Skip to main content
Category

nieuws

Btw bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en andere agrarische goederen naar 21%

By nieuws

De btw op de levering van bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en nog wat andere agrarische goederen gaat vanaf 2025 omhoog van 9 naar 21%. Voor welke agrarische producten en dieren gaat dit specifiek gelden?

Rundvee, schapen, geiten en varkens

Koeien

De levering van rundvee, schapen, geiten en varkens is nu nog belast tegen 9% btw. Daarbij is het niet van belang waarvoor deze dieren bestemd zijn. Ook als ze niet bestemd zijn voor de bereiding van voedingsmiddelen of voor gebruik in de landbouw geldt het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 wordt dat anders. Vanaf die datum geldt voor de levering van al deze dieren, ongeacht de bestemming, het btw- tarief van 21%.

Let op! Dit geldt niet alleen voor de dieren. Ook het slachtafval van deze dieren en de goederen die bestemd zijn voor hun voortplanting zijn vanaf 2025 belast tegen 21% btw.

Paarden

Voor paarden en andere dieren bestemd voor de slacht of gebruik in de landbouw of voor de opfok geldt nu het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 geldt echter ook hiervoor een verhoging naar het 21% btw-tarief. Ook voor het slachtafval en de goederen die bestemd zijn voor de voortplanting gaat het btw-tarief omhoog naar 21%.

Teeltplanten en zaden

Voor de levering van planten voor de teelt van groenten en fruit geldt vanaf 2025 het 21% btw-tarief. Hetzelfde geldt voor de levering van land- en tuinbouwzaden, waaronder graszaden en zaden voor sierteeltproducten.

Andere agrarische goederen

Er zijn nog meer agrarische goederen die vanaf 2025 belast zijn tegen 21% btw in plaats van 9%. Voorbeelden zijn de levering van rondhout, vlas, wol, stro- en veevoeders. Dit betekent dat vanaf 2025 bijvoorbeeld ook de (meng)voerders voor konijnen, paarden en pelsdieren onder het 21% btw-tarief vallen. De levering van suikerbieten en suikerbietplanten en van granen en peulvruchten gebeurt vanaf 2025 ook tegen 21% btw.

Let op! Granen en peulvruchten die bestemd zijn als voedingsmiddelen voor menselijke consumptie blijven wel belast tegen 9% btw. De granen- en peulvruchten die vanaf 2025 niet meer belast zijn tegen 9% btw maar tegen 21% btw, zijn bijvoorbeeld granen die gebruikt worden als voer voor dieren.

Opfok- en opkweekdiensten

Diensten met betrekking tot het opfokken van dieren en het opkweken van planten die nu nog belast zijn met 9% btw, blijven niet achter en worden vanaf 2025 ook belast tegen 21% btw.

Let op! De verhoging van de btw moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus op dit moment nog niet definitief.

 

Laatste keer STAP-subsidie aanvragen op 15 november

By nieuws

Op 15 november 2023 gaat om 10.00 uur voor de laatste keer het UWV-loket open om een STAP-subsidie aan te vragen. Vanaf 2024 verdwijnt deze tegemoetkoming voor het volgen van een opleiding.

Voorwaarden opleiding

Boeken

De voorwaarden voor de STAP-subsidie, STimulering Arbeidsmarkt Positie, zijn dit jaar gewijzigd. Er kan alleen nog subsidie worden aangevraagd voor opleidingen die erkend zijn door het ministerie van OCW. Deze staan vermeld in het STAP-scholingsregister.
De subsidie is nu met name gericht op sectoren waar krapte is op de arbeidsmarkt, zoals de zorg en techniek. 

Overige voorwaarden

Voor de subsidie moet u 18 jaar of ouder zijn, maar mag u nog geen AOW ontvangen. U mag dit jaar ook nog niet eerder de STAP-subsidie hebben gekregen. De opleiding of cursus mag tevens niet eerder starten dan vier weken na uw aanvraag. 

Aanvragen STAP-subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar. U dient de subsidie digitaal aan te vragen via de site van het UWV. Daarvoor heeft u DigiD nodig. Heeft u nog geen DigiD, vraag dit dan nu direct aan, want het afhandelen hiervan kan enkele dagen duren.

Let op! De ervaring leert dat het raadzaam is de subsidie zo snel mogelijk aan te vragen, anders vist u waarschijnlijk achter het net. De animo voor de subsidie was steeds enorm.

 

Extra versobering van 30%-regeling per 2024

By nieuws

Als u buitenlandse werknemers aanneemt, mag u onder strikte voorwaarden een deel van het salaris belastingvrij uitbetalen als compensatie voor de extra te maken kosten. Deze regeling, bekend als de 30%-regeling, wordt vanaf 2024 versoberd.

Wat is de 30%-regeling?

Handen schudden

De 30%-regeling is een fiscale regeling waarbij, onder strikte voorwaarden, maximaal 30% van het salaris belastingvrij mag worden uitbetaald aan personeel dat uit het buitenland is aangetrokken. Dit personeel kampt nogal eens met extra kosten, de zogenoemde extraterritoriale kosten. 

Voorwaarden

Om gebruik te kunnen maken van de 30%-regeling moet er worden voldaan aan alle onderstaande vier voorwaarden: 

  1. de werknemer werkt in loondienst bij u als werkgever;
  2. de werknemer heeft een specifieke deskundigheid die niet of nauwelijks te vinden is op de Nederlandse arbeidsmarkt;
  3. de werknemer is buiten Nederland geworven; en
  4. de werknemer heeft een geldige beschikking.

Specifieke deskundigheid

De specifieke deskundigheid van de werknemer moet in de meeste gevallen blijken uit de hoogte van het salaris. Dit moet in 2023 minimaal € 41.954 bedragen, voor jongeren tot 30 jaar met een wetenschappelijke titel is dit minimaal € 31.891; in beide gevallen exclusief de belastingvrije vergoeding. Voor wetenschappelijke onderzoekers geldt in een aantal gevallen geen inkomensnorm. Is in een bepaalde branche het genoemde salaris meer regel dan uitzondering, dan moet u ook aan kunnen tonen dat de deskundigheid van de betreffende werknemer schaars is op de arbeidsmarkt.

Uitzondering werknemers uit grensstreek

U mag de 30%-regeling alleen toepassen als de werknemer in de 24 maanden voor zijn eerste werkdag in Nederland meer dan 16 maanden verder dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde. Vanwege deze eis zijn bijvoorbeeld werknemers uit België en Luxemburg sowieso van de regeling uitgesloten.

Beschikking nodig

Wilt u de 30%-regeling toepassen, dan moet u voor de betreffende werknemer een beschikking aanvragen bij de Belastingdienst. Uit deze beschikking blijkt onder andere hoe lang u de 30%-regeling maximaal mag toepassen. Wilt u de regeling al vanaf de eerste werkdag toepassen, zorg dan dat het verzoek om de regeling toe te mogen passen binnen vier maanden na de eerste werkdag bij de Belastingdienst binnen is. De Belastingdienst heeft een speciaal formulier voor indiening van dit verzoek.

Wijzigingen per 1 januari 2024

Vanaf 2024 gaat er een maximum gelden voor de 30%-regeling in de vorm van de zogenaamde balkenendenorm. Dit betekent dat vanaf dan er ‘slechts’ over een salaris tot maximaal € 233.000 de 30%-regeling mag worden toegepast.

Tip! Als u ervoor kiest om de werkelijke kosten te vergoeden en dus geen gebruik wilt maken van de 30%-regeling, geldt de grens van de balkenendenorm niet.

Tevens heeft de Tweede Kamer onlangs de 30%-regeling in het Belastingplan 2024 op twee punten verder versoberd:

  • Afbouw 30%-regeling: deze afbouw houdt in dat de regeling vanaf 1 januari 2024 de eerste 20 maanden ongewijzigd mag worden toegepast, dus dat u 30% van het salaris onbelast als kostenvergoeding mag uitbetalen. De daaropvolgende 20 maanden mag u nog maar 20% van het salaris onbelast uitbetalen en de daaropvolgende 20 maanden nog maar 10%. 
  • Vervallen partiële belastingplicht: werknemers die van de 30%-regeling gebruikmaken, hoeven nu geen belasting in box 2 en box 3 te betalen over buitenlands kapitaalinkomen. Ook deze faciliteit komt per 2024 te vervallen. Voor bestaande gevallen komt er wel overgangsrecht.

Let op! Bovenstaande twee voorstellen moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief. De introductie van de balkenendenorm in de 30%-regeling is daarentegen al wel definitief.

 

Aanpassing groottecriteria van uw onderneming

By nieuws

De groottecriteria die bepalen of uw onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast.

Drempelbedragen

Kantoor

De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. Brussel verhoogt nu, conform eerdere voorstellen, de bedragen van de criteria balanstotaal en omzet met zo’n 25 procent.

De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden: 

    Balans  Netto-omzet 
Micro  Huidig  350 000  700 000 
  Bijgesteld  450 000  900 000 
  Toename  28,6%  28,6% 
       
Klein (onderkant)  Huidig  4 000 000  8 000 000 
  Bijgesteld  5 000 000  10 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 
       
Klein (bovenkant)  Huidig  6 000 000  12 000 000 
  Bijgesteld  7 500 000  15 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 
       
Middelgroot/Groot  Huidig  20 000 000  40 000 000 
  Bijgesteld  25 000 000  50 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 

Bron: Europese Commissie (DG FISMA)

Bent u controleplichtig?

De drempelbedragen bepalen onder andere of uw onderneming controleplichtig is. Op dit moment krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij op twee opeenvolgende balansdata voldoen aan minimaal twee van de drie criteria:

  • het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 6.000.000;
  • de omzet bedraagt minimaal € 12.000.000;
  • er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.

Door de verhoging van de eerste twee criteria zullen minder ondernemingen controleplichtig worden. Tevens hoeven minder ondernemingen te voldoen aan de vereisten op het gebied van duurzaamheidsrapportage (CSRD). Volgens de Europese Commissie wordt hierdoor een deel van de regeldruk bij mkb-ondernemingen weggenomen.

Ingangsdatum boekjaar 2024 of 2023?

Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid heeft de mogelijkheid om deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al in te laten gaan. Het is nog niet duidelijk of de overheid hiervoor kiest.

Balkenendenorm 2024 naar € 233.000

By nieuws

Topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector mogen in 2024 maximaal € 233.000 per jaar verdienen. Dit maximum, ook wel de balkenendenorm genoemd, wordt geregeld in de Wet Normering Topinkomens (WNT).

Jaarlijkse aanpassing

Portemonnee

Via de WNT wordt het maximum jaarlijks aangepast op basis van de loonontwikkeling bij de overheid in het voorafgaande jaar. Dit levert voor 2024 een stijging op met € 10.000, van € 223.000 naar € 233.000.

Maxima zonder dienstbetrekking

Voor volgend jaar zijn ook de maxima vastgesteld voor functionarissen zonder dienstbetrekking. Over de eerste zes maanden van 2024 bedraagt dit maximum € 30.800 per maand en voor de volgende zes maanden € 23.400. In totaal bedraagt dit dus € 325.200 per jaar. Het maximumuurtarief is vastgesteld op € 221.

Inclusief extra’s

Het maximum geldt voor het totaal aan salaris inclusief diverse extra’s. Dit betreft het vakantiegeld, een eindejaarsuitkering, de pensioenbijdrage en belaste onkosten. Een eventuele ontslagvergoeding staat hier los van, maar mag niet meer bedragen dan één jaarsalaris met een maximum van € 75.000.

Afwijkende normen

Er geldt een afwijkende, hogere norm voor zorgverzekeraars. Een lagere norm geldt juist voor zorg- en onderwijsinstellingen, cultuurfondsen, woningcorporaties en instellingen in de sector ontwikkelingssamenwerking.

30%-regeling wordt gekoppeld aan balkenendenorm

De balkenendenorm gaat vanaf 2024 ook gelden voor de zogenaamde 30%-regeling voor werknemers die uit het buitenland worden aangetrokken om in Nederland te komen werken. De 30%-regeling is een fiscale tegemoetkoming in verband met de (te maken) extra kosten, de zogenaamde extraterritoriale kosten, die deze werknemers maken. De regeling houdt in dat, onder een aantal strikte voorwaarden, in beginsel 30% van het salaris inclusief vergoedingen, onbelast kan worden uitbetaald.

Koppeling

De koppeling betekent dat in 2024 nog maximaal 30% van de balkenendenorm onbelast als kostenvergoeding mag worden uitbetaald.

Let op! De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2024 een amendement aangenomen om de 30%-regeling nog verder te versoberen door het voordeel stapsgewijs in een aantal jaren af te bouwen naar 0%. Het is nog niet bekend of dit amendement ook zal worden uitgevoerd, de Eerste Kamer moet hiermee ook nog instemmen.

Tip! In 2024 kunnen werkgevers er nog steeds voor kiezen de werkelijke extra kosten te vergoeden, ook als dit meer is dan 30% van de balkenendenorm.

 

Subsidie elektrische auto voor 2024 blijft toch gelijk

By nieuws

Particulieren die in 2024 een nieuwe elektrische auto aanschaffen, hebben recht op hetzelfde bedrag aan subsidie als dit jaar. De subsidie op een nieuwe elektrische auto bedraagt dit jaar en volgend jaar € 2.950. De voorgenomen verlaging van het bedrag naar € 2.550 is van de baan.

Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP)

Auto

De Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) bestaat sinds 2020 en loopt nog tot en met 2024. Tot nu toe werd de subsidie op nieuwe elektrische auto’s vanaf 2022 jaarlijks minder, maar de voorgenomen verlaging per 2024 gaat dus niet door. 

Minder animo

De reden voor het instandhouden van het huidige subsidiebedrag is dat de animo voor aanschaf van een nieuwe elektrische auto afneemt. Van het huidige budget voor nieuwe elektrische auto’s is momenteel nog bijna de helft beschikbaar. Voor gebruikte elektrische auto’s echter, waarvoor de SEPP gedurende de hele looptijd € 2.000 bedraagt, is voor dit jaar nog maar 14% van het subsidiebudget beschikbaar.

Lastenverzwaringen

Dat er voor de aanschaf van een elektrische auto minder animo is, heeft wellicht te maken met tal van lastenverzwaringen rond de elektrische auto. Zo is er tot en met 2024 een vrijstelling van wegenbelasting, maar deze verdwijnt vanaf 2026. In het overgangsjaar 2025 moet 25% van het normale tarief aan wegenbelasting betaald worden. Verder is ook elektriciteit de laatste jaren fors duurder geworden.

Voorwaarden

Voor de subsidie SEPP gelden tal van voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de auto tussen de € 12.000 en € 45.000 liggen. Ook moet de auto een actieradius hebben van minstens 120 kilometer. Verder is de subsidie alleen beschikbaar voor particulieren. Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar kunnen de auto dan niet tot het ondernemingsvermogen rekenen.

Wijziging re-integratieverplichtingen in tweede ziektejaar

By nieuws

Het kabinet wil voor kleine en middelgrote werkgevers de re-integratieverplichtingen bij ziekte versoepelen. Het moet voor dergelijke werkgevers mogelijk worden om, onder voorwaarden, het eerste spoor af te kunnen sluiten na afloop van de eerste 52 weken van ziekte. Dit is neergelegd in een wetsvoorstel dat ter internetconsultatie is aangeboden.

Richten op re-integratie elders

Bouw

De werkgever hoeft in een dergelijke situatie niet meer de re-integratie in zijn eigen bedrijf te bevorderen, maar kan zich uitsluitend richten op re-integratie bij een andere werkgever. Het doel van dit voorstel is de wendbaarheid van zowel kleine als middelgrote werkgevers te bevorderen doordat ze in het tweede ziektejaar iemand anders kunnen aannemen. 

Let op! Onder kleine en middelgrote werkgevers vallen werkgevers met een loonsom tot en met 100 keer het gemiddelde premieloon per werknemer. 

Verval re-integratieverplichting spoor 1

De re-integratieverplichting in het eerste spoor kan vervallen, indien:

  • de werknemer uiterlijk in de 52e ziekteweek schriftelijk heeft ingestemd met het afsluiten van het eerste spoor; of
  • het UWV heeft, na een schriftelijke aanvraag van de werkgever, toestemming verleend om het eerste spoor af te sluiten.

Het voorstel introduceert dus een preventieve toets via het UWV om, als de werknemer niet akkoord gaat, het eerste spoor te kunnen afsluiten. Wel blijven werkgevers verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces. De werkgever blijft in het tweede ziektejaar verantwoordelijk om de zieke werknemer, als het eerste spoor is afgesloten, te helpen met re-integreren bij een andere werkgever, dus in spoor 2.

Afsluiten spoor 1

Het eerste spoor mag via het UWV worden afgesloten, indien:

  • de werknemer door ziekte op het moment van beslissen op de aanvraag niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten;
  • het aannemelijk is dat binnen 13 weken nadat het tweede ziektejaar is aangevangen de bedongen arbeid niet, ook niet in aangepaste vorm, kan worden verricht bij de eigen werkgever. De 13 weken worden gerekend vanaf het ingangsmoment van het tweede ziektejaar; en
  • de werkgever en de werknemer in het eerste ziektejaar tot voldoende re-integratie-inspanningen hebben kunnen komen. De vaststelling dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren, heeft tot gevolg dat het eerste spoor niet mag worden afgesloten.

De werkgever houdt de verplichting om de re-integratie bij een andere werkgever te bevorderen gedurende de periode waarin de werkgever verplicht is het loon door te betalen.

De werknemer kan na het afsluiten van de re-integratie in het eerste spoor in principe geen aanspraak meer maken op de terugkeer in zijn eigen arbeid als hij weer herstelt. Wel blijft het opzegverbod gedurende twee jaar in stand.

Rechtsbescherming

Uiterlijk in de 42e ziekteweek kan een kleine of middelgrote werkgever een aanvraag doen bij UWV. Uitgangspunt is dat het UWV binnen acht weken na indiening van de aanvraag een schriftelijke beslissing neemt. Werkgever en werknemer zijn beide belanghebbende bij deze beslissing.

Let op! Het voorstel betreft een internetconsultatie. U kunt hier meer lezen en tot uiterlijk 24 november 2023 reageren. 

 

Meer voorwaarden aftrek giften in natura

By nieuws

Giften in geld, maar ook giften in natura zijn, onder voorwaarden, fiscaal aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Voor grotere giften in natura geldt vanaf 2024 een extra voorwaarde.

Taxatierapport of factuur

Bouw

U doet een gift in natura als u bijvoorbeeld een duur schilderij schenkt aan een museum. Doet u in een kalenderjaar voor in totaal meer dan € 10.000 giften in natura? Of als u een fiscale partner heeft voor in totaal meer dan € 20.000 giften in natura met uw fiscale partner gezamenlijk? Dan komen deze giften vanaf 2024 alleen nog voor aftrek in aanmerking als een objectieve waardebepaling heeft plaatsgevonden. Deze objectieve waardebepaling moet volgen uit een onafhankelijk taxatierapport.

Tip! Als u over een recente factuur beschikt waaruit de waarde blijkt, is dat ook voldoende. Een taxatierapport is dan dus niet nodig.

Verkoop en kwijtschelding vordering

U kunt er ook voor kiezen om het dure schilderij uit het vorige voorbeeld niet te schenken maar te verkopen aan het museum. Als het museum dit niet (meteen) aan u betaalt, krijgt u een vordering op het museum. Deze vordering kunt u in een keer of in gedeelten kwijtschelden. De kwijtschelding van de vordering vormt, onder voorwaarden, voor u een aftrekbare gift. In feite bereikt u hiermee hetzelfde doel als bij directe schenking van het schilderij.

Let op! Ook in deze situatie heeft u bij bedragen van meer dan € 10.000 (en samen met een fiscale partner meer dan € 20.000) vanaf 2024 echter een onafhankelijk taxatierapport of een recente factuur nodig.

Aannemelijk maken

Het voorstel voor giften in natura van in totaal meer dan € 10.000 (en samen met een fiscale partner meer dan € 20.000) betekent niet dat giften in natura onder deze bedragen zonder meer aftrekbaar zijn. Voor deze giften blijft, net als nu, gelden dat u deze aannemelijk moet maken met schriftelijke stukken.

Let op! Deze wijziging moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer en is dus nog niet definitief.

 

Inkomensafhankelijke combinatiekorting bij opvang Oekraïense vluchtelingen

By nieuws

Heeft u vluchtelingen uit de Oekraïne in uw huis opgevangen en/of biedt u hen nog steeds opvang? Mogelijk wordt dan een vluchteling aangemerkt als uw fiscale partner. Dit kan gevolgen hebben voor uw recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting.
De staatssecretaris biedt daar met terugwerkende kracht vanaf 2022 een oplossing voor.

Fiscale partner

Bouw

Fiscaal partnerschap kan ontstaan door het samenwonen met iemand waarbij ook een minderjarig kind van één van beiden op hetzelfde adres woont. Door deze regel kan een vluchteling die u in uw huis opvangt, uw fiscale partner worden als uw minderjarig kind ook bij u in huis woont.

Let op! Dit kan zich alleen voordoen als u geen andere fiscale partner heeft. U kunt namelijk altijd maar één fiscale partner hebben.

Minstverdienende fiscale partner

Als de Oekraïense vluchteling door voorgaande regel uw fiscale partner is, kan dit betekenen dat u geen recht heeft op inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Bij fiscale partners heeft namelijk alleen de minstverdienende partner hier recht op.

Goedkeuring

De overheid wil niet dat u fiscaal nadelige gevolgen heeft van het opvangen van Oekraïense vluchtelingen. Daarom keurt de staatssecretaris met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022 het goed dat u toch recht heeft op IACK als uw arbeidsinkomen hoger is dan het dat van de Oekraïense vluchteling. Een belangrijke voorwaarde voor de goedkeuring is dat u voldoet aan alle andere voorwaarden voor de IACK. Welke dat zijn, leest u hier.

Een andere voorwaarde voor de goedkeuring is dat de Oekraïense vluchteling onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001/55/EG) valt. Iedereen die onder de richtlijn valt mag in ieder geval tot 4 maart 2024 in Nederland blijven. Diegene heeft recht op opvang, medische zorg en onderwijs voor minderjarige kinderen. Werken in Nederland is ook toegestaan. Wie wel en wie niet onder de Richtlijn vallen, leest u hier.

Let op! De goedkeuring is van toepassing zolang Richtlijn 2001/55/EG geldt.

Tip! Onze adviseurs kunnen de fiscale gevolgen van de opvang van een Oekraïense vluchteling voor u beoordelen. Neem hiervoor contact met ons op.

 

MIA stijgt mee bij meer duurzame keuze tijdens proces

By nieuws

Als u investeert in een milieuvriendelijk bedrijfsmiddel, kunt u recht hebben op de milieu-investeringsaftrek (MIA). Deze fiscale subsidie kent drie categorieën, met ieder een eigen percentage aan extra investeringsaftrek. Indien u investeert in een bedrijfsmiddel en de investering achteraf omzet in een investering van een hogere categorie, betekent dit niet dat u de MIA misloopt, zo heeft de Belastingdienst onlangs bekendgemaakt.

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Windmolen

De MIA is een extra aftrek op de winst voor ondernemers die milieuvriendelijk investeren. Om voor de MIA in aanmerking te komen, moet het bedrijfsmiddel zijn opgenomen op de zogenaamde Milieulijst.

Drie categorieën

De MIA kent zoals gezegd drie categorieën. Afhankelijk van het bedrijfsmiddel komt u in aanmerking voor 45, 36 of 27% aan extra aftrek op uw winst. Door de aftrek verlaagt u dus uw winst, betaalt u daardoor minder belasting en wordt het voor u als ondernemer aantrekkelijker om milieuvriendelijk te investeren.

Gevolg wijziging categorie?

Onlangs werd de vraag gesteld wat de gevolgen zijn voor de MIA als een ondernemer investeert in een bedrijfsmiddel en gedurende de uitvoering van de investering, het betrof hier de bouw van een melkveestal, besluit te investeren in een bedrijfsmiddel van een hogere categorie. De Belastingdienst geeft aan dat, indien voldaan is aan alle gebruikelijke voorwaarden, in dat geval gewoon recht bestaat op het percentage aan MIA dat hoort bij het bedrijfsmiddel waarvoor uiteindelijk gekozen is.

Strijdig met doelstelling MIA?

De Belastingdienst geeft aan dat er weliswaar geen correcte melding is gemaakt van de investering, bij aanvraag van de MIA moet immers gemeld worden welk bedrijfsmiddel de investering betreft, maar dat het in strijd zou zijn met de doelstelling van de MIA om alleen om deze reden het hogere percentage MIA niet toe te kennen. Evenzeer bestaat daarom bij investering in een bedrijfsmiddel van een lagere categorie recht op het lagere percentage aan MIA.