Skip to main content
Category

nieuws

Is een hospice voor de OZB een woning of een niet-woning?

By nieuws

Is een hospice voor de onroerendzaakbelasting (OZB) een woning of een niet-woning? Een rechter sprak zich hier onlangs over uit.

Hospice

Invalide

In een zaak bij Gerechtshof Den Haag was belanghebbende de eigenaar en gebruiker van een onroerende zaak die in gebruik was als hospice. In de onroerende zaak waren zeven verblijf-/slaapkamers met eigen badkamer, een gezamenlijke woonkamer en een keuken en bijkeuken. In de hospice verbleven gelijktijdig maximaal zeven mensen in de laatste fase van hun leven.

Gemeente: geen woning voor de OZB

De gemeente vond dat de onroerende zaak niet kon worden aangemerkt als een woning, omdat deze volgens de gemeente niet als hoofdzaak (= voor minimaal 70 procent) tot woning diende. De gemeente vond namelijk dat de aard van de onroerende zaak zorgverlening was en dat de onroerende zaak niet beschikte over een deel waarbij de woonfunctie overheerste. 
De belanghebbende kreeg daarom een OZB-aanslag als eigenaar én een OZB-aanslag als gebruiker opgelegd, naar het tarief voor niet-woningen.

Hospice: wel woning voor de OZB

De belanghebbende was het hier niet mee eens. Hij vond dat de onroerende zaak wel als hoofdzaak tot woning diende omdat deze bestemd, ingericht en geschikt was voor duurzame menselijke bewoning. Alle kamers en overige ruimten in de hospice dienden volledig de bewoning, vond de belanghebbende. Hij was daarom van mening dat alleen een OZB-aanslag als eigenaar opgelegd kon worden, naar het tarief voor woningen. 

Let op! De kwalificatie als woning of als niet-woning is van belang. Als de onroerende zaak namelijk aangemerkt wordt als een woning, kan alleen een OZB-aanslag opgelegd worden aan de eigenaar en niet aan de gebruiker. Bovendien geldt dan het woningtarief in plaats van het niet-woningtarief.

Rechtbank en gerechtshof: wel woning voor de OZB

De rechtbank vond ook dat de onroerende zaak in beginsel geschikt was voor duurzame menselijke bewoning. Dat in de hospice ook zorg werd verleend, maakte dat niet anders. De gemeente had, naar het oordeel van de rechtbank, niet onderbouwd dat de zorgfunctie de woonfunctie zou overheersen. De belanghebbende werd daarom in het gelijk gesteld.

In hoger beroep bij het gerechtshof stelde de gemeente dat de zorgfunctie de woonfunctie overheerste, omdat in de hospice uitsluitend uitbehandelde cliënten verbleven die intensieve zorg nodig hadden. Bovendien was er 24 uur per dag een verpleegkundige aanwezig.

De belanghebbende was het daar niet mee eens, omdat de ruimten niet voorzien waren van medische apparatuur en bovendien de zorg verleend werd die in thuissituaties ook verleend zou worden. De cliënten bleven ook zelf verantwoordelijk voor de inkoop van de zorg en de financiering daarvan.

Het gerechtshof oordeelde ook dat de zorgfunctie niet de woonfunctie overheerste. De hospice was voor de OZB daarom een woning. De gemeente mocht alleen een OZB-aanslag opleggen aan de eigenaar naar het tarief van woningen.

De waarde van een branche-eigen product voor uw personeel

By nieuws

Een bedrijf gaf zijn personeel en diens gezinsleden in de periode 2015-2019 een korting op de standaardvervoersprijs voor privéritten met de trein. Deze korting was gelijk aan de collectiviteitskorting die het bedrijf zelf, als zakelijke grootverbruiker van vervoer, ontving van een groepsvennootschap. Op basis van een cao-bepaling was het bedrijf verplicht dit voordeel door te spelen naar de werknemer.

Geen loon

OV

Rechtbank Gelderland behandelde deze zaak. Het bedrijf nam het standpunt in dat het voordeel op de standaardvervoersprijs een collectiviteitskorting vormde. Omdat een dergelijk voordeel voortvloeit uit het feit dat er collectief voordelige afspraken zijn gemaakt met een derde, is dan geen sprake van loon.

Wel loon

De Belastingdienst was het hier niet mee eens. De Belastingdienst meende dat de korting op de vervoersprijs wel degelijk belastbaar loon was, omdat particulieren deze korting niet konden krijgen en dus duurder uit zijn. Het voordeel van de korting moest volgens de Belastingdienst gesteld worden op de korting ten opzichte van de normale prijs die een particulier moest betalen.

Volgens de rechtbank is de korting inderdaad onderdeel van het loon. De korting vloeide immers voort uit cao-afspraken en werd gegeven door de werkgever. 

Hoe hoog

Volgende vraag is nu hoe hoog dit loon is. Voor producten uit de eigen branche van de werkgever gelden daarbij speciale regels om ervoor te zorgen dat deze de waarde niet kan beïnvloeden. Deze regels waren tot 2020 strenger dan tegenwoordig.

Nu de verwachting is dat werknemers bij andere grootverbruikers met een vergelijkbare bepaling in de cao eenzelfde korting zouden krijgen, oordeelt de rechtbank dat de waarde van het vervoersbewijs gesteld mag worden op de prijs, rekening houdend met de korting.

Toepassing van deze uitspraak

Op grond van deze uitspraak kunt u voor de waardering van een branche-eigen product makkelijker aansluiten bij het bedrag dat bij andere werkgevers (bij wie het geen branche-eigen producten zijn) in aanmerking mag worden genomen. Daarbij komt dat de waardering van branche-eigen producten vereenvoudigd is. Dat betekent per saldo dat wanneer andere werkgevers branche-eigen producten van u kunnen kopen met voordeel, en zij dit voordeel doorgeven aan hun werknemers, ook u mag uitgaan van deze waarde. Zorg daarbij wel voor bewijs.

Wetsvoorstel box 3 vanaf 2028 naar Tweede Kamer

By nieuws

Het wetsvoorstel box 3 op basis van werkelijk rendement met beoogde ingangsdatum 1 januari 2028, is bij de Tweede Kamer ingediend.

Werkelijk rendement

Euro

Als dit voorstel ongewijzigd en op tijd door de Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen, wordt in box 3 vanaf (beoogd) 2028 het werkelijke rendement op uw vermogen belast. Dit werkelijke rendement omvat alle directe en indirecte rendementen.

Directe rendementen

Directe rendementen zijn bijvoorbeeld ontvangen rente op bank- en spaarrekeningen, ontvangen dividenden op beleggingen en ontvangen huuropbrengsten.

Indirecte rendementen

Bij indirecte rendementen moet u denken aan verkoopwinsten en verkoopverliezen op beleggingen en/of overige bezittingen. Naast deze gerealiseerde rendementen tellen echter ook ongerealiseerde rendementen mee. De jaarlijkse waardeontwikkelingen van uw beleggingen en overige bezittingen behoren dus ook tot uw indirecte rendementen.

Let op! Voor onroerende zaken omvat het indirecte rendement de winst of het verlies bij verkoop. U hoeft bij onroerende zaken echter niet de jaarlijkse waardeontwikkeling tot uw indirecte rendement te rekenen. Ook bij aandelen in start-ups en scale-ups telt de jaarlijkse waardeontwikkeling niet mee, maar wel de winst of het verlies bij verkoop.

Kostenaftrek

Bij het berekenen van uw werkelijke rendement mag u rekening houden met kosten zoals de betaalde rente, de kosten van een bankrekening, de kosten bij aankoop- en verkoop van uw beleggingen en overige bezittingen en de onderhoudskosten van uw onroerende zaken.

Tarief

Het voorgestelde tarief in box 3 vanaf 2028 bedraagt 36%. U betaalt dan 36% belasting over uw werkelijke rendement, verminderd met een heffingsvrij inkomen van € 1.800.

Let op! Heeft u in een jaar een negatief rendement, dan mag u dat in aftrek brengen op positieve rendementen in de volgende kalenderjaren. Er gaat wel een verliesdrempel van € 500 gelden. De eerste € 500 negatief rendement is dan dus niet verrekenbaar.

Vanaf 2028?

Het is nog lang niet zeker dat het nieuwe box 3-stelsel per 2028 ingaat. Om de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2028 te kunnen halen, moet de Tweede Kamer uiterlijk op 15 maart 2026 met het wetsvoorstel instemmen. Nu het kabinet demissionair is, is onduidelijk of de huidige plannen doorgaan en zo ja, of de ingangsdatum van 1 januari 2028 wordt gehaald.

Let op! De wijze waarop het werkelijke rendement vanaf 2028 berekend wordt in dit wetsvoorstel, is afwijkend van de wijze waarop het werkelijke rendement in de jaren tot en met 2027 berekend wordt. Deze berekening is opgenomen in het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3, dat nu ook nog bij de Tweede Kamer ligt. Beoogde inwerkingtreding van dit laatste wetsvoorstel is 1 juli 2025.

Ook toeristenbelasting bij gratis overnachten fruitplukkers?

By nieuws

Gemeentes kunnen belasting heffen als personen die niet in de gemeente staan ingeschreven er tijdelijk verblijven. Het betreft toeristenbelasting en/of verblijfsbelasting. Kunnen deze belastingen ook worden geheven als er sprake is van gratis verblijf?

Gratis verblijf fruitplukkers

Agrarisch

Bovenstaande vraag stond onlangs centraal voor rechtbank Gelderland. In deze zaak had een gemeente een fruitteler een aanslag toeristenbelasting en verblijfsbelasting opgelegd voor de jaren 2021 en 2022. De fruitteler had Poolse fruitplukkers in dienst en verschafte hen kosteloos onderdak op zijn eigen erf. 

Vergoeding in welke vorm dan ook

De Verordening waarop de aanslagen toeristen- en verblijfsbelasting gebaseerd waren, meldde dat deze belastingen verschuldigd waren bij verblijf door niet in de gemeente ingeschreven personen tegen een vergoeding ‘in welke vorm dan ook’. 

Verband tussen werk en verblijf

Volgens de gemeente was het voor de heffing voldoende als er een verband bestaat tussen het werk en het verblijf van de betreffende personen. De rechtbank was het hier echter niet mee eens. De fruitteler had namelijk aangetoond dat de plukkers conform cao betaald werden en niet meer verdienden dan degenen die niet op het erf verbleven. 

Gratis onderdak

De fruitteler gaf aan dat hij gratis onderdak bood, omdat hij nauwelijks genoeg personeel kon vinden. De fruitplukkers konden ook bij ziekte op het erf verblijven, want ze reden altijd gezamenlijk per bus op en neer naar Polen. Er was volgens de rechtbank dan ook geen sprake van verblijf tegen vergoeding en dus werd de fruitteler in het gelijk gesteld. Zowel de aanslag toeristenbelasting als de aanslag verblijfsbelasting zijn vernietigd.

Nieuwe regels verschoningsrecht

By nieuws

Op 1 juni 2025 treden nieuwe regels in werking over het professioneel verschoningsrecht. De nieuwe regels geven meer duidelijkheid over de manier waarop het Openbaar Ministerie (OM) en opsporingsinstanties om moeten gaan met gegevens die mogelijk onder het professioneel verschoningsrecht vallen.

Wat is een verschoningsrecht?

Juridisch

Artsen, apothekers, notarissen, geestelijken en advocaten hebben een wettelijk verschoningsrecht. Mensen die voor hen werken hebben een afgeleid verschoningsrecht. Het verschoningsrecht houdt in dat deze professionals niet hoeven te verklaren als getuige, omdat de informatie onder hun beroepsgeheim valt.

Aanleiding

Het OM verkrijgt enorme hoeveelheden (digitale) informatie door bijzondere opsporingsbevoegdheden. De Hoge Raad oordeelde in 2024 dat de wet onvoldoende duidelijk was over de vraag hoe filtering van materiaal praktisch dient plaats te vinden en wie hierbij welke rol en verantwoordelijkheid heeft. 

Nieuwe regels

Uitgangspunt van de nieuwe regeling is dat filtering van gegevens de taak wordt van de rechter-commissaris. Uitzondering is de situatie waarin het OM zelf kan filteren via automatiseren, zonder kennis te nemen van de inhoud. Uitzonderingen gelden daarnaast bijvoorbeeld in de situatie waarin de geheimhouder zelf als verdachte wordt beschouwd, of in gevallen van levensbedreigende spoedgevallen. 

Ook opsporingsambtenaren mogen geen kennisnemen van de inhoud. Materie die onder een verschoningsrecht valt, dient vernietigd te worden. 

Zorgen

Aan de zijde van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA) bestaan er zorgen ten aanzien van deze nieuwe regeling. De regeling is namelijk van toepassing bij een ‘redelijk vermoeden’ van de aanwezigheid van informatie, die valt onder een beroepsgeheim. Dit betekent dat nog steeds het risico bestaat, dat er kennis wordt genomen van informatie welke valt onder het beroepsgeheim. Volgens de NOVA wordt de rol van de rechter-commissaris nog niet ten volle benut en is verdere ontwikkeling van de praktijk en de regeling nodig.

Keuze woning bij duurzaam gescheiden echtgenoten bepalend voor renteaftrek

By nieuws

Duurzaam gescheiden echtgenoten die allebei over een eigen woning beschikken, moeten bij de aangifte kiezen welke woning fiscaal als eigen woning wordt aangemerkt. De volgorde van binnenkomst van de aangiftes is vervolgens bepalend voor de aftrek van de hypotheekrente.

Duurzaam gescheiden

Strategie

Echtgenoten die duurzaam gescheiden zijn, zijn in beginsel fiscaal nog steeds elkaars partner. Wel kunnen ze voor maximaal twee jaar twee woningen als eigen woning bestempelen. Daarna is niet meer relevant of de echtgenoten nog samenleven en kan er slechts één woning een eigen woning zijn. Dit blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Keuze maken

De echtgenoten moeten samen een keuze maken welke woning als eigen woning moet worden aangemerkt. Die keuze geldt voor beiden en is bepalend voor onder meer de aftrek van de hypotheekrente. De keuze kan niet meer worden herzien, ook niet als de ene partner een andere keuze maakt. In dat geval is de eerst binnengekomen aangifte bepalend. Wordt geen keuze gemaakt, dan is voor geen enkele woning aftrek van hypotheekrente mogelijk.

Niet dezelfde keuze

In bovenvermelde zaak hadden twee duurzaam gescheiden levende echtgenoten beiden een eigen woning. Ze hadden ieder hun woning in hun aangifte voor 100% aangemerkt als eigen woning. Dit betekende dat geen onderlinge verhouding was gekozen voor wat betreft de aftrek van de hypotheekrente. De aangifte van de man was als eerste ingediend. Daarom werd de aftrek van de hypotheekrente van zijn woning aan ieder van de echtgenoten voor 50% toegedeeld.

Overleg was lonend geweest

Uit de uitspraak blijkt dat de echtgenoten beter even hadden kunnen overleggen. De aftrekbare hypotheekrente bedroeg bij de man namelijk € 3.253 en bij de vrouw € 6.497. Een keuze voor de woning van de vrouw had dan ook bij beiden ruim € 1.600 meer aftrek opgeleverd.

Wetsvoorstel meer zekerheid flexwerkers naar Tweede Kamer

By nieuws

Op 19 mei jl. is het wetsvoorstel Meer zekerheid voor flexwerkers ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel beoogt werknemers die werkzaam zijn op basis van bijvoorbeeld een tijdelijk contract, een uitzendovereenkomst of een oproepovereenkomst meer zekerheid te geven. De beoogde invoering van de nieuwe wet is 1 januari 2027.

Het gaat hier om het eerste grote wetsvoorstel van het arbeidsmarktpakket dat wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Wat zijn belangrijke onderdelen uit dit wetsvoorstel?

Dezelfde arbeidsvoorwaarden

Lunch

Uitzendkrachten krijgen wettelijk gezien recht op minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die regulier in dienst zijn bij het bedrijf dat hen inleent.

Ook de eerste fase van het uitzendwerk (fase A bij ABU-uitzendondernemingen en fase 1 / 2 bij NBBU-uitzendondernemingen) wordt bekort van maximaal 18 naar maximaal 12 maanden.  Gedurende deze eerste fase heeft een uitzendkracht weinig zekerheid. Door deze fase te bekorten zorgt het wetsvoorstel voor meer zekerheid voor deze doelgroep en wordt er een halt toegeroepen aan de uitbuiting van bijvoorbeeld arbeidsmigranten.

Let op! Voor sociaal ontwikkelbedrijven komt een uitzondering waarvoor van 19 mei tot en met 15 juni 2025 een internetconsultatie loopt. Deze bedrijven moeten hun werknemers met een arbeidsbeperking kunnen blijven belonen op basis van hun eigen cao, ook als deze werknemers worden uitgeleend aan andere bedrijven.

Sneller een vast dienstverband

Het is de bedoeling dat werknemers na afloop van hun tijdelijk contract sneller een vast dienstverband krijgen aangeboden. Op dit moment moet er na drie tijdelijke contracten een periode van meer dan zes maanden tussen zitten, alvorens een werknemer een nieuw tijdelijk contract aangeboden krijgt. Deze periode van zes maanden wordt verlengd naar vijf jaar. Dit om op die manier zogenaamde draaideurconstructies tegen te gaan. In een cao mag nog maar een beperkt aantal uitzonderingen hierop worden gemaakt. 

Oproepcontract wordt vast basiscontract

Als het aan het kabinet ligt worden oproepcontracten vaste basiscontracten. Daarin staat een minimumaantal uren dat iemand standaard wordt ingeroosterd. Als blijkt dat iemand structureel meer werkt, moet de werkgever de werknemer na een jaar het aanbod doen om het aantal uren aan te passen. Zo weet de werknemer altijd wat hij minimaal verdient en waar hij aan toe is.

Scholieren en studenten kunnen op basis van een oproepcontract blijven werken, zolang het gaat om een bijbaan van maximaal zestien uur, ze jonger zijn dan 18 jaar of ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling. Voor andere werknemers is flexibiliteit mogelijk via het basiscontract of bijvoorbeeld via een jaarurennorm. Het basiscontract omvat een bandbreedte van 130%. Dat betekent dat als een contract van 10 uur wordt overeengekomen, de werknemer voor maximaal 13 uur mag worden ingeroosterd.

Let op! Dit wetsvoorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Nu het kabinet demissionair is, is onduidelijk of de beoogde wijzigingen ook daadwerkelijk ingevoerd worden.

Phasing out deduction the amount for accommodation employers

By nieuws

In the Netherlands in 2025, employers will be allowed to deduct a maximum of 25% of the minimum wage from an employee’s statutory minimum wage to cover the costs of housing. The proposal off the Dutch government is to reduce this percentage by 5% annually from 2026 to 2029.

Deduction of housing costs

Agrarisch

It is particularly common among migrant workers for employers to provide accommodation and deduct an amount from the employee’s wages for this. In the case of the minimum wage, this deduction may still be a maximum of 25% of that wage in 2025.

Phasing out and abolition

The government believes that the deduction can encourage a model of earning and dependence on the employee. This can lead to the exploitation of migrant workers. The government therefore wants to abolish the scheme.

The proposal is to reduce the deduction by 5% per year from 2026 and to completely abolish the possibility of deducting housing costs from the statutory minimum wage from 2030.

 Year  Maximum deduction percentage
2025  25
2026  20
2027  15
2028  10
2029  5
2030  0

Tip! Employers will still be allowed to provide housing for their employees from 2030 onwards. However, it will no longer be possible to deduct part of the costs from the statutory minimum wage.

Internet consultation

The proposal has been submitted for internet consultation. Responses to the proposal can be submitted until June 6, 2025.

Advieswijzer Verenigingen en Stichtingen

By nieuws

Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten. Zo kunt u tijdig inspelen op veranderingen en hiermee uw voordeel doen.

Een aantal belangrijke actualiteiten hebben wij daarom voor u op een rij gezet, zoals:

  • Wat is het verschil tussen een ANBI en een SBBI?
  • Is uw instelling een ANBI of een SBBI?
  • Moet u vennootschapsbelasting betalen?
  • Komt u in aanmerking voor vrijwilligersaftrek en hoeveel mag u uw vrijwilligers vergoeden?
  • Wat houdt de kantineregeling in?

Wanneer ANBI?

Schenken

ANBI staat voor algemeen nut beogende instelling. Uw vereniging of stichting kan alleen een ANBI zijn als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut en door de Belastingdienst als een ANBI is aangemerkt. Om een ANBI te kunnen zijn, moet aan een groot aantal voorwaarden en verplichtingen worden voldaan. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

Let op! Een ANBI moet verplicht een groot aantal gegevens op haar internetsite publiceren. Zo moet een ANBI de balans, de staat van baten en lasten en een toelichting hierop binnen zes maanden na het boekjaar op de site zetten. Zorg dat uw vereniging of stichting aan deze verplichting voldoet. Welke gegevens een ANBI nog meer moet publiceren, staat op de site van de Belastingdienst.

Bewijslast

Als een instelling als ANBI wil worden aangemerkt, ligt de bewijslast bij de instelling dat met de activiteiten van de instelling het algemeen belang wordt gediend. Het algemeen belang moet niet alleen statutair zijn vastgelegd, maar de activiteiten van de ANBI moeten ook hiermee in overeenstemming zijn. Dit betekent dat de werkzaamheden van de ANBI gericht moeten zijn op concrete doelen die tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. In een recente rechtszaak richtte een vereniging zich op activiteiten in het kader van het algemeen nut, maar ook op activiteiten met het oog op ontspanning en vermaak van de leden. Zonder nadere onderbouwing waren laatstgenoemde activiteiten niet aan te merken als gericht op het algemeen belang. Nu deze onderbouwing ontbrak, was de ANBI-status terecht geweigerd, aldus de rechtbank.

In een andere rechtszaak stond de vraag centraal of een stichting die als doel had om eenzaamheid te bestrijden, voldeed aan de eisen voor een ANBI. De stichting probeerde genoemd doel te bereiken door via een site eenzame mensen met elkaar in contact te brengen met dezelfde interesses. Ook organiseerde de stichting burenhulp. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de stichting voldeed aan de voorwaarden die gelden voor een ANBI. De activiteiten van de stichting konden namelijk worden aangemerkt als ‘welzijn’, een begrip dat volgens wetsgeschiedenis ruim moet worden geïnterpreteerd, aldus de rechtbank.

Voordelen ANBI

De status van ANBI heeft een groot aantal voordelen. Zo betaalt een ANBI geen schenk- of erfbelasting over schenkingen en erfenissen die zij gebruikt voor het algemeen belang, komt een ANBI in aanmerking voor teruggaaf van een deel van de energiebelasting, bestaan er in de vennootschapsbelasting een aantal fiscale voordelen en zijn giften aan een ANBI bij de schenker onder voorwaarden aftrekbaar in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

ANBI oprichten

Wie een ANBI wil oprichten, kan tegenwoordig terecht op een speciale website van de Belastingdienst. De website biedt informatie over ANBI’s, bevat een link naar een aanvraagformulier voor een ANBI en biedt de mogelijkheid in contact te komen met het zogenaamde ANBI-team van de Belastingdienst. De speciale site is met name bedoeld voor degenen die een kleinere of middelgrote ANBI willen oprichten en de aanvrager te helpen bij zijn aanvraag om – via een praktische uitleg – zaken inzichtelijker te maken.

Bestedingscriterium verduidelijkt

Een ANBI mag niet meer vermogen aanhouden dan nodig voor het uitvoeren van haar activiteiten als ANBI. Onlangs is verduidelijkt onder welke voorwaarden investeringen en uitgaven zijn toegestaan zonder de ANBI-status in gevaar te brengen. Zo moet een investering door een ANBI het doel van de ANBI rechtstreeks bevorderen of verwezenlijken. Ook mag de uitgave geen zakelijke activiteit betreffen primair bedoeld om voordeel te behalen. Verder is bepaald dat als geïnvesteerd wordt via een organisatie, ook deze organisatie het bedrag moet gebruiken in lijn met het doel van de ANBI. 

Ook is verduidelijkt dat bestuurders van de ANBI niet bij een investering in een organisatie betrokken mogen zijn. Daarnaast is bepaald dat de investering in de administratie en het beleidsplan als investering van algemeen nut moeten worden opgenomen. 

Let op! ANBI’s die niet of nog niet voldoen aan de gestelde voorwaarden, dienen dit te melden bij hun inspecteur. Deze kan een termijn stellen waarbinnen alsnog aan de verplichtingen moet worden voldaan. Gebeurt dit niet, dan kan een ANBI de status van ANBI verliezen./p>

Tip! Een ANBI kan door de Belastingdienst ook worden aangewezen als een culturele ANBI. Uw instelling moet dan voor minstens 90% actief zijn op cultureel gebied. Een culturele instelling kan gebruikmaken van een aantal extra faciliteiten.

Wanneer SBBI?

Als uw vereniging of stichting geen ANBI is, is er wellicht wel sprake van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI). Een SBBI is een instelling die geen ANBI is, maar wel een sociaal belang behartigt. Voorbeelden van SBBI’s zijn een muziekvereniging, een sportvereniging, een toneelvereniging of een lokale scoutinggroep. Het voordeel van een SBBI is dat zij geen schenk- of erfbelasting betaalt over schenkingen of erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met ons over de voorwaarden voor een SBBI.

Let op! Over een schenking die een SBBI doet van meer dan € 2.690 (2025) is door de ontvanger van de schenking wel gewoon schenkbelasting verschuldigd, tenzij deze zelf een ANBI of SBBI is.

Actualiteiten vennootschapsbelasting

Vaak zal een stichting of vereniging niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dit is echter wel het geval als sprake is van het drijven van een onderneming. Belangrijke criteria zijn deelname aan het economisch verkeer en het streven naar winst (winstoogmerk).

Let op! In de statuten wordt vaak opgenomen dat de stichting of vereniging geen winstoogmerk heeft. Dit is geen vrijwaring voor de vennootschapsbelasting. Bepalend is vooral de feitelijke aanwezigheid van overschotten.

Winstvrijstelling

Behaalt uw stichting of vereniging winst, dan kan er een vrijstelling van toepassing zijn als de winst onder bepaalde grenzen blijft. De vrijstelling is van toepassing als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar samen niet meer bedraagt dan € 75.000. De vrijstelling geldt voor alle stichtingen en verenigingen.  De volledige vrijstelling is ook van toepassing op stichtingen en verenigingen die nog geen vijf jaar bestaan. Dit is beslist in een arrest van de Hoge Raad. Als een vereniging of stichting voor de vrijstelling in aanmerking komt, past de Belastingdienst deze automatisch toe. Als er aangifte is gedaan, volgt er een nihilaanslag. De Belastingdienst beveelt stichtingen en verenigingen aan om bij de aangifte te vermelden dat de vrijstelling van toepassing is. Dit kan door bij ‘expliciet uitspraak Belastingdienst gevraagd’ te vermelden ‘vrijgesteld op grond van artikel 6 Wet Vpb’.

Tip! Bent u van plan te investeren in woningen, is het, indien mogelijk, wellicht een idee om te wachten op de plannen vanUw stichting of vereniging kan ervoor kiezen de vrijstelling niet toe te passen, bijvoorbeeld als u een verlies wilt verrekenen. Deze keuze wordt gemaakt voor een periode van minimaal vijf jaar. Na die tijd kan er opnieuw voor gekozen worden om de vrijstelling niet toe te passen. Als u de vrijstelling niet toe wilt passen, moet u een brief sturen naar het belastingkantoor. Dit moet voordat de aangifte vennootschapsbelasting over het eerste jaar van de periode van vijf jaar is afgehandeld.

Bestedingsreserve

Stichtingen en verenigingen die zijn aangemerkt als culturele ANBI en stichtingen en verenigingen die een sociaal belang behartigen en hun winst voor minstens 70% behalen met behulp van vrijwilligers, kunnen een bestedingsreserve vormen. Voldoet uw instelling aan deze voorwaarden, dan mag (een deel van) de winst voor belastingheffing gereserveerd worden in een bestedingsreserve. Er moet dan wel een bestedingsvoornemen zijn en de gereserveerde winsten moeten in beginsel in het jaar of binnen vijf jaar na afloop van het jaar worden besteed. Na deze termijn valt de bestedingsreserve in de winst.

Aftrek fondswervende activiteiten

Fondswervende activiteiten van een ANBI kunnen in aftrek komen van de winst. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moeten de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Stichtingen en verenigingen die geen ANBI zijn, kunnen – als zij uitsluitend fondswervende activiteiten verrichten – onder voorwaarden de uitkeringen aan een ANBI van de winst in aftrek brengen. Zo moeten ook hier de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Ook moet kenbaar worden gemaakt dat de opbrengst uit de fondswervende activiteiten voor minimaal 90% naar een algemeen nuttig doel gaat en moet de uitkering zijn gedaan binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin de gelden zijn verworven.

Vrijwilligersaftrek

Een ANBI en een SBBI kunnen onder bepaalde voorwaarden gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek in de vennootschapsbelasting. Als SBBI kunt u alleen gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek als de winst voor minstens 70% wordt behaald met behulp van vrijwilligers. Onder de vrijwilligersaftrek kan de winst van uw vereniging of stichting verminderd worden met een fictieve beloning van de vrijwilligers op basis van het minimumloon, verminderd met de daadwerkelijke beloning. Als u aannemelijk maakt dat een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mag u rekening houden met dat hogere loon.

Belastingplicht culturele instellingen

Culturele instellingen kunnen voor de vennootschapsbelasting belaste en onbelaste activiteiten verrichten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een museum, waarbij de winst behaald met de museumwinkel belast is en de winst behaald met de culturele activiteiten onbelast. Als met deze culturele activiteiten een verlies geleden wordt, kan dit verlies echter niet verrekend worden met de winst van de museumwinkel.

Om die reden hebben culturele instellingen de mogelijkheid om te kiezen voor volledige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Bij volledige belastingplicht kan het verlies uit de onbelaste activiteit wel verrekend worden met de winst uit de belaste activiteit. Een dergelijke keuze geldt voor een periode van tien jaar.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Actualiteiten loonbelasting

ANBI’s kunnen gebruikmaken van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting. Is uw stichting of vereniging aangemerkt als ANBI, dan hoeft u geen loonheffing in te houden op een vergoeding aan een vrijwilliger. De vergoeding mag niet meer bedragen dan € 210 per maand en maximaal € 2.100 per jaar (2025). Betaalt u een uurvergoeding, dan beschouwt de Belastingdienst een bedrag van maximaal € 5,60 (of € 3,30 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) per uur als vrijwilligersvergoeding.

Het gebeurt in de praktijk vaak dat een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding. Hierdoor wordt de vergoeding een gift die de vrijwilliger onder voorwaarden kan aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat kan alleen als voldaan wordt aan de drie volgende voorwaarden:

  1. uw organisatie verklaart dat de vrijwilliger recht heeft op de vergoeding;
  2. uw organisatie is bereid en in staat om de vergoeding uit te betalen;
  3. de vrijwilliger kan aanspraak maken op de vergoeding en heeft de vrijheid daarover te beschikken.

Let op! De vrijwilliger kan alleen de kosten aftrekken als de ANBI een ‘vrijwilligersverklaring’ invult. Deze is beschikbaar op de site van de Belastingdienst (zoekterm ‘vrijwilligersverklaring’).

Tip! Is uw vereniging of stichting geen ANBI, maar wel een sportorganisatie of een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen? Dan kunt u ook de vrijwilligersregeling toepassen.

De Belastingdienst heeft aangegeven of het koppelen van een vrijwilligersvergoeding aan een jaarlijkse gift aan een ANBI, als periodieke gift kan worden aangemerkt. Aangegeven wordt dat wanneer een jaarlijkse gift gekoppeld is aan de te ontvangen vergoeding als vrijwilliger bij dezelfde vereniging (ANBI), dit niet leidt tot een periodieke gift. Voor een periodieke gift is namelijk vereist dat minstens vijf jaar hetzelfde bedrag wordt geschonken. Daarbij is ook vereist dat alle geschonken bedragen jaarlijks even groot moeten zijn. Bij een koppeling aan de verdiensten als vrijwilliger is hiervan echter geen sprake. De gift kan in beginsel wel als ‘andere gift’ in aftrek van het inkomen komen, maar dit is fiscaal minder aantrekkelijk. De gift is dan namelijk slechts aftrekbaar voor zover het bedrag meer dan 1% van het verzamelinkomen bedraagt met een minimum van € 60 en kent dan een maximum van 10% van dit verzamelinkomen. Een periodieke gift kan wel deels worden bereikt door een ontkoppeling van de gift en de vergoeding als vrijwilliger. Zo kan een schenkingsovereenkomst worden gesloten, waarbij aan de vereniging minstens vijf jaar lang een vast bedrag wordt geschonken en waarbij de te ontvangen vergoeding als vrijwilliger hiermee wordt verrekend. Is in die situatie de vergoeding echter minder dan de jaarlijks afgesproken gift, dan zal wel het verschil moeten worden bijbetaald door de vrijwilliger.

Actualiteiten omzetbelasting

Vanaf 1 januari 2019 is de sportvrijstelling in de omzetbelasting verruimd. De sportvrijstelling dient verplicht te worden toegepast. De vrijstelling geldt voortaan ook voor diensten die sportorganisaties verlenen aan niet-leden, bijvoorbeeld het verzorgen van een training.

Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onmisbaar is voor de sportbeoefening, vallen voortaan ook onder de vrijstelling. Door aanpassing van de definitie ‘winst beogen’, vallen niet-commerciële organisaties onder de vrijstelling. Het niet beogen van winst wordt verbonden aan de organisatie als geheel.

Het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie is nu belast tegen het lage tarief van 9%. Door de vrijstelling is de voorbelasting vanaf 2019 niet meer aftrekbaar. Om dit nadeel te compenseren, is er een subsidieregeling voor gemeenten en sportorganisaties. De subsidie voor gemeenten bedraagt 17,5% van alle btw-belaste sportuitgaven. Voor sportinstellingen is de subsidie maximaal 20%, met een maximum van € 2,5 miljoen per jaar. Een subsidie van minder dan € 2.500 wordt niet verstrekt. Voor sommige activiteiten in het kader van verduurzaming en toegankelijkheid geldt een extra subsidie van maximaal 10%. Voor sommige activiteiten in het kader van het bevorderen van de veiligheid geldt een extra subsidie van maximaal 30%.

Btw-vrijstelling fondsenwerving

Fondswervende activiteiten van bepaalde aangewezen instellingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw (waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor jeugdwerk, sportverenigingen en culturele, sociale en religieuze instellingen) zijn in het geheel vrijgesteld van btw als de fondswervende leveringen niet meer dan € 68.067 en de fondswervende diensten niet meer dan € 22.689 per jaar bedragen.

Let op! Voor sportverenigingen geldt een afwijkend grensbedrag voor fondswervende diensten van € 50.000. Daarnaast mogen sportverenigingen geen gebruikmaken van de kantineregeling. Dit betekent dat de kantineontvangsten meetellen voor het maximumbedrag van de fondswervende leveringen van € 68.067 per jaar.

Bij overschrijding van een van de grensbedragen komt de fondsverwerving in de normale heffing van de btw terecht. Dit geldt niet als de overschrijding veroorzaakt wordt door bijzondere, eenmalige omstandigheden of als de overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien. De grensbedragen voor leveringen en diensten gelden onafhankelijk van elkaar. Overschrijding in één categorie betekent dus niet automatisch dat de andere categorie ook in de btw betrokken moet worden.

Tip! Giften, donaties en contributies (zonder expliciete tegenprestatie) worden voor de grensbedragen niet meegerekend.

Bepaalde organisaties, bijvoorbeeld muziekverenigingen, dorpshuizen en buurtverenigingen, kunnen de kantineregeling toepassen. De kantineontvangsten zijn dan vrijgesteld als deze inclusief btw niet meer bedragen dan € 68.067 per jaar. Deze vrijstelling geldt naast de vrijstelling voor fondsenwerving. Dit betekent dat de kantineontvangsten niet meetellen voor de grensbedragen.

Overige actualiteiten

Besturen van verenigingen en stichtingen hebben (d.d. 1 juli 2021) met extra regels te maken. Dit is het gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).

De WBTR is bedoeld om wanbestuur binnen verenigingen en stichtingen zo veel mogelijk te voorkomen. Met de WBTR wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de regels die al gelden voor besturen van nv’s en bv’s. Onder meer is de aansprakelijkheid van bestuurders uitgebreid met aansprakelijkheid bij faillissement als er sprake is van een ernstig verzuim, bijvoorbeeld als voor bepaalde risico’s geen verzekering is afgesloten. Verder is nieuw dat een bestuurder van een vereniging of stichting niet mag deelnemen aan vergaderingen over een bepaald onderwerp als hij ook een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging of stichting. Ook mag hij in die gevallen niet deelnemen aan de besluitvorming.

Een andere wijziging is dat een bestuurder voortaan nooit meer stemmen kan uitbrengen dan de rest van het bestuur samen. Een bestaande afwijkende statutaire regeling is geldig tot 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging als dit eerder is. Verder is geregeld dat als in een vereniging of stichting met een klein bestuur geen van de bestuursleden nog in functie is of afwezig is, formeel geen besluiten meer genomen kunnen worden. De statuten dienen dan te bepalen hoe besluiten dan toch genomen kunnen worden, bijvoorbeeld via een commissie.

Convenant Belastingdienst en organisaties goede doelen

Goede doelen hebben vanaf 2019 nog maar te maken met één loket voor het aanvragen van een erkenning en van de ANBI-status. Hiertoe hebben organisaties van goede doelen met de Belastingdienst een convenant afgesloten. Om fraude te voorkomen, kunnen goede doelen een erkenning aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Zo weten donateurs dat ze te maken hebben met een bonafide organisatie. Daarnaast kunnen goede doelen de ANBI-status aanvragen. De aanvraag verloopt nu nog digitaal via de Belastingdienst.

De kwaliteitseisen voor het verkrijgen van de erkenning zijn gelijk aan die voor de ANBI-status. Een aparte aanvraag bij de Belastingdienst is dan dus niet meer nodig. De fiscus behoudt zich wel het recht voor altijd zelf de ANBI-status te kunnen toetsen.

Giftenaftrek: bewijs vereist

Donateurs moeten hun gift kunnen bewijzen om deze af te kunnen trekken. Een ontvangstbewijs of verklaring is hiervoor niet voldoende. Het is daarom aan te bevelen dat giften per bank worden overgemaakt en niet cash. Contante giften zijn per 2021 niet langer aftrekbaar.

Hogere giftenaftrek culturele ANBI

Voor giften aan culturele ANBI’s geldt een hogere giftenaftrek. Particulieren mogen deze giften voor de giftenaftrek verhogen met 25% (met een maximum van € 1.250 per jaar). Ondernemingen in de vennootschapsbelasting mogen een gift aan een culturele ANBI verhogen met 50% (met een maximum van € 2.500 per jaar).

Gift aan steunstichting SBBI

Een steunstichting SBBI is een stichting die speciaal is opgericht om geld in te zamelen voor een jubileum van een SBBI op het gebied van sport en muziek. Een gift aan een steunstichting SBBI is aftrekbaar.

Let op! Een steunstichting moet voldoen aan bepaalde voorwaarden. Kijk hier voor meer informatie.

Periodieke gift eenvoudiger

De eis van een notariële akte voor de aftrekbaarheid van een periodieke gift is met ingang van 2014 vervallen. Een periodieke gift aan een ANBI of een niet-vennootschapsbelastingplichtige vereniging met minimaal 25 leden is vanaf die datum ook volledig aftrekbaar als deze gift wordt vastgelegd in een onderhandse akte van schenking. De eis dat de periodieke gift alleen aftrekbaar is als deze is vastgelegd voor een looptijd van minimaal vijf jaar (of eindigt bij eerder overlijden) is wel blijven bestaan.

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten, waaronder stichtingen en verenigingen, bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. Entiteiten die hieraan niet voldoen, kunnen te maken krijgen met sancties. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. U kunt een vereniging of stichting registreren in het UBO-register via de KVK.

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiekelijk toegankelijk te maken. Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is volgens een uitspraak van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register per 22 november 2022 geschrapt.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Chatfunctie Belastingdienst voor startende ondernemers

By nieuws

Startende ondernemers kunnen tegenwoordig bij korte vragen aan de Belastingdienst gebruikmaken van een chatfunctie. Op de site van de Belastingdienst is daarvoor op werkdagen tussen 9.00 uur en 16.00 uur een chatvenster zichtbaar.

Let op! Ontbreekt het venster, dan is de functie tijdelijk niet beschikbaar.

Starters op weg helpen

Belastingdienst

Doel van de chatfunctie is om startende ondernemers met fiscale vragen eenvoudig op weg te kunnen helpen, bijvoorbeeld met betrekking tot vragen over de auto van de zaak, de btw, het urencriterium of over aftrekbare kosten.

Beperkingen

De chatfunctie is niet beschikbaar voor alle vragen op fiscaal gebied. Zijn persoonlijke gegevens nodig, dan is hiervoor de chatfunctie niet beschikbaar. Ook starters met een bv kunnen de chatfunctie niet gebruiken.

Videobellen

Naast chatten kunnen starters ook videobellen met de Belastingdienst. Op de site van de Belastingdienst kan een datum en tijd worden gekozen. Ook kan er gekozen worden voor een gesprek in het Engels. Een gesprek mag maximaal 45 minuten duren. Omdat de Belastingdienst de privacy wil waarborgen, worden de gesprekken niet opgeslagen.

Omgangsvormen

De Belastingdienst gaat ervan uit dat de normale omgangsvormen worden gerespecteerd. Ongewenst gedrag, zoals bedreiging of belediging, wordt niet geaccepteerd.