer minstens 1.225 uur in het jaar in uw bedrijf werkzaam bent. Ook moet u minstens de helft van uw werkzame tijd aan uw onderneming besteden. Deze laatste eis geldt overigens niet voor starters.

Bewijslast ligt bij u

Desgevraagd moet u aannemelijk kunnen maken dat u aan het urencriterium voldoet. De bewijslast ligt bij u. U zult dus via een urenverantwoording moeten aantonen waaraan u uw tijd heeft besteed en hoeveel uren hiermee gemoeid waren.

Let op! Geef dit zo mogelijk per dag aan, in uren per activiteit.

Specificatie vereist

In een zaak die onlangs speelde voor het gerechtshof Amsterdam werd duidelijk dat u hiermee niet te lichtvaardig moet omgaan. In deze zaak had een ondernemer achteraf een urenspecificatie aangeleverd. Die bestond per dag bovendien uit slechts één activiteit en was dus niet erg specifiek. Zo vermeldde de man als bezigheden in het kader van zijn onderneming bijvoorbeeld schoonmaken, opruimen, verven, werken in de zaak en finance. Volgens de inspecteur en het gerechtshof was dit te algemeen en was daarmee niet aannemelijk gemaakt dat aan het urencriterium werd voldaan.

Wanneer twijfel?

In de praktijk blijkt de fiscus met name meer informatie te vragen als er bij een geringe omzet relatief veel tijd in het bedrijf wordt gestoken. Of als er, net als in deze zaak, naast werkzaamheden in het eigen bedrijf nog veel gewerkt wordt bij derden.

Tip! Houd in uw (digitale) agenda dagelijks uw werkzaamheden bij en vermeld duidelijk wat u doet of gedaan heeft en hoeveel tijd u hier uiteindelijk aan heeft besteed. Dit voorkomt veel gedoe achteraf.

Advieswijzer Echtscheiding en uw bedrijf 2023

By nieuws

Wanneer u als ondernemer gaat scheiden, heeft dit in de meeste gevallen ook gevolgen voor de onderneming. Of dit nu een eenmanszaak is of een bv. Een eigen bedrijf maakt een scheiding vele malen lastiger.

Er komen vragen op u af als:

  • Kan de onderneming worden voortgezet?
  • Maakt uw partner aanspraak op een deel van (de waarde van) het bedrijf?
  • Wat gebeurt er met het pensioen?
  • Van welke financiële gegevens moet worden uitgegaan bij het berekenen van alimentatie?

Deze advieswijzer bevat een overzicht van enkele belangrijke zaken waarmee u als ondernemer te maken kunt krijgen bij een echtscheiding. Het zijn complexe zaken, die om deskundige begeleiding vragen. Met behulp van deze advieswijzer inventariseert u uw persoonlijke situatie en komen er zaken aan de orde als:

  • Huwelijksvermogensregime: is er een algehele gemeenschap van goederen (vóór 2018), een beperkte gemeenschap van goederen (vanaf 2018) of heeft u huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden gesloten?
  • Is het Nederlands recht wel van toepassing? Dit kan een rol spelen als u in het buitenland hebt gewoond na uw huwelijk of als u en uw partner (ook) een andere nationaliteit hebben.
  • Rechtsvorm van uw bedrijf: is er sprake van een eenmanszaak, vof, maatschap, bv of andere vorm? Staat het bedrijf op uw naam en/of op uw partners naam? Werkt u beiden in het bedrijf? Is er een regeling getroffen over de eigendom van en/of het recht op een deel van de waarde van de onderneming?
  • Vermogens- en inkomenspositie: wat behoort tot uw privé- en zakelijk vermogen? Waaruit bestaat het gezinsinkomen? Heeft u kinderen?
  • Pensioenen: welke regelingen hebben u en uw partner gesloten? Welke aanspraken heeft u beiden opgebouwd voor en tijdens het huwelijk?
  • Fiscaliteit: wat zijn de fiscale gevolgen van de scheiding? Moet u fiscaal afrekenen over de waarde van het bedrijf? Op welke fiscale valkuilen moet u alert zijn?

Tip! Ga regelmatig na of uw huwelijksvermogensregime nog wel past bij uw zakelijke en privébelangen.

Let op! Sinds 1 januari 2018 is voor nieuw te sluiten huwelijken de beperkte gemeenschap van goederen de standaard. In plaats van één gemeenschappelijk vermogen is sprake van drie vermogens: een huwelijksvermogen en een afzonderlijk vermogen voor ieder van de echtgenoten. Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de beperkte gemeenschap (vraag ook naar de Advieswijzer Nieuw huwelijksvermogensrecht).

Wel geldt dat een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid voldaan dient te worden aan de gemeenschap, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van de echtgenoten komt of is gekomen. Dit vereist een nauwkeurige administratie tijdens het huwelijk. Het is verstandig om de waarde van de voorhuwelijkse onderneming goed vast te stellen en hierbij op te nemen op basis van welke grondslag dit is gebeurd.

Door de nieuwe wettelijke regeling is het overeenkomen van huwelijkse voorwaarden over het algemeen van nog groter belang.

Verdeling

Scheiding

Bij een algehele of beperkte gemeenschap vindt bij echtscheiding verdeling plaats van het vermogen dat in de gemeenschap is gevallen. Beide partijen zijn gerechtigd tot zijn/haar aandeel in de gemeenschap. In het kader van de verdeling dient waardering van het ondernemingsvermogen dan wel van de aandelen plaats te vinden, op voorwaarde dat deze tot de gemeenschap behoren.

Huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden

Zonder huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden valt de (waarde van de) onderneming in de te verdelen gemeenschap; met uitzondering van het voorhuwelijks ondernemingsvermogen bij een beperkte gemeenschap van goederen. In dat geval kan wel sprake zijn van een redelijke vergoeding aan de gemeenschap voor kennis, vaardigheden en arbeid, die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen.

Wellicht heeft u in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden wel specifieke bepalingen opgenomen over de gerechtigdheid tot het eigen bedrijf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een verrekenbeding, waarbij de waarde van het geheel of van een gedeelte van de onderneming moet worden verrekend.

Ook kan het zijn dat u een zogenaamd jaarlijks verrekenbeding in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden heeft staan waar u nooit uitvoering aan heeft gegeven. De wet gaat er bij een echtscheiding dan in beginsel van uit dat uw totale vermogen gelijk met elkaar verrekend dient te worden.

Tegenbewijs is weliswaar mogelijk, maar de praktijk leert dat dit vaak erg lastig is. Ook kan het zijn dat er wel jaarlijkse berekeningen zijn gemaakt, maar dat die niet goed blijken te zijn; bijvoorbeeld omdat opgepotte winsten in de bv niet meegerekend zijn, terwijl dat wel had gemoeten. Het gevolg is dan dat of de berekeningen opnieuw gemaakt moeten worden (hetgeen vaak complex blijkt te zijn), of dat het totale vermogen toch verrekend dient te worden.

In het kader van een echtscheiding kan om afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden worden gevraagd. Het kan dan gaan om verdeling van een eenvoudige gemeenschap of een verrekening in het kader van een verrekenbeding.  Ook is het vaak lastig om achteraf nog vast te stellen wat er precies tussen de partijen verrekend moet worden.

Let op! Als u voor het huwelijk een eenmanszaak had die u tijdens het huwelijk met beperkte gemeenschap van goederen (dus alleen bij huwelijken gesloten na 1 januari 2018) in een besloten vennootschap heeft ingebracht, dan wordt deze besloten vennootschap niet zonder meer beschouwd als een voorhuwelijkse onderneming. Dit kan betekenen dat de vennootschap gemeenschappelijk is geworden en uw partner recht heeft op de helft van de waarde van de aandelen in de vennootschap.

Het kan dus zomaar zijn dat u als ondernemer de waarde van uw onderneming moet delen met uw (ex-)partner. De activa/passiva van het bedrijf dienen hiervoor reëel te worden gewaardeerd. De scheiding brengt het risico met zich mee dat het uitkopen van de ex-partner ten koste kan gaan van de continuïteit van het bedrijf. Als het bedrijf dan ook de belangrijkste inkomensbron is, is het zaak te zoeken naar passende oplossingen. Denk hierbij ook aan het (tijdelijk) aanhouden van een belang in de onderneming door uw ex-partner. Maar ook aan het verrekenen met andere bezittingen of het overnemen van schulden.

Let op! Ga na of bij een bedrijfsfinanciering ook privézekerheden, bijvoorbeeld een hypotheek op de woning, zijn verstrekt. Dit vraagt dan om extra aandacht bij de afwikkeling van de scheiding.

Verevening van pensioenrechten

Bij een echtscheiding heeft de ex-partner in principe recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Dit wordt pensioenverevening genoemd. Daarnaast heeft de ex-partner recht op een bijzonder partnerpensioen/nabestaandenpensioen.

Tip! U bent vrij om samen met uw ex-partner een andere verdeling af te spreken of zelfs te besluiten niet tot verevening van het ouderdomspensioen over te gaan. Ook conversie van pensioen is mogelijk. Wijkt u af van de wettelijke regeling, dan moet dit wel zijn vastgelegd in de huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant.

Fiscale gevolgen afspraken pensioen

Over pensioen in eigen beheer heeft u voor 1 januari 2020 moeten beslissen, opbouw is sinds 1 juli 2017 al niet meer mogelijk. Koos u ervoor om het pensioen in eigen beheer ongewijzigd te laten (zonder verdere opbouw) en gaat u scheiden, dan blijft uw ex-partner voor zijn of haar deel van het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer afhankelijk van het reilen of zeilen van uw bv. De bv is en blijft immers in dit geval de pensioenuitvoerder. Omdat dit nadelig kan zijn voor uw ex-partner, kan deze ex-partner eisen dat het pensioenaandeel elders wordt ondergebracht. U en uw bv moeten hieraan meewerken. Dit is alleen anders als door afstorting van het pensioen de continuïteit van uw onderneming aantoonbaar in gevaar komt. Bovendien mag het afstorten er niet voor zorgen dat uw eigen pensioen in gevaar komt.

Tip! Het staat u en uw (ex-)partner te allen tijde vrij om te kiezen voor een alternatieve financiële oplossing.

Koos u ervoor om de pensioenaanspraak in eigen beheer af te kopen met een belastingkorting of om te zetten in een oudedagsverplichting, dan verliest uw partner zijn of haar rechten op een deel van het in eigen beheer opgebouwde ouderdomspensioen (partnerpensioen). Uw partner dient daarvoor wellicht ‘passend’ te worden gecompenseerd. ‘Passend’ kan ook betekenen dat u samen met uw partner schriftelijk vastlegt dat compensatie (uitsluitend) plaatsvindt wanneer u overlijdt of bij echtscheiding. Ook hier geldt dat iedere keuze mogelijk fiscale voordelen biedt, maar ook tot ongewenste fiscale complicaties kan leiden en dus moeten deze vooraf goed in beeld gebracht worden.

Let op! In bepaalde situaties is de partnercompensatie belast als periodieke uitkering en/of aftrekbaar als onderhoudsverplichting.

Alimentatie

Ook na een echtscheiding hebben uw ex-partner en u de plicht voor elkaar en de kinderen te zorgen door bij te dragen in de kosten van levensonderhoud (alimentatie). Voor het berekenen van de alimentatie gelden de zogenaamde ‘Tremanormen’. Bij de ondernemer is het van groot belang om niet alleen naar de jaarstukken uit het verleden te kijken, maar ook naar de kasstroom van de ondernemer, prognoses en informatie over de onderneming en de branche.

Partneralimentatie

Wanneer een van de ex-partners niet genoeg inkomsten heeft om van te leven, heeft de ander de plicht om bij te dragen in de kosten. Bij verzoekschriften die na 1 januari 2020 zijn ingediend, geldt dat de partneralimentatie beperkt is in duur. Hoe lang alimentatie betaald dient te worden, hangt af van verschillende factoren, zoals de duur van het huwelijk, leeftijd van betrokkenen, leeftijd van eventuele kinderen en het moment van het ontvangen van AOW. Een veel gehoorde misvatting is dat de duur van partneralimentatie standaard vijf jaar zou zijn.

Let op! Partneralimentatie is bij de betaler ervan aftrekbaar en bij de ontvanger belast.

Voor de verkrijger van alimentatie zijn de hiermee samenhangende advocaatkosten aftrekbaar als de procedure ter verkrijging van alimentatie voor hem of haar succesvol verloopt. Dit is ook het geval als de verkrijger geen succes heeft, maar er een redelijke kans op succes is geweest. Degene die alimentatie moet betalen, kan de kosten van de advocaat niet aftrekken. Dit staat los van de vraag of de procedure voor degene van wie de betaling geëist werd, al dan niet succesvol is verlopen.

Over de hoogte en de duur van de alimentatie kunt u met elkaar naar eigen inzicht en mogelijkheden afspraken maken. Neem de afspraken volledig en duidelijk op in een echtscheidingsconvenant. Voorkom discussie over het ondernemersinkomen en de onderlinge draagkrachtverdeling. Daarnaast is het bij een ondernemer van groot belang dat een dubbeltelling voorkomen wordt. Toekomstige geldstromen van de onderneming moeten niet twee keer worden meegenomen, dat wil zeggen zowel bij de waardering van de aandelen als bij de alimentatie.

Kinderalimentatie

De kosten van de kinderen (ook wel behoefte genoemd) worden in beginsel berekend aan de hand van het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van het uiteengaan. Verder wordt rekening gehouden met het aantal kinderen in een gezin en de leeftijd van de kinderen. Ook kan rekening worden gehouden met de (netto) oppaskosten voor en na de scheiding.

Bij het bepalen van draagkracht van ouders voor kinderalimentatie wordt gebruikgemaakt van een formule die is opgenomen in de Tremanormen. Aan de hand van het netto besteedbaar inkomen wordt dan berekend wat een ouder redelijkerwijs kan bijdragen in de kosten van de kinderen. In de formule wordt rekening gehouden met de bijstandsnorm, alsook een component voor woonlasten.

Worden er schulden afgelost of heeft iemand bijzondere verplichtingen, zoals een arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan kan de formule hierop worden aangepast. Ouders die gaan scheiden, hoeven minder kinderalimentatie te betalen naarmate zij meer voor de kinderen zorgen (zorgkorting).

Let op! In tegenstelling tot partneralimentatie is kinderalimentatie bij de betaler ervan niet aftrekbaar en bij de ontvanger onbelast.

Fiscaal partnerschap

Een echtscheiding kan voor de scheidende partners uiteenlopende fiscale consequenties hebben. Op het moment dat u het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft ingediend en u ook niet meer op hetzelfde adres ingeschreven staat, bent u geen fiscaal partner meer. Wel mag u in dat jaar nog kiezen om als fiscale partners de belastingaangifte in te vullen. Dit kan het jaar daarop niet meer. Bent u geen fiscaal partner meer, dan heeft dit vooral direct gevolgen voor een aantal regelingen in de inkomstenbelasting en voor eventuele toeslagen. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende regelingen.

Doorschuiffaciliteit

Behoort het ondernemingsvermogen tot de te ontbinden gemeenschap van de (huwelijks)partners? Dan wordt het deel van uw onderneming, dat volgens het huwelijksvermogensrecht toekomt aan uw partner, bij ontbinding van de gemeenschap geacht te zijn overgedragen tegen reële waarde. Over de fiscale meerwaarde (goodwill, reserves en stille reserves) van dit deel van de onderneming moet u als ondernemer dan afrekenen. Onder voorwaarden hoeft er echter niet te worden afgerekend en geldt er een belastingvrije doorschuiffaciliteit.

Terbeschikkingstelling (TBS)

Als u een vermogensbestanddeel (zoals een pand) ter beschikking stelt aan de onderneming, aanmerkelijk belang vennootschap of werkzaamheid van een verbonden persoon, dan is op dit vermogensbestanddeel de TBS-regeling van toepassing. Partners gelden voor de TBS-regeling als verbonden personen. De positieve en negatieve voordelen behaald met dit vermogensbestanddeel vormen dan belastbaar resultaat uit overige werkzaamheid (box 1). Met de echtscheiding eindigt de verbondenheid en de terbeschikkingstelling en vindt over het betreffende (aandeel in het) TBS-vermogen een fiscale afrekening plaats, tenzij er een doorschuiffaciliteit (fiscale begeleiding) van toepassing is. Bij huwelijkse voorwaarden speelt dit vaak niet. Het vermogensbestanddeel behoort tot uw vermogen en alleen u heeft te maken met de TBS-regeling.

Aanmerkelijk belang

Hebben uw partner en u een aanmerkelijk belang (AB), dan kan de scheiding tot gevolg hebben dat bij een of beide partners niet langer sprake is van een aanmerkelijk belang. Op dat moment is sprake van een fictieve vervreemding in de zin van de AB-heffing met een fiscale afrekening tot gevolg. Onder voorwaarden geldt ook hier een doorschuiffaciliteit.

Eigen woning

Bij een echtscheiding verlaat doorgaans een van de partners de woning. Op dat moment is deze woning voor de vertrekkende partner geen hoofdverblijf meer en daarmee zou voor dit aandeel in de woning de eigenwoningregeling en bijbehorende hypotheekrenteaftrek komen te vervallen. Maar, op voorwaarde dat de ex-partner in de woning blijft wonen, blijft de eigenwoningregeling op grond van de scheidingsregeling nog maximaal twee jaar na vertrek gelden. Naast de scheidingsregeling zijn er ook nog vele fiscale valkuilen als er een eigen woning in het spel is. Zo kan de aftrekbaarheid van de eigenwoningrente (deels) in gevaar komen als hierover geen goede afspraken zijn gemaakt.

Tot slot

Een echtscheiding vraagt om goede fiscale begeleiding. Er zijn veel regels om rekening mee te houden. Denk hierbij ook aan de verdeling van lijfrenten en kapitaalverzekeringen. Wij kunnen u begeleiden bij dit complexe proces.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Voorschot TEK gedaald naar 35%, start op 21 maart

By nieuws

Ondernemers in het mkb van wie de energiekosten minstens 7% van de omzet uitmaken, kunnen van 21 maart tot 2 oktober 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aanvragen. Het voorschot aan subsidie dat ondernemers na toekenning ontvangen, is verlaagd van 50 naar 35%.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

Brood

De TEK is bedoeld als tegemoetkoming in de sterk gestegen energiekosten voor mkb-bedrijven die relatief veel energie verbruiken. Naast de energie-intensiteitseis, geldt er nog een aantal andere voorwaarden. 

Terugwerkende kracht

De tegemoetkoming kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023 bij de RVO. In eerste instantie wordt er bij toekenning een voorschot uitbetaald.

Let op! Omdat de energieprijzen de laatste tijd weer dalen, is het voorschot verlaagd van 50 naar 35%.

Aanvragen

U kunt de TEK aanvragen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Aanvragen kan alleen digitaal en moet met behulp van eHerkenning niveau eH3. Zzp’ers en eenmanszaken kunnen echter ook DigiD gebruiken.