Skip to main content
Category

nieuws

Vanaf 1 januari 2024 hogere percentages belastingrente

By nieuws

De percentages belastingrente zijn per 1 januari 2024 verhoogd. Voor de vennootschapsbelasting is het percentage verhoogd naar 10%. Voor de overige belastingen, zoals de inkomstenbelasting, bedraagt het percentage belastingrente per 1 januari 2024 7,5%.

Belastingrente

Euro

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan of als uw aangifte lager was dan de uiteindelijke aanslag. Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Verhoging

De nieuwe percentages betekenen een verhoging voor de vennootschapsbelasting met 2%-punt en voor de overige belastingen met 1,5%-punt. De percentages gelden zowel voor te betalen belastingrente als voor te ontvangen belastingrente.

Toeslagen

Voor toeslagen geldt een apart percentage van 4%. Ook dit percentage geldt vanaf 1 januari 2024 zowel voor te ontvangen als voor te betalen belastingrente.

 

Advieswijzer Bestelauto

By nieuws

Een bestelauto is voor veel ondernemers een onmisbaar bedrijfsmiddel. Voor een bestelauto geldt een flink aantal specifieke (fiscale) regelingen. Deze zijn er veelal op gericht het zakelijk gebruik van een bestelauto slechts beperkt te belasten. Daarbij geldt wel een aantal voorwaarden. Ook zijn er al tal van specifieke regelingen voor de elektrische bestelauto.

In deze advieswijzer:

  • Wat valt onder de definitie bestelauto?
  • Aanschaf: welke regelingen zijn er?
  • Bijtelling: wat zijn de voorwaarden?
  • Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)
  • Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Wat valt onder de definitie bestelauto?

Auto

Niet elke auto die gebruikt wordt voor vervoer van goederen wordt fiscaal als een bestelauto aangemerkt. Er zijn verschillende soorten bestelauto’s, zoals met open laadbak, een verhoogd dak of dubbele cabine. Voor iedere soort bestelauto gelden andere inrichtingseisen. Zo mogen in het ene geval wel zijruiten aanwezig zijn, maar in het andere weer niet.

Let op! Bestelauto’s mogen soms voorzien zijn van één zijruit rechts in de laadruimte. Het komt echter regelmatig voor dat bestelauto’s van fabriekswege voorzien zijn van meerdere zijruiten. Om fiscaal dan toch als bestelauto te kunnen worden aangemerkt, moeten deze zijruiten worden verwijderd en vervangen door niet uit glas bestaande panelen uit één stuk van ondoorzichtig en vormvast materiaal. Deze moeten zoveel mogelijk rondom en op onverbrekelijke wijze rechtstreeks met de carrosserie zijn verbonden. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat ook aan deze blinderingseis kan worden voldaan als de zijruit aan de buitenkant van de laadruimte niet verwijderd wordt. In dat geval moet er wel ondoorzichtig en vormvast materiaal aan de binnenkant van de carrosserie zijn bevestigd. Op deze manier kunnen onnodige kosten worden voorkomen, terwijl het resultaat qua blindering hetzelfde blijft.

Tip! Voor een gedetailleerd overzicht van alle inrichtingseisen per soort bestelauto, check deze site van de Belastingdienst.

Let op! Voldoet uw bestelauto niet aan deze eisen, dan zijn ook de fiscale faciliteiten voor een bestelauto niet van toepassing.

Aanschaf: welke regelingen zijn er?

Bij de aanschaf van een nieuwe (elektrische) bestelauto en voor het oplaadstation van de elektrische of waterstofvariant kunt u mogelijk gebruikmaken van diverse (fiscale) regelingen. Dit zijn de KIA, MIA en de SEBA.

KIA

Voor een bestelauto die tot het ondernemingsvermogen behoort, heeft u bij aanschaf recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Het bedrag van de KIA kunt u in mindering op de winst brengen. De KIA is zowel op nieuwe als op gebruikte bestelauto’s van toepassing. De omvang van de KIA is afhankelijk van uw totale bedrag aan investeringen in een jaar en bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag. Investeert u € 2.800 of minder of meer dan € 387.580 (2024), dan heeft u geen recht op de KIA.

MIA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto heeft u in 2024 bovendien recht op 27% milieu-investeringsaftrek (MIA). Het bedrag van de MIA kunt u in mindering brengen op de winst. Het bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 20.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 30.000. Voor een bestelauto op waterstof heeft u ook recht op 45% MIA. U hoeft hierbij geen rekening te houden met een drempel, maar krijgt u de MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

SEBA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto kunt u in 2024 voor het laatst nog gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het budget voor de subsidie voor 2024 is nog niet bekend. Ook kunt u de subsidie nog niet aanvragen. Naar verwachting is dit vanaf eind maart 2024 weer mogelijk. De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 (met maximumgewicht van 3.500 kg) of N2 (met een maximumgewicht van 4.250 kg) die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. De subsidie bedraagt 10% van de netto catalogusprijs bij de voertuigcategorie N1. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw.

Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage 12. Voor grote ondernemingen bedraagt het subsidiepercentage slechts 7. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto. De netto catalogusprijs bij voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij voertuigcategorie N2 moet € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. U vraagt de subsidie aan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Hiervoor is eHerkenning vereist niveau 2+.

Let op! Op het moment dat u de aanvraag voor deze subsidie indient, mag de bestelauto nog niet op uw naam staan. Sterker nog, de koop- of leaseovereenkomst mag nog niet definitief zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. Dien de aanvraag dus in zolang het koopproces zich nog in de offertefase bevindt.

Bijtelling: wat zijn de regels?

Wanneer geen bijtelling?

Als een bestelauto ter beschikking wordt gesteld, krijgt men in beginsel met de bijtelling te maken. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting vindt die bijtelling plaats via de aangifte inkomstenbelasting. Voor werknemers, waaronder dga’s, vindt dit plaats via de loonadministratie en aangifte loonheffing. Voor bestelauto’s is de bijtelling in onderstaande situaties echter niet van toepassing:

– Privégebruik maximaal 500 km
De bijtelling blijft achterwege als bewezen kan worden dat met de bestelauto in het jaar niet meer dan 500 km privé is gereden. Een rittenregistratie is niet verplicht, maar omdat bewezen moet worden dat de bestelauto niet meer dan 500 km privé is gebruikt, is hieraan vrijwel niet te ontkomen.

Voor werknemers is het mogelijk hiervoor een ‘verklaring geen privégebruik’ aan te vragen. Als u als werkgever deze verklaring heeft en er geen indicaties zijn dat de werknemer zich er niet aan houdt, hoeft u in de loonadministratie geen rekening te houden met de bijtelling. Eventuele controles vinden plaats bij de werknemer. Ook een eventuele correctie wordt bij de werknemer neergelegd.

Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is het niet mogelijk een dergelijke verklaring aan te vragen.

– Uitsluitend geschikt voor goederenvervoer
Voor de bestelauto die bijna uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, is de standaardbijtelling ook niet van toepassing. Hiervan is onder andere sprake als de bestelauto te smerig is om privé te worden gebruikt, zoals de klusjesauto van een garage waarbij de bekleding besmeurd is met olie. Ook de bestelauto die beschikt over slechts één zitplaats en waarbij de eventuele bevestigingspunten voor de overige zitplaatsen zijn verwijderd of dichtgelast, wordt geacht bijna uitsluitend geschikt te zijn voor goederenvervoer. Bezit de bestelauto wel een tweede zitplaats, dan is deze toch bijna uitsluitend geschikt voor goederenvervoer als de bijrijder nodig is voor het laden en lossen van de bestelauto.

Onder omstandigheden kunnen ook andere bestelauto’s als bijna uitsluitend geschikt voor goederenvervoer worden aangemerkt. Zo is door de rechter in het verleden een bestelauto als zodanig aangemerkt die in de laadruimte was voorzien van stellages voor het vervoer van planten. Overleg bij twijfel met uw inspecteur. Als bestelauto’s die bijna uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer privé worden gebruikt, moet het privévoordeel tot het loon worden gerekend. U kunt hiervoor uitgaan van de kilometerkostprijs vermenigvuldigd met het aantal privékilometers.

– Uitsluitend zakelijk gebruik
Als een bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, blijft de bijtelling achterwege. Er moet dan een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden aangevraagd bij de Belastingdienst. U hoeft geen rittenregistratie bij te houden. De Belastingdienst controleert fysiek of u de bestelauto inderdaad in het geheel niet privé gebruikt. Vermoedt de Belastingdienst tijdens een controle dat u de bestelauto toch privé gebruikt, dan kan men u vragen waar u de bestelauto op dat moment zakelijk voor gebruikte. Kunt u niet aannemelijk maken dat u de bestelauto zakelijk gebruikte, dan kan men u een naheffing of navordering met boete opleggen.

Let op! Bij gebruik van een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ mag u de bestelauto helemaal niet privé gebruiken. Dus ook niet om bijvoorbeeld op de terugweg van uw werk naar huis uw kind bij de kinderopvang op te halen. De grens van 500 km is hierbij dus niet van toepassing.

Deze verklaring kan zowel door werknemers als door de ondernemer in de inkomstenbelasting worden aangevraagd.

Ook in onderstaande situaties is de bijtelling voor een bestelauto niet van toepassing. Deze situaties zijn in principe niet van toepassing op de ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga.

– Privégebruik verboden
Is privégebruik van de bestelauto verboden, dan blijft de bijtelling achterwege op voorwaarde dat u als werkgever controleert dat de bestelauto daadwerkelijk niet privé wordt gebruikt. Gebeurt dit toch, dan moet er – naast het alsnog betalen van de bijtelling – een aanzienlijke sanctie voor de werknemer volgen. De afspraak dat de bestelauto niet privé mag worden gebruikt en de sancties wanneer dit toch gebeurt, moeten schriftelijk worden vastgelegd. Voor de dga geldt de optie alleen als er sprake is van een reëel verbod. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake als de dga zelf de controle uitoefent. 

– Privégebruik onmogelijk
Als privégebruik van de bestelauto onmogelijk is, blijft de bijtelling eveneens achterwege. Dit is bijvoorbeeld het geval als de sleutels van de auto’s avonds moeten worden ingeleverd of als de bestelauto’s ’s avonds op een afgesloten terrein worden gestald. 

– Doorlopend afwisselend gebruik
Als een bestelauto doorlopend afwisselend door verschillende personeelsleden wordt gebruikt, is de bijtelling niet van toepassing als hierdoor het privégebruik moeilijk kan worden vastgesteld. Dit is niet het geval als een bestelauto bijvoorbeeld door twee werknemers om de week privé wordt gebruikt. Het privégebruik is dan immers niet moeilijk vast te stellen. Bij doorlopend afwisselend gebruik moet de werkgever in plaats van de bijtelling per bestelauto een bedrag van € 300 aan belasting betalen via de eindheffing. Het doorlopend afwisselende gebruik moet dan wel door de aard van het werk worden opgeroepen.

Let op! De rechter heeft beslist dat de eindheffing van €300 niet wegneemt dat de bijtelling voor de ondernemer zelf nog geldt als de bestelauto ook aan hem ter beschikking staat. Dit geldt dus voor de ondernemer in de inkomstenbelasting.

Toch bijtelling?

Is een van hiervoor genoemde voorwaarden niet van toepassing op uw situatie? Dan valt uw bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De IB-ondernemer

Heeft u als ondernemer een bestelauto tot uw beschikking die tot uw ondernemingsvermogen behoort, dan valt deze bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De bijtelling is het bedrag dat vanwege het privégebruik niet aftrekbaar is van de winst. Dit bedrag kan niet negatief worden, oftewel: de bijtelling kan nooit meer zijn dan de werkelijke autokosten (inclusief afschrijving).

Werknemers en de dga

Bij werknemers en dga’s aan wie een bestelauto ter beschikking is gesteld, wordt de bijtelling als loon aangemerkt. De werkgever is verplicht hierover loonheffing in te houden. 

Hoeveel bijtelling?

De bijtelling bedraagt een percentage van de cataloguswaarde dat afhankelijk is van het jaar waarin de auto voor het eerst op kenteken is gesteld. Dit percentage blijft 60 maanden van kracht. Daarna wordt het percentage bepaald op basis van de dan geldende wetgeving. De bijtelling bedraagt 22% voor auto’s die in 2024 voor het eerst op kenteken zijn gezet en voor bestelauto’s die niet volledig elektrisch zijn of op waterstof rijden. Voor volledig elektrische bestelauto’s bedraagt de bijtelling in 2024 16% van de cataloguswaarde tot maximaal € 30.000 en 22% over het meerdere van de cataloguswaarde. Voor bestelauto’s op waterstof geldt de bijtelling van 16% in 2024 over de gehele cataloguswaarde.

Voorbeeld
Aan werknemer A is een niet-elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die in 2024 voor het eerst op kenteken is gezet. Aan werknemer B is een elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die ook in 2024 voor het eerst op kenteken is gezet.

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000
Bijtelling werknemer B: € 30.000 x 16% + € 20.000 x 22% = € 4.800 + € 4.400 = € 9.200.

Vereenvoudigde rittenregistratie

Als de werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag heeft met de bestelauto van de zaak, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve last zijn voor werkgever en werknemer. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever. De werkgever moet dan wel schriftelijk met de werknemer hebben afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie bewaart. U kunt voor een vereenvoudigde rittenregistratie desgewenst gebruikmaken van bijgevoegde voorbeeldafspraak.

Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)

Bij aanschaf van een nieuwe auto, bestelauto of motorfiets betaalt u bpm. U betaalt ook bpm als u een dergelijk voertuig importeert. De bpm wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot en de netto catalogusprijs. Voor voertuigen zonder CO2-uitstoot betaalt u geen bpm. Als ondernemer kunt u onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling van bpm bij aanschaf van een bestelauto. De belangrijkste voorwaarde voor de vrijstelling is dat u de bestelauto voor meer dan 10% gebruikt in het kader van uw onderneming. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Let op! De vrijstelling van bpm op (niet volledig emissieloze) bestelauto’s voor ondernemers wordt per 2025 afgeschaft. Het tarief van de bpm gaat vanaf 2025 € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot bedragen. Bestelauto’s zonder CO2-uitstoot betalen dus ook vanaf 2025 nog steeds geen bpm.

Tip! Was u van plan op korte termijn een bestelauto aan te schaffen die CO2 uitstoot, doe dit dan bij voorkeur nog vóór 2025.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Als u in Nederland met een voertuig gebruikmaakt van de openbare weg, bent u in beginsel motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Hoeveel mrb u voor een bestelauto moet betalen, hangt af van het gewicht, de brandstof en hoe milieuvervuilend het motorrijtuig is. Voor ondernemers geldt onder voorwaarden een lager mrb-tarief. De belangrijkste voorwaarde is dat u de bestelauto meer dan 10% in het kader van uw onderneming gebruikt. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Daarnaast geldt voor elektrische auto’s en voor plug-in hybride auto’s een korting op de mrb. Elektrische auto’s betalen tot 2025 geen mrb, in 2025 is er een korting van 25% op het normale tarief en vanaf 2026 geldt voor elektrische auto’s het normale tarief. Voor plug-in hybride auto’s geldt tot 2025 een korting van 50% op het normale tarief, in 2025 daalt de korting naar 25% en vanaf 2026 geldt ook voor plug-in hybride auto’s het normale mrb-tarief.

Let op! Omdat de verkopen van elektrische auto’s dalen, kan een en ander nog gewijzigd worden.

Wat scheelt dat nu?

Stel dat u in een bestelauto rijdt met dieselmotor, met een gewicht van 1.300 kilo. Bent u particulier, dan betaalt u € 308 mrb per kwartaal. Bent u ondernemer, dan betaalt u slechts € 106 per kwartaal.

Vragen?

Heeft u vragen over deze advieswijzer? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Top 10 loongerelateerde wijzigingen 2024 voor werkgever en dga

By nieuws

Per 1 januari 2024 zijn er weer tal van loongerelateerde wijzigingen doorgevoerd voor de werkgever en de dga. Denk aan de verlaging van de vrije ruimte in de WKR en de versobering van de 30%-regeling. Welke tien wijzigingen springen in het oog?

1. Vrije ruimte WKR voor 2024 omlaag

Laptop

Per 1 januari 2024 is de vrije ruimte binnen de WKR verlaagd naar 1,92% over de eerste € 400.000 van de loonsom (in 2023 was dit nog 3%). Over het meerdere van de loonsom blijft de vrije ruimte 1,18%.

2. Gebruikelijk loon dga 2024

Het normbedrag voor het gebruikelijk loon voor de dga en de meewerkende partner stijgt in 2024 naar € 56.000 (2023: € 51.000). De regeling voor gebruikelijk loon geldt voor iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap (of waarvan de partner zo’n aanmerkelijk belang heeft) en die ook werk verricht voor die vennootschap. Zij moeten een loon genieten dat ‘gebruikelijk’ is voor de werkzaamheden. Het normbedrag van € 56.000 vormt een onderdeel van de beoordeling van wat gebruikelijk is.

3. Verhoging reiskosten 2024

De vrijgestelde reiskostenvergoeding voor zakelijke reiskosten, waaronder woon-werkverkeer, is dit jaar verhoogd naar € 0,23 per kilometer. De vrijgestelde reiskostenvergoeding geldt voor alle vormen van vervoer, dus bijvoorbeeld ook voor afgelegde kilometers per fiets of bromfiets. De verhoging naar € 0,23 per kilometer geldt ook voor de dga die in dienst is bij zijn bv.

4. Verruiming vrijstelling openbaar vervoer

Vanaf 2024 zijn de regels over belastingvrije ov-abonnementen eenvoudiger. Het maakt vanaf 2024 niet langer uit of het ov-abonnement ter beschikking wordt gesteld, verstrekt of vergoed. De enige voorwaarde is nog dat het abonnement ook zakelijk gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor woon-werkverkeer. Als dat het geval is, is de terbeschikkingstelling, verstrekking of vergoeding van een ov-abonnement gericht vrijgesteld. De gewijzigde regels gelden ook voor de terbeschikkingstelling, verstrekking of vergoeding van een voordeelurenkaart.

5. Invoering wettelijk minimum uurloon

Vanaf 1 januari 2024 geldt een wettelijk minimum uurloon, dat per 1 januari 2024 voor werknemers van 21 jaar en ouder € 13,27 per uur bedraagt. Dit betekent dat in veel cao’s de salarisschalen moeten worden aangepast en opnieuw moeten worden berekend, omdat er geen vaste maand-, week- of dagbedragen meer bestaan.

Let op! Op de loonstrook moet het geldende wettelijk minimum uurloon worden vermeld voor de betreffende leeftijd van de werknemer en de periode waarop de loonstrook betrekking heeft.

6. Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 2.100 in 2024

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk doen een vergoeding geven die voor de Belastingdienst onbelast is. De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding is per 1 januari 2024 verhoogd naar € 2.100 per jaar en € 210 per maand. 

De vrijwilligersvergoeding moet binnen de maximale bedragen blijven en de vrijwilliger moet de werkzaamheden niet bij wijze van beroep verrichten. De Belastingdienst gaat ervan uit dat de werkzaamheden niet bij wijze van beroep worden verricht als de maximum uurvergoeding in 2024 € 5,50 bedraagt. Voor vrijwilligers jonger dan 21 jaar bedraagt deze maximum uurvergoeding in 2024 € 3,25.

7. Wijzigingen 30%-regeling

De 30%-regeling is een fiscale regeling waarbij, onder strikte voorwaarden, maximaal 30% van het salaris belastingvrij mag worden uitbetaald aan personeel dat uit het buitenland is aangetrokken. Deze regeling is vanaf 2024 versoberd. Zo mag in 2024 maar over een salaris tot maximaal € 233.000 de 30%-regeling worden toegepast. Dit maximum geldt in 2024 overigens niet als u voor de werknemer in het laatste loontijdvak van 2022 de 30%-regeling al toepaste.

Verder wordt de 30%-regeling vanaf 2024 afgebouwd. Deze afbouw houdt in dat de eerste 20 maanden 30% van het salaris onbelast als kostenvergoeding mag worden uitbetaald, de daaropvolgende 20 maanden nog maar 20% en de daaropvolgende 20 maanden nog maar 10%. In 2024 geldt dit overigens nog niet als u voor de werknemer in het laatste loontijdvak van 2023 de 30%-regeling al toepaste.

Voor toepassing van de 30%-regeling geldt een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden is. Een werknemer wordt geacht te voldoen aan de specifieke deskundigheid als de beloning van de werknemer hoger is dan een vastgestelde salarisnorm. Moest dit salaris in 2023 nog minimaal € 41.954 bedragen, vanaf 2024 bedraagt de minimale salarisgrens € 46.107. Voor werknemers die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs werken bij een onderzoekinstelling en voor werknemers die arts in opleiding tot specialist (AIOS) zijn, geldt geen salarisnorm. Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, gold voor 2023 nog een salarisnorm van € 31.891. In 2024 bedraagt die salarisnorm € 35.048.

8. Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn vanaf 1 juli 2024 verplicht om te rapporteren over het zakelijk verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze werkgevers moeten bijvoorbeeld het totaalaantal kilometers dat de werknemers afleggen voor zakelijk en woon-werkverkeer rapporteren, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype. De gegevens over 2024 moeten uiterlijk 30 juni 2025 ingestuurd zijn.

9. Verhoging thuiswerkvergoeding en andere normbedragen

Voor de extra kosten die verbonden zijn aan thuiswerken, kunt u – onder voorwaarden – in 2024 aan uw werknemer een onbelaste vergoeding geven van € 2,35 per dag (2023: € 2,15). Ook het normbedrag voor de waarde van maaltijden in bedrijfskantines (of soortgelijke ruimtes) of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie stijgt in 2024. Bedroeg dit normbedrag in 2023 nog € 3,55 per maaltijd, in 2024 bedraagt dit € 3,90 per maaltijd.

10. Hoger premieloon

Het maximum premieloon stijgt in 2024 naar € 71.628. In 2023 bedroeg dit nog € 66.956. Voor werknemers met een premieloon vanaf € 66.956 kan een werkgever daarom te maken krijgen met hogere verschuldigde premies, ook als de premiepercentages van bepaalde werknemersverzekeringen ten opzichte van 2023 zijn gedaald. Ook de verschuldigde premie Zorgverzekeringswet (Zvw) kan voor werknemers én dga’s met een premieloon vanaf € 66.956 omhooggaan. Zo bedraagt de maximum af te dragen Zvw-premie voor werknemers in 2024 € 4.706 (een toename van € 233 ten opzichte van 2023). Voor dga’s bedraagt de maximum Zvw-premie in 2024 € 3.811 (een toename van € 175 ten opzichte van 2023).

 

Aanvragen subsidie elektrische bedrijfsauto 2024 vertraagd

By nieuws

Ondernemers die een nieuwe elektrische bedrijfsauto aanschaffen, kunnen in 2024 voor de laatste keer in aanmerking komen voor de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het openstellen van het loket om de SEBA voor 2024 aan te vragen heeft echter vertraging opgelopen.

Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA)

Elektrische auto

Via de SEBA kunnen ondernemers bij aanschaf van een nieuwe elektrische bedrijfsauto subsidie krijgen. Voor kleine ondernemers is dit 12% van de cataloguswaarde of verkoopprijs. Voor middelgrote ondernemingen is het subsidiepercentage 10%, voor grote ondernemers is het subsidiepercentage in 2024 verlaagd van 10 naar 7%.

De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per bedrijfsauto.

Wachten met aanschaf?

U kunt alleen voor de SEBA in aanmerking komen als u op het moment van aanvragen nog geen definitieve koop- of financial leaseovereenkomst heeft afgesloten.

Tip! De vertraging bij de RVO hoeft de order voor een elektrische bedrijfsauto echter niet in de weg te staan. Zo kunt u wachten met de definitieve order en in de (voorlopige) koopovereenkomst bijvoorbeeld opnemen ‘Order wordt definitief na toekenning aanvraag SEBA’.

Wanneer aanvragen?

Het is nog niet bekend wanneer de SEBA wel aangevraagd kan worden. De RVO verwacht dat dit ongeveer eind maart 2024 zal worden. Bent u geïnteresseerd in de SEBA, laat uw e-mailadres dan achter bij de RVO. De RVO geeft u dan een seintje zodra de SEBA weer aangevraagd kan worden.

Let op! De subsidiepot voor 2023 is leeg. Aanvragen van de SEBA voor 2023 kan dus niet meer.

Top 10 payroll-related changes for employers and directors/major shareholders in 2024

By nieuws

On 1 January 2024 numerous payroll-related changes were once again introduced that affect employers and directors/major shareholders (DGAs). These include the reduction in the fixed budget under the work-related expenses scheme (WKR) and the restriction of the 30% scheme. Which ten changes stand out in particular?

1. Fixed budget under work-related expenses scheme decreasing in 2024

Administratie

With effect from 1 January 2024 the fixed budget under the work-related expenses scheme has been reduced to 1.92% on the first € 400,000 of the wage bill (2023: 3%). It will remain at 1.18% on the excess amount of the wage bill.

2. Customary salary for DGAs in 2024

The standard amount under the customary salary scheme for a DGA and his/her co-working partner is increasing to € 56,000 in 2024 (2023: € 51,000). This scheme applies to anyone who has a substantial shareholding in a company (or whose partner has such a substantial shareholding) and also works for that company. They must receive a salary that is ‘customary’ for such work. The standard amount of € 56,000 is one of the elements used to assess what is customary.

3. Increase in travel allowance in 2024

This year the exempted travel allowance for the costs of business travel, including commuting, has increased to € 0.23 per kilometre. This allowance applies to all forms of transport and therefore also to kilometres travelled by bicycle or moped, for example. The increase to € 0.23 per kilometre is also applicable to a DGA who is employed by his/her company.

4. Expansion of exemption for public transport

From 2024 simpler rules will apply to tax-free public transport season tickets. As of this year it no longer matters whether such a season ticket is purchased by the employer and made available (employer retains ownership) or supplied (employee acquires ownership) to the employee or whether it is purchased by the employee and subsequently reimbursed. The only condition is that it is also used for business purposes, e.g. commuting. If that is the case, a specific exemption applies to a public transport season ticket that has been made available, supplied or reimbursed. The amended rules also apply to the making available, supply or reimbursement of an off-peak pass.

5. Introduction of statutory minimum hourly wage

From 1 January 2024 a statutory minimum hourly wage applies, amounting to € 13.27 per hour for employees aged 21 and above. This means that the salary scales in many collective labour agreements will need to be adjusted and recalculated, as there are no longer any fixed monthly, weekly or daily amounts.

Please note: The statutory minimum hourly wage that applies, in view of the employee’s age, must be indicated on the payslip, along with the period to which the payslip relates.

6. Untaxed volunteer’s allowance increasing to € 2,100 in 2024

You can grant volunteers who perform voluntary work within your organisation an allowance that will not be taxed by the Tax and Customs Administration. On 1 January 2024 the level of the maximum untaxed volunteer’s allowance increased to € 2,100 per year and € 210 per month. 

The volunteer’s allowance must not exceed the maximum amounts and the volunteer must not carry out the work in question as part of his/her profession. The Tax and Customs Administration assumes that the work is not carried out on a professional basis if the maximum hourly allowance in 2024 amounts to € 5.50. For volunteers under the age of 21 this maximum hourly allowance is € 3.25 in 2024.

7. Changes to 30% scheme

The 30% scheme is a tax facility under which, subject to strict conditions, up to 30% of the salary may be paid free of tax to employees recruited from abroad. This scheme has been restricted with effect from 2024. In 2024, for example, the 30% scheme can only be applied to a salary not exceeding € 233,000. This maximum does not apply in 2024 if you were already applying the 30% scheme for the employee concerned in the last pay period of 2022.

The 30% scheme is also being scaled back with effect from 2024. For the first 20 months you will be able to pay 30% of the salary free of tax as an expense allowance. This will then fall to a level of 20% for the next 20 months and to 10% for the 20 months after that. This does not apply in 2024 if you were already applying the 30% scheme for the employee concerned in the last pay period of 2023.

The application of the 30% scheme is subject to a number of conditions. One is that the employee has specific expertise that is scarce or not available at all on the Dutch labour market. An employee is considered to meet this specific expertise requirement if his/her pay is above a set salary standard. In 2023 the employee’s salary had to amount to at least € 41,954, but this is rising to € 46,107 from 2024. No salary standard applies to employees who work at a research institute in scientific research or education or employees who are doctors in training to become a specialist (AIOSs). In the case of incoming employees who are under the age of 30 and have obtained a master’s degree a salary standard of € 31,891 applied in 2023. This is rising to € 35,048 in 2024.

8. Compulsory reporting on employees’ business travel and commuting

From 1 July 2024 employers who employ 100 or more people will be required to report on the business travel and commuting journeys of their employees. The employers concerned must report, for example, the total number of kilometres that their employees have travelled for business and commuting purposes, but also the annual total of kilometres travelled, broken down by mode of transport and fuel type. The data for 2024 must be submitted by 30 June 2025 at the latest.

9. Increase in homeworking allowance and other standard amounts

In 2024, subject to certain conditions, you can pay your employees an untaxed allowance of € 2.35 per day (2023: € 2.15) for the additional costs associated with working from home. The standard amount set for the value of meals in company canteens (or similar areas) or at staff parties in the workplace is also rising in 2024. In 2023 this was € 3.55 per meal and in 2024 amounts to € 3.90 per meal.

10. Increase in salary assessable for contributions

In 2024 the maximum salary assessable for contributions is increasing to € 71,628 from € 66,956 in 2023. For employees with an assessable salary above € 66,956 an employer may therefore owe higher contributions, even though the contribution percentages for certain employee insurance schemes have fallen compared with 2023. The contribution payable under the Healthcare Insurance Act (Zvw) may also rise for employees and DGAs with an assessable salary above € 66,956. The maximum healthcare insurance contribution payable for employees in 2024 amounts to € 4,706 (an increase of € 233 compared with 2023). In the case of DGAs the maximum level of this contribution in 2024 is € 3,811 (an increase of € 175 compared with 2023).

Advieswijzer Hybride werken

By nieuws

Wat zijn de mogelijkheden voor werkgever en werknemer om flexibel en plaatsonafhankelijk te werken? En wat betekent dat voor de reiskostenvergoeding, de thuiswerkvergoeding en bijvoorbeeld de arbovoorzieningen? Hoe kunt u hybride werken fiscaal vriendelijk inkleden? Kortom, welke regels gelden er voor u als werkgever en voor uw personeel?

Wet flexibel werken

Kantoor

Bij hybride werken is allereerst de Wet flexibel werken (Wfw) van belang. De Wfw geeft werknemers niet alleen het recht de werkgever te verzoeken de arbeidsduur aan te passen, ook kunnen ze een verzoek doen tot aanpassing van de arbeidsplaats en van de werktijden. In deze wet staan de volgende definitiebepalingen:

  • arbeidsduur: het aantal overeengekomen uren waaruit een werkweek of een anderszins overeengekomen werkperiode van de werknemer bestaat;
  • arbeidsplaats: iedere overeengekomen plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt door de werknemer;
  • werktijd: de overeengekomen tijdstippen op een werkdag of een anderszins overeengekomen tijdvak waarop of waarbinnen de werknemer werkzaam is.

Aanpassen van duur, tijd en plaats

Wat betreft het aanpassen van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd gelden de volgende voorwaarden:

  • de werknemer moet behoudens onvoorziene omstandigheden minimaal 26 weken in dienst zijn;
  • de aanvraag moet de werknemer ten minste twee maanden voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk bij de werkgever indienen;
  • uit dit verzoek moet onder meer de omvang van de aanpassing blijken, de ingangsdatum en de beoogde spreiding van het aantal uren over de week;
  • het verzoek hoeft niet gemotiveerd te worden.

Als werkgever dient u vervolgens in overleg te treden met uw werknemer over diens wens tot aanpassing. Uiterlijk één maand voor de beoogde ingangsdatum moet u schriftelijk op het verzoek reageren.

De werknemer kan, behoudens onvoorziene omstandigheden, een jaar nadat u als werkgever een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd heeft ingewilligd of afgewezen, opnieuw een verzoek indienen.

Aanpassing arbeidsplaats

Voor de afwijzing van een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats, ligt de lat echter minder hoog. Er is alleen een ‘right to ask’ voor uw werknemer en ‘a duty to consider’ voor u als werkgever in de wet opgenomen. Bij een afwijzing van het verzoek moet u wel in overleg treden met de werknemer. Tevens zult u de afwijzing van het verzoek schriftelijk moeten motiveren.
U kunt uw beslissing tot aanpassing herzien bij nieuw opgekomen belangen ten aanzien van de arbeidsplaats. Voorafgaand aan de herziening moet u wel met de werknemer het gesprek hierover aangaan. De uiteindelijke herziening van de oorspronkelijke beslissing moet u gemotiveerd en schriftelijk aan de werknemer meedelen.

Let op! Deze bepalingen ten aanzien van de arbeidsplaats, arbeidsduur en werktijd gelden niet voor werkgevers die minder dan tien werknemers in dienst hebben. Ook kan in een cao worden afgeweken van de wet. Heeft de cao hierover niets geregeld of is er geen cao van toepassing, dan kan de werkgever met schriftelijke overeenstemming van de ondernemingsraad (or) (of personeelsvertegenwoordiging) afwijken van de wet voor een periode van maximaal 5 jaar.

Let op! De Wfw is niet van toepassing op werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.

Aanpassing arbeidsduur en/werktijd

Een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur en/of de werktijd mag u alleen afwijzen op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Het betreft dus een geclausuleerd verlofrecht. De lat hierbij ligt hoog voor u als werkgever. 

Wet werken waar je wilt

Begin 2021 is het initiatiefwetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’ ingediend dat de rechten op thuiswerk wilde verstevigen. Dit wetsvoorstel is echter gesneuveld in de Eerste Kamer. 

Arbeidsomstandigheden

U heeft als werkgever op grond van het Burgerlijk Wetboek een algemene zorgplicht voor de arbeidsomstandigheden van uw werknemers. Ook in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) is deze zorgplicht terug te vinden.

Wat niet?

In het kader van de Arbowetgeving valt thuiswerken onder het begrip ‘plaatsonafhankelijke arbeid’. Deze kwalificatie zorgt ervoor dat voor thuiswerken een verlicht arboregime van toepassing is. Dit betekent concreet dat bepaalde arboverplichtingen niet van toepassing zijn. Zo heeft u geen verplichtingen ten aanzien van zaken als toiletten, nooduitgangen, ventilatie en temperatuur.

Wat wel?

Volgens het Arbobesluit moet de inrichting van de werkruimte aan de volgende eisen voldoen:

  • De werkruimte van een thuiswerker is zodanig ingericht dat de werknemer zo veel mogelijk zittend en op een ergonomisch verantwoorde manier zijn werk kan doen. De werknemer heeft hiervoor een doelmatige zitgelegenheid en een doelmatig werkblad of een doelmatige werktafel tot zijn beschikking.
  • In de werkruimte zijn de nodige voorzieningen voor een doelmatige kunstverlichting aanwezig.

Hiervoor kunt u voorzieningen of hulpmiddelen voor de inrichting van de thuiswerkplek ter beschikking stellen. Denk hierbij aan zaken als een laptophouder, een muis en/of een los toetsenbord. Dergelijke kosten, die betrekking hebben op het voldoen aan de arboverplichtingen, zijn voor rekening van u als werkgever. De door uw werknemer zelf gemaakte kosten kunnen – mits hierover vooraf afspraken zijn gemaakt met u – bij u worden gedeclareerd. U moet een werkplek en kunstverlichting ter beschikking stellen, tenzij de werknemer daar zelf al over beschikt.

In het arbeidsomstandighedenbeleid dat u op grond van de Arbowet moet voeren, moet u aandacht besteden aan thuiswerken. Dit neemt u op in uw risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) en eventueel in het daaraan gekoppelde plan van aanpak.

Thuiswerken in uw arbobeleid

In een speciale thuiswerkregeling als onderdeel van het arbeidsomstandighedenbeleid kunt u onder meer aangeven voor welke functies binnen de organisatie de mogelijkheid bestaat over te gaan tot thuiswerken en welke eisen er worden gesteld aan de inrichting van de thuiswerkplek. Het faciliteren van thuiswerken kan dan nader geregeld worden in een door werkgever en werknemer te ondertekenen thuiswerkovereenkomst. Hierin worden zaken geregeld als het aantal dagen waarop de werknemer thuiswerkt, de bereikbaarheid van de werknemer en de terbeschikkingstelling van de benodigde apparatuur.

Instemming or

Aangezien een thuiswerkregeling of een thuiswerkbeleid onderdeel vormt van het arbeidsomstandighedenbeleid, heeft de OR  hierover een instemmingsrecht.

Arbeidstijden

Zowel de Arbeidstijdenwet (Atw) als de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) bepalen dat u als werkgever moet bijhouden hoeveel uren werknemers werken. U moet het volgende registreren:

  • de starttijd;
  • de eindtijd;
  • de tussenliggende pauzes en
  • de identiteit van de werknemer.

U mag zelf weten op welke wijze u aan deze registratieplicht voldoet. De wijze van registreren is dus vormvrij.

Genoemde verplichting geldt niet voor werknemers die meer dan drie keer het wettelijk minimumloon verdienen. De registratieverplichting geldt ook voor werknemers die thuiswerken. U kunt via een speciaal softwareprogramma de werknemer vragen zijn werktijd te registreren. De verantwoordelijkheid wordt hierdoor bij uw werknemer gelegd. Het voordeel is dat er betrekkelijk weinig inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de werknemer. U kunt ook gebruikmaken van proactieve software die zelf bijhoudt wanneer de werknemer werkt. Van belang is dat de software bijhoudt wanneer er sprake is van werktijd en wanneer er sprake is van privétijd. Het risico bestaat dat er te veel inbreuk wordt gemaakt op het recht op privacy van de werknemer. Wordt de registratieverplichting niet nageleefd, dan kan aan u als werkgever een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Let op! Er geldt een bewaarplicht van minimaal een jaar van de gegevens.

Let op! Aangezien hier sprake is van een werktijdregeling, geldt dat de OR een instemmingsrecht heeft.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie toetst op de naleving van de zorgplicht van de werkgever en kan handhavend optreden.

Wat is er fiscaal geregeld?

Thuiswerkvergoeding

Werknemers die thuiswerken, maken veelal extra kosten. Denk aan kosten voor water en elektriciteit, verwarming, toiletpapier, koffie en thee. Met een thuiswerkvergoeding kunt u dergelijke extra uitgaven van thuiswerkers compenseren. Het geven van een thuiswerkvergoeding is niet wettelijk verplicht, maar kan onderdeel uitmaken van een cao.

U mag werknemers die thuiswerken in 2024 een onbelaste vergoeding geven van maximaal € 2,35 (2023: € 2,15 per dag). Dit geldt ook als werknemers maar een deel van de dag thuiswerken. Kiest u ervoor meer dan € 2,35 per dag te vergoeden, dan is het meerdere belastbaar. De onbelaste vergoeding is vrijgesteld en komt ook niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

Let op! De vrijgestelde vergoeding van € 2,35 per dag is gedeeltelijk slechts beperkt aftrekbaar. Een deel van de vergoeding wordt namelijk aangemerkt als een vergoeding voor gemengde kosten, zoals koffie. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is dit deel van de vergoeding in beginsel voor 80% aftrekbaar, voor ondernemers in de vennootschapsbelasting in beginsel voor 73,5%.

Het is mogelijk met uw werknemer een vaste vergoeding overeen te komen op basis van het aantal verwachte thuiswerkdagen per week. Dit is administratief minder bewerkelijk. U moet kiezen welke van de twee vergoedingen wordt toegepast:

  1. óf de thuiswerkkostenvergoeding,
  2. óf de reiskostenvergoeding van € 0,23 km.

Een combinatie van een vaste vergoeding voor thuiswerken en reiskosten woon-werkverkeer is mogelijk op basis van de 214-werkdagenregeling, die pro rata moet worden toegepast als er structureel (gedeeltelijk) wordt thuisgewerkt. Deze vergoeding moet schriftelijk worden vastgelegd.

Voorbeeld
Een werknemer met een vijfdaagse werkweek werkt 3 dagen op kantoor en 2 dagen thuis. De enkele reisafstand woon-werk bedraagt 25 km. De gecombineerde vergoeding wordt dan als volgt berekend:

Vaste onbelaste reiskostenvergoeding: (3/5 x 214 x 50 kilometer x € 0,23)/12 = € 123,05 per maand
Onbelaste thuiswerkvergoeding: (2/5 x 214 x € 2,35 ) /12 = € 16,76 per maand

Vergoeding inrichting thuiswerkplek

U kunt een vergoeding geven voor de inrichting van een thuiswerkplek. Veel van deze kosten zijn onbelast. De kosten voor bijvoorbeeld een bureaustoel, een computer of een telefoon vallen onder voorwaarden binnen de gerichte vrijstellingen van de werkkostenregeling (WKR), waardoor er geen belasting over betaald hoeft te worden.

Voor de thuiswerkplek gelden voor de volgende vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen binnen de WKR, de volgende gerichte vrijstellingen:

  • arbovoorzieningen op grond van de wet;
  • gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur als deze voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium.

Bij verplichte arbovoorzieningen maakt het niet uit of u deze vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt, en of uw werknemer de voorziening op de werkplek gebruikt of niet. In al deze situaties geldt een gerichte vrijstelling die niet ten koste gaat van uw vrije ruimte. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een voetenbankje bij beeldschermwerk of aan een beeldschermbril.

Als voldaan is aan de volgende voorwaarden, is de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing:

  • de werknemer gebruikt de voorzieningen geheel dan wel gedeeltelijk in de werkruimte;
  • de werknemer betaalt geen eigen bijdrage voor die voorzieningen;
  • de arbovoorzieningen hangen direct samen met de verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet en
  • de inrichting van de werkruimte thuis voldoet aan eerdergenoemde eisen van het Arbobesluit.

Let op! Sinds 2022 zijn stoelmassages buiten de werkplek en cursussen ‘Stoppen met roken’ niet meer gericht vrijgesteld. Dit betekent dat deze niet meer als zodanig onbelast vergoed mogen worden. Onderbrengen in de vrije ruimte is nog wel mogelijk.

Bovengenoemde gerichte vrijstelling is niet van toepassing als de arbovoorziening volledig of gedeeltelijk onder een cafetariaregeling valt. In dat geval vormt de voorziening belastbaar loon. Dit loon kan wel in eventueel beschikbare vrije ruimte worden ondergebracht. 

De werknemer kan kiezen voor een duurdere uitvoering van de arbovoorziening. In die situatie betaalt hij voor de meerprijs een eigen bijdrage uit het nettoloon. De gerichte vrijstelling voor de basisvoorziening die de werkgever voor zijn rekening neemt, blijft van toepassing. 

Noodzakelijkheidscriterium

ICT-middelen, mobiele communicatiemiddelen e.d. op de thuiswerkplek zijn gericht vrijgesteld indien:

  • de voorziening naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (noodzakelijkheidscriterium);
  • de voorziening geen onderdeel uitmaakt van een cafetariaregeling;
  • de werknemer de voorziening moet teruggeven of de restwaarde van deze voorziening aan u als werkgever moet betalen als hij deze niet meer nodig heeft voor de dienstbetrekking; 
  • de noodzakelijke voorziening volledig door u als werkgever wordt betaald en de kosten dus niet worden doorberekend aan de werknemer; de kosten van een eventueel duurdere uitvoering mag u wel doorberekenen.

Binnen een cafetariaregeling betaalt een werknemer door inlevering van bruto loon zelf mee aan vergoedingen of voorzieningen. Om die reden is de vrijstelling  voor noodzakelijke gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur niet van toepassing. Bij de keuze van uw werknemer voor een duurdere uitvoering van een noodzakelijke voorziening kan de meerprijs wel in de cafetariaregeling worden meegenomen en dus worden uitgeruild met het brutoloon. Dit heeft alleen zin wanneer deze meerprijs aanwijst als eindheffingsloon .  Daarbij moet u wel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. De gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen is niet van toepassing op de meerprijs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Betrek bewindvoerder bij vso en ontbindingsprocedure

By nieuws

Bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (vso) met een onder bewind gestelde werknemer is medewerking nodig van de bewindvoerder. Dit heeft de kantonrechter Almelo onlangs bepaald.

Wat was het geval?

Juridisch

De onder bewind gestelde werknemer kampte met verslavingsproblematiek. Hij was op 27 februari 2023 in dienst getreden bij de werkgever, maar is halverwege mei 2023 arbeidsongeschikt geworden vanwege genoemde verslavingsproblematiek. Partijen hebben een geschil over of de werkgever halverwege mei 2023 zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd door hem niet meer op te roepen, dan wel dat zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd door de op 19 juni 2023 gesloten vso. 

Niet of wel rechtsgeldig beëindigd?

De advocaat van de werknemer schrijft aan de werkgever dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd omdat de bewindvoerder geen toestemming heeft gegeven voor het sluiten van de vso. De advocaat doet ook een beroep op het ontbreken van de vermelding van de wettelijke bedenktermijn van twee weken, waardoor de bedenktermijn drie weken bedraagt. De werkgever gaat hier niet overstag en stopt met loonbetaling. De zaak komt tot de rechter.

‘Goederen onder bewind’

De rechter geeft aan dat de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten zijn aan te merken als goederen die onder bewind staan. Artikel 1:438 lid 2 BW bepaalt dat tijdens het bewind de rechthebbende slechts met medewerking van de bewindvoerder of, indien deze niet meewerkt, met machtiging van de kantonrechter over de onder bewind staande goederen kan beschikken. Dat brengt met zich mee dat in dit geval de werknemer niet zonder medewerking van de bewindvoerder afstand kan doen van zijn rechten die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien. 

Aangezien de medewerking van de bewindvoerder ontbrak bij het sluiten van de vso, is deze ongeldig. Dit betekent dat het loon moet worden doorbetaald.

Bewindvoerder is formele procespartij

Dan is nog interessant de vraag wie in rechte betrokken moet worden bij een procedure met de onder bewind gestelde werknemer. Hier geldt in feite hetzelfde. Deze werknemer is op grond van artikel 1:441 BW niet bevoegd in de procedure op te treden. De bewindvoerder geldt namelijk als de formele procespartij. Wordt de bewindvoerder niet in de procedure betrokken, dan volgt een niet-ontvankelijkverklaring van het ontbindingsverzoek. 

Tip! Het is dus altijd handig om bij ontslag eerst het curatele- en bewindregister te checken!

Advieswijzer Gebruikelijk loon dga

By nieuws

Als u werkt voor uw eigen bv, bent u wettelijk verplicht om loon te ontvangen uit uw bv. Voor de hoogte van uw loon gelden regels, het loon moet namelijk gebruikelijk zijn. Wanneer een loon gebruikelijk is, is afhankelijk van verschillende factoren. Wij zetten de belangrijkste regels voor u op een rij.

Wie moet een gebruikelijk loon ontvangen?

Sparen

De gebruikelijkloonregeling geldt voor iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap, én
  • die ook werkzaamheden verricht voor die vennootschap. 

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Een dga heeft op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang en zal daarom een gebruikelijk loon van de eigen bv moeten ontvangen.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met een van onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere lichamen worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de gebruikelijkloonregeling van toepassing zijn.

Ook gebruikelijk loon voor partner en (klein)kinderen en (groot)ouders

Heeft u een aanmerkelijk belang in een bv? Dan moet uw partner ook een gebruikelijk loon ontvangen als uw partner werkzaamheden voor uw bv verricht. Ook als uw partner zelf geen aandelen of rechten om aandelen te verwerven of winstbewijzen heeft in uw bv.

Hebben uw (klein)kinderen en/of (groot)ouders en/of hun partners aandelen of winstbewijzen in uw bv? Dan moeten ook zij een gebruikelijk loon ontvangen als zij werkzaamheden voor uw bv verrichten. 

Hoogte gebruikelijk loon

Heeft u een aanmerkelijk belang in een bv en verricht u ook werkzaamheden voor deze bv, dan moet uw loon in 2024 vastgesteld worden op het hoogste bedrag van een van de volgende bedragen:

  • het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, of
  • het loon van de meestverdienende werknemer in uw bv of verbonden bv’s, of
  • € 56.000.

Heeft uw bv een belang van minimaal 1/3 in een andere bv of heeft een andere bv een belang van minimaal 1/3 in uw bv of heeft een derde partij een belang van minimaal 1/3 in uw bv én in een andere bv? Dan is die andere bv een verbonden bv.

Het bedrag van € 56.000 in 2024, bedroeg in 2023 nog € 51.000 en is dus flink verhoogd. Ook in de jaren daarvoor vonden al verhogingen plaats van € 46.000 in 2020, naar € 47.000 in 2021 en € 48.000 in 2022.

In 2022 mocht u nog een vergelijking maken met 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De marge van 25% is vanaf 2023 echter verdwenen. Dit kon in 2023 voor een behoorlijke verhoging van uw gebruikelijk loon zorgen.

Let op! Moeten uw partner, (klein)kinderen, (groot)ouders en hun partners ook een gebruikelijk loon ontvangen? Dan wordt hun loon volgens dezelfde regels vastgesteld.

Voorbeeld berekening hoogte gebruikelijk loon

Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking bedraagt in 2024 € 62.000. Het loon van de meest verdienende werknemer bedraagt in 2024 € 47.000. Het gebruikelijk loon bedraagt in 2024 € 62.000 (het hoogste bedrag van € 62.000, € 47.000 en € 56.000).

Lager loon uit vergelijkbaarste dienstbetrekking

Kunt u aannemelijk maken dat het berekende gebruikelijk loon hoger is dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking? Dan mag u het gebruikelijk loon vaststellen op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De discussie met de Belastingdienst hierbij zal met name gaan over de vraag of het door u gestelde loon inderdaad het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking is.

Voorbeeld
In 2024 bedraagt het loon uit de meeste vergelijkbare dienstbetrekking € 57.000 en het loon van de meest verdienende werknemer € 60.000. Het gebruikelijk loon zou dan in eerste instantie vastgesteld worden op € 60.000 (het hoogste bedrag van € 57.000, € 60.000 en € 56.000). Als u echter aannemelijk kunt maken dat dit hoger is dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, zal het gebruikelijk loon vastgesteld worden op € 57.000.

Lager loon in andere situaties

In sommige situaties kunt u uitgaan van een lager loon dan het berekende gebruikelijk loon. Zo kunnen startende ondernemingen maximaal drie jaar van een lager loon uitgaan als de bv het gebruikelijk loon niet kan betalen door het opstarten van de onderneming. Ook als uw onderneming structureel zoveel verlies lijdt dat de continuïteit van uw onderneming in gevaar komt, kunt u van een lager loon uitgaan.

Tip! Bent u een startende onderneming of lijdt u zoveel verlies dat de continuïteit van uw onderneming in gevaar komt, neem dan contact met ons op voor de voorwaarden waaronder een lager loon mogelijk is.

Werken in deeltijd

Werkt u in deeltijd en kunt u dat ook aannemelijk maken? Dan mag u het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking of het loon van de meest verdienende werknemer berekenen op basis van uw deeltijdpercentage. Dit geldt niet voor het normbedrag van € 56.000.

Voorbeeld
U werkt in deeltijd voor uw bv (50%). Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking voor een voltijdsbetrekking bedraagt € 62.000. Het loon van de meestverdienende werknemer bedraagt € 58.000. Voor de beoordeling van het gebruikelijk loon mag u dan uitgaan van een loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking van € 31.000 (50% van € 62.000) en het loon van de meestverdienende werknemer van € 29.000 (50% van € 58.000). Uw gebruikelijk loon voor 2024 komt dan uit op het normbedrag € 56.000, omdat dit het hoogste bedrag is. Alleen als u aannemelijk kunt maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is, kunt u het gebruikelijk loon op dit lagere bedrag (€ 31.000) vaststellen.

Tip! Bedraagt uw gebruikelijk loon niet meer dan € 5.000? Dan hoeft u geen rekening te houden met de gebruikelijkloonregeling en kunt u er ook voor kiezen geen loon te betalen aan uzelf. Betaalt u wel loon aan uzelf, dan moet u ook een loonadministratie voeren en loonheffing afdragen. Ook als dit loon minder dan € 5.000 bedraagt.

Welk loon telt mee?

Heeft u uw gebruikelijk loon bepaald, dan kan uw reguliere loon soms lager worden vastgesteld. Naast uw reguliere loon in geld tellen namelijk ook andere looncomponenten mee voor de beoordeling of uw loon gebruikelijk is. Denk hierbij aan:

  • de bijtelling van uw auto van de zaak,
  • ander loon in natura,
  • vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling, mits deze individueel aan u toe te wijzen zijn.

Voorbeeld
Stel dat uw gebruikelijk loon volgens de berekening uitkomt op € 62.000. Als u een bijtelling voor uw auto van de zaak heeft van € 10.000 per jaar en onder de werkkostenregeling een vergoeding van € 2.400 per jaar aanwijst in de vrije ruimte, hoeft uw reguliere loon maar € 49.600 te bedragen in plaats van € 62.000.

Vragen?

In deze advieswijzer hebben wij de belangrijkste regels met betrekking tot het gebruikelijk loon voor u op een rij gezet. Neem voor uw eigen, specifieke situatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Welke hulpmiddelen zijn fiscaal aftrekbaar en welke niet?

By nieuws

Sommige hulpmiddelen zijn fiscaal aftrekbaar als zorgkosten. De uitgaven hieraan moeten dan wel wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan. De Belastingdienst heeft eind 2023 duidelijk gemaakt wat voor de aftrek van hulpmiddelen de criteria zijn en heeft een en ander verduidelijkt met voorbeelden.

Hulpmiddelen

Medisch

Farmaceutische hulpmiddelen zijn aftrekbaar als ze zijn verstrekt op voorschrift van een arts. Daarnaast kunnen ook andere hulpmiddelen aftrekbaar zijn, mits ze voldoen aan een aantal voorwaarden.

Hoofdzakelijk gebruikt door zieken en invaliden

Die andere hulpmiddelen zijn alleen aftrekbaar als ze hoofdzakelijk door zieken en invaliden worden gebruikt. Hoofdzakelijk betekent hier minstens 70%. Is gebruik door een gezond persoon redelijkerwijs uitgesloten, dan is volgens de Belastingdienst aan dit criterium voldaan. Gebruiken gezonde mensen het hulpmiddel in de regel ook, dan is niet aan het criterium voldaan.

Twijfelpunt

Bij hulpmiddelen die zowel door zieke en invalide personen worden gebruikt als ook door gezonde personen, moet degene die de aftrek claimt aannemelijk maken dat het aantal gezonde personen minder dan 30% is. Uit de rechtspraak volgt dat in dat verband onder meer van belang is waarvoor het hulpmiddel ontworpen is, waar het te koop is en wat artsen erover verklaren.

Voorbeelden waar het duidelijk is

In een toelichting wordt aangegeven dat bijvoorbeeld een prothese niet gebruikt zal worden door een gezond persoon en daarom als hulpmiddel kan worden aangemerkt. Een hartslagmeter wordt daarentegen door zieke, maar ook door gezonde personen gebruikt. Het is niet aannemelijk dat het aantal gezonde personen minder dan 30% bedraagt en dus zal dit niet als hulpmiddel kwalificeren. 

Voorbeelden waar het minder snel duidelijk is

Tenslotte bestaat er een aantal hulpmiddelen waarbij dit niet bij voorbaat duidelijk is en dus aannemelijk gemaakt moet worden dat het aantal gezonde personen dat het betreffende hulpmiddel gebruikt minder dan 30% bedraagt. Gedacht kan worden aan een verhoogde driewieler. Die zal zowel gebruikt worden door mensen met een handicap, maar ook door gezonde personen die bang zijn om met een normale fiets te vallen. Hier is dus onder meer van belang waarvoor het hulpmiddel ontworpen is, waar het te koop is en wat artsen erover verklaren.

 

Te lang wachten met bewoning koophuis kost extra overdrachtsbelasting

By nieuws

Wie een pand koopt, is daarover in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Wel geldt er in sommige gevallen voor woningen een vrijstelling of een verlaagd tarief van 2%. Daarvoor is onder meer vereist dat de woning binnen twaalf maanden wordt betrokken.

Overdrachtsbelasting

Makelaar

De bij aankoop van een pand verschuldigde overdrachtsbelasting bedraagt voor niet-woningen, zoals een winkel of tweede woning, momenteel 10,4% (2024). Voor woningen bedraagt het tarief 2% (2024), onder de voorwaarde dat de woning na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt gaat worden. Dit moet ook in een schriftelijke verklaring zijn vastgelegd.

Tip! Meerderjarige kopers jonger dan 35 jaar kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor de startersvrijstelling van overdrachtslasting. Voor 2024 bedraagt hiervoor de maximale woningwaarde € 510.000.

Bewonen uitstellen

Vanwege de gespannen woningmarkt komt het regelmatig voor dat woningen al verkocht worden, zonder dat deze direct kunnen worden betrokken. Bijvoorbeeld omdat de nieuwe woning van de verkopende partij nog in aanbouw is. Dit is niet zonder risico, zo bleek uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag.

In een zaak had een vrouw samen met haar vader ieder voor de helft een woning gekocht. De vrouw woonde nog bij haar ouders en wilde de woning, zodra deze leeg kwam, gaan bewonen. De verkopende partij was ingeloot in een nieuwbouwproject, wat betekende dat de woning pas twee jaar na de verkoop vrij zou komen.

Rechtbank: termijn twaalf maanden

Volgens de rechtbank is uit de wetshistorie af te leiden dat een woning in beginsel binnen twaalf maanden na aankoop bewoond moet worden. Nu dat in bovenstaande situatie niet het geval was, moest het hoge tarief van destijds 8% worden afgedragen, in plaats van 2%.