Skip to main content
Category

nieuws

Wet plan van aanpak witwassen aangenomen

By nieuws

De wet plan van aanpak witwassen is na de Tweede Kamer, op 10 juni 2025 ook door de Eerste Kamer aangenomen. De wet regelt dat contante betalingen van meer dan €3.000 door en aan handelaren niet meer zijn toegestaan. De wet is bedoeld om het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te bemoeilijken.

Wetsvoorstel gewijzigd

Geld

Het oorspronkelijke wetsvoorstel is vergaand gewijzigd. Alleen het voorstel om contante betalingen te beperken, is uiteindelijk overeind gebleven. De beperkingen gelden overigens niet voor particulieren die onderling handelen. Die kunnen elkaar wel meer dan €3.000 contant blijven betalen.

Lagere grens dan Europees noodzakelijk

De grens van €3.000 is lager dan de grens van €10.000 die in Europees verband vereist is. Een wisselend maximum in de EU kan vooral bij internationale handelaren voor moeilijkheden zorgen, zo kwam bij het debat in de Eerste Kamer naar voren. Zo bedraagt de grens in Frankrijk slechts €1.000, maar in Duitsland weer €10.000.

Niet voor diensten

De vastgestelde limiet geldt niet voor de contante betaling van diensten. Naar verwachting komt er in 2027 een Europese verplichting om ook voor diensten een limiet in te voeren.

Let op! Het is nog niet bekend wanneer de wet ingaat. Het streven van het inmiddels demissionaire kabinet was om het verbod op contante betalingen vanaf € 3.000 vóór 1 januari 2026 in te voeren.

Verhuur appartementen btw-vrijgesteld of btw-belast?

By nieuws

De verhuur van onroerend goed is in beginsel vrijgesteld van btw. Hierop gelden een aantal uitzonderingen, waar onder de verhuur in het kader van een hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar voor een korte periode verblijf houden. Deze verhuur is belast met 9% btw. Bij een rechtbank lag de vraag voor of de verhuur van appartementen in die casus ook onder die uitzondering viel.

Short-stay verhuur

Woning

In een zaak die speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant ging het om een bv die een pand had verbouwd tot een vijftal appartementen. De appartementen werden (gestoffeerd en ingericht) verhuurd voor een periode van maximaal zes maanden aan personen die maximaal een jaar in Nederland verbleven.

Belast met btw of vrijgesteld?

De rechtbank diende te oordelen over de vraag of de verhuur belast was met btw. De bv had daar belang bij vanwege de door de bv teruggevraagde btw over de kosten die met de verbouwing van de appartementen gepaard waren gegaan. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verhuur inderdaad belast was met btw. De bv had daarom recht op teruggave van de in rekening gebrachte btw.

Kort verblijf, inventaris en concurrentie

De rechtbank was van mening dat de bv geen hotel- of vakantiebestedingsbedrijf was. Activiteiten die een soortgelijke functie hebben als een hotel- of vakantiebestedingsbedrijf vallen echter ook onder de uitzondering en zijn daarom belast met 9% btw. Of sprake is van een soortgelijke functie moet ruim worden uitgelegd.

Dat de verhuurde appartementen het kenmerk van een woning hadden en voor langere tijd gebruikt zouden kunnen worden, betekende volgens de rechtbank niet dat de verhuur per definitie btw-vrijgesteld was. Van belang was dat de appartementen waren uitgerust om daar kort te verblijven, dat de verhuurder de zorgen voor wat betreft de inventaris voor zijn rekening nam en dat met de verhuur in concurrente werd getreden met hotels. De bv voldeed aan deze criteria.

Niet te vergelijken met woning

Dat er met de verhuur in concurrentie zou worden getreden met de vrijgestelde verhuur van woningen, maakte volgens de rechtbank geen verschil. Ook niet relevant was dat in het BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) een woonfunctie was geregistreerd en dat de bv niet bij de gemeente had gemeld dat de appartementen een logiesbestemming hadden. Beslissend voor de vraag of de uitzondering van toepassing was, was namelijk de aard van de prestatie die verricht werd.

De rechtbank stelde de bv dan ook in het gelijk en besliste dat de verhuur btw-belast was en dat er recht bestond op vooraftrek van de tijdens de verbouwing in rekening gebrachte btw.

Onduidelijkheid over de proeftijd komt de werkgever duur te staan

By nieuws

Een zorginstelling dacht een werkneemster in haar proeftijd zonder grote financiële gevolgen te kunnen ontslaan. De kantonrechter vond de proeftijd echter niet geldig en kende de werkneemster een vergoeding van € 17.000 bruto. Wat speelde hier?

De casus

Verkeersbord

Een 63-jarige werkneemster was gestart bij een zorginstelling. Dat was maar van korte duur omdat ze al na 4 weken werd ontslagen in haar proeftijd. In die periode had ze maar 3 dagen feitelijk gewerkt omdat ze in die periode drie weken met vakantie was. Ze had de werkgever hierover geïnformeerd voorafgaand aan haar indiensttreding maar die had er overheen gelezen. Verder waren er problemen over de roosterwensen.

Discussie proeftijd

Er was discussie ontstaan over de vraag of er een rechtsgeldig proeftijdbeding was overeengekomen. In haar arbeidsovereenkomst stond de volgende bepaling: De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd voor de duur van 6 maanden en eindigt van rechtswege zonder dat daartoe opzegging is vereist op 02-07-2025.
Onduidelijk was of een arbeidsovereenkomst was overeengekomen voor een periode van 6 maanden of voor een periode van 6 maanden en 2 dagen. Een proeftijd in een arbeidsovereenkomst voor 6 maanden is niet rechtsgeldig. Gaat het om een arbeidsovereenkomst langer dan 6 maanden dan kan er wel een proeftijd worden overeengekomen.

De werkneemster wilde niet terugkeren bij de werkgever en verzocht de kantonrechter om een billijke vergoeding van € 30.000 bruto.

Nietige proeftijd

De kantonrechter oordeelde dat de onduidelijkheid in de arbeidsovereenkomst voor rekening en risico van de werkgever kwam. Dit betekende dat sprake was van een nietige proeftijd. Ook vond de kantonrechter dat de werkgever moeite had kunnen doen om de problemen over de roosterwensen op te lossen.

Billijke vergoeding

Om die reden kende de kantonrechter de werkneemster een billijke vergoeding toe. Bij het toekennen van een billijke vergoeding  moet een rechterrekening houden met alle omstandigheden van het geval. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.

Oordeel kantonrechter

Dit leidde er toe dat de kantonrechter een billijke vergoeding toekende van € 17.000 bruto. Dit staat ongeveer gelijk aan het bedrag dat ze anders nog aan loon zou hebben ontvangen tot het reguliere einde van haar arbeidsovereenkomst. Daarnaast had ze nog recht op een transitievergoeding die gering was (€ 83,80 bruto) omdat het dienstverband erg kort had geduurd. 

Profijt reclamebelasting niet van belang

By nieuws

Als een gemeente reclamebelasting heft, is voor de rechtsgeldigheid van deze heffing in principe niet van belang of degene die de belasting moet betalen er ook daadwerkelijk van profiteert. De gemeente mag de heffing van reclamebelasting beperken tot een gedeelte van de gemeente als daar een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor is.

Reclamebelasting

Fiets

Gemeentes mogen reclamebelasting heffen om op die manier inkomsten te genereren. Ten aanzien van deze belasting is wettelijk bepaald dat de belasting mag worden geheven terzake openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

Profijt niet van belang

In een uitspraak van het gerechtshof ’s Hertogenbosch werd geconcludeerd dat het profijt dat een onderneming van de opbrengst van de belasting heeft, in beginsel niet van belang is. In de betreffende zaak was in het centrumgebied van een stad reclamebelasting geheven. Het gerechtshof concludeerde om te beginnen dat het beperken van de heffing tot een bepaald gebied, in dit geval het centrum, is toegestaan. Hiervoor moet wel een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaan.

Objectieve en redelijke rechtvaardiging

De gemeente voerde aan dat niet alleen de heffing, maar ook de besteding van de middelen was beperkt tot een bepaald aangewezen gebied. Volgens het gerechtshof is de objectieve en redelijke rechtvaardiging dan aanwezig als de gemeente in redelijkheid ervan uit mocht gaan dat degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de reclamebelasting, de reclamebelasting ook betalen. Volgens het gerechtshof was dat hier het geval.

Individueel profijt

Uit de feiten bleek namelijk dat de opbrengst van de reclamebelasting was besteed aan projecten ter verbetering van de binnenstad, zoals de aankleding ervan, promotie en marketing. Ook het pand van de ondernemer die zijn zaak voor de rechter bracht, lag in het betreffende gebied. De onderneming, een advocatenkantoor, was van mening dat het profijt van de opbrengst voor hen nihil was. Het gerechtshof stelde echter dat een verschil in individueel profijt niet van belang is voor rechtsgeldigheid van de heffing van reclamebelasting. Het gerechtshof besliste daarom in het voordeel van de gemeente en liet de reclamebelasting in stand.

Aankoop in EU door btw-vrijgestelde ondernemers

By nieuws

Volledig btw-vrijgestelde ondernemers en ondernemers die de kleine ondernemersregeling (de KOR) toepassen, hoeven in principe geen btw-aangifte te doen. In sommige gevallen zijn zij dit echter incidenteel wel verplicht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor een btw-vrijgestelde ondernemer of ondernemer die de KOR toepast als zij in een ander EU-land goederen kopen of diensten afnemen.

Grens van €10.000 per kalenderjaar

Portemonnee

Om te beginnen is van belang of de ondernemer per kalenderjaar al dan niet voor €10.000 of meer aan aankopen in een ander EU-land doet. Is dit niet het geval, dan hoeft u als Nederlandse afnemer hiervan geen btw-aangifte te doen. U mag dan geen Nederlands btw-identificatie nummer verstrekken aan de leverancier en krijgt een factuur met buitenlandse btw.

Wel btw-aangifte

Koopt u voor €10.000 of meer per kalenderjaar aan goederen in een ander EU-land, dan moet u hiervan wel btw-aangifte doen in Nederland. Dit moet u doen vanaf de aankoop waarmee u de grens van € 10.000 overschrijdt. U moet bij uw belastingkantoor verzoeken om een btw-aangifte.

Btw-aangifte op verzoek

U mag ook al vanaf de eerste aankoop in de EU btw-aangifte doen, maar moet hiertoe wel eerst een verzoek indienen bij de Belastingdienst. Als dat verzoek wordt ingewilligd, verstrekt u aan uw leverancier(s) uw Nederlandse btw-identificatienummer en krijgt u een factuur zonder btw. 

Let op!Dit betekent echter niet dat u geen btw verschuldigd bent. De btw geeft u immers aan in uw btw-aangifte bij vraag 4b. U mag echter de btw niet bij vraag 5b terugvragen omdat u een volledig btw-vrijgestelde prestatie verricht. In plaats van buitenlandse btw bent u dan dus Nederlandse btw verschuldigd.

Accijnsgoederen en nieuwe auto’s

Voor de inkoop van accijnsgoederen en nieuwe of bijna nieuwe auto’s in een ander EU-land moet u altijd btw-aangifte doen in Nederland. U betaalt dan ook de Nederlandse btw. 

Aparte regeling voor diensten

Ook voor diensten geldt een aparte regeling. Diensten die verricht zijn door een ondernemer in een ander EU-land en die in Nederland met btw belast zijn, geeft u ook aan in Nederland. Van de buitenlandse dienstverrichter krijgt u een factuur zonder btw, waarop staat dat de btw naar u verlegd is. De diensten uit een ander EU-land geeft u aan vanaf de eerste euro. De drempel van € 10.000 geldt dus niet voor diensten.

Let op! Het bovenstaande kan anders zijn als uw leverancier de kleine ondernemersregeling toepast of als het afstandsverkopen of margegoederen betreft. Een eerste indicatie of u incidenteel btw-aangifte moet doen, kunt u krijgen met de checklist  op de website van de Belastingdienst. Neem voor meer informatie over uw eigen situatie contact op met onze adviseurs. Zij helpen u graag verder.

Vaste voet bpm ook voor emissievrije campers en motoren

By nieuws

Door het vervallen van de vrijstelling van bpm voor emissievrije voertuigen kon de bpm voor deze voertuigen oplopen tot meer dan € 25.000. Daarom gaat voor emissievrije bijzondere personenauto’s, zoals campers, en emissievrije motoren een vaste voet in de bpm gelden. Dit gebeurt met terugwerkende kracht per 1 januari 2025.

Welke voertuigen betreft het?

Auto

De goedkeuring geldt met name voor emissievrije elektrische motoren, emissievrije campers en auto’s voor rolstoelvervoer. Omdat ze niet meer kunnen profiteren van de vrijstelling, zou voor deze voertuigen bpm betaald moeten worden, variërend van 9,6 tot 37,7% van de catalogusprijs. 

Vaste voet

Door ook voor deze voertuigen een vaste voet in de bpm te introduceren, gaan emissievrije bijzondere personenauto’s per jaar € 667 aan bpm betalen en elektrische motorfietsen € 200. Deze vaste voet geldt al voor emissievrije personenauto’s.

Ambtshalve vermindering

Aangiften die tussen 1 januari en 1 juli 2025 zijn ingediend, zullen ambtshalve worden verminderd naar bovengenoemde bedragen. U ontvangt hierover vanzelf bericht. Bij aangiften vanaf 1 juli 2025 kan de indiener zelf uitgaan van genoemde bedragen.

Vooruitlopend op wetgeving

De goedkeuring loopt vooruit op wetgeving die per 1 januari 2026 moet ingaan. Ook deze wetgeving gaat in met terugwerkende kracht op 1 januari 2025.

Tot wanneer wijzigen van verdeling tussen fiscale partners in IB?

By nieuws

Als u samen met uw fiscale partner de aangiften inkomstenbelasting indient, moet u samen met uw partner kiezen welke verdeling u wilt maken voor uw zogenaamde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en uw inkomen uit sparen en beleggen in box 3. Die keuze kunt u wijzigen totdat uw aangifte onherroepelijk vaststaat.

Gemeenschappelijk inkomensbestanddelen

Euro

De gemeenschappelijke inkomensbestanddelen die u onderling kunt verdelen zijn:

  • het saldo van uw inkomsten en aftrekposten van uw eigen woning in box 1,
  • het inkomen in box 2 (inkomsten uit aanmerkelijk belang), en
  • alle persoonsgebonden aftrekposten (dit is onder meer de betaalde alimentatie, aftrek van zorgkosten en giften).

Verdeling inkomen box 3

Naast de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen mag u ook het inkomen in box 3 onderling verdelen met uw fiscale partner.

Let op! Verdeelt u niet, dan worden de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en het inkomen in box 3 voor de helft aan u en voor de andere helft aan uw partner toegerekend. Dit is niet altijd voordelig, dus kunt u het beste zelf voor een optimale verdeling kiezen, waarbij u samen zo min mogelijk belasting betaalt.

Keuze partnerschap

Als u een deel van het jaar een fiscale partner heeft, kunt u er in uw aangiftes in de meeste gevallen samen voor kiezen om toch het hele jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt. Het is afhankelijk van de situatie of dit voordeliger is en het dus raadzaam is hiervoor te kiezen.

Wijzigen beperkt mogelijk

Een eenmaal gemaakte keuze voor de verdeling van uw gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en box 3 inkomen kunt u wijzigen totdat uw aanslag inkomstenbelasting onherroepelijk vaststaat. Dat geldt ook voor de keuze om al dan niet het hele jaar als fiscaal partner aangemerkt te willen worden. Dit is eind mei 2025 weer bevestigd in een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Wanneer onherroepelijk

Uw definitieve aanslag inkomstenbelasting staat zes weken na de dagtekening onherroepelijk vast, tenzij u op tijd bezwaar maakt tegen de aanslag. Dan staat de aanslag pas onherroepelijk vast zes weken na de dagtekening van het uitspraak op uw bezwaar, tenzij u op tijd in beroep gaat bij de rechtbank. Dan staat de aanslag pas onherroepelijk vast als de rechter uitspraak doet én u daar niet op tijd hoger beroep tegen aantekent.

Ambtshalve herzien

In betreffende zaak ging het om de aangifte van een inmiddels overleden belastingplichtige en zijn fiscale partner. Zij hadden voor een bepaalde verdeling van de inkomsten in box 3 gekozen en ervoor gekozen om het hele jaar als fiscaal partner aangemerkt te worden. Op die keuzes wilden ze terugkomen, nadat de definitieve aanslagen van beiden onherroepelijk vaststonden. De inspecteur weigerde de aangiftes te herzien, waarna de zaak voor de rechtbank kwam. Die was het met de inspecteur eens en liet de aangiftes in stand.

Let op! Staat de aanslag onherroepelijk vast vanwege een collectieve uitspraak na een massaalbezwaarprocedure? Dan is mogelijk nog wel wijziging van de verdeling mogelijk. Rechtbank Den Haag heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. In die casus ging het om de vraag of wijziging van de verdeling van het box 3-inkomen mogelijk is na de collectieve uitspraak op bezwaar van 4 februari 2025. Speelt dit bij u, neem dan voor meer informatie contact op met onze adviseurs.

Hospitaverhuur moet aantrekkelijker worden

By nieuws

Het demissionaire kabinet wil via een aantal maatregelen hospitaverhuur aantrekkelijker maken en op die manier bevorderen. Via een internetconsultatie kunnen belangstellenden op de wetsvoorstellen reageren. Het streven is om deze begin 2026 bij de Tweede Kamer in te dienen.

Speciaal huurcontract

Brievenbussen

Voor hospitaverhuur komt een speciaal huurcontract van maximaal vijf jaar en een proefperiode van negen maanden. Nu kent hospitaverhuur een maximale termijn van één jaar met een opzegtermijn van drie maanden. Daarna hebben huurders automatisch een vast huurcontract. In praktijk blijkt dit laatste juist zowel voor de huurder als de verhuurder belemmerend te werken.

Opzegtermijn

Alleen in de eerste maand van verhuur gaat een opzegtermijn van één maand gelden. Daarna gaat een opzegtermijn gelden van drie maanden.

Eenvoudiger beëindigen huurcontract

Een huurcontract met betrekking tot hospitaverhuur kan in de nieuwe voorstellen ook makkelijker beëindigd worden. Dit is dan mogelijk bij verkoop van de woning of bij overlijden van de verhuurder. Op deze manier hoopt men te bereiken dat hypotheekverstrekkers hospitaverhuur eerder zullen toestaan.

Inkomensafhankelijke huurverhoging

Huurders van een sociale huurwoning die hospita zijn, kunnen volgens het wetsvoorstel hun verhuurder verzoeken geen inkomensafhankelijke huurverhoging te berekenen. Inkomsten uit hospitaverhuur worden voor deze verhoging niet meer meegerekend. Nu nog kunnen verhuurders met een hoger inkomen – tot € 100  ̶  per maand meer aan huurverhoging tegemoet zien. 

Internetconsultatie

U kunt uw reactie geven op deze plannen via de internetconsultatie. Deze sluit op 26 augustus 2025.

Let op! Deze maatregelen liggen nu dus ter consultatie en moeten daarna nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Kan bij rechtsherstel box 3 de partnerverdeling nog worden aangepast?

By nieuws

Als de Belastingdienst rechtsherstel heeft geboden in box 3 naar aanleiding van de massaalbezwaarprocedure inzake box 3, kunnen fiscale partners dan nog verzoeken om hun box 3-inkomen anders te verdelen? Rechtbank Den Haag heeft de Hoge Raad hierover vragen gesteld.

Massaalbezwaarprocedure

Overheid

Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de forfaitaire box 3-heffing vanaf 2017 in strijd is met het Europees recht. De Hoge Raad bood in die casus rechtsherstel door aan te sluiten bij het werkelijke rendement.

Voor de aanslagen inkomstenbelasting vanaf 2017 liep een massaalbezwaarprocedure. Alle bezwaarschriften die waren aangewezen als massaal bezwaar werden in een collectieve uitspraak op bezwaar op 4 februari 2022 gegrond verklaard. Door de collectieve uitspraak kwamen alle aanslagen onherroepelijk vast te staan. Tegen een dergelijke uitspraak is dan ook geen beroep bij de rechtbank meer mogelijk.

Wijzigingen verdeling box 3-inkomen

Fiscale partners kunnen onder meer hun box 3-inkomen in de aangifte onderling verdelen. Willen ze deze verdeling later nog wijzigen, dan is dit mogelijk tot het moment waarop de beide aanslagen onherroepelijk vaststaan.

Nu de aanslagen uit de massaalbezwaarprocedure op 4 februari 2022 onherroepelijk vast kwamen te staan, lijkt het wettelijk niet meer mogelijk om de verdeling van het box 3-inkomen na die tijd te wijzigen.

De Belastingdienst stuurde echter ná 4 februari 2022 pas de nieuwe berekeningen van het box 3-inkomen op basis van het rechtsherstel. Naar aanleiding hiervan zou in bepaalde situaties een andere verdeling van het box 3-inkomen optimaler kunnen zijn. De Belastingdienst staat echter een andere verdeling niet meer toe, omdat de aanslagen onherroepelijk vast zijn komen te staan.

Vragen rechtbank aan Hoge Raad

Rechtbank Den Haag twijfelt aan het standpunt van de Belastingdienst, onder meer omdat op 4 februari 2022 de rechtsgevolgen van de collectieve uitspraak nog niet vaststonden. De nieuwe berekeningen van het box 3-inkomen werden immers pas ná die tijd door de Belastingdienst aangereikt.

Om zo snel mogelijk definitief duidelijkheid te krijgen, heeft de rechtbank daarom besloten de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen:

  1. Kan de verdeling van het box 3-inkomen nog gewijzigd worden als een aanslag onherroepelijk is komen vast te staan na een collectieve uitspraak op bezwaar als op dat moment de rechtsgevolgen van die uitspraak nog niet duidelijk zijn?
  2. 2. Zo ja, tot wanneer kunnen fiscale partners dan een verzoek tot wijziging doen?

Let op! Is het in uw situatie optimaler om te kiezen voor een andere verdeling van het box 3-inkomen? Doe dan zo spoedig mogelijk samen met uw fiscale partner een verzoek daartoe. Mogelijk kan later door de Belastingdienst aan dit verzoek tegemoetgekomen worden. Een en ander zal afhankelijk zijn van de antwoorden van de Hoge Raad.

Loon bbl-student vanaf 2027 fors hoger

By nieuws

Minister Bruins van OC&W wil met ingang van 2027 het inkomen van studenten die de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen, fors verhogen. De verhoging maakt deel uit van een actieplan om de bekendheid, aantrekkelijkheid en toegankelijkheid van deze vorm van studeren te verbeteren.

Beroepsbegeleidende leerweg (bbl)

Sparen

De beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is een studievorm in het middelbaar beroepsonderwijs. Studenten zijn in dienst van een erkend leerbedrijf en combineren leren en werken in de praktijk en gaan hierbij één of twee dagen per week naar school.

Verbeteren beloning

De minister vindt het belangrijk dat studenten die de bbl volgen, straks niet minder verdienen dan het minimumjeugdloon. Afhankelijk van de leeftijd ligt de beloning van 18- tot en met 20-jarigen nu zo’n 9 tot 23% lager. Dit is ongewenst, ook omdat bbl-studenten geen recht hebben op studiefinanciering. Omdat het minimumjeugdloon ook nog extra verhoogd zal worden, kunnen bbl-studenten een dubbele inkomensverbetering tegemoet zien.

Opleiding afmaken

Naast de lagere beloning en het feit dat bbl-studenten geen studiefinanciering krijgen, hebben ze ook vaak geen recht op een reiskostenvergoeding. Uit onderzoek blijkt dan ook dat zo’n 20% van hen ermee worstelt om dagelijks rond te komen. Als gevolg hiervan wordt de opleiding vaak niet afgemaakt, een situatie die volgens de minister moet veranderen.

Overige maatregelen

Onderdeel van het actieplan is ook het vergroten van de bekendheid van de bbl onder jongeren, ouderen en decanen. Ook moeten studenten een betere begeleiding krijgen en moet meer flexibel en maatwerkgericht onderwijs geboden worden. Nu volgt zo’n 30% van alle mbo-studenten de bbl. Door het actieplan hoopt men dit percentage te laten stijgen naar 35%.