Skip to main content
Category

nieuws

Beperking aftrek pensioen kan tot schending gelijkheidsbeginsel leiden

By nieuws

Belastingplichtigen die pensioen ontvangen en dit na een echtscheiding deels aan hun ex-partner moeten doorbetalen, kunnen te maken krijgen met een schending van het gelijkheidsbeginsel. Het gerechtshof in Den Haag acht dit onterecht en stelde de aftrekbeperking van het doorbetaalde pensioen in een rechtszaak onlangs buiten werking.

Echtscheiding voor of na 1 mei 1995 pakt verschillend uit

Strategie

In bovengemelde zaak ging het om een belastingplichtige die vóór 1 mei 1995 van zijn partner was gescheiden. In die gevallen moet opgebouwd pensioen dat aan de ex-partner toekomt, via verrekening aan hem of haar wordt toebedeeld. De pensioengerechtigde ontvangt weliswaar het hele pensioen, maar moet het deel dat aan de ex-partner toekomt aan hem of haar doorbetalen.

Voor degenen die op of ná 1 mei 1995 zijn gescheiden, geldt de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS). Dit betekent dat in die gevallen de ex-partner zijn of haar deel van het pensioen rechtstreeks van het pensioenfonds ontvangt.

Invloed tariefmaatregel

Bovengenoemd verschil in behandeling kan slecht uitpakken voor pensioengerechtigden die vóór 1 mei 1995 zijn gescheiden. Dit is het gevolg van de in 2020 ingevoerde tariefmaatregel, die ervoor zorgt dat uw persoonsgebonden aftrekposten nog maar beperkt aftrekbaar zijn. In 2025 is dit tegen maximaal 37,48%. Het aan de ex-partner doorbetaalde pensioen is door de tariefmaatregel namelijk aftrekbaar tegen maximaal 37,48%, terwijl de pensioengerechtigde hierover zelf wellicht meer belasting betaalde.

Gelijkheidsbeginsel

In bovengemelde zaak komt het Hof tot de conclusie dat genoemd gevolg in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het Hof stelt de tariefmaatregel dan ook buiten werking en staat aftrek van het doorbetaalde pensioen toe, zonder met de tariefmaatregel rekening te houden.

Nieuw voorstel Zelfstandigenwet in internetconsultatie

By nieuws

Een nieuw initiatiefwetsvoorstel met betrekking tot de positie van zelfstandigen ligt van 26 mei tot en met 23 juni 2025 ter internetconsultatie. Wat zijn de punten uit dit initiatiefwetsvoorstel?

Initiatiefwetsvoorstel

Handtekening

Dit initiatiefwetsvoorstel moet een einde maken aan de onduidelijkheid en onrust rond de status van zzp’ers, die is ontstaan sinds begin dit jaar een einde is gekomen aan het handhavingsmoratorium. Verder moet de nieuwe wet beter aansluiten bij de moderne arbeidsmarkt  ̶  wil je wel of niet als zzp’er gaan werken  ̶  door duidelijkheid te geven over hun status: zijn ze zelfstandige of werknemer.

Zelfstandigentoets en werkrelatietoets

In het wetsvoorstel wordt een duidelijk wettelijk toetsingskader voorgesteld om te bepalen wanneer als zelfstandige kan worden gewerkt. Er komen twee toetsen waar een zelfstandige aan moet voldoen om als zelfstandige te werken: de zelfstandigentoets en de werkrelatietoets. Hierdoor wordt duidelijkheid gecreëerd, waardoor partijen achteraf niet met naheffingen of boetes geconfronteerd worden.

Voorwaarden zelfstandigen- en werkrelatietoets

De voorwaarden uit de zelfstandigentoets zijn:

  • Er is sprake van werken voor eigen rekening en risico.
  • De werkende voert een deugdelijke administratie voeren.
  • De werkende gedraagt zich in het economisch verkeer als zelfstandig ondernemer.
  • De werkende heeft een adequate voorziening getroffen tegen het risico van arbeidsongeschiktheid (zelfstandigen gaan zelf over de invulling hiervan).
  • De werkende heeft een proportionele bijdrage voor een voorziening bij pensionering. Het is aan zelfstandigen zelf om dit op hun manier in te vullen.

De voorwaarden uit de werkrelatietoets zijn:

  • Er is sprake van vrijheid van organisatie van werk.
  • Er is sprake van vrijheid van organisatie van de werktijd.
  • Er is geen sprake van hiërarchische controle.
  • De partijen hebben de bedoeling om anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid te verrichten.

Rechtsvermoeden op sectoraal niveau

Daarnaast introduceert het wetsvoorstel nog de mogelijkheid om op sectoraal niveau een rechtsvermoeden te introduceren voor sectoren met een verhoogd risico op schijnzelfstandigheid.

Let op! Uiteraard blijven hiernaast de feitelijke omstandigheden relevant.

Toetsingscommissie

In het wetsvoorstel is een aparte toetsingscommissie opgenomen die werkrelaties waar nodig kan beoordelen, om zodoende duidelijkheid aan de markt kan geven. De uitgevoerde beoordelingen zijn openbaar en bindend voor handhavende instanties, zoals de Belastingdienst.

Rechtsvermoeden op basis van uurtarief

Verder wordt in het initiatiefwetsvoorstel de introductie van het rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van een uurtarief voorgesteld, dat feitelijk een bodem in de markt voor zzp’ers legt, zoals dat is opgenomen in de conceptwet VBAR.

Internetconsultatie

De internetconsultatie staat open van 26 mei tot en met 23 juni 2025.

Ook massaalbezwaarprocedure voor belastingrente IB

By nieuws

Bezwaren tegen de belastingrente op aanslagen inkomstenbelasting zijn vanaf 8 mei 2025 ook aangewezen als massaal bezwaar. Hetzelfde geldt voor andere belastingen, zoals de loonbelasting en omzetbelasting. Om mee te doen, moet u wel op tijd bezwaar maken.

Belastingrente in strijd met evenredigheidsbeginsel

Juridisch

Rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 7 november 2024 dat de belastingrente die de Belastingdienst berekent over aanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn veel bezwaarschriften tegen de belastingrente bij de Belastingdienst binnengekomen.

Aanwijzing massaal bezwaar

Daarom zijn vanaf 7 februari 2025 de bezwaren tegen de vanaf 1 oktober 2020 in rekening gebrachte belastingrente voor de Vpb aangewezen als massaal bezwaar. Dit gold echter nog niet voor de bezwaren tegen de in rekening gebrachte belastingrente voor de IB. Daar is met ingang van 8 mei 2025 verandering in gekomen. Vanaf die datum zijn ook de bezwaren tegen de vanaf 1 oktober 2020 in rekening gebracht belastingrente voor de IB en onder meer de erfbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting en de bpm als massaal bezwaar aangewezen.

Wat betekent dit?

De aanwijzing als massaal bezwaar betekent dat de Belastingdienst nu nog geen uitspraak doet op deze bezwaren, maar deze aanhoudt. Als de diverse vragen over de belastingrente in de rechtspraak definitief zijn beantwoord, doet de Belastingdienst één gezamenlijke collectieve uitspraak op alle bezwaren.

Wel tijdig bezwaar maken!

U kunt bij deze massaalbezwaarprocedure aansluiten. Daarvoor moet u tijdig, dat wil zeggen binnen zes weken na dagtekening van de aanslag, bezwaar maken tegen de belastingrente.

Let op! U kunt nu dus niet achteroverleunen en de gerechtelijke uitspraken afwachten, maar u moet bij een aanslag met belastingrente in actie komen!

Uitspraak bezwaar vóór 7 mei of 7 februari 2025?

Maakte u bezwaar, maar deed de Belastingdienst al vóór 7 mei 2025 uitspraak op dit bezwaar? Dan valt u niet onder het massaal bezwaar. U moet dan in beroep bij de rechtbank om uw rechten veilig te stellen. Deze bepaling geldt voor de IB en onder meer de erfbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting en de bpm.

Let op! Voor de belastingrente op een aanslag Vpb geldt dat u niet onder het massaal bezwaar valt, als de Belastingdienst vóór 7 februari 2025 al uitspraak deed.

Andere werkwijze bij voorlopige aanslagen

Is op een voorlopige aanslag belastingrente berekend, dan geldt een andere – helaas omslachtige – werkwijze. Tegen de belastingrente op een voorlopige aanslag kunt u namelijk niet rechtstreeks in bezwaar. U moet eerst een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag indienen. De Belastingdienst wijst dit verzoek dan af en daartegen kunt u in bezwaar. Als dit bezwaar tijdig is gedaan, valt dit in de massaalbezwaarprocedure.

Let op! U kunt niet volstaan met alleen een bezwaar tegen de definitieve aanslag waarmee de voorlopige aanslag verrekend wordt. De belastingrente, die berekend is op de voorlopige aanslag, loopt dan namelijk niet in het bezwaar mee. U moet daarom ook een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag doen én tegen de afwijzing daarvan bezwaar maken.

Nog andere bezwaren?

Zijn in uw bezwaar ook nog andere bezwaren opgenomen dan de belastingrente, dan doet de Belastingdienst op die andere bezwaren wel al een uitspraak. Wijst de Belastingdienst deze andere bezwaren (gedeeltelijk) af, dan kunt u daartegen in beroep bij de rechtbank.

Tip! Heeft u vragen over uw situatie en wat u moet doen? Neem dan contact op met een van onze adviseurs. Wij helpen u graag verder.

Advieswijzer Btw en buitenland

By nieuws

Levert u goederen over de grens of verricht u diensten aan afnemers buiten Nederland, dan zult u zich moeten verdiepen in de mogelijke btw-verplichtingen in andere landen. Moet ik btw in rekening brengen? Welk tarief moet ik toepassen? Wie moet de btw afdragen? In welk land moet de btw worden betaald? Hoe moet ik betaalde btw terugvragen?

In deze advieswijzer wordt op hoofdlijnen nader ingegaan op btw-verplichtingen waarmee u te maken kunt krijgen als u zakendoet met het buitenland.

Waar en door wie is btw verschuldigd?

Internationaal

Om te bepalen waar – in Nederland of in het buitenland – btw verschuldigd is, is het essentieel om eerst vast te stellen waar de prestatie wordt verricht. Is dit in Nederland, dan heeft u te maken met Nederlandse btw-verplichtingen. Is dit in het buitenland, dan heeft u te maken met btw-verplichtingen in het buitenland.

Let op! De plaats waar u zich bevindt op het moment dat u een prestatie verricht, is lang niet altijd de plaats waar de prestatie verricht wordt voor de btw. Maak daarom niet de vergissing om automatisch aan te nemen dat bijvoorbeeld een dienst die u in Nederland verricht, ook daadwerkelijk in Nederland belast is.

De regels om vast te stellen waar de prestatie verricht wordt, zijn niet eenvoudig. Van belang is om in ieder geval onderscheid te maken tussen de levering van goederen en het verrichten van diensten. Voor beide categorieën gelden namelijk andere regels.

Tip! Bepalen de regels dat uw prestatie in het buitenland verricht wordt, dan hoeft u lang niet altijd in het buitenland ook daadwerkelijk btw te betalen. In veel gevallen kan namelijk binnen de EU een verleggingsregeling worden toegepast, waarbij u de btw kunt verleggen naar uw afnemer. Deze zal dan zorg moeten dragen voor de afdracht van de buitenlandse btw.

Levering van goederen

Levering van goederen aan een ondernemer in de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer in de EU zal over het algemeen sprake zijn van een intracommunautaire levering (ICL) tegen het 0% btw-tarief. Voorwaarde is dat de goederen vanuit Nederland naar een ander EU-land worden vervoerd en dat u over het btw-identificatienummer beschikt van de in dat EU-land gevestigde ondernemer.

Tip! U kunt het btw-identificatienummer van uw afnemer checken op deze site.

U berekent 0% btw, maar geeft deze levering wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte en in uw opgaaf intracommunautaire prestaties. Uw buitenlandse afnemer verricht in het andere EU-land een intracommunautaire verwerving (ICV) en draagt daar de btw af tegen het daar geldende btw-tarief (maar kan deze btw over het algemeen in zijn aangifte ook weer in aftrek brengen).

Voorbeeld
U levert goederen aan een ondernemer in Frankrijk met een Frans btw-identificatienummer. De goederen worden in verband met de levering vanuit Nederland naar Frankrijk vervoerd. Deze levering betreft een ICL. Voor de btw vindt de levering plaats in Nederland tegen het 0% btw-tarief. Uw Franse afnemer verricht in Frankrijk een ICV. Hij draagt de btw hierover in Frankrijk af tegen het daar geldende btw-tarief.

Levering van goederen aan particulieren in de EU vanaf 1 juli 2021

Vanaf 1 juli 2021 geldt een nieuwe EU-btw-richtlijn voor e-commerce en zijn er nieuwe regels voor de btw op afstandsverkopen aan consumenten en ondernemers die niet btw-plichtig zijn en die in andere lidstaten van de EU wonen.

Uniform drempelbedrag

Vanaf 1 juli 2021 geldt één uniform drempelbedrag van € 10.000 voor de levering van goederen aan consumenten in de EU buiten Nederland. Dit drempelbedrag geldt voor alle verkopen aan consumenten in de EU buiten Nederland, dus inclusief de verkoop van digitale diensten. Blijft de ondernemer onder het drempelbedrag, dan berekent hij het Nederlandse btw-tarief en doet hij hier aangifte. Het transport moet dan wel in Nederland beginnen.

Let op! Als de drempel van € 10.000 in enig jaar wordt overschreden, moet direct worden gestart met de berekening van buitenlandse btw en mag de drempel van € 10.000 niet langer worden gebruikt, ook niet in het volgende kalenderjaar.

Het nieuwe drempelbedrag van € 10.000 geldt niet per lidstaat, maar voor alle lidstaten tezamen. Alleen als het totaal van alle afstandsverkopen aan consumenten in alle andere lidstaten niet meer dan € 10.000 bedraagt, is de uitzondering van toepassing.

Het is ondernemers toegestaan te kiezen voor btw-heffing in het buitenland en dus geen gebruik te maken van het drempelbedrag van € 10.000. Deze keuze moet de ondernemer op tijd melden bij de Belastingdienst. De keuze gaat namelijk pas in op de eerste dag van het op de melding volgende kalenderkwartaal. Wil de ondernemer de keuze in laten gaan met ingang van de datum van de eerste digitale dienst of afstandsverkoop, dan moet de melding uiterlijk de 10e van de daaropvolgende maand bij de Belastingdienst binnen zijn. Keuze voor btw-heffing in het buitenland kan voordelig zijn als het btw-tarief op de prestaties lager ligt dan in Nederland en met de klant een prijs inclusief btw is afgesproken. Ook kan via de buitenlandse btw-aangifte de buitenlandse voorbelasting van dat land worden teruggevraagd. Uiteraard brengt het wel extra administratieve lasten met zich mee.

Let op! Voorgaande btw-regels gelden alleen als de goederen worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van of door indirecte tussenkomst van de leverancier. Is uw situatie anders, dan kunnen andere btw-regels gelden. Neem voor bij twijfel over uw specifieke situatie contact met ons op.

Eénloketsysteem

Komen de afstandsverkopen boven het drempelbedrag uit of is vrijwillig gekozen om het drempelbedrag niet toe te passen, dan berekent de ondernemer de btw van het land waar de goederen heengaan. De ondernemer moet de btw daar ook afdragen en er aangifte doen. Hij kan echter ook kiezen voor een eenvoudig éénloketsysteem.

In dit éénloketsysteem kan de ondernemer de in andere EU-landen verschuldigde btw aangeven en afdragen bij de Nederlandse Belastingdienst. Hij moet zijn bedrijf dan aanmelden voor de ‘Unieregeling’ binnen het éénloketsysteem van de Belastingdienst. Zij zorgen dan dat de verschuldigde btw aan de diverse EU-landen wordt doorbetaald. Aanmelding kan via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Tip! Bij toepassing van de Unieregeling gelden voor facturering de Nederlandse btw-regels. Dit betekent dat u voor de afstandsverkopen niet verplicht bent om een factuur uit te reiken.

Via het éénloketsysteem kan geen voorbelasting worden teruggevraagd. Als er buitenlandse btw in rekening is gebracht, moet die worden teruggevraagd via een teruggaafverzoek buitenlandse btw. Het rechtstreeks terugvragen van buitenlandse btw kan wel als ervoor wordt gekozen om in het buitenland btw-aangifte te doen.

Ook niet-EU-ondernemers kunnen zich aanmelden. Hiervoor is een tussenpersoon verplicht. Die moet gevestigd zijn in het land waar de niet-EU-ondernemer zich wil aanmelden.

MOSS is OSS

Leveranciers van digitale e-commercediensten konden voor consumenten binnen de EU al gebruikmaken van een éénloketsysteem, het zogenaamde MOSS-systeem. Dit systeem is per 1 juli 2021 getransformeerd tot OSS en geldt dat dit gebruikt kan worden wanneer e-commercediensten en afstandsverkopen samen een omvang hebben van meer dan € 10.000 of wanneer vrijwillig is gekozen om het drempelbedrag niet toe te passen.

Levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU, is sprake van export als de goederen naar een land buiten de EU worden vervoerd. Over export bent u 0% btw verschuldigd. Voorwaarde hiervoor is wel dat u kunt aantonen dat de goederen de EU hebben verlaten. U berekent 0% btw, maar geeft deze export wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte.

Overige leveringen

Hiervoor zijn de hoofdregels voor de levering van goederen beschreven. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij de regels anders uitwerken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de levering van nieuwe of bijna nieuwe vervoermiddelen of aan ABC-leveringen. Dit zijn leveringen waarbij de goederen door A aan B worden verkocht en vervolgens door B aan C doorverkocht. De goederen worden echter rechtstreeks door A aan C geleverd. Denk ook aan het geval van dropshipping (webshop koopt en verkoopt door, maar de leverancier van de webshop vervoert of verzendt de goederen rechtstreeks naar de particulier die op de webshop bestelde). Voor deze situaties kunnen andere regels gelden.

Tip! Overleg altijd met onze adviseurs over de btw-regels die in uw specifieke situatie van toepassing zijn.

Verrichten van diensten

Diensten aan een ondernemer in de EU

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een ondernemer uit een ander EU-land belast in het land van uw afnemer. U berekent dan geen Nederlandse, maar ook geen buitenlandse btw. U verlegt de btw namelijk naar uw afnemer en uw afnemer geeft de btw aan in zijn eigen land (tegen het daar geldende btw-tarief). U geeft de dienst wel aan in uw eigen btw-aangifte en uw opgaaf intracommunautaire prestaties.

Let op! Op deze hoofdregel gelden uitzonderingen. Bijvoorbeeld als de dienst betrekking heeft op onroerende zaken, het verlenen van toegang tot bepaalde evenementen, verhuur van een vervoermiddel voor een korte periode, personenvervoer of restaurant- of cateringdiensten. Laat u daarom altijd vooraf goed informeren door onze adviseurs over de btw-regels in uw eigen situatie.

Diensten aan een ondernemer buiten de EU

Diensten aan een ondernemer buiten de EU zijn over het algemeen belast in het land van uw afnemer. In de Nederlandse aangifte geeft u hiervan niets aan. Informeer in het land van uw afnemer aan welke verplichtingen u daar moet voldoen.

Diensten aan een particulier

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een particulier in het buitenland belast in Nederland. U berekent hierover Nederlandse btw. Ook hier zijn echter vele uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld bij een dienst met betrekking tot een onroerende zaak, bij vervoersdiensten, restaurantdiensten, bemiddelingsdiensten etc.

Ook voor bepaalde andere diensten, zoals reclame- of adviesdiensten die u verricht aan een particulier buiten de EU, gelden andere regels. Deze diensten zijn over het algemeen belast in het land waar uw particuliere afnemer gevestigd is.

Europese kleineondernemersregeling (KOR)

De kleineondernemersregeling (KOR) geldt voor ondernemers met een omzet tot € 20.000 per jaar die belast is met Nederlandse btw. Als u deelneemt aan de KOR, hoeft u aan uw afnemers geen btw in rekening te brengen. U kunt echter de door u betaalde btw ook niet aftrekken. De KOR is dan ook niet in alle situaties voordelig.

Vanaf 1 januari 2025 in het ook mogelijk de KOR aan te vragen voor EU-landen waar u zaken mee doet. U bepaalt zelf voor welke landen u de KOR aanvraagt. U hoeft daar dan ook geen btw-aangiftes te doen. Wel moet u ieder kwartaal aan de Nederlandse belastingdienst een overzicht verschaffen van de omzet die u in het kwartaal in de EU heeft behaald.

Eisen EU-KOR

Voor de EU-KOR is vereist dat uw hoofdvestiging in Nederland ligt. Uw omzet mag in alle EU-landen inclusief Nederland maximaal €100.000 bedragen. Ook geldt voor de deelnemers de nationale omzetgrens van het EU-land waar ze de vrijstelling willen toepassen. In Nederland bedraagt deze dus € 20.000.

Teruggaaf van in EU betaalde btw

Als u in 2024 als ondernemer ergens in de EU goederen en diensten heeft gekocht, kunt u de btw via de Nederlandse Belastingdienst terugvragen. U moet aan speciale formaliteiten voldoen en uw btw vóór 1 oktober 2025 terugvragen. Te laat teruggevraagde btw wordt mogelijk niet terugbetaald. Bij in de EU betaalde btw kunt u denken aan btw op getankte brandstof of bijvoorbeeld aan btw op een taxirit of een hotelovernachting tijdens een congres. Het gaat dus om alle btw op zakelijk aangeschafte goederen en diensten, door u of door een van uw medewerkers.

Inloggegevens

Als u btw wilt terugvragen, moet dat digitaal via de volgende site: eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Daarvoor dient u over inloggegevens te beschikken. Vraagt uw adviseur de btw voor u terug, dan heeft u allebei inloggegevens nodig. Heeft u in een voorgaand jaar al btw teruggevraagd uit een EU-land, dan heeft u reeds inloggegevens en dient u die te gebruiken. U kunt geen nieuwe aanvragen, dus bel met de Belastingtelefoon als u ze kwijt bent. Is het de eerste keer dat u btw uit de EU terugvraagt, vraag dan inloggegevens aan via het formulier op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl, zoekterm ‘aanvraag inloggegevens’). U moet dit formulier invullen, afdrukken en opsturen. Dit kan tot vier weken duren.

Indienen verzoek tot teruggave

Als u met uw gegevens bent ingelogd, kunt u een verzoek tot teruggave van betaalde btw indienen. Dit moet u per EU-land specificeren. Van de aangeschafte goederen en diensten moet u onder meer de factuurdatum en het factuurnummer invullen. Voor teruggave van de btw uit sommige landen moet u facturen meesturen; ook dit kan alleen digitaal. Let op! Uw verzoek om teruggave van in 2024 betaalde btw moet per land minstens € 50 aan btw betreffen en moet vóór 1 oktober 2025 ingediend worden. Onder deze drempel beslist het betreffende land zelf of het uw btw terugbetaalt. Grotere bedragen kunt u al in de loop van het kalenderjaar terugvragen, als het bedrag minstens € 400 per drie maanden is.

Tot slot

De btw-wetgeving is niet eenvoudig. Er gelden hoofdregels, maar het zijn met name de uitzonderingen hierop die het ingewikkeld maken. Bijna geen enkele situatie is echt standaard. Overleg daarom met onze adviseurs over de btw-regels voor uw eigen, specifieke situatie.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Advieswijzer Alternatieve financieringsvormen

By nieuws

Voor mkb-bedrijven is het niet eenvoudig om geld te lenen bij een bank. Gelukkig is er een nieuwe financieringsmarkt ontstaan, een markt die complementair kan zijn aan de zo vertrouwde bancaire financiering. Daarnaast biedt ook de overheid u soms nog extra financieringshulp. Welke alternatieve mogelijkheden zijn er?

Private financiering

Grafiek

Welke ondernemer kent ze niet: de private financiers. Of het nu familie, vrienden of zakenrelaties zijn, voor velen zijn ze bij de start van een bedrijf onmisbaar om aan aanvullend kapitaal of een geldlening te komen. Toch biedt dit persoonlijke netwerk niet altijd uitkomst. Naarmate de financieringsbehoefte, de risico’s, de omvang en complexiteit van uw plannen toenemen, zult u sneller op zoek moeten naar andere financieringsvormen, als alternatief of aanvullend. De particuliere financieringsmarkt kent een breed palet aan potentiële geldschieters.

Tip! Denk bij alternatieve financieringsbronnen ook aan leverancierskrediet, hypotheekbanken, leasemaatschappijen, huur en factoring. Voor uw liquiditeitspositie het overwegen waard!

Business angels

Deze ‘angels’ worden ook wel informal investors genoemd. Het zijn veelal particulieren en voormalig ondernemers die, al dan niet verenigd, hun kennis, ervaring, netwerk en kapitaal inzetten voor startende of jonge, veelal innovatieve ondernemingen. Voor deze investeerders draait het om een goed plan en geloof in de ondernemer. Wat ze ook hebben, is de wil om risicodragend te investeren. De ondernemer ontvangt risicokapitaal. De informal investor krijgt een aandeel in de zeggenschap, het eigendom of de winst van de onderneming.

Tip! Informeer ook naar initiatieven van business angels en bijeenkomsten bij u in de regio of daarbuiten. Zij brengen ondernemers en investeerders bij elkaar.

Private equity

Investerings- en participatiemaatschappijen, ook wel private equity genoemd, zijn doorgaans private maatschappijen waarin kleinere en grotere beleggers en/of investeerders zijn verenigd. Zij kunnen zorgen voor het benodigde risicodragend vermogen dat u als ondernemer nodig heeft om bij andere financiers met succes uw kredietbehoefte te regelen. Risicodragend vermogen kan worden verstrekt in de vorm van zowel aandelenkapitaal als een (achtergestelde) lening. De drijfveer van private equity is rendement!

Kredietunie: een financieringsvorm in een coöperatief jasje

De kredietunie is een coöperatieve kredietvereniging van mkb-ondernemers. Doel van een kredietunie is om via een gemeenschappelijke kas geld uit te lenen aan collega-ondernemers binnen een sector of regio. Zowel kredietgevers als kredietnemers zijn lid en mede-eigenaar van de coöperatie. De kredietunie heeft geen winstoogmerk en wil voorzien in het verlenen van krediet van €50.000 tot € 250.000. Onder voorwaarden zijn hogere bedragen ook mogelijk. Verliezen en levende have worden in het algemeen niet door een kredietunie gefinancierd. De looptijd van de leningen ligt tussen de 1 en 10 jaar.

Crowdfunding

Deze financieringsvorm wint snel aan populariteit. Het is een internetmarktplaats voor financiering. Hoe werkt het? De ondernemer plaatst het idee of plan op een van de crowdfundingplatforms en doet een beroep op meerdere particuliere investeerders om te financieren. De kredietvraag, rente en looptijd bepaalt u zelf. Wilt u de geldverschaffers in ruil voor hun inleg aandelen in het bedrijf of een percentage van de omzet of winst aanbieden, dan kan dat ook. Investeerders kunnen inschrijven tot de inschrijving vol is, waarna uw financiering rond is!

Let op! De regelgeving voor alternatieve financieringsvormen staat nog in de kinderschoenen. Controleer of het crowdfundingplatform beschikt over een AFM-vergunning!

Overheid als cofinancier

Met de helpende hand van de overheid heeft u als ondernemer meer kans van slagen om bij kredietinstellingen een lening te kunnen afsluiten. Ook al zijn uw plannen en de financiële vooruitzichten nog zo goed, zonder voldoende zekerheden zult u de kredietaanvraag al snel zien stranden. Vandaar dat de overheid diverse regelingen in het leven heeft geroepen om de toegang tot de kredietmarkt te vergemakkelijken. Deze regelingen zijn veelal voorzien van soepeler voorwaarden.

Borgstelling MKB-Kredieten (BMKB)

Voor ondernemers met een financieringsbehoefte, maar onvoldoende onderpand, kan de BMKB uitkomst bieden. Deze is bedoeld voor bedrijven met niet meer dan 250 werknemers (fte’s) in dienst en een jaaromzet tot € 50 miljoen of een balanstotaal tot € 43 miljoen. De kredietregels inzake omvang, aflossing en looptijd zijn afhankelijk van het bestedingsdoel en type onderneming. Voorwaarde is wel dat de toekomstperspectieven gunstig zijn en de kredietverstrekker een aanvraag hiervoor indient. In de reguliere regeling betreft het borgstellingskrediet 50% van het krediet dat de bank verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet. De BMKB is verruimd tot en met 1 juli 2027. Bedrijven met een kredietbehoefte tot € 333.333 kunnen driekwart financieren met BMKB-krediet en dus niet maximaal de helft van de kredietverstrekking. Verder is het maximum van het BMKB-krediet tijdelijk verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen. 

Ook is de BMKB verruimd voor investeringen inzake verduurzaming, de BMKB-G (Groen). Deze verruiming is bedoeld voor mkb-ondernemingen met maximaal 250 personeelsleden. Met deze verruiming is de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50 naar 75% van het kredietbedrag. De regeling is toepasbaar op:

  • Bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar ten minste Label C

Tip! Vraag de bank (of de niet-bancaire financierder) bij uw kredietaanvraag of u in aanmerking komt voor de BMKB!

Innovatiekrediet

Heeft u een innovatief idee, maar ontbreken alleen de middelen nog om verder te investeren, dan biedt wellicht het Innovatiekrediet uitkomst. Hiermee kunnen veelbelovende innovatietrajecten worden gefinancierd. Het is een risicodragend krediet. Het krediet voor klinische ontwikkelingsprojecten bedraagt maximaal € 5 miljoen; voor technische ontwikkelingsprojecten bedraagt het krediet maximaal € 10 miljoen. In 2025 is € 10 miljoen voor klinische ontwikkelprojecten beschikbaar, € 10 miljoen voor technische ontwikkelprojecten en € 30 miljoen voor klinische én technische ontwikkelprojecten. Voor beide groepen projecten is in 2025 in totaal dus € 50 miljoen beschikbaar. U kunt het innovatiekrediet aanvragen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl) tot en met 31 december 2025.

Microkrediet

Veel ondernemers zijn al geholpen met een relatief gering krediet. Maar het risicoprofiel belemmert de toegang tot een bankkrediet. Denk dan eens aan microfinanciering. Op dit moment bedraagt het kredietplafond € 50.000 en de rente 9,95%. Daarnaast betaalt u een bedrag aan behandelkosten, dat loopt uiteen van € 375  tot maximaal € 850. Voor ondernemers met een zogenaamde sociale doelstelling is het kredietplafond € 250.000 en bedraagt de rente 7,95%. De regeling staat open voor startende en bestaande ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en wordt uitgevoerd door Qredits Microfinanciering Nederland. Qredits komt alleen in beeld als de bank uw kredietaanvraag heeft afgewezen.

MKB-krediet

Sinds enkele jaren biedt Qredits ook het MKB-krediet aan. Dit is een zakelijke lening aan startende en bestaande ondernemers in het mkb van minimaal € 50.000 en maximaal € 250.000. Deze lening is er speciaal voor ondernemers die een financiering nodig hebben en hiervoor niet bij een bank terechtkunnen. Er geldt wel een aantal voorwaarden. De rente bedraagt 9,95%. Voor ondernemers met een zogenaamde sociale doelstelling bedraagt de rente 7,95%.

Voor bestaande ondernemers die onverwachts extra geld nodig hebben voor hun bedrijf is er het flexibel krediet. Je betaalt daarbij alleen rente over het opgenomen bedrag van je lening. Het maximum bedraagt € 25.000 en de rente bedraagt 1,1% per maand over het opgenomen bedrag. Ook betaalt u 2% aan beheerskosten per jaar en eenmalig een vast bedrag dat varieert van € 375 tot € 650. Speciaal voor de financiering van zakelijk onroerend goed biedt Qredits een hypothecair krediet.

Vroegefasefinanciering

Bent u ambitieus, groeit uw onderneming in de komende periode substantieel in omvang en wilt u onderzoeken of uw idee kans van slagen heeft op de markt, dan is de Vroegefasefinanciering misschien iets voor u. Met een lening uit deze financieringsvorm kan de overheid u ondersteunen om uw idee van de planfase naar de startfase te brengen. Uiteraard moet u de lening, inclusief 7,71% (per 1 januari 2025) rente, terugbetalen. Meer informatie vindt u op RVO.nl.

Garantie Ondernemingsfinanciering

Speciaal voor (middel)grote ondernemingen die hoofdzakelijk actief zijn in Nederland, financieel gezond zijn en toekomstperspectief hebben, is er nog de GO-regeling. Via de GO-regeling kan de bank met 50% overheidsgarantie de benodigde extra zekerheden binnenhalen. Leningen van maximaal € 150 miljoen zijn tot maximaal de helft gegarandeerd. De GO-regeling kunt u aanvragen tot 11 juni 2025 17.00 uur bij de RVO.

Tot slot

De besproken regelingen zijn slechts een selectie uit het groeiende aanbod. Wij kunnen de kansen en de valkuilen met u verkennen om uiteindelijk te komen tot een passende financieringsoplossing.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Ongelijke verdeling huwelijksgoederengemeenschap en verrekenbeding wordt aangepakt

By nieuws

Het kabinet gaat ongelijke verdelingen van een huwelijksgemeenschap en ongelijke verdelingen bij een verrekenbeding fiscaal aanpakken. Een wetswijziging heeft ter consultatie gelegen.

Aanleiding

Juridisch

Aanleiding is de uitkomst van een arrest van de Hoge Raad van begin 2024 waarbij twee echtgenoten huwelijksvoorwaarden aangingen in het zicht van overlijden van een van hen. De Hoge Raad oordeelde dat de ongelijke verdeling – waarbij de langstlevende 90% kreeg toebedeeld – niet in strijd was met de wet. Het kabinet wil dit aanpakken en kiest er daarom voor om de wet te wijzigen.

Internetconsultatie

De voorgenomen wetswijziging wordt opgenomen in het Belastingplan 2026 dat op Prinsjesdag 2025 zal worden gepresenteerd. Over deze wetswijziging was een internetconsultatie.

Constructie

De constructie komt erop neer dat partners in het zicht van overlijden, bijvoorbeeld bij een ongeneeslijke ziekte, in hun huwelijks voorwaarden de gerechtigdheid tot de huwelijksgoederengemeenschap aanpassen ten gunste van de partner die hoogstwaarschijnlijk het langst leeft. Het wijzigen van een verrekenbeding ten gunste van de partner die hoogstwaarschijnlijk het langst leeft, heeft hetzelfde effect. De achterblijvende partner erft minder en er hoeft minder erfbelasting te worden betaald dan bij een gelijke verdeling (50%-50%). 

Voorstel wetswijziging

Het kabinet wil genoemde constructie bestrijden. Het voorstel van het kabinet gaat echter veel verder dan het bestrijden van de aanpassingen van de huwelijksvoorwaarden inzake de huwelijksgoederengemeenschap of de verrekenbedingen in het zicht van overlijden van een van de partners. Het kabinet stelt namelijk voor om schenk- of erfbelasting te heffen bij elke ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap of bij elk toegepast verrekenbeding waarbij aan een partner meer toekomt dan de helft van de gemeenschap of de te verrekenen som. Hiermee worden dus niet alleen huwelijkse voorwaarden getroffen die gewijzigd zijn in het zicht van overlijden, maar alle huwelijks voorwaarden waarvan het effect is dat er een ongelijke verdeling ontstaat.

Wat betekent de wetswijziging?

Als het voorstel ongewijzigd in de wet wordt opgenomen, betekent dit het volgende:

  • Als bij een overlijden een partner bij ontbinding van de huwelijksgemeenschap of bij uitvoering van een verrekenbeding meer krijgt toebedeeld dan de helft, wordt het meerdere gezien als verkrijging op grond van erfrecht. Afhankelijk van de hoogte en andere verkrijgingen, is de langstlevende partner hierover erfbelasting verschuldigd.
  • Als een partner bij een echtscheiding door ontbinding van de huwelijksgemeenschap of uitvoering van een verrekenbeding meer krijgt toebedeeld dan de helft, wordt het meerdere gezien als schenking. Afhankelijk van de hoogte en andere schenkingen is hierover schenkbelasting verschuldigd.

Terugwerkende kracht 18 april 2025

Hoewel het voorstel nog in een wetsvoorstel moet worden opgenomen en door de Tweede en Eerste Kamer moet worden goedgekeurd, wordt in het voorstel al wel rekening gehouden met onmiddellijke inwerkingtreding vanaf 18 april 2025. Dit is datum waarop in de Voorjaarsnota 2025 de maatregel bekend werd.

Uitzonderingen

Alleen de volgende huwelijks voorwaarden worden niet getroffen door de voorgestelde wetswijziging:

  • huwelijks voorwaarden waarin al een ongelijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is overeengekomen vóór 18 april 2025, en
  • huwelijks voorwaarden waarin al een finaal verrekenbeding met ongelijke breukdelen is overeengekomen vóór 18 april 2025.

Let op! Alle huwelijks voorwaarden die vanaf 18 april 2025 zijn aangegaan of gewijzigd, worden wel volledig door de maatregel getroffen. Dit is ook het geval als de huwelijkse voorwaarden vanaf 18 april 2025 op andere onderdelen dan de ongelijke verdeling worden aangepast. Door elke aanpassing van huwelijks voorwaarden vanaf 18 april 2025 wordt dus de uitzonderingspositie opgeheven!

Wijziging belastingverdrag Nederland-Duitsland inzake thuiswerken

By nieuws

Nederland en Duitsland hebben afgesproken om het huidige belastingverdrag te wijzigen. Dit kan gevolgen hebben voor thuiswerkers. Grenswerkers kunnen na de wijziging maximaal 34 dagen thuiswerken, zonder dat zij in beide landen belasting over hun inkomen hoeven te betalen.

Belastingverdrag: verdeling belastingheffing

Vlaggen

In het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland zijn afspraken opgenomen over in welk land welk inkomen belast mag worden. Zo is de afspraak dat als een inwoner van Duitsland voor een in Nederland gevestigde werkgever in Nederland werkt, Nederland belasting mag heffen over het loon. Dezelfde afspraak geldt voor een inwoner van Nederland die in Duitsland werkt voor een in Duitsland gevestigde werkgever, in dat geval mag Duitsland belasting heffen.

Werken in ander land

Als een inwoner van Duitsland voor een in Nederland gevestigde werkgever werkzaamheden verricht in Duitsland, verschuift het heffingsrecht over het met die werkzaamheden verdiende loon naar Duitsland. Duitsland mag dan over dat deel van het loon belasting heffen. Verricht de inwoner van Nederland voor een in Duitsland gevestigde werkgever werkzaamheden in Nederland, dan mag Nederland belasting heffen.

Thuiswerken

Het voorgaande betekent dat de inwoner van Duitsland die ook weleens thuiswerkt (in Duitsland) voor een in Nederland gevestigde werkgever, zowel in Nederland als in Duitsland belasting moet betalen. Dat geldt ook voor de inwoner van Nederland die ook weleens thuiswerkt (in Nederland) voor een in Duitsland gevestigde werkgever.

Dit heeft verschillende nadelen. Zo ontstaat er onzekerheid over het definitieve netto-inkomen omdat een deel van het loon in Nederland en een deel van het loon in Duitsland belast wordt. Bovendien leidt de belastingheffing in twee landen tot extra administratieve lasten en moeten er wellicht extra kosten voor een belastingadviseur gemaakt worden.

Wijziging belastingverdrag

Om deze nadelen (deels) te voorkomen, wordt het belastingverdrag gewijzigd. Opgenomen wordt dat een inwoner van Duitsland die werkt voor een in Nederland gevestigde werkgever in een kalenderjaar maximaal 34 dagen thuis kan werken, waarbij het heffingsrecht volledig in Nederland blijft. Een inwoner van Nederland die werkt voor een in Duitsland gevestigde werkgever kan, met behoud van het volledige heffingsrecht in Duitsland, per kalenderjaar ook maximaal 34 dagen thuis werken.

Let op! Nederland en Duitsland spraken ook af dat sprake is van een thuiswerkdag als meer dan 30 minuten per dag thuisgewerkt wordt..

Nog niet in werking

De wijziging is nog niet in werking getreden. Deze moet namelijk eerst nog worden voorgelegd aan de Raad van State en worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer. Ook het Duitse parlement moet de wijziging nog goedkeuren.

Let op! Werkt de inwoner van Duitsland of de inwoner van Nederland per kalenderjaar meer dan 34 dagen thuis, dan hebben zij  geen profijt van de wijziging. Nederland en Duitsland ondertekenden wel een intentieverklaring om op termijn te overleggen over een thuiswerkregeling met meer dan 34 thuiswerkdagen per kalenderjaar.

Ook Hoge Raad acht cryptovaluta belast in box 3

By nieuws

De Hoge Raad vindt dat cryptovaluta gewoon belast zijn als vermogensbestandsdeel belast in box 3. Dit bevestigt de Hoge Raad in een recent arrest naar aanleiding van een uitspraak hieromtrent van het gerechtshof Amsterdam.

Vermogensrecht of niet?

Sparen

Voor het Hof en de Hoge Raad was met name in geschil of cryptovaluta zijn aan te merken als vermogensbestanddelen die tot de rendementstoeslag behoren in box 3. De betreffende belastingplichtige vond van niet, omdat cryptovaluta volgens het burgerlijk wetboek niet tot de vermogensrechten behoren. Ook voerde belastingplichtige  aan dat er bij cryptovaluta geen sprake is van een schuld aan degene die de cryptovaluta bezit.

Ruimere betekenis

Volgens het Hof is echter uit de wetsgeschiedenis gebleken dat vermogensrechten fiscaal gezien een ruimere betekenis hebben. Ook vertegenwoordigen cryptovaluta een economische waarde en kunnen ze verhandeld worden door verzending van de ene naar de andere wallet. Tevens kunnen ze ook  worden verzilverd en leveren de verkoper dan een opbrengst op.

Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat cryptovaluta terecht zijn belast in box 3. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan. 

Vliegbelasting afhankelijk van afstand vanaf 2027

By nieuws

Vanaf 2027 wordt de vliegbelasting gedifferentieerd gemaakt in plaats van het huidige vaste bedrag. Hoe langer de afstand, des te hoger de belasting.

Huidige vliegbelasting: vast bedrag

Geld

Vanaf 2021 wordt in Nederland een vliegbelasting geheven. De belasting betreft een vast bedrag per vertrekkende passagier van in 2025 € 29,40.

Gedifferentieerde vliegbelasting vanaf 2027

Het kabinet wil de vliegbelasting vanaf 1 januari 2027 gedifferentieerd maken, afhankelijk van de gevlogen afstand. Hoe langer de afstand des te hoger de vliegbelasting vanwege de hogere totale uitstoot. 

Belastingplan 2026

De plannen om de vliegbelasting gedifferentieerd te maken zijn nog niet definitief. Het plan is om een en ander op te nemen in een los wetsvoorstel in het Belastingplanpakket 2026 dat op Prinsjesdag 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Daarna moeten zowel de Tweede als de Eerste Kamer nog instemmen.

Let op! Begin 2025 vond er een internetconsultatie plaats over de differentiatie van de vliegbelasting. Tijdens de internetconsultatie stonden de precieze maatvoering en vormgeving van de differentiatie van de vliegbelasting nog niet vast. Ook uit de Voorjaarsnota 2025 wordt daarover nog niet meer duidelijk, behalve dat de structurele extra opbrengst in de vliegbelasting naar het prijspeil van 2025 € 257 miljoen per jaar moet gaan bedragen.

Geen bijtelling meer fiets van de zaak?

By nieuws

Voor de fiets die een werkgever ook voor privégebruik ter beschikking stelt aan een werknemer geldt een bijtelling van 7%. Het kabinet is van plan om te verduidelijken en te versoepelen wanneer geen bijtelling hoeft te worden toegepast.

Fiets van de zaak

Fiets

Stelt u een fiets aan een werknemer ter beschikking die de werknemer voor woon-werkverkeer mag gebruiken, dan wordt deze fiets geacht ook voor privégebruik ter beschikking te staan. Per kalenderjaar geldt dan een bijtelling van 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets.

Over deze bijtelling moet u loonbelasting/premies volksverzekeringen inhouden, premies werknemersverzekeringen betalen en werkgeversheffing Zvw betalen of de bijdrage Zvw inhouden.

Let op! U kunt er ook voor kiezen om de bijtelling aan te wijzen in de vrije ruimte, mits aan de gebruikelijkheidstoets wordt voldaan. Overschrijdt u in een jaar met alle aanwijzingen de vrije ruimte, dan betaalt u als werkgever 80% eindheffing hierover.

Geen bijtelling voor deel- en hubfietsen

Het kabinet is van plan om de bijtellingsregeling voor fietsen van de zaak te verduidelijken/versoepelen. Het is de bedoeling dat er voor fietsen die over het algemeen niet thuis worden gestald, geen bijtelling meer geldt. Dit moet ervoor zorgen dat bijvoorbeeld deel- en hubfietsen die voor zakelijke doeleinden worden gebruikt, ook buiten de bijtelling vallen.

Belastingplan 2026

Bovenstaande is nog niet definitief. Het plan is om een en ander op te nemen in het Belastingplanpakket 2026 dat op Prinsjesdag 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Daarna moeten zowel de Tweede als de Eerste Kamer nog instemmen.