Skip to main content
Category

nieuws

Controleer uw beschikking Wtl 2024

By nieuws

Werkgevers die recht hadden op het lage-inkomensvoordeel (LIV) of een loonkostenvoordeel (LKV) over 2024 ontvangen vóór 1 augustus 2025 de beschikking Wtl 2024. Controleer deze goed en maak waar nodig bezwaar.

LIV

Euro

U had over het jaar 2024 recht op LIV voor een werknemer als deze in 2024 een gemiddeld uurloon had van minimaal € 14,33 en maximaal € 14,91. Een andere voorwaarde is dat u voor deze werknemer minimaal 1.248 uren verloonde in 2024.

Het LIV bedroeg in 2024 € 0,49 per uur met een maximum van € 960 per werknemer.

LKV

Er zijn een aantal doelgroepen waarvoor u recht kunt hebben op een LKV, te weten oudere werknemers, arbeidsbeperkte werknemers en werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden.

Tip! Kijk voor meer informatie over de voorwaarden op de website van het UWV.

Beschikking Wtl 2024

De Belastingdienst is begonnen met het sturen van de beschikkingen Wtl 2024. In deze beschikking staat het bedrag dat u ontvangt voor het LIV en/of het LKV over het jaar 2024. De definitieve berekening hiervan is in de bijlage bij de beschikking opgenomen.

Let op! De Belastingdienst betaalt het bedrag binnen zes weken na dagtekening van de beschikking.

Bezwaar

Klopt de beschikking niet, dan kunt u bezwaar maken. Doe dit wel op tijd, dat wil zeggen binnen zes weken na dagtekening van de beschikking.

Let op! Kloppen de verloonde uren niet, controleer dan eerst of dit misschien komt door afrondingsverschillen. In de aangifte loonheffingen worden de verloonde uren namelijk afgerond op hele uren. De berekening in de beschikking Wtl 2024 zijn hierop gebaseerd.

Overgang onderneming?

Is bij u sprake geweest van overgang van een onderneming of contractovernames waarbij de arbeidsovereenkomsten door de nieuwe werkgever ongewijzigd worden voortgezet? Dan heeft u mogelijk toch recht op een LKV of LIV.

De Hoge Raad oordeelde in ieder geval dat een LKV niet vervalt bij overgang van een onderneming. Het recht op een LKV blijft bestaan, mits aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV is voldaan.

Een gerechtshof oordeelde verder dat recht kan bestaan op LIV na overgang van een onderneming, omdat de verloonde uren van de (in die casus) eenmanszaak en de bv waarin deze was ingebracht bij elkaar opgeteld mogen worden.

Let op! Heeft u vragen over de beschikking Wtl 2024 of wilt u deze laten controleren? Neem dan contact op met onze adviseurs.

In principe geen dga-taks voor inwoner van België

By nieuws

Nederland mag in principe geen belasting heffen als een inwoner van België een te grote schuld heeft aan zijn in Nederland gevestigde BV.

Dga-taks 

Geld

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (ook wel de dga -taks) regelt grofweg dat de dga die te veel heeft geleend bij de eigen bv, hierover belasting betaalt. Er geldt een drempel van € 500.000. Een dga met schulden aan zijn bv(‘s) die op 31 december 2025 hoger zijn dan € 500.000, betaalt over het meerdere belasting in box 2.

Let op! Als de dga in 2023 of 2024 al belasting betaalde over een te hoge schuld bij eigen bv, dan wordt de drempel van € 500.000 verhoogd met de schuld waarover in 2023 of 2024 al belasting betaald is. De dga betaalt dus geen belasting over een schuld waar hij in een eerder jaar al belasting over betaalde.

Inwoner van België

Maar wat nu als de dga in België woont en een schuld groter dan € 500.000 heeft bij zijn in Nederland gevestigde bv? Op grond van de Nederlandse wet moet hij dan belasting betalen in box 2 over het deel van de schuld boven de € 500.000. Maar mag Nederland deze belasting ook heffen op grond van het Belastingverdrag tussen Nederland en België?

In principe geen heffing

De Belastingdienst geeft aan dat het antwoord op deze vraag in principe nee is. Nederland mag dus in principe geen belasting heffen als een inwoner van België een schuld van meer dan € 500.000 heeft bij zijn in Nederland gevestigde bv.

Maar wel bij conserverende aanslag

Dit is alleen anders als de dag na 15.15 uur op 15 september 2015 verhuisde naar België en daarbij een conserverende aanslag IB is opgelegd vanwege de aandelen in de in Nederland gevestigde bv. In zo’n geval kan een schuld groter dan € 500.000 wel leiden tot invordering van de conserverende aanslag IB, aldus de Belastingdienst.

Verklaring huisarts onvoldoende voor aftrek bepaalde zorgkosten

By nieuws

Als u (chronisch) ziek of invalide bent, kunt u mogelijk bepaalde extra zorgkosten in aftrek brengen op uw inkomen. Daarvoor geldt wel een aantal voorwaarden. Onder meer is van belang dat u de uitgaven aannemelijk kunt maken. Hoe u dit moet doen, kan per uitgavenpost verschillen, zo bleek uit een rechtbankuitspraak.

Aftrek zorgkosten

Kantoor

Niet alle zorgkosten zijn aftrekbaar van uw inkomen. Een overzicht van aftrekbare zorgkosten in 2025 vindt u hier op de site van de Belastingdienst.

Ook geldt er een drempel, wat betekent dat u een bepaald deel van uw zorgkosten niet in aftrek kunt brengen. Hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Daarnaast geldt er een maximaal tarief waartegen uw zorgkosten aftrekbaar zijn. In 2025 kunt u zorgkosten, die u betaalt in 2025, aftrekken tegen maximaal 37,48% (2025).

Verklaring huisarts

Voor rechtbank Zeeland-West-Brabant werd een zaak behandeld van een belastingplichtige die aftrek van zorgkosten had geclaimd. De zorgkosten bestonden onder meer uit kosten van medicatie, hulpmiddelen, dieetkosten en kosten van extra kleding en beddengoed vanwege urineverlies.

Belastingplichtige wilde de kosten van de extra kleding en het beddengoed vanwege urineverlies aantonen met behulp van een verklaring van haar huisarts, maar had verder deze uitgaven niet onderbouwd met facturen. Ook de andere uitgaven voor medische kosten had zij niet onderbouwd. Verder had zij niet aangegeven welk deel van de kosten door haar verzekeraar was vergoed.

Verklaring onvoldoende voor aftrek zorgkosten

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de huisarts voor de aftrek van de meeste door de vrouw geclaimde zorgkosten onvoldoende was. Hieruit bleek immers niet welk bedrag aan zorgkosten ten laste van de vrouw was gekomen. Dat er zorgkosten waren gemaakt, stond niet ter discussie, maar wel de omvang ervan.

Wel voldoende voor aftrek extra kleding en beddengoed

De aftrek voor extra kleding en beddengoed betreft een vast bedrag. Dit forfaitaire bedrag voor de kosten van extra kleding en beddengoed is voor 2025 bepaald op € 340. Alleen als wordt aangetoond dat deze kosten meer dan € 680 (2025) bedragen, is een bedrag van € 850 (2025) aftrekbaar.

De rechtbank stond wel het lage forfaitaire bedrag in aftrek toe in verband met de extra kosten van kleding en beddengoed vanwege het urineverlies. Nu de vrouw de kosten niet had onderbouwd, bleef de aftrek echter beperkt tot het lage forfaitaire bedrag van het betreffende jaar. De verklaring van de huisarts was wel voldoende voor het dit lage forfaitaire bedrag, maar niet voor het hogere bedrag.

Tip! Houd gedurende het jaar uw uitgaven aan zorgkosten bij én het bedrag dat u hiervan vergoed heeft gekregen. Bewaar alle bonnen, facturen en declaraties zorgvuldig in uw administratie.

Bevestig handelarenkenteken zorgvuldig

By nieuws

Als ondernemer in de autobranche kunt u met een zogenaamd handelarenkenteken tijdelijk gebruik maken van de openbare weg. Op die manier kan bijvoorbeeld een klant een proefrit maken zonder dat de auto eerst van een definitief kenteken hoeft te worden voorzien. Aan het gebruik van een handelarenkenteken zijn wel voorwaarden verbonden. Worden die niet nageleefd, dan kan het u duur komen te staan.

Geknapt elastiek

Verkeer

In een zaak die speelde voor de rechtbank Noord-Holland, had een autohandelaar een naheffing motorrijtuigenbelasting met 50% boete ontvangen. De naheffing met boete was opgelegd omdat met een auto van de openbare weg gebruik was gemaakt zonder dat de handelarenkentekenplaten correct op de juiste plek waren aangebracht. De autohandelaar gaf aan dat de platen met elastieken waren bevestigd, maar dat die tijdens de proefrit bij een van de kentekenplaten kapot waren gegaan. De klant had daarom deze kentekenplaat achter de voorruit gelegd.

Terecht of niet?

De rechtbank besliste dat de naheffing met boete terecht was opgelegd. Wettelijk is namelijk bepaald dat de kentekenplaten op de daarvoor bedoelde plaats op het voertuig moeten worden aangebracht. Dus op de plaats waar normaal gesproken het kenteken bevestigd moet worden en dus niet achter de voorruit.

Handelaar aansprakelijk

De rechtbank stelde verder vast dat de handelaar aansprakelijk is als met betrekking tot een handelarenkenteken de voorschriften niet worden nageleefd. Dat de klant in deze zaak de kentekenplaat niet op de juiste wijze had gemonteerd nadat de elastieken het hadden begeven, was niet van belang en voor risico van de autohandelaar.

Menselijke maat

De handelaar bracht nog naar voren dat de inspecteur aan de menselijke maat met betrekking tot de naheffing en boete voorbij was gegaan, maar hier ging de rechtbank niet in mee. De naheffing van € 440 plus boete van € 220 bleven dan ook in stand.

Eerste uitspraak in massaalbezwaarplusprocedure box 3

By nieuws

Op 26 juni is de eerste uitspraak in de zogenaamde massaalbezwaarplusprocedure inzake box 3 gedaan. Rechtbank Den Haag verklaarde het beroep ongegrond.

Massaalbezwaarplusprocedure

Euro

Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de forfaitaire box 3-heffing vanaf 2017 in strijd is met het Europees recht. Niet iedere belastingplichtige met box 3-inkomen kwam daarna in aanmerking voor rechtsherstel. Op Prinsjesdag 2022 besloot het kabinet namelijk definitief geen rechtsherstel te bieden aan belastingplichtigen van wie de aanslag op 24 december 2021 al onherroepelijk vaststond (hierna: de groep niet-bezwaarmakers).

Uiteindelijk is voor deze groep de massaalbezwaarplusprocedure ingericht. De inzet van deze procedure is de vraag of het terecht is dat de groep niet-bezwaarmakers niet in aanmerking komt voor rechtsherstel.

Vier proefpersonen

In de procedure zijn vier proefpersonen geselecteerd die tezamen representatief zijn voor alle niet-bezwaarmakers. De zaken van de vier proefpersonen zijn voorgelegd aan verschillende rechtbanken.

Eerste uitspraak

Op 26 juni 2025 heeft rechtbank Den Haag als eerste uitspraak gedaan en het beroep van de proefpersoon ongegrond verklaard. Deze uitspraak zal aan een hogere rechter worden voorgelegd. Dit zal of een gerechtshof zijn of, in overleg met de Belastingdienst, meteen al de Hoge Raad. Op dit moment is er daarom nog geen definitief uitsluitsel over de vraag of de groep niet-bezwaarmakers misschien toch recht heeft op rechtsherstel.

Let op! In de andere drie zaken is nog geen uitspraak gedaan.

Advieswijzer Kantoor aan huis

By nieuws

Het lijkt aantrekkelijk: wonen en werken in één pand. Maar een kantoor aan huis is lang niet altijd ook fiscaal aantrekkelijk. Wanneer is uw werkplek ook voor de fiscus een werkruimte? Waar moeten u, uw bedrijf en uw werkruimte dan aan voldoen?

Er is onder meer een verschil in de behandeling van een zogeheten kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte. Daarnaast gelden er voor een ondernemer met een eenmanszaak, vof of maatschap andere regels dan voor een ondernemer met een bv. En hoe zit het eigenlijk met de btw? In deze advieswijzer komen de verschillende regels aan de orde.

Kwalificerende werkruimte

Belastingdienst

Als eerste is het van belang om vast te stellen of sprake is van een fiscaal kwalificerende ruimte. Hiervoor moet uw werkruimte voldoen aan het zelfstandigheids- en het inkomenscriterium.

Zelfstandigheidscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het zelfstandigheidscriterium als deze een zodanige zelfstandigheid bezit dat deze duidelijk te herkennen is. De werkruimte moet in ieder geval over een eigen ingang en over eigen sanitair beschikken. Dit komt erop neer dat de werkruimte ook aan een derde verhuurd zou kunnen worden.

Let op! Een werkplek in een woon-, slaap- of zolderkamer wordt in ieder geval niet als kwalificerende werkruimte aangemerkt. Een tot kantoor verbouwde garage met eigen ingang en sanitair kan dat wel zijn.

Inkomenscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het inkomenscriterium als u uw inkomen voor een groot gedeelte in of vanuit deze ruimte verdient. Is dit uw enige werkruimte, dan moet u uw inkomen voor ten minste 30% in de ruimte én voor ten minste 70% in of vanuit de ruimte verdienen. Heeft u nog een andere werkruimte buiten uw woning, dan moet u uw inkomen voor ten minste 70% in de werkruimte verdienen.

Ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Omdat de werkruimte eigendom is van de eigenaar (natuurlijk persoon) en niet van de eenmanszaak, vof of maatschap, is het voor het bepalen van de fiscale winst noodzakelijk om onderscheid te maken tussen zaken die wel en zaken die niet voor de onderneming worden gebruikt. Dit noemen we vermogensetikettering.

Let op! De werkruimte kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen als deze juridisch of bouwkundig splitsbaar is van de woning. Indien dit niet het geval is, kunt u ervoor kiezen om de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen aan te merken, als ten tijde van verwerving van de woning ten minste 10% van de woning bestemd was om te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming. In de overige gevallen vormt de werkruimte privévermogen. De fiscale behandeling van uw werkruimte is afhankelijk van de wijze waarop deze geëtiketteerd is: als privévermogen of als ondernemingsvermogen.

Ook als minder dan 10% van de woning ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, kunt u de woning als ondernemingsvermogen aanmerken als u aannemelijk kunt maken dat de woning mede dienstbaar is aan het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat er bij de aankoop sprake was van een koppelaankoop van het bedrijf en de woning, er vanuit de woning toezicht mogelijk is op het bedrijf, er een gemeenschappelijke toegangsweg is en dergelijke.

Een woning behoort verplicht tot het ondernemingsvermogen als u deze voor 90% of meer zakelijk gebruikt. 

Woning is privévermogen

De kosten van een niet-kwalificerende werkruimte kunt u niet van uw winst aftrekken. Op deze werkruimte is gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Let op! De inrichtingskosten, zoals een bureau, zijn ook niet aftrekbaar van de winst. Maar indien er sprake is van zakelijk gebruik, kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen als u zelf btw-belaste prestaties verricht.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven als bezitting en schuld in box 3. De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is echter gemaximeerd op het voordeel dat u ten aanzien van de werkruimte in box 3 moet aangeven. Deze aftrek is een percentage van de WOZ-waarde van uw werkruimte. Dit percentage is voor het jaar 2025 vastgesteld op 5,88%.

Daarnaast mag u ook de kosten die normaal gesproken voor rekening van een huurder (de huurderslasten) zouden komen, in aftrek brengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld energiekosten, kosten van de inboedelverzekering en kosten van klein onderhoud. Ook nu zijn de inrichtingskosten niet aftrekbaar, maar kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen.

Woning is ondernemingsvermogen

Indien de werkruimte als ondernemingsvermogen is geëtiketteerd, kunt u de kosten aftrekken van uw winst. De werkruimte valt dan niet onder de eigenwoningregeling, maar wordt belast als onderdeel van uw winst uit onderneming. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt en dat bijvoorbeeld een eventuele boekwinst bij verkoop belast is.

Indien u de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, kunt u alle kosten (met uitzondering van huurderslasten met betrekking tot het woondeel) aftrekken van uw winst. Voor het privégebruik van uw woning moet u wel een bijtelling ter grootte van een bepaald percentage van de WOZ-waarde in aanmerking nemen.

Voor de meeste woningen is dit in 2025 1,2%. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moet u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een kwalificerende werkruimte moet u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Bij gesplitste vermogensetikettering (woondeel privévermogen/bedrijfsdeel ondernemingsvermogen) blijft de bijtelling bij een kwalificerende werkruimte achterwege.

Werkruimte in huurwoning

Indien sprake is van een werkruimte in een huurwoning, kunt u een evenredig deel van de huur en de huurderslasten in aftrek brengen als sprake is van een kwalificerende werkruimte.

Niet-kwalificerende werkruimte
Door een wetswijziging is het met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk om aftrek te krijgen voor een niet-kwalificerende werkruimte als u het huurrecht als ondernemingsvermogen etiketteert.

Dit geldt ook voor bestaande gevallen die al vóór 1 januari 2017 het huurrecht als ondernemingsvermogen hebben geëtiketteerd. Is sprake van een kwalificerende werkruimte, dan blijft ook vanaf 2017 aftrek mogelijk.

Ondernemers met een bv

Onderneemt u vanuit een bv, dan geldt ook het onderscheid tussen een kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte.

Kwalificerende werkruimte

De werkruimte valt voor u, als dga, in box I (de tbs-regeling). Dit betekent dat de vergoeding op zakelijke gronden moet worden vastgesteld. De vergoeding is voor de bv aftrekbaar van de winst en vormt voor de dga, na aftrek van alle aan de werkruimte toe te rekenen kosten, inkomen in box 1. Op dit belaste inkomen mag u nog wel de terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% in aftrek brengen.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat u voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven op de balans van uw werkzaamheid in box 1. U heeft ook geen last van de aftrekbeperkingen inzake hypotheekrente, zoals de maximering van de aftrek tot een tarief van 37,48% (2025).

Niet-kwalificerende werkruimte

Een niet-kwalificerende werkruimte valt onder de eigenwoningregeling: het eigenwoningforfait wordt berekend over de woning inclusief de werkruimte. Een eventuele vergoeding voor de werkruimte wordt voor de dga behandeld als loon. Het is echter mogelijk om de vergoeding als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Uw bv betaalt dan geen belasting, zolang het totaal van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet hoger is dan de vrije ruimte. Wordt deze vrije ruimte overschreden, dan betaalt uw bv 80% eindheffing over de overschrijding. De loonkosten zijn voor de bv aftrekbaar van de winst.

Btw en ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Voor de btw is van belang of de zaken, zoals een werkruimte, zijn gebruikt ten behoeve van uw onderneming en of u hiermee btw-belaste omzet behaalt. Als dat het geval is, kunt u deze zaken voor de btw zakelijk etiketteren en de voorbelasting met betrekking tot het zakelijke gebruik in aftrek brengen. U kunt hierbij denken aan btw op energie, onderhoud en inrichting.

Btw en ondernemers met een bv

Indien u, als dga, de werkruimte aan uw bv verhuurt, is onzeker of u de btw met betrekking tot deze werkruimte in aftrek kunt brengen. De Belastingdienst gaat er tegenwoordig vanuit dat dit in ieder geval voor wat betreft een onzelfstandige werkruimte niet mogelijk is. Dit standpunt is aan kritiek onderhevig. Zo is door het gerechtshof in Amsterdam beslist dat de verhuur op zakelijke voorwaarden van een onzelfstandige werkruimte door een dga en zijn echtgenote aan de bv aangemerkt moest worden als een economische activiteit, en dat dus de btw aftrekbaar was voor de dga en zijn vrouw. Daarbij was van belang dat de dga niet alleen handelde, maar samen met zijn echtgenote. Beiden waren gerechtigd tot de woning, ze verhuurden de woning samen aan de bv en de vrouw was niet in dienst bij de bv. Dat de bv ook gebruik mocht maken van onder andere de toiletruimte, maakte de beslissing niet anders.

Tip! Overleg met onze adviseurs over de vraag of u in een soortgelijke situatie recht op aftrek van de btw kunt hebben.

Tot slot

De fiscale regels met betrekking tot de werkruimte zijn erg ingewikkeld. Neem voor uw specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Nieuwe uitvoeringsregels UWV bij ontslag om bedrijfseconomische redenen

By nieuws

Als u werknemers wilt ontslaan vanwege bedrijfseconomische redenen, heeft u daar een ontslagvergunning nodig van het UWV. Het UWV heeft nieuwe Uitvoeringsregels voor ontslag om bedrijfseconomische redenen (Uitvoeringsregels) gepubliceerd.

Ontslag om bedrijfseconomische redenen

Strategie

Zonder ontslagvergunning van het UWV mag u een werknemer niet ontslaan bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen. Bij bedrijfseconomische redenen gaat het om de volgende situaties:

  • slechte of slechter wordende financiële situatie,
  • werkvermindering,
  • organisatorische of technologische veranderingen,
  • bedrijfsverhuizingen,
  • beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming, of
  • vervallen van loonkostensubsidie.

De UWV Uitvoeringsregels bevatten een artikelsgewijs overzicht van de van belang zijnde wettelijke en ministeriële regels over ontslag om bedrijfseconomische redenen. Daarnaast bevatten de Uitvoeringsregels een toelichting over hoe UWV deze regels toepast en welke informatie de werkgever bij de ontslagaanvraag moet voegen.

Hoofdstuk overgang onderneming

In de nieuwe versie is een nieuw hoofdstuk 6 over overgang van onderneming toegevoegd. Hiermee is staand beleid over overgang van onderneming en ontslag in de Uitvoeringsregels opgenomen. Dit komt tegemoet aan de behoefte van werkgevers en de rechtspraktijk om een leidraad te hebben voor dit soort ontslagaanvragen.

UWV beschrijft in het nieuwe hoofdstuk 6 wanneer ontslag bij overgang van onderneming mogelijk is. Er wordt verder toegelicht welke informatie UWV van de vervreemder of de verkrijger nodig heeft voor de beoordeling van een ontslagaanvraag om bedrijfseconomische redenen. De gevolgen van de overgang van onderneming voor de ontslagaanvraag worden uitgewerkt afhankelijk van de datum van de aanvraag, wie de aanvraag indient en de datum van de overgang van onderneming. Ook wordt toegelicht wanneer een standpunt van UWV over overgang van onderneming nodig kan zijn.

Let op! De versie van de Uitvoeringsregels van juli 2025 vervangt de versie van april 2023.

Langere betalingstermijn belastingschuld bij saneringsakkoord

By nieuws

Vanaf 1 juli 2025 is een langere betalingstermijn mogelijk voor het aflossen van belastingschulden in de situatie dat ondernemers een saneringsakkoord hebben bereikt. De Leidraad Invordering is daarvoor per 1 juli 2025 gewijzigd.

Saneringsakkoord

Overheid

Ondernemers die hun schulden niet meer kunnen betalen, kunnen met hun crediteuren proberen tot een overeenkomst te komen over aflossen van de schulden en vaak het ten dele kwijtschelden van het restant van die schulden. Ook de Belastingdienst maakt vaak deel uit van een dergelijk akkoord. 

Meer dan twaalf maanden

Bij een saneringsakkoord eist de Belastingdienst een aflossing van het overeengekomen restbedrag binnen een termijn van twaalf maanden. Vanaf 1 juli 2025 wordt ook een langere termijn mogelijk, als de ondernemer aannemelijk maakt dat hij het overeengekomen bedrag niet binnen twaalf maanden kan voldoen. Dit kan de ondernemer doen door aannemelijk te maken dat er onvoldoende liquide middelen aanwezig (kunnen) zijn het restbedrag binnen twaalf maanden te voldoen.

Deskundige

Om voor de langere betalingstermijn in aanmerking te komen moet ook duidelijk zijn dat de nakoming van het akkoord geborgd is. Om hierover zoveel mogelijk zekerheid te verkrijgen, is een verklaring van een derde deskundige nodig. Met deze verklaring moet aannemelijk worden gemaakt dat de betalingsproblemen met het saneringsakkoord zullen worden opgelost en dat de onderneming levensvatbaar is. Aan de derde deskundige worden geen formele eisen gesteld. Dit kan bijvoorbeeld een accountant zijn maar ook een andere deskundige.

Kans van slagen vergroot

Door de soepelere opstelling van de Belastingdienst is de kans op slagen van een saneringsakkoord groter en kan dit leiden tot minder faillissementen. Een saneringsakkoord kan ook een oplossing zijn voor ondernemers die hun coronaschulden niet binnen de vereiste termijn kunnen aflossen.

Privégebruik auto niet afleiden uit eerdere jaren

By nieuws

Als u met een auto van de zaak niet meer dan 500 km per jaar privé rijdt, geldt geen bijtelling. Het is aan u te bewijzen dat u niet over de 500 km-grens bent gegaan. Dit bewijs kan over het algemeen niet geleverd worden door het privégebruik te herleiden uit het gebruik in voorgaande jaren.

Rittenregistratie niet meer beschikbaar

Navigatie

Dit blijkt uit een uitspraak van een zaak die speelde bij rechtbank Zeeland-West-Brabant. Aan een manager van een supermarkt was een auto ter beschikking gesteld. Hij hield het privégebruik van de auto bij op een laptop. Hieruit zou blijken dat het privégebruik van de auto niet meer dan 500 km bedroeg. De manager kon dit echter niet hard maken, omdat de werkgever inmiddels was verkocht en de laptop en dus de rittenregistratie niet meer beschikbaar was.

Privéritten herleiden

De manager wilde het privégebruik daarom aantonen door dit te herleiden uit voorgaande jaren. De inspecteur accepteerde dit echter niet en de rechtbank evenmin. Een achteraf gereconstrueerde rittenstaat bevat volgens de rechtbank namelijk het risico dat de werkelijkheid niet goed wordt weergegeven. Hierdoor komt aan een achteraf gereconstrueerde rittenstaat minder bewijskracht toe. Daarmee zal volgens de rechtbank dan ook niet snel kunnen worden voldaan aan de zwaardere bewijslast die geldt voor het bewijzen dat niet meer dan 500 km per jaar privé is gereden.

Overige argumenten schieten tekort

Ook de overige door de manager genoemde argumenten schoten tekort. Zo was de werkgever met hem overeengekomen dat de auto niet privé gebruikt mocht worden, maar hierop was geen controle uitgeoefend door de werkgever. Ook het feit dat de manager in privé over nog enkele auto’s beschikte, was onvoldoende om belastingheffing over het privégebruik te voorkomen. De naheffingsaanslagen en boetes bleven dan ook in stand.

Tip! Zorg voor een betrouwbare, controleerbare rittenregistratie. U kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van tracksystemen die alle ritten registreren en bijhouden in de cloud. Houd u uw ritten zelf bij, leg dan alles goed vast en bewaar uw registratie voor een periode van minimaal zeven jaar.

Invoering vrachtwagenheffing waarschijnlijk per 1 juli 2026

By nieuws

Inmiddels voormalig minister van Infrastructuur en waterstaat Madlener informeerde de Tweede Kamer op 3 juni 2025 over de voortgang van de in te voeren vrachtwagenheffing. Deze voortgang ligt op koers. Men streeft ernaar de heffing per 1 juli 2026 in te voeren.

Heffing per kilometer

Vrachtwagens

Het doel van de vrachtwagenheffing is dat voor binnen- en buitenlandse vrachtwagens van meer dan 3.500 kilo een heffing per verreden kilometer betaald moet worden. Het tarief wordt gedifferentieerd naar CO2-uitstoot van de vrachtwagen. Het Eurovignet verdwijnt per 1 juli 2026 en ook de MRB, ofwel wegenbelasting, wordt voor deze vrachtauto’s tot het Europese een minimumtarief verlaagd. Een ander doel van de heffing is de innovering en verduurzaming van het vrachtverkeer.

Let op! Vanaf 1 juli 2026 vervalt de wet belasting zware motorrijtuigen (bzm) en heeft u in Nederland geen eurovignet meer nodig. In Luxemburg en Zweden blijft het eurovignet nog wel verplicht voor vrachtauto’s.

Tip! Heeft u een eurovignet gekocht dat nog geldig is na 30 juni 2026 en maakt u alleen in Nederland gebruik van de snelweg? Dan kunt u bzm terugvragen met het formulier Verzoek teruggaaf bzm.

Toldienstaanbieders

Toldienstaanbieders worden straks verantwoordelijk voor de inning van de heffing en de afdracht aan de overheid. Dit betekent onder meer dat toldienstaanbieders vóór genoemde datum bij alle vrachtwagens waarvoor dit gewenst wordt boordapparatuur moeten inbouwen ter registratie van de vrachtwagenheffing. De registratie geschiedt via portalen die boven het wegennet worden geïnstalleerd. Ook zullen de toldienstaanbieders de transporteur van een contract moeten voorzien. De minister meldt dat men daarvoor ook bij aanbieders terecht kan die de heffing tevens in andere landen van de EU afhandelen (een EETS-aanbieder).

Opbrengst deels voor subsidies

De opbrengst van de heffing zal deels besteed worden aan elektrificatie van het vrachtvervoer. Onder meer de subsidies AanZET en SPriLa zullen ermee worden gefinancierd.

Sluipverkeer

De heffing zal na invoering worden gemonitord. Zo zal worden bijgehouden of en in welke mate vrachtwagens de heffing zullen ontgaan door uit te wijken naar wegen waarvoor de heffing niet geldt. Afhankelijk van de gemeten resultaten kunnen dan aanvullende maatregelen genomen worden. 

Inzicht in uitstoot

Vanaf dit najaar kunnen transportondernemers zich aanmelden voor de regeling “CO2 meten en verbeteren”. Transportondernemers krijgen dan een adviseur toegewezen die helpt om de kwaliteit van data over de CO2-uitstoot, gereden kilometers en de beladingsgraad van hun vrachtwagenpark te verbeteren.