Skip to main content
Category

nieuws

Advieswijzer Fiscale eenheid

By nieuws

Onderneemt u vanuit meerdere bv’s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv’s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid mogelijk.

De voorwaarden luisteren nauw en alhoewel deze constructie zeker voordelen kent, zijn er ook enkele belangrijke nadelen. In deze advieswijzer komt zowel de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting als de fiscale eenheid in de omzetbelasting aan bod.

Fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Bedrijfspand

Op verzoek kan een holding (moedervennootschap) samen met een of meer dochtervennootschappen (werk-bv’s) voor de vennootschapsbelasting worden aangemerkt als een fiscale eenheid. Juridisch blijven de vennootschappen gescheiden, maar fiscaal worden zij gezien als één belastingplichtige. De resultaten van de dochtervennootschap(pen) worden namelijk toegerekend aan de moedervennootschap.

Let op! Een verzoek om een fiscale eenheid moet schriftelijk worden ingediend bij de Belastingdienst. Hiervoor dient een aantal formulieren te worden ingevuld. Deze treft u aan op de site van de Belastingdienst. Het verzoek moet binnen drie maanden na de gewenste ingangsdatum zijn ingediend.

Voorwaarden aangaan fiscale eenheid

Niet alle bv’s kunnen zomaar een fiscale eenheid met elkaar vormen. Er geldt een aantal eisen:

  • De moedervennootschap bezit ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van het nominaal gestorte aandelenkapitaal van de dochtervennootschap. Dit aandelenbezit vertegenwoordigt ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtervennootschap. In alle gevallen geeft het aandelenbezit recht op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van deze dochtervennootschap.
  • De boekjaren van de deelnemende bv’s moeten samenvallen. Er geldt een uitzondering wanneer een bv in de loop van het jaar wordt opgericht.
  • Alle deelnemende bv’s moeten dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
  • Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Let op! Doordat de moedervennootschap ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van de aandelen in de dochtervennootschap moet bezitten, is het niet mogelijk om een fiscale eenheid te vormen als de aandelen in de dochtervennootschap zijn ondergebracht en gecertificeerd in een Stichting Administratiekantoor (STAK). Die mogelijkheid was er wel in het verleden, maar deze is ten einde gekomen.

Het is ook mogelijk om in bepaalde ‘buitenlandsituaties’ een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse vennootschappen. Zo is bijvoorbeeld een fiscale eenheid mogelijk tussen een Nederlandse moedermaatschappij en een Nederlandse kleindochtermaatschappij, wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij is gevestigd in een ander EU-land, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Ook kunnen twee in Nederland gevestigde zustermaatschappijen met elkaar een fiscale eenheid aangaan als de moedermaatschappij is gevestigd in de EU of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

Einde fiscale eenheid

Een fiscale eenheid eindigt uiteraard automatisch als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Zo eindigt de fiscale eenheid bijvoorbeeld als de moedervennootschap een deel of alle aandelen in de dochtervennootschap verkoopt en daardoor minder dan 95% van de aandelen bezit. Ook op gezamenlijk verzoek van de moedervennootschap en de dochtervennootschap kan een fiscale eenheid worden verbroken (ontvoeging). Verbreking kan niet eerder plaatsvinden dan op de datum waarop het verzoek is ontvangen door de Belastingdienst (derhalve geen terugwerkende kracht). Door liquidatie en vereffening van een vennootschap binnen de fiscale eenheid, komt de fiscale eenheid ten aanzien van de vereffende vennootschap uiteraard ook ten einde. Dit wordt formeel echter niet aangemerkt als een ontvoeging. Dat is van belang, omdat sommige antimisbruikmaatregelen alleen in werking treden bij een ontvoeging (en dus niet bij een vereffening).

Voordelen fiscale eenheid

Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kent enkele belangrijke voordelen. Zo kunnen verliezen en winsten onderling worden verrekend.

Let op! Dit voordeel is gewijzigd, omdat de voorwaartse verliesverrekening per 1 januari 2022 onbeperkt mogelijk is. De verrekening is wel beperkt tot maximaal € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Bij een winst van € 2 miljoen kan dus € 1,5 miljoen verrekend worden. Dit geldt zowel voor de voorwaartse als de achterwaartse verliesverrekening. De achterwaartse verliesverrekening is één jaar gebleven.

Ook kan er zonder fiscale gevolgen tussen de bv’s ‘geschoven’ worden met activa waarop een stille reserve rust. Reorganisatie is daardoor onder voorwaarden binnen de fiscale eenheid zonder belastingheffing mogelijk en er is geen winstneming op transacties binnen de fiscale eenheid. Wel geldt in dergelijke gevallen de voorwaarde dat de fiscale eenheid zes jaar (soms drie jaar) in stand moet blijven. Anders kan mogelijk alsnog belastingheffing over de stille reserves plaatsvinden.

Een ander voordeel van een fiscale eenheid kan zich voordoen als de gemengde kosten van de bv’s dermate hoog zijn, dat het financieel voordeliger is om bij de aftrekbeperking te kiezen voor een vast bedrag (in 2024 € 5.600 of 0,4% van de loonsom als dit meer is). Of dit per saldo ook voordeliger is, hangt af van de omvang van de gemengde kosten en van het vaste bedrag.

Tip! Bij een fiscale eenheid hoeft er maar één aangifte vennootschapsbelasting te worden ingediend.

Nadelen fiscale eenheid

Naast voordelen is er ook een aantal belangrijke nadelen. Er kan bijvoorbeeld maar eenmaal geprofiteerd worden van het 19%-vennootschapsbelastingtarief over de eerste € 200.000 belastbare winst. Over het meerdere is 25,8% belasting verschuldigd. Zijn er binnen de fiscale eenheid meerdere bv’s met een winst boven de € 200.000, dan kan er dus maar één keer gebruik worden gemaakt van het 19%-tarief.

Let op! Ook voor de investeringsaftrek kan een nadeel optreden. Deze wordt namelijk beperkt doordat de investeringen van alle deelnemende bv’s bij elkaar worden opgeteld. Hierdoor bereikt de fiscale eenheid eerder de grenzen waarbij de investeringsaftrek gelijk blijft, respectievelijk afneemt of er zelfs helemaal geen recht meer op bestaat. Alleen bij investeringen door de individuele bv’s van niet meer dan € 2.800 per jaar kan een voordeel ontstaan. Ook kan er een voordeel ontstaan als er binnen de fiscale eenheid onderling investeringsgoederen aan elkaar ter beschikking worden gesteld. Verder kan bij de desinvesteringsbijtelling een nadeel ontstaan, omdat eerder de grens van € 2.800 bereikt wordt. De desinvesteringsbijtelling is namelijk van toepassing als voor een bedrag van meer dan € 2.800 aan bedrijfsmiddelen vervreemd wordt.

Een ander belangrijk nadeel is dat iedere bv hoofdelijk aansprakelijk is voor de totale belastingschuld van de fiscale eenheid en dus niet alleen voor het gedeelte van de vennootschapsbelastingschuld dat betrekking heeft op de winst die zij zelf heeft behaald.

Verder kunnen bij het verbreken van de fiscale eenheid problemen ontstaan. Zo zal er in bepaalde gevallen moeten worden afgerekend over de meerwaarde van activa. Ook de verrekening van verliezen van voor en na de fiscale eenheidsperiode met winsten uit deze periode is aan beperkingen gebonden.

Een nadeel kan verder optreden als binnen de fiscale eenheid één onderdeel failliet gaat, omdat onbetaalde schulden tot belaste winst binnen de fiscale eenheid kunnen leiden die anders onbelast zou blijven. 

Fiscale eenheid in de omzetbelasting

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent zo haar eigen regels. Voor het vormen van een fiscale eenheid gelden de volgende voorwaarden:

  • Alle deelnemers moeten in beginsel btw-ondernemer zijn.
  • Alle deelnemers moeten in Nederland wonen of gevestigd zijn of een vaste inrichting in Nederland hebben. Vanaf 1 januari 2024 kunnen buitenlandse vestigingen binnen de EU ook niet langer deel uitmaken van een Nederlandse fiscale eenheid voor de btw.
  • Alle deelnemers moeten op financieel, organisatorisch en economisch gebied dusdanig verweven zijn dat zij een eenheid vormen. Op financieel gebied betekent dit dat meer dan 50% van de aandelen van elk van de vennootschappen direct of indirect in dezelfde handen is. Van organisatorische verwevenheid is sprake als de vennootschappen onder één overkoepelende leiding staan. Economische verwevenheid wil zeggen dat de deelnemers bijvoorbeeld een gemeenschappelijke klantenkring hebben of dat de ene vennootschap in belangrijke mate aanvullende activiteiten verricht voor de andere vennootschap.

Tip! Het is ook mogelijk om een fiscale eenheid te vormen met een andere rechtsvorm, bijvoorbeeld een cv of een stichting, maar ook met een natuurlijk persoon. Zo kan er dus een fiscale eenheid bestaan tussen de bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) als deze dga bijvoorbeeld een pand verhuurt aan zijn bv.

Aangaan fiscale eenheid

Indien wordt voldaan aan voornoemde voorwaarden, bestaat de fiscale eenheid automatisch. De Belastingdienst hoeft daarvoor niet per se een beschikking af te geven. Er mag dan toch al worden gehandeld als fiscale eenheid, al mag ook worden gehandeld alsof er geen fiscale eenheid is. Op verzoek kunnen vennootschappen ook een beschikking voor de fiscale eenheid vragen aan de Belastingdienst. De belastinginspecteur kan ook op eigen initiatief een fiscale eenheid vaststellen. In allebei de gevallen zal de inspecteur een beschikking afgeven en staat de fiscale eenheid als zodanig bij de Belastingdienst geregistreerd.

Tip! Indien twijfel bestaat of wel of niet wordt voldaan aan de voorwaarden terwijl de fiscale eenheid wel wenselijk is, is het verstandig om de fiscale eenheid bij beschikking te laten vaststellen.

De voor- en nadelen

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent als belangrijk voordeel dat de deelnemende vennootschappen geen btw betalen over onderlinge leveringen van goederen en diensten. Dit kan financieel voordelig zijn, als zonder fiscale eenheid de door een van de vennootschappen in rekening gebrachte btw bij de andere vennootschap niet (volledig) aftrekbaar zou zijn. Bijvoorbeeld omdat die andere vennootschap btw-vrijgestelde prestaties verricht.

Ook hoeft er maar één btw-aangifte te worden gedaan. Niet iedere vennootschap hoeft dus meer apart een aangifte omzetbelasting te doen (als het wenselijk is, kan dat overigens wel). Er vindt dus een (gecombineerde) aangifte op naam van de fiscale eenheid plaats. De fiscale eenheid krijgt één btw-nummer.

Let op! Op facturen moeten de individuele vennootschappen gewoon het eigen btw-nummer vermelden, niet het nummer van de fiscale eenheid.

Een belangrijk nadeel is dat alle deelnemende vennootschappen in de fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid te betalen btw. Dit geldt echter pas zodra een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst. Zo is het dus mogelijk om te handelen als fiscale eenheid zonder beschikking, zodat ook geen onderlinge aansprakelijkheid bestaat. Wel zal het bestaan van de fiscale eenheid dan eerder onder de aandacht van de Belastingdienst komen, waardoor de Belastingdienst uit zichzelf een beschikking kan afgeven. Daarom kan het soms verstandig zijn om – ondanks dat aan de voorwaarden is voldaan – toch niet als fiscale eenheid te handelen (mits er geen beschikking is uiteraard).

Let op! Omdat de fiscale eenheid in de omzetbelasting van rechtswege bestaat als wordt voldaan aan de voorwaarden, kan een fiscale eenheid niet op verzoek worden verbroken. Er vindt pas een verbreking plaats zodra niet meer wordt voldaan aan een of meerdere van de drie verwevenheden.

Tip! Voldoet een van de vennootschappen niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid, meld dit dan zo snel mogelijk bij de Belastingdienst. Die vennootschap kan dan niet langer deel uitmaken van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Zonder melding is de fiscale eenheid wel verbroken, maar blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-schulden bestaan.

Tot slot

In deze advieswijzer heeft u op hoofdlijnen kennis kunnen maken met de voor- en nadelen van de fiscale eenheid. De details maken het fiscale eenheidsregime ingewikkeld. Neem voor meer informatie contact met ons op. Wij kunnen u adviseren over het aangaan dan wel verbreken van een fiscale eenheid.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Opteren voor btw-belaste verhuur met terugwerkende kracht

By nieuws

De verhuur van een onroerende zaak is in beginsel btw-vrijgesteld. In bepaalde situaties kunnen de verhuurder en huurder, onder voorwaarden, samen kiezen voor btw-belaste verhuur. Als u in het verleden niet aan alle voorwaarden heeft voldaan, kunt u dat nu misschien met terugwerkende kracht herstellen.

Kiezen voor btw-belaste verhuur

Bedrijfspand

Kiezen voor btw-belaste verhuur kan voordelig zijn omdat de verhuurder dan de btw over de aankoop en onderhoud van de onroerende zaak in aftrek kan brengen. Hiervoor kan echter alleen gekozen worden als de huurder ondernemer is voor de btw en de onroerende zaak voor minimaal 90% (in bepaalde situaties is 70% voldoende) gebruikt voor btw-belaste handelingen.

Verklaring gebruik

De huurder moet verklaren dat hij de onroerende zaak voor minimaal 90% (of 70% in bepaalde situaties) gebruikt voor btw-belasten handelingen. Deze verklaring wordt opgenomen in de huurovereenkomst of in een apart verzoek aan de Belastingdienst.

Geen verklaring of onvolledige verklaring

Als er geen verklaring van de huurder in de huurovereenkomst is opgenomen en er ook geen apart verzoek aan de Belastingdienst is gedaan, mag de verhuur niet met btw belast worden. Het komt soms ook voor dat wel een verklaring is opgenomen, maar niet alle daarvoor benodigde gegevens in de huurovereenkomst of het verzoek zijn gemeld. Ook in dat geval mag de verhuur niet met btw belast worden.

Herstel

De staatssecretaris vindt het niet mogen verhuren met btw als gevolg hiervan in bepaalde situaties ongewenst en keurt daarom het volgende goed:  
Als de huurder en verhuurder alsnog op juiste wijze opteren voor btw-belaste verhuur met een wijziging op de schriftelijke huurovereenkomst of met een apart verzoek aan de Belastingdienst, mag met terugwerkende kracht alsnog de verhuur plaatsvinden met btw als:

  • de huurder al die tijd voldoet aan de 90%-norm (of 70% norm in bepaalde situaties), en
  • de verhuurder en huurder al die tijd hebben gehandeld alsof rechtsgeldig was gekozen voor btw-belaste verhuur (ofwel er is gewoon btw berekend gedurende die tijd).

Let op! Als verhuurder en huurder al die tijd niet hebben gehandeld alsof rechtsgeldig was gekozen voor btw-belaste verhuur, dan keurt de staatsecretaris terugwerkende kracht van maximaal drie maanden goed.

Beoordeling huurovereenkomst

Heeft u op juiste en volledige wijze geopteerd voor btw-belaste verhuur? Twijfelt u daarover? Neem dan contact op met een van onze adviseurs. Wij kijken dan samen of u aan de voorwaarden voldoet en kunnen, waar nodig, alsnog de Belastingdienst verzoeken om btw-belast te mogen verhuren.

Advieswijzer Zonnepanelen op uw woning

By nieuws

Overweegt u om zonnepanelen op uw privéwoning te plaatsen? Dan betaalt u als particulier geen btw meer. Wat zijn de regels hieromtrent? En wat als u als ondernemer vanuit huis werkt en ook zonnepanelen wilt? Wat zijn dan de fiscale mogelijkheden? En hoe zit het met de salderingsregeling? Op deze vragen gaan we in deze Advieswijzer in.

Btw op zonnepanelen

Zonnepanelen

Vanaf 1 januari 2023 geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen op of bij een woning een btw-tarief van 0%. Hieraan zijn wel de nodige voorwaarden verbonden. De verlaging van het btw-tarief naar 0% betekent dat het voor de meeste particulieren voordeliger is om niet btw-plichtig te zijn. U kunt immers geen btw meer verrekenen, aangezien er op de aangeschafte zonnepanelen geen btw rust. Bent u wél btw-plichtig, dan moet u btw betalen over de door u zelf opgewekte en verbruikte energie én over de door u zelf opgewekte energie die u teruglevert aan uw energiebedrijf.

Wanneer 0% btw?

Het btw-tarief van 0% geldt voor niet-geïntegreerde zonnepanelen. Dit zijn zonnepanelen die niet tevens dienen als dakbedekking. Voor geïntegreerde zonnepanelen geldt het 0%-tarief op nieuwbouwwoningen, maar alleen als uitsluitend de zonnepanelen geleverd of geïnstalleerd worden. Worden zowel de zonnepanelen als de nieuwbouwwoning geleverd, dan gaan de zonnepanelen deel uitmaken van de woning en dient het normale tarief van 21% op zowel de woning als de zonnepanelen toegepast te worden.

Het 0%-tarief geldt niet alleen voor zonnepanelen op het dak van een woning, maar ook voor de levering en installatie bij een woning. Dit betekent dat het 0%-tarief ook van toepassing is als de zonnepanelen geleverd en geïnstalleerd worden op een garage of schuur bij een woning, een serre, een aan- of uitbouw of in de tuin van een woning. Verder kan het ook gaan om een vakantiewoning of een woning van een bedrijf aan huis, indien de zonnepanelen ook privé worden gebruikt. Ten slotte vallen ook zonnepanelen die een Vereniging van Eigenaren koopt voor op een appartementencomplex onder het 0%-tarief.

Hoe blijft u buiten de btw-plicht?

Zoals aangegeven, is het voor de meeste particulieren tegenwoordig voordelig om niet btw-plichtig te zijn. Fiscaal moet hierbij onderscheid worden gemaakt in twee situaties. In de eerste situatie gaat het erom dat uw jaaromzet aan energie maximaal € 1.800 bedraagt. Deze situatie is het eenvoudigst, omdat u dan fiscaal geen actie hoeft te ondernemen. U hoeft zich dus ook niet bij de Belastingdienst te melden.

Bedraagt uw jaaromzet aan energie meer dan € 1.800, maar niet meer dan € 20.000, dan kunt u gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (KOR). Dit zal het geval zijn als het opwekvermogen van uw installatie meer is dan 15.000 Wattpiek. Ook bij de KOR brengt u geen btw in rekening en kunt u zelf ook geen btw in aftrek brengen. Particulieren die maximaal € 20.000 aan stroom opwekken, kunnen dus van de KOR gebruikmaken. Dat geldt ook voor ondernemers met een omzet – inclusief de door de zonnepanelen opgewekte stroom – van maximaal € 20.000. Als u van de KOR gebruik wilt maken, moet u zich wel aanmelden bij de Belastingdienst.

Let op! Kiest u voor toepassing van de KOR (bij een omzet tussen € 1.800 en € 20.000), dan geldt deze minimaal voor drie jaar. Bent u ondernemer en investeert u binnen deze periode, dan kunt u de op deze investeringen rustende btw dus niet terugvragen. Houd hier rekening mee.

Teruggave btw op deel van woning?

Lange tijd speelde de vraag of naast de btw op zonnepanelen ook een deel van de btw op de bouwkosten van een woning aftrekbaar zou zijn, omdat de woning nodig is voor het plaatsen van de zonnepanelen. Inmiddels is duidelijk dat aftrek van een deel van de btw op de bouwkosten van een woning over het algemeen niet mogelijk is. De Hoge Raad oordeelde namelijk dat een particulier die een woning laat bouwen deze bouwkosten hoe dan ook maakt, ook als er geen zonnepanelen op geplaatst zouden worden. De bouwkosten zijn dan niet gemaakt voor het met zonnepanelen opwekken van energie en dit tegen vergoeding terugleveren. De btw over die bouwkosten kan daarom niet in aftrek komen.

Tip! Wilt u weten of in uw geval een deel van de btw op de bouwkosten van een woning mogelijk wel aftrekbaar is? Bijvoorbeeld omdat u van mening bent dat u de bouwkosten niet ‘hoe dan ook’ zou maken? Neem dan contact met ons op. Wij kunnen samen met u bekijken wat er eventueel mogelijk is.

Zzp’ers met bedrijf aan huis

Ondernemers die vanuit huis werken, zonnepanelen op hun woning installeren en een omzet hebben van meer dan € 20.000, zijn voor de levering van de met zonnepanelen opgewekte energie btw-plichtig. Dit betekent dat ze btw moeten afdragen over de opgewekte energie die ze terugleveren aan de energiemaatschappij én over de opgewekte energie die ze zelf verbruiken. Anders dan voorheen mag het af te dragen bedrag via het forfait worden bepaald als het opwekvermogen van de zonnepanelen niet meer bedraagt dan 15.000 Wattpiek per jaar. Het gebruik van het forfait is niet verplicht. Bij een hoger opwekvermogen moet de af te dragen btw zo goed mogelijk worden berekend op basis van het verbruik.

Let op! Tot 1 januari 2023 konden ondernemers het btw-bedrag niet vaststellen aan de hand van een forfait. Vanaf 1 januari 2023 is dit wel mogelijk.

Btw-forfait

Bij gebruik van het btw-forfait is het jaarlijkse opwekvermogen van de zonnepanelen bepalend, alsmede de vraag of er sprake is van geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen. Het af te dragen bedrag aan btw volgt uit onderstaande tabel.

Opwekvermogen in Wattpiek per jaar  Forfait niet-geïntegreerde zonnepanelen   Forfait geïntegreerde zonnepanelen
 0-1000  € 20  € 5
 1001-2000  € 40  € 10
 2001-3000  € 60  € 20
 3001-4000  € 80  € 30
 4001-5000  € 100  € 40
 5001-6000  € 120  € 50
 6001-7000  € 140  € 60
 7001-8000  € 160  € 70
 8001-9000  € 180  € 80
 9001-10000  € 200  € 90
 10001-11000  € 220  € 100
 11001-12000  € 240  € 110
 12001-13000  € 260  € 120
 13001-14000  € 280  € 130
 14001-15000  € 300  € 140

Let op! Als u gebruikmaakt van de forfaits, mag u geen btw in rekening brengen aan uw energieleverancier.

Tip! Als u subsidie heeft ontvangen voor de aanschaf van de zonnepanelen, hoeft hierover geen btw te worden afgedragen.

Invloed zonnepanelen op winst

Ondernemers kunnen de zonnepanelen op het dak van hun privéwoning tot hun bedrijfsvermogen rekenen. Dit kan als de zonnepanelen voor minstens 10% zakelijk worden gebruikt. Als de zonnepanelen tot het bedrijfsvermogen worden gerekend, kan hierop worden afgeschreven. Volgens een rechterlijke uitspraak bedraagt de afschrijvingstermijn twintig jaar.

Volgens een andere rechterlijke uitspraak kan op zonnepanelen niet apart worden afgeschreven en vormen ze geen zelfstandig bedrijfsmiddel, maar een onderdeel van het pand waarop ze worden geïnstalleerd. In deze uitspraak betrof het huurwoningen van een woningcorporatie. Deze situatie was echter zo bijzonder dat het onduidelijk is of hieruit moet worden afgeleid dat zonnepanelen altijd onderdeel van een gebouw uitmaken.
Worden zonnepanelen tot het bedrijfsvermogen gerekend, dan behoren de opbrengst van de energie en de energie die privé wordt verbruikt tot de winst. Dit zal zo goed mogelijk moeten worden geschat. Een andere optie kan zijn de zakelijk verbruikte energie door middel van aparte meters bij te houden.

Behalve dat op de zonnepanelen kan worden afgeschreven, komen ze ook in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Daarnaast kan op zonnepanelen – als ze in 2023 zijn aangeschaft – eenmalig versneld worden afgeschreven tot een maximum van 50%. Het restant van de aanschafprijs dient dan in de resterende negentien jaar te worden afgeschreven.

Het bovenstaande betekent dat u bij een investering in zonnepanelen vooraf zo goed mogelijk moet berekenen of u de zonnepanelen al dan niet tot uw ondernemingsvermogen gaat rekenen. Het voordeel is dat u op de zonnepanelen kunt afschrijven, kunt profiteren van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en van de faciliteit inzake versneld afschrijven. Het nadeel is dat u de energieopbrengst die u niet zakelijk verbruikt tot de winst moet rekenen. Het zal van de omstandigheden afhangen of dit voor- of nadelig voor u uitpakt. Raadpleeg hierover bij twijfel uw adviseur.

Invloed zonnepanelen op WOZ-waarde

De rechter heeft eerder beslist dat door het plaatsen van zonnepanelen de WOZ-waarde van uw pand kan toenemen. Dit betekent onder meer dat u als eigenaar een hogere aanslag OZB kunt krijgen en een hoger eigenwoningforfait moet opgeven bij de aangifte inkomstenbelasting als u over een eigen woning beschikt. Het maakt niet uit of u geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen heeft geplaatst. Ook het feit dat u de zonnepanelen weer kunt demonteren bij verhuizing is niet van belang. In de praktijk blijken voor de bepaling van de WOZ-waarde echter niet alle gemeentes rekening te houden met het al dan niet aanwezig zijn van zonnepanelen.

Zonnepanelen aangeschaft vóór 2023

Heeft u als particulier of als ondernemer uw zonnepanelen aangeschaft vóór 2023, dan is hierover 21% btw gerekend. Deze btw heeft u als particulier en als ondernemer terug kunnen vragen. U moest daartoe binnen zes maanden na het jaar van aanschaf het formulier Opgaaf zonnepaneelhouders naar de Belastingdienst zenden. Heeft u in 2022 zonnepanelen gekocht, dan moest u dit formulier dus vóór 1 juli 2023 inzenden. Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht, het formulier inzenden. De btw-aangifte die u daarna doet, wordt aangemerkt als een ‘ambtshalve’ teruggaveverzoek voor de btw. Wordt dit afgewezen, dan kunt u daarover niet inhoudelijk in beroep bij de rechter.

Als de zonnepanelen tot een (huwelijks)goederengemeenschap behoren, kan alleen de persoon die op de energienota staat vermeld zich aanmelden als btw-ondernemer. De factuur van de zonnepanelen moet dan ook op naam van deze persoon staan. Als de zonnepanelen niet tot een goederengemeenschap behoren, kan alleen degene die de zonnepanelen aanschaft zich aanmelden als btw-ondernemer. Ook in dit geval moet het energiecontract op naam van deze persoon zijn afgesloten. Dit is althans de werkwijze die de Belastingdienst strikt hanteert. De rechter heeft zich hierover voor zover ons bekend nog niet uitgelaten. Zou deze kwestie aan de rechter worden voorgelegd, dan zou de uitleg wel eens ruimer kunnen zijn. Maar als u nog kunt sturen op de tenaamstelling, dan is het veiliger om de werkwijze van de Belastingdienst aan te houden.

KOR

Bent u aangemeld als ondernemer, dan moet u over de energieopbrengst btw afdragen. U kunt hieraan ontkomen door na het jaar van aanschaf te kiezen voor de KOR, de kleineondernemersregeling. Dit kan echter alleen als uw jaaromzet niet meer dan € 20.000 bedraagt. Daarom zal het voor veel zzp’ers niet mogelijk zijn om voor de KOR te kiezen.

Salderingsregeling

Nederland kent de zogenaamde salderingsregeling. Hierbij wordt de door u geleverde stroom verrekend met de door u afgenomen stroom. Ook in het geval van saldering is echter sprake van een vergoeding voor de door u geleverde stroom. Zelfs indien u meer stroom verbruikt dan u levert, bent u in principe ook gewoon btw-ondernemer. In de praktijk zullen er immers altijd momenten zijn dat u meer stroom opwekt dan u op dat moment verbruikt. Het maakt overigens niet uit of u een zogenaamde slimme meter heeft of niet. Voor alle meters geldt een vergoeding.

Afbouw salderingsregeling?

De salderingsregeling zou vanaf 2025 geleidelijk worden afgebouwd. De Eerste Kamer heeft echter niet met het voorstel ingestemd, zodat de salderingsregeling voorlopig ongewijzigd wordt voortgezet.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Wanneer teruggave btw thuisbatterij?

By nieuws

Het aantal particulieren dat een thuisbatterij aanschaft, neemt steeds meer toe. Onlangs kwam de vraag aan de orde of, en zo ja wanneer, de btw op een dergelijke batterij kan worden teruggevraagd. Volgens de Belastingdienst is dit lang niet altijd het geval.

Thuisbatterij

Zonnepanelen

Met een thuisbatterij kan stroom tijdelijk worden opgeslagen en later worden gebruikt. Aanschaf en gebruik van thuisbatterijen nam toe onder eigenaren van zonnepanelen toen het ernaar uitzag dat de salderingsregeling op termijn zou worden afgeschaft. Het voorstel tot afschaffing is echter onlangs door de Eerste Kamer niet aanvaard.

Alleen bij trading

Bij een aantal thuisbatterijen kan de stroom ook worden geleverd aan de energiemaatschappij. Volgens de Belastingdienst kan de btw op een thuisbatterij alleen worden teruggevraagd als er in energie wordt gehandeld met een energiemaatschappij, het zogenaamde traden. Er wordt dan energie ingekocht op momenten dat de prijs laag is en weer wordt teruggeleverd aan de energiemaatschappij op momenten dat de prijs juist hoger is. Hiervoor is een zogenaamd dynamisch energiecontract nodig. Om de btw op de aanschaf en de levering te kunnen verrekenen moet je ondernemer zijn voor de btw. 

Eigenaar van zonnepanelen

Eigenaren van zonnepanelen gebruiken een thuisbatterij vaak om zelf opgewekte stroom later te kunnen gebruiken of terug te leveren. De btw op die thuisbatterij is niet terug te vragen omdat er geen sprake is van traden. Eigenaren van zonnepanelen maken daarbij vrijwel altijd gebruik van de kleineondernemersregeling (KOR). Ook die regeling staat verrekening van de btw in de weg. De KOR geldt namelijk voor ten minste drie jaar, en gedurende deze drie jaar kan er geen btw-aangifte gedaan worden.

Let op! Per 2023 vallen zonnepanelen op en in de nabijheid van woningen onder een speciale 0% btw-regeling. Dit geldt niet voor thuisbatterijen.

Kanttekeningen

Bij de aftrek van btw voor de thuisbatterij passen verder nog enkele kanttekeningen. Wordt namelijk niet van de KOR gebruikgemaakt, dan moet er rekening mee worden gehouden dat ook over het privégebruik van energie btw moet worden afgedragen. Alleen als met een afzonderlijke aansluiting aangetoond wordt dat de thuisbatterij puur zakelijk gebruikt wordt, kan dit worden voorkomen.

Tien tips voor uw aangifte inkomstenbelasting 2023

By nieuws

Voor het jaar 2023 moet weer een aangifte inkomstenbelasting ingediend worden. Waar moet u op letten als u zichzelf niet tekort wilt doen? Tien aandachtspunten op een rij.

1. Voorkom belastingrente!

Euro

Als uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023 of vennootschapsbelasting 2023 niet voor 1 mei 2024 is aangevraagd en de voorlopige aanslag een dagtekening heeft van ná 30 juni 2024, wordt aan u belastingrente in rekening gebracht. Deze belastingrente bedraagt 7,5% voor de inkomstenbelasting en 10% voor de vennootschapsbelasting. Het is daarom belangrijk om te zorgen voor een tijdige, maar ook juiste voorlopige aanslag ter voorkoming van deze rente. Als uw definitieve aanslag namelijk hoger is dan uw voorlopige aanslag, betaalt u over dit verschil vanaf 1 juli 2024 ook 7,5% rente bij de inkomstenbelasting en 10% bij de vennootschapsbelasting.

Tip! Overleg met ons over de hoogte van uw inkomen in 2023 en de winst die u of uw bv maakte. Op die manier kunnen we samen zorgen dat de voorlopige aanslag in ieder geval niet te laag is.

2. Box 3 op basis van werkelijk rendement?

Momenteel loopt een aantal rechtszaken bij de Hoge Raad over box 3. De rechtszaken gaan over de jaren tot en met 2022, maar zullen ook gelden voor de box 3-heffing in 2023. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke inkomen uit uw vermogen als dit lager is dan het inkomen dat volgt uit de wettelijke bepalingen. Dat zou voor u een gunstige ontwikkeling kunnen zijn als uw werkelijke inkomen inderdaad lager is. Uiteraard houden wij de ontwikkelingen voor u in de gaten en brengen wij u op de hoogte als er meer nieuws is.

3. Laat heffingskortingen niet verloren gaan

Personen zonder eigen inkomsten of met geringe eigen inkomsten, kunnen hun heffingskortingen niet (volledig) benutten. Alleen iemand die vóór 1 januari 1963 geboren is kan voor het jaar 2023 nog maximaal € 3.070 algemene heffingskorting uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat de partner voldoende belasting verschuldigd is. In alle andere gevallen kan het verstandig zijn een deel van het inkomen van de partner met inkomsten in box 2 (o.a. dividend) of box 3 (vermogen) aan deze personen toe te rekenen. Op die manier zijn deze personen wel belasting verschuldigd, maar wordt deze verminderd  door de heffingskorting. De heffingskorting gaat dan niet verloren en de partners zijn in totaal hierdoor minder belasting verschuldigd. Uiteraard zullen wij hier bij het invullen van uw aangifte rekening mee houden.

4. Hypotheekrente optimaal aftrekken

Heeft u een eigen woning, een partner en betaalt u hypotheekrente? Zorg er dan voor dat u de aftrek optimaal verdeelt. Bij partners die met hun inkomen in andere tariefgroepen vallen, is aftrek bij de partner die in de hoogste tariefgroep valt meestal niet voordelig. Dit vanwege het feit dat de aftrek van hypotheekrente in 2023 beperkt is tot maximaal 36,93% en dat de aftrek bij de partner met de laagste tariefgroep leidt tot een hogere heffingskorting. Bij het invullen van uw aangifte berekent uw adviseur altijd de optimaalste verdeling van de aftrekposten.

5. Willekeurig afschrijven

Heeft u in 2023 geïnvesteerd in een nieuw bedrijfsmiddel, dan kunt u met betrekking tot de meeste bedrijfsmiddelen over maximaal 50% willekeurig afschrijven. Hierdoor schrijft u in 2023 meer af, in de jaren erna juist minder. Dit kan voordelig zijn, met name als u over uw winst dit jaar meer belasting betaalt dan waarschijnlijk de komende jaren het geval zal zijn. Is dit niet zo, dan is willekeurig afschrijven juist een minder goed idee. Bij het opmaken van de jaarrekening 2023 bespreken wij met u of willekeurig afschrijven in uw geval mogelijk en verstandig is.

Let op! Ten aanzien van investeringen zijn er nog meer fiscale regelingen. Heeft u in 2023 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel dat op de milieulijst of de energielijst 2023 stond? En heeft u binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting een melding gedaan bij RVO? Laat ons dat dan weten. Wij kunnen dan in de aangifte rekening houden met de MIA of EIA en mogelijk de VAMIL. Ook de KIA passen wij uiteraard, indien mogelijk, toe.

6. Middelingsregeling

Als u in 2023 een veel hoger of veel lager inkomen heeft dan in eerdere jaren of dan u in 2024 verwacht, kunt u mogelijk gebruikmaken van de middelingsregeling. Bij de middelingsregeling wordt uw inkomen over drie jaren gemiddeld, waarna opnieuw de belasting berekend wordt over de gemiddelde inkomens. Deze belasting wordt vergeleken met de verschuldigde belasting over het werkelijke inkomen in die drie jaren. Na aftrek van een drempel heeft u dan mogelijk recht op teruggaaf van het verschil.

Let op! De middelingsregeling is voor het laatst mogelijk voor het tijdvak 2022, 2023 en 2024. U kunt dus niet meer middelen over de jaren 2023, 2024 en 2025. Het is nu dus extra belangrijk om na te denken over de jaren die u in een middeling wilt betrekken. Een jaar kan namelijk maar één keer in een middeling meegenomen worden. Als u voor middeling in aanmerking komt, zullen wij samen met u beoordelen voor welke jaren het voor u het voordeligst is om een middelingsverzoek in te dienen.

7. Hogere lijfrenteaftrek

Heeft u in 2023 een premie betaald voor een lijfrente? Dan is deze, mits voldaan aan de voorwaarden, aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting. De maximale aftrek is vanaf 2023 verruimd.

Let op! Zorg dat u alle gegevens met betrekking tot uw lijfrente en de betaling van de premie bij ons inlevert. Dan kunnen wij beoordelen of u recht heeft op aftrek en tot welke hoogte.

8. Trek btw privégebruik auto af

Heeft u een bedrijf en een of meer auto’s van de zaak, dan is niet alle btw aftrekbaar vanwege het privégebruik van de auto. Deze niet-aftrekbare btw kunt u echter wel ten laste van de winst brengen.

9. Auto en zorgkosten

Heeft u in 2023 uw auto gebruikt voor vervoer naar een arts of andere medicus, dan kunt u de integrale autokosten per kilometer in aftrek brengen op uw inkomen als zorgkosten. U bent hier dus niet beperkt tot een bedrag van € 0,21/km (2023). Aftrek van zorgkosten is helaas wel pas mogelijk als u de drempel overschrijdt.

Let op! Betaalde u zelf tandartskosten of kosten voor fysiotherapie en kreeg u die niet of maar deels vergoed? Dan tellen die ook mee voor de berekening of uw zorgkosten boven de drempel komen. Datzelfde geldt voor kosten voor veel andere paramedici, mits de behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts plaatsvond. Overleg met ons welke kosten aftrekbaar zijn en zorg dat wij de bewijsstukken van deze kosten krijgen. Wij kunnen dan de aftrekbare kosten die boven de drempel uitkomen in uw aangifte verwerken.

10. Bijtelling delen

Heeft u een onderneming, een auto van de zaak en werkt uw partner mee in de onderneming, dan kunt u de bijtelling voor de auto vanwege het privégebruik delen met uw partner. Het moet dan wel aannemelijk zijn dat uw partner de auto ook zakelijk gebruikt. Het delen van de bijtelling is waarschijnlijk met name interessant als van een van beiden het inkomen deels belast wordt tegen 49,5% en de andere partner een lager inkomen heeft. Wij kunnen voor u beoordelen of u aan de voorwaarden voldoet en of dit mogelijk interessant is in uw geval.

Alsnog opgaaf UBD voor het jaar 2022 bij btw-verlegd!

By nieuws

Eerder informeerden wij u al dat u een opgaaf UBD moest doen als u in 2023 betalingen deed aan natuurlijke personen die niet bij u in dienstbetrekking waren, tenzij door hen een factuur met btw aan u was uitgereikt. Onlangs werd bekend dat u in zogenaamde btw-verlegd situaties voor het jaar 2022 misschien toch alsnog in actie moet komen en een opgaaf UBD moet doen.

Opgaaf UBD

Bouw

Opgaaf UBD staat voor opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden. Deze verplichting voor onder meer ondernemers die inhoudingsplichtig zijn voor de loonbelasting (dus werknemers in dienst hebben) geldt vanaf het jaar 2022. De opgaaf UBD voor het jaar 2022 moest in principe uiterlijk 31 januari 2023 gedaan worden. Voor de opgaaf UBD voor het jaar 2023 gold 31 januari 2024 als uiterste termijn.

Bij de opgaaf UBD gaat het om het verplicht doorgeven aan de Belastingdienst van aan natuurlijke personen betaalde bedragen. Dit doorgeven hoeft onder meer niet als deze natuurlijke personen bij u in dienstbetrekking zijn. Een andere uitzondering is als deze natuurlijke personen een factuur aan u uitreiken met btw.

Let op! De opgaaf UBD geldt ook als de natuurlijke persoon een ondernemer is en bijvoorbeeld een inschrijving heeft in de Kamer van Koophandel. Het gaat erom dat het een betaling betreft aan een natuurlijke persoon die aan u geen factuur of een factuur zonder btw uitreikt.

Wat is een factuur met en zonder btw?

Over de vraag wat een factuur is met of zonder btw bestond in 2023 veel onduidelijkheid. Lange tijd werd gedacht dat een factuur met btw-verlegd door de Belastingdienst gezien werd als een factuur met btw.

Eind 2023, begin 2024 werd pas echt duidelijk dat de Belastingdienst hier anders over dacht. Een factuur met btw-verlegd is naar de mening van de Belastingdienst een factuur zonder btw.

Opgaaf UBD voor btw-verlegd 2023

Dit betekent dat u voor betalingen in 2023 aan natuurlijke personen die aan u een factuur uitreikten met btw-verlegd uiterlijk 31 januari 2024 een opgaaf UBD had moeten doen.

Let op! Deed u dat nog niet, neem dan zo snel mogelijk contact op met de Belastingdienst. Dit doet u door contact te leggen met uw eigen belastingkantoor of door te bellen met de BelastingTelefoon (0800-0543) of door een mail te sturen naar het emailadres . Uiteraard kunnen wij u daarbij helpen. Neem daarvoor zo snel mogelijk contact op met een van onze adviseurs.

Opgaaf UBD voor btw-verlegd 2022

Deed u in 2022 betalingen aan natuurlijke personen die aan u een factuur uitreikten met daarop btw-verlegd? Dan had u eigenlijk uiterlijk 31 januari 2023 een opgaaf UBD moeten doen. Op dat moment was er echter nog helemaal niet duidelijk dat deze verplichting ook hiervoor bestond. 

De hoop was dat de Belastingdienst zou goedkeuren dat deze opgaaf UBD achterwege kan blijven. Helaas is dat niet het geval. U moet daarom alsnog, ook voor het jaar 2022, een opgaaf UBD doen voor deze situaties.

Let op! Deed u dat nog niet, wat heel waarschijnlijk is, neem dan contact op met de Belastingdienst voor maatwerk en afspraken over of en hoe u die opgaaf alsnog moet doen. Dit doet u ook door contact te leggen met uw eigen belastingkantoor of door te bellen met de BelastingTelefoon (0800-0543) of door een mail te sturen naar het e-mailadres . Uiteraard kunnen wij u ook hierbij assisteren. Neem daarvoor contact op met een van onze adviseurs.

Alternatieven voor toeslagen en kindregelingen onder de loep

By nieuws

Het kabinet heeft een tweetal rapporten uitgebracht waarin nader wordt ingegaan op alternatieven voor toeslagen en voor kindregelingen. De rapporten komen voort uit de wens om bestaande regelingen eenvoudiger te maken, deze meer zekerheid te laten bieden en de huidige nadelen ervan zoveel mogelijk te beperken.

Toeslagen

Kinderwagen

In het rapport inzake toeslagen is voor de huidige huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget een groot aantal alternatieven onderzocht. De onderzochte opties zijn het afschaffen van de toeslagen, het aanpassen en het vereenvoudigen ervan. Van de alternatieven is ook nagegaan welke maatregelen de komende jaren al kunnen worden uitgevoerd. Er bestaat er grote samenhang met andere regelingen en aan elk alternatief kleven voor- en nadelen. Er is in dit rapport niet gezocht naar alternatieven voor de kinderopvangtoeslag.

Alternatieven

De in kaart gebrachte alternatieven zijn divers. Zo is bij de huurtoeslag onder meer gekeken naar de mogelijkheid deze af te schaffen en te vervangen door huurmatiging via de verhuurder. Bij de zorgtoeslag is onder meer het alternatief onderzocht deze te vervangen door een verlaging van de nominale premie. Voor wat betreft het kindgebonden budget is onder andere gedacht aan een volledig inkomensafhankelijke uitkering en aan een volledig inkomensonafhankelijke uitkering.

Belastingvereenvoudiging

Het rapport gaat ook summier in op een belastingvereenvoudiging in de vorm van het afschaffen van alle aftrekposten en heffingskortingen. Het rapport laat zich niet uit over de haalbaarheid hiervan. Zo blijkt dat ongeveer één op de zes belastingplichtigen door de vereenvoudiging er meer dan 5% in inkomen op achteruit gaat.

Kindregelingen

Bij de onderzochte kindregelingen gaat het om de kinderbijslag en om het kindgebonden budget. Ook voor deze regelingen bestaat de wens deze eenvoudiger te maken, zodat ouders meer zekerheid krijgen omtrent de te ontvangen bedragen. Op deze manier moet onder andere zoveel mogelijk voorkomen worden dat ouders te veel ontvangen bedragen terug moeten betalen.

Eén regeling

Genoemde kindregelingen zouden vervangen kunnen worden door één regeling. Daarbij is gekeken naar regelingen die al dan niet afhankelijk zijn van het inkomen en naar een variant waarbij dit ten dele het geval is. Daarbij biedt een inkomensonafhankelijke regeling de meeste zekerheid, maar sluit het minste aan bij de noodzaak van een financiële ondersteuning.

Advieswijzer Stimuleringsregelingen voor innovatie

By nieuws

Innovatie is het sleutelwoord voor de toekomst, want stilstand is achteruitgang. Niet voor niets stimuleert de overheid bedrijven die innoveren met allerlei stimulerings- en financieringsregelingen. Bent u benieuwd of innovatie ook voor uw onderneming loont?

Wat is innovatie?

Medisch

Als ondernemer bent u op zoek naar mogelijkheden om de toegevoegde waarde van uw bedrijf te vergroten. U denkt na over hoe u producten, diensten en processen kunt verbeteren en vernieuwen. U speelt in op nieuwe vragen vanuit de markt. Want op die manier bent u succesvol, doen klanten graag zaken met u en heeft de concurrent het nakijken.

Een rondje op internet leert ons dat innovatie gelijkstaat aan vernieuwing. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het begrip innovatie te omschrijven als: alle activiteiten die gericht zijn op vernieuwing in een bedrijf. Innovaties kunnen volgens het CBS zowel technologisch als niet-technologisch van aard zijn. Bij technologische innovatie gaat het om het vernieuwen dan wel sterk verbeteren van producten, diensten of de processen waarmee producten en diensten worden voortgebracht. Van niet-technologische innovatie is bijvoorbeeld sprake bij vernieuwingen in de organisatie.

WBSO voor speur- en ontwikkelingswerk

Een van de belangrijkste fiscale stimuleringsregelingen voor innovatie is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Met de WBSO kunt u de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) binnen uw bedrijf verlagen, maar ook de overige S&O-kosten en -uitgaven.

Ook als zelfstandig ondernemer kunt u gebruikmaken van de WBSO. U moet dan wel minimaal 500 uren per jaar besteden aan S&O.

Welke projecten komen in aanmerking?

Onder de WBSO vallen twee soorten projecten:

  • ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, fysieke productieprocessen of programmatuur;
  • technisch-wetenschappelijk onderzoek.

Werkgevers kunnen een afdrachtvermindering van loonbelasting krijgen voor werknemers die (gekwalificeerd) S&O-werk verrichten. Een ondernemer die S&O-werk verricht, kan de aftrek speur- en ontwikkelingswerk toepassen. Aftrek of afdrachtvermindering kan echter alleen als de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een S&O-verklaring heeft afgegeven. Als werkgever kunt u maximaal vier keer per jaar een digitale WBSO-aanvraag indienen. Bent u zelfstandig ondernemer, dan geldt dit maximum niet.

U kunt uw aanvraag uiterlijk de dag voorafgaand aan de aanvraagperiode indienen. Start uw aanvraagperiode op 1 mei? Dien uw aanvraag dan uiterlijk 30 april in. Hierop is één uitzondering: start de aanvraagperiode op 1 januari, dan moet u uw aanvraag uiterlijk 20 december het jaar ervoor indienen.  U mag vier keer per jaar een aanvraag indienen.
Bent u een zelfstandig ondernemer zonder personeel? Dan start de aanvraagperiode vanaf de datum dat u de aanvraag indient tot het einde van het kalenderjaar.

Let op! De uiterste termijnen voor het indienen van een aanvraag voor de WBSO in 2024 zijn:
– 30 september 2024 voor ondernemers die werknemers in dienst hebben (u wilt WBSO aanvragen voor het laatste kwartaal van 2024);
          – 30 september 2024 voor zelfstandigen (u wilt WBSO aanvragen voor 2024).

Door de samenvoeging van de RDA (Research & Developmentaftrek) met de WBSO moet u als werkgever (S&O-inhoudingsplichtige) bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2024 aangeven of u kiest voor het werkelijke bedrag aan kosten en uitgaven of voor een forfaitair bedrag.

Wat levert het op?

De S&O-afdrachtvermindering bedraagt in 2024 32% van de totaal gemaakte S&O-(loon)kosten en uitgaven voor zover deze niet meer bedragen dan € 350.000, en 16% over het meerdere. Er geldt geen maximum voor de S&O-afdrachtvermindering.

De S&O-aftrek voor de ondernemer bedraagt in 2024 € 15.551. 

Is de verschuldigde loonheffing in een aangiftetijdvak niet voldoende om een evenredig deel van de S&O-afdrachtvermindering te kunnen verrekenen, dan mag u een restant verrekenen met andere aangiftetijdvakken die vallen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring betrekking heeft.

Extra budget voor startende ondernemingen

Werkgevers die als starter worden aangemerkt, krijgen een S&O-afdrachtvermindering van 40% in plaats van 32% over de eerste € 350.000 van de totale S&O-(loon)kosten en uitgaven. Startende zelfstandigen krijgen een extra S&O-aftrek van € 7.781.

S&O-administratie

U bent verplicht om een S&O-administratie bij te houden van de uitvoering van uw projecten. Uit deze administratie moet blijken welke S&O-werkzaamheden zijn verricht en hoeveel tijd daaraan is besteed. De bewaartermijn van de administratie is zeven jaar. Heeft u bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2024 gekozen voor ‘werkelijke kosten en uitgaven’ en niet voor een forfaitair bedrag, dan moet u ook hiervoor een administratie bijhouden. Binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar moet u het aantal gerealiseerde S&O-uren en de eventuele werkelijk gemaakte kosten en uitgaven per S&O-verklaring melden aan RVO.nl.

Alle informatie over de WBSO vindt u terug op de website www.rvo.nl.

Innovatiebox in de vennootschapsbelasting

Heeft u voor uw eigen innovatie een S&O-verklaring ontvangen en onderneemt u in de vennootschapsbelasting, dan is de innovatiebox wellicht interessant voor u. De winsten die u maakt met innovatieve activiteiten kunt u onderbrengen in de innovatiebox. U betaalt dan aanzienlijk minder belasting: in plaats van het maximale belastingtarief van 25,8% geldt een effectief tarief van 9%. De voorwaarden zijn streng en er geldt een boxdrempel. U kunt elk jaar beslissen of u gebruik gaat maken van de innovatiebox.

U heeft alleen toegang tot de innovatiebox als u beschikt over een S&O-verklaring. Grote bedrijven (netto(groeps)omzet € 250 miljoen of meer in vijf jaar en bruto voordelen uit innovatieve activa van € 37,5 miljoen in vijf jaar) hebben naast een S&O-verklaring nog een tweede toegangsticket nodig (bijvoorbeeld een octrooi).

Nexusbenadering

De Nexusbenadering betekent kort gezegd een beperking als u (een deel van) de S&O-activiteiten uitbesteedt aan een verbonden lichaam, oftewel een ander bedrijfsonderdeel. De voordelen die aan dit uitbestede deel zijn toe te rekenen, komen niet voor de innovatiebox in aanmerking.

Forfaitaire regeling

Kunt u de innovatiebox toepassen, dan mag u ook kiezen voor een forfaitaire regeling. Deze houdt in dat u 25% van uw totale winst mag aanmerken als voordeel voor de innovatiebox. De forfaitaire regeling kent een maximum van € 25.000. U kunt maximaal drie jaar gebruikmaken van deze forfaitaire regeling.

Financieringsregelingen voor innovatie

De ontwikkeling van nieuwe producten, diensten en processen is duur. Heeft u een innovatief idee, maar beschikt uw bedrijf niet over de benodigde financiële middelen, dan biedt wellicht het Innovatiekrediet voor u uitkomst. Hiermee kunnen veelbelovende innovatietrajecten worden gefinancierd. Het is een risicodragend krediet. Tot 2022 varieerde de rente van 7 tot 10%, afhankelijk van het risicoprofiel en het type ontwikkelingsproject. Vanaf 2022 geldt een nieuwe rentestructuur voor terugbetaling van het Innovatiekrediet. Deze bestaat uit rente plus een vaste opslag over het vastgestelde krediet. Het rentepercentage voor 2023 is 3% samengestelde rente. Daarbij komt een eenmalige vaste opslag van 15% voor technische projecten en 25% voor klinische projecten. Over deze opslag betaalt u géén rente. De aanpassing van de structuur is per 1 januari 2022 ingegaan voor nieuwe aanvragen.

Verhogingsaanvragen voor kredieten die voor 1 januari 2022 zijn toegekend, behouden de oorspronkelijke rentestructuur. Ook voor Innovatiekredieten die tot 31 december 2021 zijn toegekend, blijft de oude rentestructuur van kracht. De nieuwe rentestructuur is met name gunstig voor langlopende kredieten. Betaalt u een krediet echter snel terug, dan betaalt u per saldo meer dan vóór 2022.

Garantiestelling

Er zijn meer financiële regelingen vanuit de overheid. Om uw toegang tot kredieten te vergemakkelijken, biedt de overheid diverse garantieregelingen. Door de garantiestelling zal een kredietverstrekker eerder bereid zijn u een lening te verstrekken. Beschikt u als innovatieve ondernemer over een S&O-verklaring, dan biedt de overheid binnen de regeling Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) een aanvullende garantieregeling. In de reguliere regeling betreft het borgstellingskrediet 50% van het krediet dat de bank verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet.

De BMKB is verruimd tot en met 1 juli 2027. Bedrijven met een kredietbehoefte tot € 333.333 kunnen driekwart financieren met BMKB-krediet en dus niet op maximaal de helft van de kredietverstrekking. Verder is het maximum van het BMKB-krediet tijdelijk verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen.

Ook is de BMKB verruimd voor investeringen inzake verduurzaming, de BMKB-G (Groen). Deze verruiming is bedoeld voor mkb-ondernemingen met hooguit 250 personeelsleden. Met deze verruiming is de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50% naar 75% van het kredietbedrag. De regeling is toepasbaar op:

  • Bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste Label C

Subsidieregelingen voor innovatie

Naast subsidies in de vorm van fiscaal voordeel of krediet zijn er ook subsidies in de vorm van een financiële bijdrage. Er zijn subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, subsidies voor samenwerking en innovatie, subsidies die speciaal voor uw branche gelden en provinciale subsidies voor innovatie. Voor meer informatie over subsidies kunt u naast www.rvo.nl ook terecht op www.ondernemersplein.nl.

Voor als het u duizelt

In het voorgaande hebben wij een aantal regelingen voor u op het gebied van innovatie op een rij gezet. Maar er zijn nog zo veel meer! Wij kunnen ons voorstellen dat u wel wilt innoveren, maar dat u niet precies weet welke mogelijkheden u heeft en welke stappen u moet nemen. Bovendien moet u erop bedacht zijn dat het gaat om veelal ingewikkelde regelingen met vaak een beperkt budget. Win daarom informatie bij ons in. Wij helpen u graag verder!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Corrigeer uw btw 2023 vóór 1 april 2024

By nieuws

Heeft u nog niet alle btw over 2023 op de juiste wijze afgedragen aan de Belastingdienst? U kunt dit dan corrigeren met een suppletie. Als u dit vóór 1 april 2024 doet, brengt de Belastingdienst geen rente in rekening.

Suppletie

Euro

Een suppletie btw dient u in als u in uw btw-aangiften 2023 te weinig btw aangaf en daardoor ook te weinig btw afdroeg aan de Belastingdienst. U kunt een suppletie alleen digitaal doen.

Let op! Een suppletie dient u ook in als u te veel btw afdroeg aan de Belastingdienst en dus nog geld tegoed heeft van de Belastingdienst.

Bedrag maximaal € 1.000

Moet u nog maximaal € 1.000 btw afdragen over 2023 of krijgt u nog maximaal € 1.000 btw terug over 2023, dan mag u dit ook in uw eerstvolgende btw-aangifte verwerken. U hoeft dan dus niet apart een suppletie in te dienen.

Vóór 1 april 2024

Het is verstandig om uw suppletie btw 2023 vóór 1 april 2024 in te dienen. De Belastingdienst berekent dan namelijk geen belastingrente over de btw die u nog moet betalen. Dat scheelt weer, want de belastingrente bedraagt vanaf 1 januari 2024 7,5%.

Let op! Dient u uw suppletie btw 2023 na 31 maart 2024 in, dan berekent de Belastingdienst de 7,5% belastingrente vanaf 1 januari 2024!

Is uw suppletie btw 2023 een te ontvangen bedrag? Dan ontvangt u in principe geen belastingrente van de Belastingdienst. Dit is alleen anders als de Belastingdienst vanaf 1 april 2024 niet binnen acht weken na het indienen van de suppletie btw 2023 een beslissing hierover neemt.

Handhaving schijnzelfstandigheid in 2024 en vanaf 2025

By nieuws

De Belastingdienst heeft nog steeds de ambitie om per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium arbeidsrelaties op te heffen. Onlangs zijn het handhavingsplan 2024, een perspectiefnota en een memo met richtlijnen over de verhouding tussen een aanwijzing in de loonbelasting en de omzetbelasting en inkomstenbelasting gepubliceerd.

Arbeidsrelaties

Administratie

Het kabinet vermoedt dat in te veel gevallen de inzet van zzp’ers niet in lijn is met wet- en regelgeving en dat sprake is van schijnzelfstandigheid. De beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst (werknemer) of een overeenkomst van opdracht (zzp’er) ligt in beginsel bij de opdrachtgever en de werkende. In de praktijk is dit een lastige beoordeling.

Herstel balans

Zowel in het handhavingsplan arbeidsrelaties 2023 als in de perspectiefnota zijn onder meer de al eerder door het kabinet aangekondigde drie lijnen opgenomen waarlangs het kabinet de balans wil herstellen:

  1. Een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen;
  2. Verduidelijking van de regels omtrent de beoordeling van arbeidsrelaties en de introductie van een rechtsvermoeden;
  3. Verbetering van de handhaving op schijnzelfstandigheid en het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 via drie sporen:
    a. Actieve samenwerking met de markt;
    b. Specifieke aandacht voor risicovolle posten;
    c. Reguliere klantbehandeling.

Handhaving arbeidsrelaties in 2024

Constateert de Belastingdienst dat sprake is van een dienstbetrekking? Ook in 2024 legt de Belastingdienst alleen bij kwaadwillendheid correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en eventueel boetes op.

Het handhavingsmoratorium betekent dat de Belastingdienst in alle andere gevallen alleen een aanwijzing geeft, die u dan wel moet opvolgen. Meestal krijgt u drie maanden de tijd om de arbeidsrelatie als dienstbetrekking te verwerken in de loonaangifte. U kunt ook kijken of u de arbeidsrelatie anders vorm kunt geven, zodat sprake is van werken buiten dienstbetrekking. 

Handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 en 2025

In het handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 wordt de tranche voor 2024 ‘Op weg naar opheffing van het handhavingsmoratorium’ nader uitgewerkt. Nu de ambitie is om het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 op te heffen, zal het handhavingsplan 2025 waarschijnlijk als tranche ‘Handhaven zonder handhavingsmoratorium’ krijgen.

Aan de slag met de beoordeling van arbeidsrelaties

Met het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025, zal de Belastingdienst vanaf die datum bij een onjuiste kwalificatie van een arbeidsrelatie zich niet meer beperken tot het geven van een aanwijzing. De Belastingdienst kan vanaf die datum in alle gevallen weer correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen. In voorkomende gevallen kan vanaf 1 januari 2025 ook een boete worden opgelegd.

Tip! Het is verstandig om aan de slag te gaan met de beoordeling van uw verschillende arbeidsrelaties. Is er sprake van schijnzelfstandigheid binnen uw onderneming of van overeenkomsten van opdracht bij het werken met zzp’ers? Onze adviseurs helpen u graag bij deze in de praktijk lastige beoordeling.

Richtlijnen gevolgen voor omzetbelasting en inkomstenbelasting

De Belastingdienst heeft ook een memo gepubliceerd waarin richtlijnen zijn opgenomen voor medewerkers van de Belastingdienst over de verhouding tussen een aanwijzing in de loonbelasting en dat er sprake is van een dienstbetrekking tot de omzetbelasting en inkomstenbelasting. Grofweg komen die richtlijnen op het volgende neer:

  1. Als een opdrachtgever van de Belastingdienst een aanwijzing krijgt dat er sprake is van een dienstbetrekking, dan werkt dit in beginsel ook door naar de inkomstenbelasting. Daarbij is de kwalificatie in de inkomstenbelasting ook afhankelijk van de overige feiten en omstandigheden bij de opdrachtnemer. In beginsel onderneemt de Belastingdienst bij de opdrachtnemer geen actie op belastingjaren die liggen vóór het moment van de aanwijzing.
  2. Als een opdrachtgever van de Belastingdienst een aanwijzing krijgt dat er sprake is van een dienstbetrekking, dan kan dit ook gevolgen hebben voor de btw-positie van de opdrachtgever en de opdrachtnemer. De Belastingdienst gaat terughoudend om met het corrigeren van de btw-positie van de opdrachtgever en opdrachtnemer in de tijdvakken die liggen vóór het moment van de aanwijzing.