Skip to main content
Category

nieuws

Ook Hof Amsterdam vindt laag btw-tarief op pauzedrankje terecht

By nieuws

Exploitanten van theaters bieden soms een all-in ticket aan voor toegang tot het theater, gebruik van de garderobe en een drankje in de pauze. Evenals het Hof Den Bosch vindt ook het gerechtshof Amsterdam dat hierop het lage btw-tarief van toepassing is. Dit is ook het geval als een alcoholhoudend drankje wordt genuttigd.

Iedere prestatie eigen btw-tarief

Horeca

Hoofdregel is dat wanneer verschillende prestaties worden aangeboden, iedere prestatie zijn eigen btw-tarief kent. Volgens het Hof is dit alleen anders als er sprake is van één ondeelbare prestatie, of wanneer er sprake is van een hoofdprestatie en een bijkomende prestatie. In het laatste geval volgt de bijkomende prestatie het tarief van de hoofdprestatie.

Drankje bijkomende prestatie?

Volgens het Hof is er bij het drankje inderdaad sprake van een bijkomende prestatie. Bezoekers komen namelijk niet naar een voorstelling vanwege het drankje in de pauze. Daarbij is mede van belang dat voor het drankje geen aparte prijs in rekening wordt gebracht. Dat het drankje wordt genuttigd wanneer de voorstelling is onderbroken, is verder niet relevant, aldus het Hof. 

Lage btw-tarief

Alles overwegende is voor het Hof duidelijk dat het drankje in de pauze slechts bedoeld is om de hoofdprestatie, toegang tot de voorstelling, te veraangenamen. Het btw-tarief van het pauzedrankje dient daarom het lage btw-tarief van het theaterbezoek te volgen. Dat is niet anders als het pauzedrankje alcohol bevat, aldus het Hof, dat de naheffingsaanslagen vernietigde.

 

Vervolg box 3: Advies AG over rechtsherstel en invulling werkelijk rendement

By nieuws

Advocaat-generaal (AG) Pauwels heeft een advies uitgebracht aan de Hoge Raad over de invulling van het begrip ‘werkelijk behaald rendement’. Hij adviseert ook over de vraag of dit begrip nog van belang is na inwerkingtreding van de Wet rechtsherstel box 3.

Box 3-procedures

Euro

In het zogenaamde kerstarrest uit 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 in strijd was met het Europese recht. Daarna is voor nog niet onherroepelijk vaststaande belastingaanslagen rechtsherstel geboden door in eerste instantie een beleidsbesluit en later de Wet rechtsherstel box 3.

De vraag is of door de Wet rechtsherstel box 3 voldoende rechtsherstel wordt geboden als het werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend volgens die wet. Daarbij speelt dan ook de vraag hoe het begrip ‘werkelijk behaald rendement’ moet worden ingevuld. AG Pauwels adviseert de Hoge Raad hierover.

Voldoende rechtsherstel?

De AG oordeelt, na een uitgebreide analyse van de Wet rechtsherstel box 3 en het begrip ‘werkelijk behaald rendement’, als volgt. De belastingrechter biedt terecht (aanvullend) rechtsherstel als het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Eerder oordeelde een andere AG, AG Wattel, op vergelijkbare wijze.

Let op! Als de Hoge Raad deze adviezen overneemt, kan uw box 3-heffing verlaagd worden als uw werkelijk behaalde rendement lager is dan het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3. Daarvoor moet u wel tijdig bezwaar maken tegen uw definitieve aanslag inkomstenbelasting.

Begrip werkelijk behaald rendement

De AG adviseert de Hoge Raad voor de invulling van het begrip ‘werkelijk behaald rendement’ een leidende rol te nemen. Het advies aan de Hoge Raad is om daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij het inkomen dat de wetgever in box 3 wilde treffen met de box 3-wetgeving. De AG komt daarbij tot de volgende bevindingen:

  1. Het werkelijk behaalde rendement wordt nominaal vastgesteld, er word dus geen correctie toegepast voor de inflatie.
  2. De bepaling of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 moet plaatsvinden voor alle vermogensbestanddelen gezamenlijk. Dit vindt dus niet plaats per vermogensbestanddeel.
  3. Deze bepaling vindt per jaar plaats en dus niet over meerdere jaren.
  4. Bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement in een jaar wordt geen rekening gehouden met een eventueel negatief werkelijk behaalde rendement in een ander jaar. Er vindt dus geen verliesverrekening plaats.
  5. Ongerealiseerde waardemutaties van de vermogensbestanddelen behoren ook tot het werkelijk behaald rendement in een jaar.
  6. Kosten die het te behalen rendement van het vermogen beïnvloeden , waaronder kosten ter verwerving, inning en behoud van inkomsten, zijn aftrekbaar van het werkelijk behaalde rendement.
  7. Bij de vaststelling van het werkelijk behaalde rendement wordt geen rekening gehouden met het heffingsvrij vermogen.

Oordeel Hoge Raad

Houd er rekening mee dat dit een onafhankelijk advies is aan de Hoge Raad. Het is aan de Hoge Raad of dit advies ook opgevolgd wordt of niet. Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Werkgever aansprakelijk voor schade vanwege niet afsluiten verkeersongevallenverzekering

By nieuws

Een werkgever werd aansprakelijk geacht voor de schade van een maaltijdbezorger. Deze schade was het gevolg van een hem overkomen verkeersongeval met zijn scooter tijdens werktijd. Wat zijn de verplichtingen voor u als werkgever?

Goed werkgeverschap

Bestelbus

Op grond van goed werkgeverschap en de op dat punt ontwikkelde rechtspraak heeft een werkgever de verplichting een verzekering af te sluiten voor verkeersongevallen tijdens de uitoefening van werkzaamheden. Komt de werkgever zijn verzekeringsplicht niet na omdat hij het sluiten van een behoorlijk verzekering achterwege laat, en overkomt  zijn werknemer in de uitoefening van diens werkzaamheden een verkeersongeval? Dan is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt als gevolg van het ongeval die anders zou zijn gedekt door een behoorlijke verzekering. 

Is het mogelijk een verzekering af te sluiten?

Een werknemer die  zich op het standpunt stelt en kan aantonen  dat ten tijde van het verkeersongeval de mogelijkheid bestond dit risico tegen een behoorlijke verzekering tegen een aanvaardbare premie te dekken, staat erg sterk in een procedure waarin de werkgever aansprakelijk wordt gesteld. 

Zorgplicht veiligheid

Op de werkgever rust namelijk een zorgplicht om te zorgen voor de veiligheid van de werknemer. Dit betreft een verbijzondering van zijn verplichting zich als goed werkgever te gedragen. Als de werkgever aansprakelijk kan worden gesteld op grond van schending van het goed werkgeverschap, dan hoeft er niet nog een beroep te worden gedaan op schending van de zorgplicht. 

Conclusie

Het is voor verkeersongevallen tijdens werktijd mogelijk een behoorlijk verzekering tegen een aanvaardbare premie af te sluiten.

Tip! Check of u een verzekering hebt afgesloten voor uw medewerkers die aan het verkeer deelnemen.

Btw bij verhuur congres-, vergader- en tentoonstellingsruimte

By nieuws

Verhuur van congres-, vergader- en tentoonstellingsruimten kan onder voorwaarden btw-belast, zonder dat de verhuurder en huurder hiervoor uitdrukkelijk kiezen. De staatssecretaris heeft een van de voorwaarden hiervoor verduidelijkt.

Btw-vrijgesteld of btw-belast?

Horeca

De verhuur van een (deel van een) onroerende zaak is in beginsel btw-vrijgesteld. In bepaalde situaties kunnen verhuurder en huurder, onder voorwaarden, echter samen uitdrukkelijk kiezen voor btw-belaste verhuur. Dit is, zeker voor de verhuurder, vaak gewenst omdat de verhuurder dan de btw over aankoop en onderhoud van de onroerende zaak in aftrek kan brengen.

Congres-, vergader- en tentoonstellingsruimte

Kiezen voor btw-belaste verhuur is alleen mogelijk als de huurder de onroerende zaak voor minimaal 90% (of 70% in bepaalde situaties) gebruikt voor btw-belaste handelingen. Bij verhuur van congres-, vergader- en tentoonstellingsruimte is vaak sprake van kortdurende verhuur aan veel, en telkens andere huurders. Voor de verhuurder is het dan praktisch niet goed werkbaar om voor elke huurder na te gaan of die wel voldoet aan de voorwaarden om te kiezen voor btw-belaste verhuur.

Goedkeuring btw-belast verhuren zonder keuze

Om die reden is er al langer een goedkeuring van de staatssecretaris om congres-, vergader- en tentoonstellingsruimten te verhuren met btw, zonder dat verhuurder en huurder hier samen expliciet voor kiezen.

Let op! Als gebruik wordt gemaakt van de goedkeuring hoeft de verhuurder dus niet na te gaan of de huurder het gehuurde gebruikt voor minimaal 90% (of 70%) voor btw-belaste handelingen. De goedkeuring kan dus ook worden toegepast als de huurder het gehuurde voor minder dan 90% (of 70%) voor btw-belaste handelingen gebruikt.

Voorwaarden goedkeuring

Voorwaarde voor de goedkeuring is dat de huurder de gehuurde ruimte alleen als congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte gebruikt. Een ander gebruik is dus niet toegestaan. Verder moet de verhuurder expliciet aan de huurder kenbaar maken dat de verhuur met btw belast is. Dit kan bijvoorbeeld door dit te melden op de prijslijst of in de huurovereenkomst. Tot slot geldt als voorwaarde dat de huurder de ruimte voor maximaal één maand huurt.

Let op! De staatssecretaris heeft onlangs verduidelijkt dat het bij maximaal één maand niet gaat om de looptijd van de huurovereenkomst, maar om de daadwerkelijk duur van de huur.

Huurt een huurder bijvoorbeeld drie jaar lang ieder week voor één dag een vergaderruimte, dan duurt de huurovereenkomst wel langer dan één maand, maar de daadwerkelijke huur niet. De goedkeuring kan dan dus worden toegepast.

Niet voldaan aan voorwaarden?

Wordt niet voldaan aan de voorwaarden, dan kan de goedkeuring niet worden toegepast. Huurder en verhuurder kunnen dan wel gebruikmaken van de wettelijke mogelijkheid om uitdrukkelijk te kiezen voor btw-belaste verhuur. Uiteraard moet dan wel aan de voorwaarden worden voldaan.

Tip! De ruimte die verhuurd wordt, hoeft niet uitsluitend een congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte te zijn. Het gaat erom dat de huurder de betreffende ruimte uitsluitend als congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte gebruikt. Zo kan een hotel, café of restaurant ook van de goedkeuring gebruikmaken als zij een ruimte verhuren aan een huurder die deze alleen als bijvoorbeeld vergaderruimte gebruikt. Uiteraard moet dan wel ook aan de andere voorwaarden van de goedkeuring voldaan worden.

Mag u de chauffeurskaart voor uw werknemer vergoeden?

By nieuws

Voor een bestuurder van een taxi is een chauffeurskaart verplicht. Kan een werkgever zonder meer de kosten voor zo’n kaart voor zijn werknemers betalen of onbelast aan hen vergoeden?

Chauffeurskaart

Taxi

Een chauffeurskaart is een kaart waarmee een boordcomputer de identiteit van de bestuurder van een taxi kan vaststellen. Op de kaart kunnen ook gegevens opgeslagen worden. U kunt denken aan gegevens als het kenteken en de kilometerstand van de auto, de arbeids- en rusttijden van de bestuurder, gegevens met betrekking tot de taxivergunning en allerlei gegevens met betrekking tot de taxiritten. Voor iedere bestuurder van een auto die wordt ingezet voor taxivervoer, is zo’n chauffeurskaart verplicht.

Aanvragen chauffeurskaart

De chauffeurskaart kan alleen door de bestuurder worden aangevraagd bij het Kiwa Register. De bestuurder moet bij de aanvraag onder meer de volgende documenten overleggen:

  • een verklaring omtrent het gedrag voor het besturen van een taxi (hierna VOG), en
  • een geneeskundige verklaring voor het besturen van een taxi.

VOG gericht vrijgesteld

Aan het aanvragen van een VOG zijn kosten verbonden. Voor de vergoeding van het aanvragen van een VOG geldt een gerichte vrijstelling. U kunt deze kosten daarom onbelast aan uw werknemer vergoeden. Hiervoor hoeft dus niet de vrije ruimte te worden gebruikt.

Geneeskundige verklaring niet gericht vrijgesteld

Aan een geneeskundige verklaring zijn ook kosten verbonden. De Belastingdienst is van oordeel dat voor de vergoeding van deze kosten geen gerichte vrijstelling kan worden toegepast. U kunt deze kosten daarom niet zonder meer onbelast vergoeden aan uw werknemer.

Geneeskundige verklaring in vrije ruimte

U kunt er wel voor kiezen om de vergoeding aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Voor de werknemer is de vergoeding dan onbelast. U betaalt hierover ook geen belasting als uw totaal aan aangewezen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar binnen de vrije ruimte blijven. Wordt de vrije ruimte overschreden, dan bedraagt de belasting ten laste van u als werkgever 80% van deze overschrijding.

Let op! De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% tot een fiscale loonsom van € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Belastingaangifte C en M 2 maanden eerder indienen

By nieuws

Buitenlands belastingplichtigen moeten dit jaar eerder hun aangifte indienen. Hetzelfde geldt voor belastingplichtigen die zijn geïmmigreerd of geëmigreerd. Het betreft de aangifte C voor buitenlands belastingplichtigen en de aangifte M voor emigranten en immigranten.

Voor 1 mei indienen

Geld

Buitenlands belastingplichtigen en emigranten en immigranten moeten hun aangifte over 2023 in principe vóór 1 mei 2024 indienen. Dit is twee maanden eerder dan de termijn die tot nu toe gold. De termijn is verkort omdat een langere termijn vanwege de digitalisering van de aangifte niet meer nodig is.

Tip! Net als voor andere belastingplichtigen geldt kan uitstel aangevraagd worden als het tijdig inleveren van de aangifte niet lukt.

Kwalificeert opstarttijd als werktijd?

By nieuws

Onder werktijd vallen de uren die de werknemer werkt in opdracht van de werkgever. Het opstarten en inloggen vindt voor elke werknemer dagelijks plaats. De vraag is of deze tijd ook als werktijd moet worden beschouwd? Inmiddels zijn hierover diverse procedures gevoerd.

Wel arbeidstijd

Typen

Geoordeeld is dat inloggen vaak niet in één keer lukt en daarom beschouwd moet worden als ‘voorbereidende werkzaamheden’ die nodig zijn om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. De loonvordering van de werknemer over deze opstarttijd (tien minuten per keer) werd derhalve toegewezen. 

In een andere zaak oordeelde de kantonrechter dat verplichte aanwezigheid voorafgaand aan de start van de normale werktijd kwalificeert als arbeidstijd, en dat de werknemer recht heeft op loon en vakantietoeslag over die tijd. Van belang is dat de werknemer in dat kwartier in opdracht van de werkgever beschikbaar was als arbeidskracht.

Ook een werknemer die loon vorderde op grond van deze zogenaamde tien minuten-regel over de periode vanaf 5 september 2018 tot en met december 2020 kreeg gelijk. Hij had recht op loon over de extra werktijd, vermeerderd met 8% vakantiebijslag, de vakantie-uren en de wettelijke verhoging gematigd tot 10%.

Geen arbeidstijd

Bij een werknemer die thuiswerkte en 15 minuten voorafgaand aan de dienst ingelogd moest zijn en zich 10 minuten voor aanvang van de dienst online moest melden bij de supervisor, werd deze tijd echter niet als werktijd aangemerkt. Haar situatie was anders omdat ze de mogelijkheid had om thuis haar tijd tot aan het aanvangstijdstip van haar dienst vrij in te richten.  

Tot slot

Als het gaat om werken onder instructie van de werkgever waarbij er voorbereidende werkzaamheden nodig zijn om feitelijk te starten en deze tijd dus niet vrij te besteding is door de werknemer, dient de tijd als werktijd aangemerkt te worden en ook als zodanig te worden uitbetaald.

Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers vanaf 1 juli 2024

By nieuws

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn vanaf 1 juli 2024 verplicht om te rapporteren over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze verplichting maakt onderdeel uit van de Omgevingswet van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM)

Auto

De verplichting staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit’, afgekort WPM. Alleen werkgevers met 100 of meer werknemers in dienst moeten aan deze rapportageverplichting voldoen. Deze werkgevers moeten straks naast alle zakelijke reizen, ook het woon-werkverkeer van hun werknemers gaan bijhouden.

Let op! Voor de grens van 100 of meer werknemers moeten de werknemers van alle vestigingen (van een onderneming of rechtspersoon) bij elkaar worden opgeteld. Hierbij tellen alleen werknemers mee die een arbeidsovereenkomst hebben en minimaal 20 uren betaald werk per maand verrichten. Ingehuurde gedetacheerden en uitzendkrachten tellen niet mee.

Ingangsdatum 1 juli 2024?

In eerste instantie zou de verplichting vanaf 1 januari 2024 gelden, maar de ministerraad besloot in november om dit uit te stellen naar 1 juli 2024. Zo heeft u iets meer tijd om u voor te bereiden.

Zorg dat uw administratie op orde is

Heeft u meer dan 100 werknemers in dienst? Dan bent u dus vanaf 1 juli 2024 verplicht om diverse gegevens bij te houden en te rapporteren. Zorg daarom dat u uw administratie hier klaar voor is!

Welke gegevens?

In een handreiking van RVO staat welke gegevens u moet bijhouden. Dit zijn bijvoorbeeld het totaal aantal kilometers dat uw werknemers heeft afgelegd voor zakelijk verkeer en woon-werkverkeer, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype.

Tip! Voor de uitzendbranche is een aparte handreiking beschikbaar.

Deadline 30 juni 2025

De gegevens over de tweede helft van 2024 moet u uiterlijk 30 juni 2025 insturen. U mag er overigens ook voor kiezen om wel over heel 2024 al te rapporteren. Vanaf 2025 bent u verplicht om over het hele jaar te rapporteren. De gegevens over heel 2025 moet u uiterlijk 30 juni 2026 insturen.

Tip! Aanwijzingen over de wijze waarop u moet rapporteren vindt u in de handleiding ‘Aan de slag met het online formulier WPM’.

Telt schuld ondernemerswoning mee voor excessief lenen bij bv?

By nieuws

Als dga mag u vanaf 2024 nog maar schulden tot een bedrag van maximaal € 500.000 hebben bij uw eigen bv’s. Zijn uw schulden hoger, dan betaalt u hierover belasting in box 2. Leningen ten behoeve van de eigen woning tellen niet mee als schuld. Maar geldt dat ook als met deze lening een ondernemerswoning is gefinancierd?

Wet excessief lenen

Bedrijfspand

Sinds 2023 mag een dga, zonder belastingheffing, nog maar een beperkt bedrag lenen bij de eigen bv’s. In 2024 bedraagt dit beperkte bedrag € 500.000, in 2023 was dit nog € 700.000. Naast dit bedrag mag wel een schuld voor een eigen woning bestaan. Deze schuld telt dus niet mee ter bepaling van de maximale schulden bij de eigen bv’s.

Schuld ondernemerswoning

Onlangs kwam de vraag aan de orde of een schuld voor een ondernemerswoning ook is uitgezonderd ter bepaling van de maximale schulden. In de praktijk komt het voor dat een ondernemer in de inkomstenbelasting ook dga is in een bv. Wat nu als de ondernemer bij zijn eigen bv een schuld aangaat voor de aankoop van een ondernemerswoning voor zijn onderneming in de inkomstenbelasting?

Voorwaarden

Volgens een standpunt van de Belastingdienst is ook een dergelijke schuld uitgezonderd, mits die schuld voldoet aan de voorwaarden die gelden voor de aftrek van hypotheekrente voor een eigen woning. Hoewel de woning en de schuld aangemerkt dienen te worden als ondernemersvermogen, moet dus wel aan de eisen worden voldaan die gelden voor de aftrek van hypotheekrente inzake de eigen woning. Ook geldt de voorwaarde dat in beginsel een recht van hypotheek op de eigen woning moet zijn verstrekt aan de eigen bv.

Let op! De bepaling of de schulden het maximum overschrijden vindt voor het jaar 2024 pas plaats op 31 december 2024. Als niet voldaan wordt aan de voorwaarden die gelden voor aftrek van hypotheekrente ten behoeve van een eigen woning, kunnen de voorwaarden nog voor die datum worden aangepast. Op deze manier kan voorkomen worden dat door de schuld het maximum van € 500.000 wordt overschreden.

Gebruik auto van de zaak door meerdere werknemers, wat nu?

By nieuws

Als aan een werknemer een auto van de zaak ter beschikking wordt gesteld, geldt de bekende bijtellingsregeling. Maar wat nu als één auto aan meerdere werknemers ter beschikking wordt gesteld? Hoe zit het dan met de bijtelling?

Bijtellingsregeling

Auto

De bijtellingsregeling komt er in het kort op neer dat jaarlijks een percentage van de catalogusprijs van de auto als inkomen moet worden aangemerkt. Hierover betaalt de werknemer belasting. Het percentage wordt bepaald in het jaar van aankoop en geldt voor 60 maanden. Daarna geldt het dan geldende percentage. 

Gebruik door meerdere werknemers

De bijtellingsregeling geldt voor het privégebruik dat een werknemer van de auto kan maken. De vraag is wat de regels zijn als de auto aan meerdere werknemers ter beschikking staat voor privégebruik. De Belastingdienst heeft onlangs aangegeven dat de bijtelling dan gebaseerd moet worden op de mate waarin de auto aan de werknemers ter beschikking is gesteld.

Voorbeeld 
Een auto staat ter beschikking aan twee werknemers die de auto ieder ook privé gebruiken. Staat de auto aan beide werknemers in gelijke mate ter beschikking, dan bedraagt de bijtelling bij beide werknemers 50% van de normale bijtelling. Betreft het een auto met een cataloguswaarde van bijvoorbeeld € 40.000 en een bijtelling van 22%, dan bedraagt de totale bijtelling € 8.800 per jaar. Per werknemer bedraagt de jaarlijkse bijtelling dan 50% x € 8.800 = € 4.400.