Skip to main content
Category

nieuws

Top 5 fiscale maatregelen uit de Voorjaarsnota 2023

By nieuws

In de op vrijdag 28 april (2023) aangeboden Voorjaarsnota 2023 valt een aantal fiscale maatregelen op die het kabinet voor ogen heeft. Zonder compleet te willen zijn, hebben wij een top 5 voor u samengesteld. We sluiten af met een opsomming van een aantal andere fiscale maatregelen uit de Voorjaarsnota 2023.

1. Aanpassingen in de BOR en DSR

Bloemen

Al eerder kondigde het kabinet aan dat het de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de bedrijfsopvolgingsregeling in schenk- en erfbelasting (hierna: BOR) en de doorschuifregeling bij bedrijfsopvolgingen in de inkomstenbelasting (DSR) wil verbeteren. Ook wil het zo veel mogelijk knelpunten voor ondernemers wegnemen. Hiertoe is in de voorjaarsnota een aantal fiscale maatregelen genoemd:

  1. Vanaf 2024 worden aan derden verhuurde onroerende zaken standaard aangemerkt als beleggingsvermogen in de BOR en DSR.
  2. Vanaf 2025 wordt de vrijstelling in de BOR 100% van de goingconcernwaarde van de onderneming tot 1,5 miljoen euro en 70% over het meerdere aan ondernemingsvermogen. Nu ligt de grens bij 1,2 miljoen en bedraagt het percentage boven die 1,2 miljoen nog 83%.
  3. De doelmatigheidsmarges in de BOR en in de DSR worden afgeschaft. Door deze doelmatigheidsmarges wordt nu nog beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen.
  4. Bedrijfsmiddelen die ook buiten de onderneming worden gebruikt, kwalificeren straks alleen nog voor het deel dat in de onderneming wordt gebruikt voor de BOR en de DSR.
  5. Alleen reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigheid en liquidatieopbrengst komen straks nog in aanmerking voor de BOR en de DSR.
  6. De bezits- en voortzettingseis in de BOR worden in bepaalde situaties versoepeld en de dienstbetrekkingseis wordt afgeschaft.
  7. Constructies met de BOR (dubbel gebruik van de BOR en oneigenlijk gebruik van de BOR door constructies met personen op hoge leeftijd, ook wel rollatorinvesteringen genoemd) worden aangepakt.

Let op! Over de maatregelen zijn nog weinig details bekend. De planning is dat deze maatregelen eind juni 2023 in een Kamerbrief uitgebreider worden toegelicht.

2. Verfijningen in box 3 vanaf 2023

Het kabinet is voornemens om de volgende verfijningen in box 3 vanaf 2023 te realiseren:

  1. Een aandeel in het vermogen van een VvE wordt in de categorie banktegoeden geplaatst (in plaats van in de categorie overige bezittingen tegen een veel hoger forfait van 6,17% in 2023).
  2. Een aandeel in het vermogen op een derdenrekening bij een notaris wordt ook in de categorie banktegoeden geplaatst in plaats van in de categorie overige bezittingen.
  3. Onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners die in een gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting opgenomen zouden moeten worden, hoeven niet meer in de aangifte te worden vermeld. Datzelfde geldt voor onderlinge vorderingen en schulden tussen ouders en een minderjarig kind in situaties waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend.

Tip! Al eerder bekend, maar nu ook in de Voorjaarsnota 2023 opgenomen, is het uitstel van het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement (naar op zijn vroegst 2027).

3. Verruiming herinvesteringsreserve (HIR) bij stoppersregelingen

Als een HIR gevormd is, kan deze later worden afgeboekt bij de aanschaf van een nieuw bedrijfsmiddel. Hiervoor gelden allerlei voorwaarden. Voor het toepassen van een HIR bij een gedeeltelijke staking van een onderneming door overheidsingrijpen gelden nu al soepelere voorwaarden. Deze voorwaarden worden per 2024 verruimd, zodat de HIR ook toegankelijker wordt voor onder andere stoppende agrariërs.

4. Afschaffen betalingskorting inkomstenbelasting

Als een voorlopige aanslag gedurende het lopende jaar in een keer wordt betaald, kan in de inkomstenbelasting een betalingskorting worden toegepast. Vanaf 2023 is deze betalingskorting voor de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting al afgeschaft. Vanaf 2024 wordt deze betalingskorting ook voor de voorlopige aanslag inkomstenbelasting afgeschaft.

5. Afschaffing of versobering laag btw-tarief voor sierteelt, arbeidsintensieve diensten, cultuur en logies?

Het kabinet geeft in de Voorjaarsnota 2023 aan dat het in de aanloop naar de augustusbesluitvorming gaat kijken naar de doelmatigheid van het lage btw-tarief (9%). In het bijzonder kijkt het kabinet daarbij naar het 9% btw-tarief in de sierteelt, arbeidsintensieve diensten (zoals schilders, kappers en schoenmakers), cultuur (zoals boeken, musea en bioscopen) en logies (zoals hotels en campings). Vóór Prinsjesdag 2023 beslist het kabinet welke vervolgstappen het neemt. Als het kabinet beslist tot afschaffing van het 9%-btw-tarief voor een of meer van deze groepen of voor versobering, neemt het kabinet de impact op specifieke groepen daarin mee.

Andere fiscale maatregelen

In de Voorjaarsnota zijn nog meer fiscale maatregelen opgenomen. Zonder compleet te willen zijn, noemen wij:

  • Afschaffen STAP-budget vanaf 2024; de aanvraagronde die op 1 mei 2023 start, staat in ieder geval wel nog open.
  • Afschaffen loonkostenvoordelen voor ouderen per 1 januari 2026; de uitbetaling van het loonkostenvoordeel 2025 vindt nog wel in 2026 plaats.
  • De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van ov-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling.
  • Vanaf 2024 worden het aftrekpercentage van de EIA en het maximale investeringsbedrag structureel verlaagd.
  • Vanaf 1 januari 2025 is bij culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve of vermakelijkheidsdiensten die virtueel worden verricht btw verschuldigd in de lidstaat van de woon- of vestigingsplaats van de afnemer.
  • Medio juni 2023 komt het kabinet met voorstellen om een aantal bijzondere regelingen in de motorrijtuigenbelasting (MRB) en de belasting personenauto’s en motorrijwielen (BPM) te beëindigen of te versoberen.

Let op! De maatregelen zijn nog voorstellen. Ze moeten nog in wetsvoorstellen worden opgenomen, die vervolgens nog door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer moeten worden aangenomen.

Minimumloon ruim 3% omhoog per 1 juli 2023

By nieuws

Het wettelijk minimumloon wordt per 1 juli 2023 verhoogd naar € 1.995,00 bruto per maand. Per week wordt het € 460,40 en per dag € 92,08. Een uniform wettelijk minimumuurloon is er nog niet, maar wordt verwacht per 1 januari 2024.

Stijging van 3,13%

Euro

Alle werknemers die het minimumloon betaald krijgen, gaan er 3,13 % op vooruit. De bedragen gelden voor werknemers die fulltime werken. Werkt een werknemer parttime, dan geldt logischerwijs ook een lager minimumloon. Dat is afhankelijk van wat uw organisatie als fulltime werkweek hanteert:

Leeftijd  Per maand  Per week  Per dag 
21 jaar en ouder  100%  € 1.995,00  € 460,40 € 92,08
20 jaar  80%  € 1.596,00  € 368,30 € 73,66
19 jaar  60%  € 1.197,00  € 276,25 € 55,25
18 jaar  50%  € 997,50  € 230,20 € 46,04
17 jaar  39,5%  € 788,05 € 181,85 € 36,37
16 jaar  34,5%  € 688,30 € 158,85 € 31,77
15 jaar  30%  € 598,50 € 138,10 € 27,62

Het afgeleide bruto minimumloon per uur bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband is naar boven afgerond, om te voorkomen dat er onbedoeld een betaling ontstaat die lager is dan het wettelijk minimumloon:

Leeftijd  36 uur per week  38 uur per week  40 uur per week 
21 jaar en ouder  € 12,79 € 12,12 € 11,51
20 jaar  € 10,24 € 9,70 € 9,21
19 jaar  € 7,68 € 7,27 € 6,91
18 jaar  € 6,40 € 6,06 € 5,76
17 jaar  € 5,06 € 4,79 € 4,55
16 jaar  € 4,42 € 4,19 € 3,98
15 jaar  € 3,84 € 3,64 € 3,46

Uniform wettelijk uurloon per 1 januari 2024

Een uniform wettelijk minimumuurloon is er momenteel nog niet. Dit zal veranderen wanneer het initiatiefwetsvoorstel Wet invoering minimumuurloon in werking treedt. Met de invoering van een wettelijk minimumuurloon is het minimumloon per uur voor iedere werknemer hetzelfde, ongeacht de normale arbeidsduur. Deze wet treedt waarschijnlijk per 1 januari 2024 in werking. Het minimummaandloon wordt daarbij omgerekend naar een uurloon op basis van een normale arbeidsduur van 36 uur per week. 

Voor BBL gelden andere percentages

Voor werknemers van 18 tot en met 20 jaar, die werken op basis van een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (BBL), gelden andere percentages:

Leeftijd  Per maand  Per week  Per dag 
20 jaar  61,50%  € 1.226,95 € 283,15 € 56,63
19 jaar  52,50% € 1.047,40 € 241,70 € 48,34
18 jaar  45,50% € 907,75 € 209,50 € 41,90

Het brutominimumloon per uur bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband:

Leeftijd  36 uur per week  38 uur per week  40 uur per week 
20 jaar  € 7,87 € 7,46 € 7,08
19 jaar  € 6,72 € 6,37 € 6,05
18 jaar  € 5,82 € 5,52 € 5,24

Advieswijzer Zakendoen met uw eigen bv 2023

By nieuws

Als directeur-grootaandeelhouder (dga) bent u in de unieke positie om zaken te doen met uw eigen bv. Partijen moeten dan wel zakelijk met elkaar omgaan en afspraken moeten goed zijn vastgelegd. Wie de regels in acht neemt, kan aantrekkelijk zakendoen met zijn eigen bv. Denk bijvoorbeeld aan het sluiten van een geldlening met de bv of het ter beschikking stellen van een bedrijfspand.

Rekening-courant

Administratie

In de praktijk hebben veel dga’s een rekening-courantverhouding met de bv. Bij een rekening-courant met afwisselende debet- en creditstanden heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat er onder voorwaarden geen rente in box 1 in aanmerking hoeft te worden genomen als het saldo van de rekening-courantverhouding gedurende het kalenderjaar niet hoger is dan € 17.500 positief en niet lager is dan € 17.500 negatief. De bv mag in dat geval de rente niet in aanmerking nemen. U mag een eventuele rekening-courantschuld niet in box 3 opnemen.

Let op! Zodra het saldo op de rekening-courant hoger is dan € 17.500, moet er over het hele jaar over het hele bedrag rente worden berekend.

Wet ’dga-taks’

Per 1 januari 2023 is een rekening-courantmaatregel ingevoerd om excessief lenen van de dga bij de eigen bv te ontmoedigen, in de volksmond ‘dga-taks’ genoemd. De maatregel houdt kort gezegd in dat het bedrag dat boven € 700.000 wordt geleend bij de dga als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking wordt genomen. De drempel van € 700.000 in de rekening-courant geldt voor de dga en zijn partner gezamenlijk. Deze maatregel geldt voor alle schulden, ongeacht waarvoor deze zijn aangegaan. Alleen bestaande en nieuwe eigenwoningschulden zijn uitgezonderd.

Let op! De peildatum voor dit jaar is 31 december 2023. Heeft u dus voor meer dan € 700.000 aan schulden bij uw eigen bv, dan kunt u belastingheffing in box 2 nog voorkomen door het meerdere boven € 700.000 uiterlijk op 31 december 2023 af te lossen.

Sparen in de bv

U kunt ook sparen in uw bv en privékapitaal als vermogen in de bv brengen. Het werkelijke rendement is dan bij de bv belast, in plaats van een forfaitair rendement dat bij u in box 3 belast is en hoger wordt verondersteld naarmate uw vermogen uit beleggingen bestaat. 

Let op! Sparen in de bv kan ook aantrekkelijk zijn als u toeslagen krijgt. Vermogen in uw bv telt immers niet mee voor de vermogenstoets die bij toeslagen geldt en die als gevolg heeft dat u vanaf een bepaald vermogen geen recht meer heeft op de meeste toeslagen.

Geldleningen

Iedere transactie tussen u en de bv moet zakelijk verlopen. Dat geldt ook voor de geldverstrekking tussen de dga en de bv. Denk hierbij aan een schriftelijke leningsovereenkomst met daarin in ieder geval een aflossingsschema en een reëel rentepercentage. Bovendien moeten er zekerheden zijn gesteld. Om te beoordelen of de overeenkomst zakelijk is, moet u zichzelf afvragen of u of de bv een dergelijke leningsovereenkomst tegen dezelfde voorwaarden ook zou zijn aangegaan met een onafhankelijke derde.

Tip! Heeft u al een leningsovereenkomst, laat deze dan regelmatig door ons checken. Zo bent u er zeker van dat alles nog steeds in orde is.

Lenen aan de bv

Leent u geld aan uw bv, dan is de zakelijke rente die de bv aan u betaalt als bedrijfslast aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Uzelf krijgt te maken met de TBS-regeling. Dat betekent dat de rente op de geldlening in box 1 progressief is belast. Ook hiervoor geldt de TBS-vrijstelling van 12% tegen maximaal een tarief van 36,93%. Wordt er een onzakelijk hoge rente afgesproken? Dan wordt voor de aftrekbare rente (bij de bv) en de belastbare rente (bij de dga) uitgegaan van een normale zakelijke rente. Het meerdere, niet-zakelijke voordeel wordt mogelijk gezien als een vermomde winstuitdeling en is bij u belast in box 2 (aanmerkelijk belang) en bij de bv (als verkapt dividend) niet aftrekbaar.

Lenen van de bv

Leent u geld van uw bv, dan kunt u dit doen in uw hoedanigheid als werknemer of als aandeelhouder. Het is belangrijk om dit van tevoren vast te stellen, omdat de fiscale gevolgen in beide situaties anders zijn.

Let op! Voorkom bij het lenen dat de bv in financiële problemen kan komen. De bv moet aan haar (betalings)verplichtingen kunnen blijven voldoen. Dit is van nog groter belang als de bv ook een pensioen of stamrecht in eigen beheer heeft.

Bij een personeelslening – u leent in uw hoedanigheid als werknemer – kan sprake zijn van een rentevoordeel. Dat is het geval als u geen of minder rente betaalt over de lening dan bij een kredietverlener. Het rentevoordeel vormt voor de waarde in het economisch verkeer belastbaar loon. Deze waarde kunt u bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken. Het belaste rentevoordeel kan worden opgenomen in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling. Die bedraagt in 2023 3% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere van de loonsom.

Er is een uitzondering als u de personeelslening gebruikt voor de eigen woning. Het rentevoordeel van een dergelijke lening moet tot uw belastbaar loon worden gerekend. Het voordeel is loon in natura waarover uw bv als werkgever verplicht loonheffingen moet berekenen. Het belaste rentevoordeel mag dus niet worden opgenomen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Wel mag u het belastbare eigenwoningrentevoordeel in aftrek brengen binnen de eigenwoningregeling in uw aangifte inkomstenbelasting. Het maximum aftrekpercentage is voor 2023 bepaald op 36,93%%.

Tip! Gebruikt u de lening voor het kopen van een (elektrische) fiets of elektrische scooter, dan is het rentevoordeel onbelast.

Let op! Soms kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat een personeelslening voor een dga niet mogelijk is. Dit is met name het geval als de mogelijkheid van een personeelslening alleen openstaat voor de dga zelf en niet voor andere werknemers van de bv.

Als u als aandeelhouder leent, staat ook hier het zakelijke handelen voorop. Leent u voor consumptieve doeleinden of bijvoorbeeld om hiermee in privé te beleggen, dan valt de lening als schuld bij u in box 3. De door u aan de bv betaalde rente is bij u niet aftrekbaar, maar bij de bv als ontvangen rente wel belast.

Let op! Geld lenen van de bv voor beleggingen in privé is vanaf 2023 waarschijnlijk niet meer aantrekkelijk. Voor de beleggingen geldt in 2023 in box 3 namelijk een forfaitair rendement van 6,17%, terwijl de schulden maar aftrekbaar zijn tegen waarschijnlijk 2,57% (het percentage van 2,57% is een voorlopig percentage, het definitieve percentage is pas begin 2024 bekend).

Lenen voor de eigen woning

De bv kan u ook een lening verstrekken voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Uitgaande van een reële leningsovereenkomst is de rente voor u als eigenwoningrente aftrekbaar in box 1 tegen maximaal een tarief van 36,93% (2023) en bij de bv belast. Met ingang van 2013 moet een nieuwe eigenwoninglening aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. Heeft u uw bestaande eigenwoninglening bij de bv sindsdien verhoogd, dan moet u voor deze verhoging ook rekening houden met de nieuwe regels. Voor het nieuwe deel van de lening is de rente alleen nog aftrekbaar als de lening in maximaal dertig jaar en ten minste volgens een annuïtair schema volledig wordt afgelost.

Let op! Heeft u sinds 1 januari 2013 geld geleend voor de eigen woning bij de bv, dan geldt voor u een informatieplicht. U moet de Belastingdienst tijdig informeren over deze hypothecaire geldlening. Gegevens van de eigenwoninglening bij de bv kunt u doorgeven via uw jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting.

Let op! De aftrek van de hypotheekrente in de hoogste belastingschijf is dit jaar (2023) beperkt tot 36,93. Na 2023 is geen verdere beperking van de aftrek voorzien.

Investeren in eigen bedrijfspand

In de huidige markt – en met de gevolgen van de coronacrisis voor de meeste ondernemers nog duidelijk merkbaar – is het investeren in en het financieren van eigen vastgoed bepaald geen sinecure. Mocht u wel de mogelijkheden hebben om te investeren in een eigen bedrijfsruimte, dan is het de vraag wie er gaat investeren. U als dga? Het bedrijfspand komt dan op uw naam te staan. Of kunt u beter kiezen voor een investering vanuit de bv?

Let op! Investeren vanuit privé of vanuit de bv wordt fiscaal verschillend behandeld. Wat in uw situatie het voordeligst is, kunnen wij u voorrekenen.

Op naam van de bv

De keuze om het eigen bedrijfspand vanuit de bv aan te houden, wordt – naast de fiscaliteit – ook bepaald door de aanwezige bedrijfsrisico’s en uw toekomstplannen. We zien vaak dat het bedrijfspand wordt afgezonderd van de risico’s van de onderneming. Zeker als het pand tevens dient als beleggingsobject. Vanuit de bv wordt het pand vervolgens verhuurd aan de werkmaatschappij. De huuropbrengsten – na aftrek van onder meer afschrijvingen en financieringskosten – zijn als winst onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Een latere winst of verlies bij verkoop behoort eveneens tot de fiscale winst.

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Op naam van de dga

Kiest u ervoor om vanuit privé te investeren in een pand en verhuurt u dit privépand aan uw bv, dan valt het pand onder de terbeschikkingstellingsregeling (TBS-regeling). De huurinkomsten, afschrijvingen, exploitatielasten alsmede boekwinsten en verliezen op het pand behoren tot uw box 1-inkomen. Let wel: bent u gehuwd en behoort het pand tot de algehele of beperkte gemeenschap van goederen, dan wordt dit box 1-inkomen voor 50/50 aan u en uw echtgen(o)t(e) toegerekend.

Voor de hoogte van de fiscaal aftrekbare afschrijvingslasten moet u rekening houden met een beperking. Dat geldt ook als de bv het bedrijfspand aanhoudt. Afschrijving is niet meer mogelijk als de boekwaarde van het pand de bodemwaarde heeft bereikt. Deze bodemwaarde is sinds 1 januari 2019 in de meeste gevallen beperkt tot 100% van de WOZ-waarde van het pand.

Tip! Onder de TBS-regeling worden de opbrengsten weliswaar belast tegen het progressieve IB-tarief tot maximaal 49,5%, maar door toepassing van de TBS-vrijstelling is het effectieve tarief voor de dga lager. Door de TBS-vrijstelling is namelijk 12% van het resultaat vrijgesteld. Let wel dat deze 12% vrijstelling geldt tegen maximaal een tarief van 36,93%.

Tot slot

U kunt voordelig uit zijn als u zakendoet met uw eigen bv. In deze advieswijzer staan slechts enkele mogelijkheden genoemd. Wij vertellen u er graag meer over.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Mogelijke aanpassingen box 3-heffing vanaf 2024

By nieuws

Het kabinet gaat op 9 mei 2023 met de Tweede Kamer in overleg over een aantal aanpassingen vanaf 2024 in de box 3-heffing. Het overleg zal ook gaan over de budgettaire dekking die nodig is voor deze mogelijke aanpassingen.

Heffingskorting groen beleggen naar 1,1%

Euro

Om groen sparen en groen beleggen te stimuleren, geldt hiervoor een box 3-vrijstelling van (in 2023) € 65.072 per persoon. Fiscale partners hebben beiden recht op deze vrijstelling. Daarnaast geldt een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag. Deze fiscale stimulans is een tegemoetkoming voor het lagere rendement op dit soort groene producten. De regeling kan voor groen sparen minder aantrekkelijk worden omdat, gezien de lage forfaitaire rendementen op banktegoeden, de vrijstelling minder van belang wordt. Om ook voor spaarders de prikkel om groen sparen te behouden, suggereert het kabinet de mogelijkheid om de heffingskorting vanaf 2024 tijdelijk te verhogen van 0,7% naar 1,1%.

Apart forfait voor vorderingen

Een andere mogelijke aanpassing is de introductie van een apart forfait voor vorderingen dat gelijk is aan het forfait voor schulden. Het kabinet onderzoekt nog of deze categorie vorderingen beperkt moet worden tot alleen geldleningen of zelfs tot alleen geldleningen tussen natuurlijke personen. Deze aanpassingen zou vanaf 2024 in kunnen gaan.

Tip! Als deze aanpassing wordt doorgevoerd, zal bijvoorbeeld een lening die een ouder aan een kind verstrekt bij de ouder in box 3 tegen hetzelfde forfait belast zijn als de schuld bij het kind. Op dit moment valt de vordering van de ouder in de categorie overige bezittingen tegen een forfaitair rendement van 6,17%. De schuld van het kind valt echter in box 3 tegen een veel lager forfaitair rendement (voor 2023 voorlopig vastgesteld op 2,57%).

Verdere uitsplitsing categorie overige bezittingen

Ook een nadere uitsplitsing van de categorie overige bezittingen behoort tot de mogelijke aanpassingen. Vanaf 2024 zouden dan de categorieën effecten, onroerende zaken, kapitaalverzekeringen, periodieke uitkeringen, belastbaar nettopensioen en belastbare nettolijfrente en overige bezittingen elk hun eigen forfaitair rendement krijgen.

Budgettaire dekking

Om deze aanpassingen te kunnen doorvoeren, is het wel noodzakelijk dat hiervoor budgettaire dekking wordt gevonden. Bij die dekking denkt het kabinet aan een verlaging van het heffingsvrije vermogen of een verder verhoging van het tarief in box 3.

Let op! Het box 3-tarief bedroeg in 2022 nog 31%, maar bedraagt in 2023 al 32%. In 2024 wordt dit tarief verder verhoogd naar 33% en vanaf 2025 bedraagt het 34%. Als de budgettaire dekking gevonden wordt in een verdere verhoging, bestaat dus de kans dat het box 3-tarief uiteindelijk uitkomt op 35% (of zelfs nog hoger?).

Overleg Tweede Kamer

Op 9 mei 2023 wil het kabinet in overleg met de Tweede Kamer over de mogelijke aanpassingen vanaf 2024. Op dat moment zal ook gesproken worden over de budgettaire dekking.

Extra klimaatmaatregelen: reductie CO2-uitstoot

By nieuws

Met een pakket aan extra maatregelen wil het kabinet de CO2-reductie verder reduceren. Het pakket is verdeeld over een flink aantal sectoren binnen de maatschappij. In totaal wordt er € 28,0 miljard vrijgemaakt voor klimaatuitgaven.

Elektriciteitssector

Windmolen

Het streven is de elektriciteitssector uitstootvrij te maken door zonne-energie op zee te realiseren, gascentrales om te bouwen voor gebruik van waterstof en een batterijverplichting voor zonneparken in te voeren. Voor de batterijverplichting wordt ruim € 416 miljoen uitgetrokken.

Energie-intensieve industrie

De energie-intensieve industrie moet verder vergroenen. Afvalverbrandingscentrales moeten minder afval verbranden en meer recyclen. Daarnaast komt een verbod op fossiele warmte-opwekking voor nieuwe en te vervangen industriële productie-installaties. Vanaf 2027 moeten alle plastics voor minimaal 25 tot 30% bestaan uit hergebruikt, of biomateriaal.

Bouw

Gebouwen worden uitstoot- en aardgasvrij gemaakt, onder meer door extra geld voor  verduurzaming van woningen in kwetsbare wijken waar energie-armoede voorkomt en door subsidie voor zonnepanelen op huurwoningen. Verder wordt het vanaf 2026 in woningen, winkels, scholen en kantoren verplicht om een warmtepomp te installeren als de cv-ketel vervangen moet worden. Deze verplichting geldt alleen niet voor monumenten en appartementen en voor gebouwen waarvoor binnen 10 jaar een collectieve wijkoplossing (zoals een warmtenet) gerealiseerd wordt. 

Het kabinet wil ook de energiebesparingsplicht per 2025 aanscherpen door de terugverdientijd te verlengen naar 7 jaar. Dit betekent dat bedrijven en instellingen die onder de energiebesparingsplicht vallen, vanaf 2025 alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 7 jaar of minder verplicht zijn uit te voeren. Nu ligt die grens nog op 5 jaar. Hierdoor zal ook het mkb naar verwachting meer energiebesparende maatregelen moeten nemen. Er wordt een instrument ontwikkeld om het mkb hierbij te ontlasten.

Er wordt € 25 miljoen uitgetrokken om Verenigingen van Eigenaren te activeren tot verduurzaming en ze bij de uitvoering te ondersteunen.

Vervoer

Elektrisch rijden wordt verder gestimuleerd, onder meer via een subsidie op elektrische occasions. Ook wordt er geïnvesteerd in extra laadpalen. Het gaat hierbij om onder meer (opschaling) slim laden, laden voor logistiek en laden voor bussen en taxi’s. Daarnaast worden werkgevers geprikkeld om het gebruik van elektrische auto’s, het openbaar vervoer en de fiets door werknemers te stimuleren. Dit gebeurt door het CO2-doel voor werkgebonden mobiliteit, waarover werkgevers met 100 of meer werknemers vanaf (waarschijnlijk) 2024 moeten rapporteren, te verhogen.

Landbouw

Het kabinet wil de landbouw verder verduurzamen. Voor de glastuinbouw wordt een CO2-belasting ingevoerd in combinatie met de uitrol van warmtenetten en SDE++ subsidie voor de toepassing van warmtepompen.

Energiebelasting

Om verduurzaming te laten lonen en de vervuiler meer te laten betalen, wordt de energiebelasting aangepast. Zo komt er komt een nieuw verlaagd tarief tot een bepaald gasverbruik van huishoudens, de tarieven boven de nieuwe schijf worden verhoogd. Daarnaast komt er en een apart, lager belastingtarief voor waterstof. Het fiscale voordeel voor kolen wordt per 1 januari 2028 afgeschaft.

Let op! Alle bovengenoemde plannen moeten nog nader worden uitgewerkt en door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Vrijstelling Vpb voor stichting en vereniging, zo werkt het

By nieuws

Ook verenigingen en stichtingen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting voor het gedeelte waarmee ze een onderneming drijven. Als de winst niet al te hoog is, geldt wel een vrijstelling. Hoe kunt u hiervan gebruikmaken?

Vrijstelling bij relatief geringe winst

Administratie

De winst van een stichting of vereniging kan in een jaar worden vrijgesteld van vennootschapsbelasting als de winst niet meer dan € 15.000 bedraagt. Bedraagt de winst in een jaar meer dan € 15.000, dan is de vrijstelling toch van toepassing als de winst van dat jaar zelf, opgeteld met de winsten van de vier voorafgaande jaren niet meer bedraagt dan € 75.000.

Let op! Ook als een vereniging of stichting nog geen vijf jaar bestaat, blijft de winstgrens van € 75.000 van toepassing. Bij een winst in startjaar 1 van € 30.000 en jaar 2 van € 35.000 en jaar 3 van € 5.000 is de vrijstelling gewoon van toepassing omdat het totaal niet hoger is dan € 75.000.

Automatische toepassing

Als een vereniging of stichting voor de vrijstelling in aanmerking komt, past de Belastingdienst deze automatisch toe. Als aangifte is gedaan, volgt een nihilaanslag.

Liever geen vrijstelling?

Soms is het voor een vereniging of stichting voordeliger om niet onder de vrijstelling te vallen, bijvoorbeeld om een verlies te kunnen verrekenen of om een eindafrekening (nadat er eerst wel belastingplicht was) te voorkomen. Men kan er dan voor kiezen om niet te worden vrijgesteld. 

Let op! De keuze om niet onder de vrijstelling te vallen geldt voor een periode van vijf jaar. Let erop dat dit niet automatisch gaat en tijdig moet gebeuren. Beoordeel daarom ieder jaar of het verstandig is om de vrijstelling toe te passen. U moet voor het niet toepassen van de vrijstelling namelijk een brief sturen naar het belastingkantoor. Dit moet vóórdat de aangifte vennootschapsbelasting over het eerste jaar van de periode van vijf jaar is afgehandeld.

Expliciete uitspraak Belastingdienst

De Belastingdienst beveelt stichtingen en verenigingen aan om bij de aangifte te vermelden dat de vrijstelling van toepassing is. Dit kan door bij het punt ‘expliciet uitspraak Belastingdienst gevraagd’ te vermelden ‘vrijgesteld op grond van artikel 6 Wet Vpb’.

Geen onderlinge vorderingen en schulden meer in box 3

By nieuws

Een vordering op een fiscale partner valt in box 3 in de categorie overige bezittingen tegen in 2023 een forfaitair rendement van 6,17%. De corresponderende schuld van die fiscale partner valt echter in box 3 in de categorie schulden tegen een veel lager forfaitair rendement. Het kabinet wil in deze ongewenste situatie verandering aanbrengen.

Verrekenbedingen

Overleg

Door verrekenbedingen in huwelijks- en partnerschapsvoorwaarden kunnen tussen partners onderlinge schulden en vorderingen ontstaan. In het box 3-stelsel geldend vanaf 2023 valt zo’n vordering op een partner onder de categorie overige bezittingen, terwijl de corresponderende schuld van die partner onder de categorie schulden valt.

Verschillende forfaits

Het forfaitaire rendement in de categorie overige bezittingen bedraagt in 2023 6,17%. Het forfaitaire rendement in de categorie schulden is voor 2023 voorlopig vastgesteld op 2,57%. Het definitieve forfaitaire rendement wordt pas begin 2024 bekend. Uitgaande van het voorlopige vastgestelde percentage, bestaat in de huidige situatie voor de fiscale partners een verschil van 3,6% tussen de categorie overige bezittingen en de categorie schulden.

Buiten de belastingheffing (defiscaliseren)

Dit betekent dat partners in hun gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting per saldo 3,6% rendement in box 3 zouden moeten verantwoorden over hun onderlinge schulden en vorderingen die ontstaan zijn door bijvoorbeeld een verrekenbeding. Gelukkig wil het kabinet onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners die in een gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting worden verwerkt, buiten de belastingheffing brengen (defiscaliseren). Dit betekent dat deze niet in de aangifte inkomstenbelasting hoeven te worden vermeld en daardoor ook genegeerd worden voor de box 3-heffing.

Let op! Deze defiscalisering gaat verder dan alleen de onderlinge schulden en vorderingen tussen fiscale partners. Ook de vorderingen en schulden tussen een ouder en een minderjarig kind vallen hieronder. Dit betreft de situatie waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend. In die situatie is namelijk ook sprake van dezelfde aangifte inkomstenbelasting.

De verwachting is dat de defiscalisering vanaf 2023 al mogelijk is. 

Let op! Voor deze plannen is nog een wetswijziging nodig  waar zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer mee in moeten stemmen.

Geen lager forfait verpachte landbouwgronden en obligaties box 3

By nieuws

Het kabinet acht een apart (lager) forfait voor vermogensbestanddelen waarvoor een wettelijk maximum geldt (verpachte landbouwgronden) en laag renderende beleggingen (obligaties) niet wenselijk. Tot deze conclusie komt het kabinet na onderzoek.

Forfait 6,17%

Agrarisch

Alle vermogensbestanddelen die niet kunnen worden aangemerkt als bank- of spaartegoed vallen in de categorie overige bezittingen, waarvoor in 2023 een forfaitair rendement van 6,17% geldt. Voor bepaalde vermogensbestanddelen, waaronder vermogensbestanddelen waarvoor een (veel) lager wettelijk maximum geldt en laag renderende beleggingen, wordt dit forfait als onrechtvaardig hoog ervaren. Daarom onderzocht het kabinet de mogelijkheid van aparte categorieën met een eigen forfaitair rendement.

Verpachte landbouwgronden

Voor verpachte landbouwgronden geldt een maximale pachtprijs van 2% van de vrije verkeerswaarde. Dit is veel lager dan de 6,17% die geldt in de categorie overige bezittingen. Dit forfait van 6,17% bestaat echter niet alleen uit direct rendement (de pachtprijs van maximaal 2%), maar ook uit indirect rendement (waardeontwikkelingen). Het kabinet geeft aan dat de waarde van de gronden vanaf 2012 met gemiddeld 64% is toegenomen. Daarmee zou een forfait voor verpachte landbouwgronden, indicatief, uitkomen op 6,50%. Om die reden acht het kabinet een aparte categorie onwenselijk.

Obligaties

Met een apart forfait voor obligaties zou gemiddeld beter bij het werkelijke rendement kunnen worden aangesloten. Veel belastingplichtigen beleggen echter in beleggingsfondsen. Die beleggingsfondsen zijn samengesteld uit onder andere aandelen, onroerend goed en obligaties. Het is voor banken niet mogelijk om het aandeel obligaties in beleggingsfondsen apart aan de Belastingdienst door te geven. De samenstelling van deze fondsen is namelijk niet bekend en wijzigt bovendien in de tijd. Om die reden acht het kabinet ook hier een aparte categorie onwenselijk.

Geen tegenbewijsregeling

Het kabinet onderzocht ook nog de mogelijkheid van een tegenbewijsregeling waardoor belastingplichtigen kunnen aantonen dat hun werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Zo’n tegenbewijsregeling vindt het kabinet echter niet verstandig. Zo zou zo’n regeling selectief gebruikt worden (alleen in de jaren dat het werkelijk rendement lager is) en een groot beroep doen op het doenvermogen van de belastingplichtige en op de capaciteit in de uitvoering bij de Belastingdienst.

Let op! Deze plannen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Uiterlijk 2 juni definitieve NOW 5 en 6 aanvragen

By nieuws

U kunt tot en met 2 juni 2023 de definitieve berekening aanvragen van de NOW voor de laatste twee periodes. Dit betreft de NOW 5 en de NOW 6.

De periodes

Portemonnee

De exacte periodes waar u nu de definitieve berekening voor moet aanvragen zijn: 

  • NOW 5: november en december 2021 (zevende periode)
  • NOW 6:  januari, februari en maart 2022 (achtste periode)

NOW

Werkgevers die tijdens de coronacrisis geconfronteerd werden met forse omzetverliezen, konden destijds via de NOW een tegemoetkoming krijgen voor de loonkosten. De tegemoetkoming werd toegekend als voorschot op basis van een geschat omzetverlies. Nu de omzetverliezen bekend zijn, moet de definitieve NOW worden aangevraagd.

Derdenverklaring of accountantsverklaring?

U heeft een derdenverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming tussen € 40.000 en € 125.000 ligt. U heeft een accountantsverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer bedraagt.

Let op! Wacht u nog op een derdenverklaring of een accountantsverklaring, dan kunt u uitstel aanvragen. Dit uitstel kunt u tot en met 2 juni 2023 aanvragen via een speciaal formulier bij het UWV. U heeft dan tot en met 3 november 2023 de tijd om uw definitieve berekening aan te vragen.

Terugbetalen of niet?

Op basis van uw werkelijke omzetverlies en uw definitieve loonsom berekent het UWV uw definitieve tegemoetkoming NOW. U ontvangt daarna van het UWV een definitieve beslissing.
Als u het omzetverlies te royaal heeft ingeschat, kan het zijn dat u te veel NOW heeft gehad en dat u deze geheel of deels moet terugbetalen. Heeft u het omzetverlies te krap ingeschat, dan krijgt u juist meer NOW dan verwacht. Omdat het voorschot 80% bedroeg, krijgt u bij een juiste inschatting de nog resterende 20% uitbetaald.

Betalingsregeling

Heeft u moeite om te veel ontvangen NOW terug te betalen, dan kunt u een betalingsregeling met het UWV afspreken. Terugbetaling kan in maximaal 60 maandelijkse termijnen. Ook kunt u voor maximaal 12 maanden uitstel van betaling aanvragen.

Wacht niet te lang!

Voor de aanvraag van de definitieve berekening heeft u diverse gegevens nodig en misschien dus een verklaring van een derde of accountant. Mei kent nogal wat vrije dagen, dus wacht met uw definitieve aanvraag niet te lang. De definitieve aanvraag dient u online in bij het UWV. Dit kan met en zonder eHerkenning.

Aftrek verblijfkosten eigen rijders voor 2023 fors hoger

By nieuws

Transportondernemers die zelf meerdaagse internationale ritten maken, kunnen een vast bedrag aan verblijfkosten van de winst aftrekken. Dit vaste bedrag is voor dit jaar fors verhoogd van € 41,50 naar € 45,00 per dag.

Voorwaarden aftrek

Vrachtwagen

De vaste aftrek geldt onder de volgende voorwaarden:

  • De rit duurt langer dan 24 uur.
  • De verste bestemming mag niet in Nederland liggen. Er is geen maximum afstand.
  • De regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in het jaar.
  • Het aantal gereden dagen moet u kunnen aantonen, bijvoorbeeld met facturen en tachograafschijven.
  • De vertrek- en terugkomdag tellen elk mee voor een halve dag.
  • U geeft de winst aan in de aangifte inkomstenbelasting.

Let op! U mag ieder jaar opnieuw beslissen of u de regeling van het vaste bedrag gebruikt. Als u gebruikmaakt van de regeling, hoeft u de verblijfkosten niet aan te tonen.

Ritten korter dan 24 uur

De regeling geldt ook voor internationale ritten die starten op meer dan 50 kilometer van het woonadres van de ondernemer, ook als deze korter duren dan 24 uur.

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • Deze ritten vinden plaats op aaneengesloten dagen, eventueel met ritten waarbij men meer dagen aaneengesloten in het buitenland verblijft.
  • Het traject van elke rit bevindt zich in zijn geheel buiten een afstand van 50 km van het woonadres van de ondernemer.

Tip! U hoeft de regeling niet toe te passen als de kosten hoger zijn. In dat geval moet u deze kosten dan wel kunnen aantonen. Bewaar dan met name facturen.

Let op! Bovenstaande regeling geldt alleen voor ondernemers waarvan de winst in de inkomstenbelasting belast wordt. Eigen rijders met een bv kunnen hun verblijfkosten onbelast door de bv laten vergoeden volgens de regels die gelden voor werknemers.