Skip to main content
Category

nieuws

Wellicht snel aangifte nodig van schenking in 2023

By nieuws

Als u dit jaar een schenking ontving, kunt u mogelijk uw box 3-heffing over het jaar 2024 verlagen door zo snel mogelijk uw aangifte schenkbelasting in te dienen. Zorg ervoor dat de Belastingdienst uw aangifte uiterlijk 5 november 2023 ontvangen heeft.

Aangifte schenkbelasting

Schenken

Als u een schenking ontvangt, moet u mogelijk schenkbelasting betalen. Dat is onder meer afhankelijk van de hoogte van de schenking en een mogelijk beroep op een schenkingsvrijstelling.

Bent u schenkbelasting verschuldigd over een schenking die u dit jaar ontving of nog ontvangt, dan moet uw aangifte schenkbelasting in principe vóór 1 maart 2024 door de Belastingdienst ontvangen zijn. U heeft dus nog wel even de tijd.

Of toch al eerder?

In bepaalde gevallen echter, kan het nu al indienen van de aangifte schenkbelasting tot een voordeel leiden. Als u de (voorlopige) aanslag schenkbelasting voor 1 januari 2024 betaalt, verlaagt dat immers uw banktegoeden op 1 januari 2024, zodat u over een lager rendement de box 3-heffing hoeft te betalen.

Uiterlijk 5 november 2023!

De Belastingdienst kan echter niet garanderen dat u nog voor 1 januari 2024 een (voorlopige) aanslag schenkbelasting ontvangt als u nu uw aangifte schenkbelasting indient. Heeft u vóór 1 januari 2024 nog geen (voorlopige) aanslag schenkbelasting ontvangen, dan kunt u wel gebruikmaken van een goedkeuring van de Belastingdienst. U mag dan namelijk een bedrag ter grootte van de verschuldigde schenkbelasting van uw banktegoeden op 1 januari 2024 in box 3 aftrekken.

Let op! Deze goedkeuring geldt alleen als uw aangifte schenkbelasting uiterlijk 5 november 2023 door de Belastingdienst ontvangen is.

Banktegoeden nooit lager dan € 0

Worden uw banktegoeden door de aftrek van de verschuldigde schenkbelasting lager dan € 0? Dan moet u in uw aangifte voor box 3 € 0 opnemen. De banktegoeden kunnen dus nooit negatief worden door de aftrek.

Tip! Bent u schenkbelasting verschuldigd? Kunt u uw box 3-heffing verlagen? Onze adviseurs kijken graag met u mee en kunnen zo nodig de aangifte schenkbelasting namens u indienen.

Verruiming herinvesteringsreserve per 2024

By nieuws

Het kabinet heeft in het Belastingplan 2024 voorgesteld om de herinvesteringsreserve (HIR) te verruimen. De HIR kan dan in bepaalde situaties ook gevormd worden bij staking van een deel van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen. Bij staking van een deel van uw onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen kunt u dan straks ook een HIR vormen die u gebruikt in uw andere onderneming.

Let op! De Tweede Kamer heeft het voorstel al goedgekeurd. Als dit plan ook door de Eerste Kamer wordt goedgekeurd, is het misschien voordeliger uw bedrijf pas in 2024 gedeeltelijk te staken in plaats van nog in 2023.

Herinvesteringsreserve (HIR)

Koeien

De HIR komt er in het kort op neer dat de bij verkoop van een bedrijfsmiddel de behaalde boekwinst kan worden afgeboekt op de boekwaarde van een ander aangeschaft bedrijfsmiddel. Op die manier hoeft niet direct over de boekwinst te worden afgerekend met de belastingdienst. Door afboeking op een ander aangeschaft bedrijfsmiddel ontstaat een lagere afschrijving hierop. Op die manier  wordt de boekwinst gespreid over de toekomst en dus op een later moment belast.

Alleen binnen de onderneming

De HIR kan nu bij een gedeeltelijke staking van uw onderneming alleen binnen dezelfde onderneming worden toegepast. Ondernemers met meerdere ondernemingen kunnen de HIR van de ene onderneming bij een gedeeltelijke staking dus niet verrekenen met de aanschafprijs van een bedrijfsmiddel van een andere onderneming. Dat gaat, als het aan het kabinet ligt, in bepaalde situaties dus veranderen.

Overheidsingrijpen

Voorgesteld wordt de HIR te versoepelen als een deel van een onderneming gestaakt wordt ten gevolge van overheidsingrijpen. In die situatie kunt u vanaf 2024 de HIR dan ook gebruiken voor investeringen in uw andere onderneming. 

Tip! Het voorstel vloeit voort uit het overheidsbeleid gericht op de uitkoop van veehouders, maar geldt ook voor andere branches. 

Let op! De maatregel moet nog door de Eerste Kamer worden aangenomen.

Aanpassing van rentepercentage voor toeslagen

By nieuws

Het kabinet heeft op Prinsjesdag voorgesteld de rente voor toeslagen zelfstandig vast te stellen en niet meer te koppelen aan de belastingrente voor de inkomstenbelasting. Als het voorstel wordt aangenomen, gaat de rente voor terug te betalen toeslagen voorlopig 4% bedragen.

Rente op toeslagen

Euro

Toeslagen worden uitbetaald op basis van een geschat inkomen. Hierdoor komt het regelmatig voor dat mensen te weinig, of juist een teveel aan toeslag ontvangen. Bij terug te betalen toeslagen levert dit nogal eens problemen op, omdat toeslaggerechtigden vaak over weinig financiële reserves beschikken.

Actuele rente

De belastingrente voor de inkomstenbelasting bedraagt momenteel 6%. Omdat het wetsvoorstel nog niet is goedgekeurd, wordt via een aparte bepaling geregeld dat de rente op terug te betalen toeslagen vanaf 1 juli 2023 op 4% gehandhaafd blijft. 

Mensen die te weinig toeslagen hebben ontvangen en het verschil nabetaald krijgen, ontvangen hierover vanaf 1 juli 2023 tot uiterlijk 1 januari 2024 wel 6% rente.

Uitgangspunten toekomstige rente

Het kabinet vindt het wenselijk dat uiteindelijk de rente over te veel betaalde en te veel ontvangen toeslagen hetzelfde wordt. Ook moeten schommelingen in het percentage zoveel mogelijk worden voorkomen.

Let op! Het kabinet wil wel de mogelijkheid openhouden om het rentepercentage op een gegeven moment te wijzigen als hiervoor aanleiding is.

Let op! Het voorstel moet nog wel door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Bespreek doorwerken na de AOW-leeftijd

By nieuws

Het tijdperk dat werknemers ruim voor het bereiken van de AOW-leeftijd met gebruikmaking van VUT- of prepensioenregelingen stopten met werken is voorbij. Veel werknemers maken zelfs de keuze om ook nog na de AOW-leeftijd door te werken. Dit gebeurt dan veelal op basis van een aantal dagen per week en soms in aangepast werk.

Voorlichtingsactie ministerie van SZW

Typen

In Nederland is 10% van de werknemers 60 jaar of ouder. Dit betekent dat een groot deel van hen  binnen nu en zeven jaar met pensioen gaat. Sommige werknemers kijken hier reikhalzend naar uit, terwijl andere nog graag een aantal jaar willen doorwerken. 

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is een voorlichtingsactie ‘Sommige werknemers zijn niet te stoppen’ gestart om werkgevers handvatten te geven hierover met hun oudere werknemers in gesprek te gaan.

Toolkit

Er is een toolkit beschikbaar met daarin materialen om het gesprek aan te gaan met werknemers over het doorwerken na de AOW-leeftijd. In de toolkit is onder meer de volgende informatie te vinden: 

  • Factsheet met praktische informatie ‘Sommige werknemers zijn niet te stoppen’
  • 3 inspirerende verhalen van bedrijven en hun werknemers over doorwerken
  • Persbericht: “Praat u ook met werknemers over doorwerken na de AOW?”

Tip! Voor vragen over de voorlichtingsactie of over de communicatiematerialen kan contact worden opgenomen met Emma Kemperman van PR-bureau HvdM. Zij is bereikbaar via .

Geen betalingskorting op voorlopige aanslag IB meer

By nieuws

Belastingplichtigen die hun voorlopige aanslag inkomstenbelasting in één keer betalen, krijgen vanaf 2024 geen betalingskorting meer. Het kabinet heeft dit voorstel op Prinsjesdag 2023 gepresenteerd. De Tweede Kamer heeft al ingestemd.

Betalingskorting

Bril

U krijgt een betalingskorting als u uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting niet in maandelijkse termijnen betaalt, maar in één keer. De Belastingdienst heeft hierdoor namelijk een rentevoordeel, omdat men het grootste deel van de te betalen belasting eerder ontvangt. De korting staat gewoon op de voorlopige aanslag vermeld.

Let op! De betalingskorting bij de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting is al afgeschaft.

Administratief onnodig

De korting wordt afgeschaft omdat het volgens het kabinet administratief niet meer nodig is. Via een automatische bankbetaling levert het betalen in maandelijkse termijnen namelijk nauwelijks extra administratieve lasten meer op. Dit was bij invoering van de korting nog wel het geval.

Ineens betalen blijft mogelijk

Belastingplichtigen kunnen ook vanaf 2024 hun voorlopige aanslag inkomstenbelasting nog steeds ineens betalen, maar dit levert dus geen voordeel meer op.

Let op! Dit plan moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Anticipeer op wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen

By nieuws

De bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling bij schenken en overlijden gaan veranderen. Met name vanaf 2025 zijn er grote veranderingen op komst, maar op Prinsjesdag 2023 heeft het kabinet ook een aantal wijzigingen bekendgemaakt die in 2024 al ingaan.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Schaken

De BOR en de DSR zijn belangrijke fiscale faciliteiten bij het schenken of erven van een bedrijf. Beide faciliteiten kennen een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR en DSR worden vanaf 2025 aangepast, maar één onderdeel wordt al per 1 januari 2024 gewijzigd. 

Wijziging verhuurd vastgoed vanaf 2024

Deze wijziging betreft het standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen wordt verhuurd vastgoed nu ook al als belegging aangemerkt, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Deze wijziging geldt zowel voor de BOR alsook voor de DSR voor een aanmerkelijk belang.

Wijziging in vrijstelling BOR vanaf 2025

Andere wijzigingen die de BOR en DSR betreffen, gaan per 2025 of 2026 in. Hoe deze wijzigingen eruit gaan zien, is voor 2025 in een op Prinsjesdag 2023 aangeboden wetsvoorstel opgenomen. Zo is vastgelegd dat het bedrag dat voor de BOR voor 100% is vrijgesteld per 2025 verhoogd wordt van € 1.205.871 naar € 1.500.000. Het meerdere wordt dan nog slechts voor 70% vrijgesteld in plaats van 83% nu.

Overige wijzigingen vanaf 2025

In het wetsvoorstel is ook de invoering van een minimumleeftijd van de verkrijger van 21 jaar opgenomen. Deze geldt vanaf 2025 bij schenking van een aanmerkelijk belang voor de DSR en bij schenking voor de BOR. Ook zal vanaf 2025 de dienstbetrekkingseis in de DSR voor een aanmerkelijk belang vervallen.

Daarnaast zullen bedrijfsmiddelen die ook buiten de onderneming worden gebruikt vanaf 2025 niet meer volledig kwalificeren voor de BOR en de DSR. Dat geldt overigens alleen voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economisch verkeer van minimaal € 100.000 die voor meer dan 10% buiten de onderneming worden gebruikt.

Tot slot verdwijnt per 2025 de zogenaamde doelmatigheidsmarge van 5% in de BOR. Voor beleggingsvermogen kunt u in beginsel de BOR niet toepassen. De doelmatigheidsmarge zorgt ervoor dat de BOR toch van toepassing is op een deel van het beleggingsvermogen. Die mogelijkheid is dus in het wetsvoorstel vanaf 2025 voor de BOR geschrapt. Voor de DSR bestaat eenzelfde doelmatigheidsmarge van 5%. Deze wordt ook geschrapt, maar niet al vanaf 2025. Vanaf wanneer wel, is op dit moment nog niet bekend.

Let op! De voorstellen vanaf 2024 en vanaf 2025 zijn nog niet goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer. Het is verder nooit uit te sluiten dat bepaalde voorstellen vóór 2025 alsnog gewijzigd worden.

Vanaf 2026

Wijzigingen vanaf 2026 worden volgend jaar op Prinsjesdag in een wetsvoorstel opgenomen. Dit zal onder meer gaan om versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis in de BOR voor bepaalde situaties en om bepalingen om constructies met de BOR aan te pakken.

Anticiperen?

Omdat de exacte voorstellen voor de nabije toekomst nog niet helemaal vaststaan, is het moeilijk er nu al op te anticiperen. Wel bestaat de indruk dat het met name voor grotere bedrijven met een waarde boven circa € 2 miljoen voordelig is als nog voor 2025 van de BOR gebruik wordt gemaakt. Daarnaast zal het in het algemeen voordelig zijn om nog in 2023 van de BOR en DSR gebruik te maken als er verhuurd vastgoed in het spel is dat nu nog als ondernemingsvermogen kwalificeert. 

Tip! Omdat dit complexe trajecten zijn, adviseren wij u graag daarbij.

Minimumloon omhoog en invoering uniform uurloon per 1 januari 2024

By nieuws

Het wettelijk minimumloon wordt twee keer per jaar geïndexeerd, namelijk per 1 januari en per 1 juli. Inmiddels is bekendgemaakt dat het wettelijk minimumloon op 1 januari 2024 omhooggaat met 3,75%. Per 1 januari 2024 bedraagt het wettelijk bruto minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder € 13,27 per uur. Bovendien geldt vanaf die datum een uniform uurloon.

Van maandloon naar wettelijk minimumuurloon

Geld

Naast de verhoging vindt per 1 januari 2024 de introductie plaats van het wettelijk minimumuurloon. Dit betekent dat er geen vaste minimumdag-, -week- en -maandlonen meer voorgeschreven worden door de wet. Wel kan per sector de omvang van een voltijds dienstverband verschillen (bijvoorbeeld 36, 38 of 40 uur per week). In al die gevallen is in 2023 nu nog eenzelfde minimummaandbedrag van toepassing. Dat betekent dat er bij een dienstverband van 40 uur per week in 2023 feitelijk een lager uurloon geldt dan bij een dienstverband van bijvoorbeeld 36 uur per week. Deze ongelijkheid behoort per 1 januari 2024 tot het verleden. 

Tip! De brutobedragen van het minimumuurloon met ingang van 1 januari 2024 voor alle leeftijdscategorieën vindt u hier.

Praktisch

  • De invoering van een wettelijk minimumuurloon betekent dat in veel cao’s de salarisschalen moeten worden aangepast. Voor de salarisschalen op minimumloonniveau geldt dat deze opnieuw moeten worden berekend omdat er geen vaste maand-, week- of dagbedragen meer bestaan. 
  • Het minimumloon per periode (week, vier weken of maand) kan berekend worden door het aantal gewerkte uren in die periode te vermenigvuldigen met het wettelijk minimumuurloon.
  • Voor werknemers tussen de 15 en 20 jaar gelden minimumjeugduurlonen die zijn afgeleid van het wettelijk minimumuurloon. 
  • Op de loonstrook moet het geldende wettelijk minimumuurloon worden vermeld voor de betreffende leeftijd van de werknemer en de periode waar de loonstrook betrekking op heeft.

LIV

Er bestaat recht op een lage inkomensvoordeel (LIV) voor werknemers die in een kalenderjaar minimaal 1.248 uur bij een werkgever hebben gewerkt en een gemiddeld uurloon hebben tussen de 100 en 125% van het wettelijk minimumuurloon. Vanaf 1 januari 2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium  verlaagd van 125 naar 104% van het wettelijk minimumuurloon. Het kabinet is overigens van plan het LIV per 1 januari 2025 af te schaffen.

Tip! De invoering van het minimumuurloon kan vragen om aanpassingen van salarisadministraties, arbeidscontracten en cao’s. Het door het Ministerie van SZW ontwikkelde kennisdocument helpt daarbij.

Wetsvoorstel aanpak schijnzelfstandigheid

By nieuws

Met de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden wil het kabinet de balans in het werken met en als zelfstandige(n) herstellen. Er ligt nu een wetsvoorstel ter consultatie inzake de richtlijnen en maatregelen wanneer er als werknemer gewerkt wordt en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden.

Drie wetsvoorstellen

Handen

Het inmiddels demissionaire kabinet werkt nog wel verder aan diverse wetsvoorstellen op het terrein van werk en arbeid. Het wetsvoorstel dat nu ter consultatie ligt, is onderdeel van het in april 2023 gepresenteerde arbeidsmarktpakket met samenhangende maatregelen voor meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers.

Een onderdeel van het pakket is het herstellen van de balans in het werken met en als zelfstandige(n). In dat kader worden in totaal drie wetsvoorstellen ter internetconsultatie aangeboden om tot een hervorming van de arbeidsmarkt te komen. Die hervorming wordt langs drie parallelle lijnen vormgegeven:

  1. Het creëren van een gelijker speelveld voor contractvormen van werknemers en zelfstandigen.
  2. Het verduidelijken van de regels over wanneer als werknemer gewerkt wordt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden.
  3. Het versterken en verbeteren van de handhaving in voorbereiding op het afschaffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.

Het wetsvoorstel dat nu in consultatie is gegaan, is onderdeel van de tweede lijn. 

Doel wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel beoogt bij te dragen aan het herstellen van de balans tussen het werken met zelfstandigen en als zelfstandige(n) aan de ene kant, en het werken met en als werknemer(s) aan de andere kant. Het voorstel verduidelijkt wanneer er als werknemer gewerkt moet worden en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden. Daarnaast worden werkenden met beperkte onderhandelingsmacht ondersteund bij het opeisen van hun arbeidsovereenkomst. 

De maatregelen

De internetconsultatie over het wetsvoorstel, dat op 6 oktober 2023 van start is gegaan, bevat de volgende maatregelen:

1. Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie

Het wetsvoorstel geeft aan wanneer er wordt gewerkt onder gezag van een leidinggevende. Er worden in dat kader drie hoofdelementen geïntroduceerd om duidelijkheid te geven aan werkenden, werkgevers, opdrachtgevers, uitvoeringsorganisaties en de rechtspraak:

  • werkinhoudelijke ondergeschiktheid, 
  • organisatorische inbedding en 
  • werken voor eigen rekening en risico.

Deze criteria moeten ervoor zorgen dat het beoordelen van arbeidsrelaties consistent is. 

2. Rechtsvermoeden uurtarief

Dit voorstel introduceert het rechtsvermoeden dat bij een uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023) een arbeidsovereenkomst bestaat. De werkgever dient het tegendeel aan te tonen.

Eenvoudig een arbeidsovereenkomst

Hierdoor moet het voor werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt eenvoudiger worden om bij de werkgever dan wel bij de rechter een arbeidsovereenkomst te claimen. Bijkomend voordeel is dat er een preventief effect uitgaat van het rechtsvermoeden doordat bij werken tegen een lager tarief beter beoordeeld wordt of de klus door een zelfstandige gedaan kan worden of dat er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst.

Let op! De internetconsultatie loopt tot en met 10 november 2023. Iedereen die wil, kan tot en met die datum op de internetconsultatie reageren.

De belangrijkste laatste wijzigingen in Belastingplanpakket 2024

By nieuws

De Tweede Kamer is akkoord gegaan met alle wetsvoorstellen uit het Belastingplanpakket 2024. Wel heeft de Tweede Kamer een flink aantal amendementen aangenomen met wijzigingen op de wetsvoorstellen. Wat zijn de belangrijkste aanpassingen?

  1. De voorgenomen verlaging van de mkb-winstvrijstelling wordt deels teruggeschroefd. De mkb-winstvrijstelling wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 naar 13,31% en dus niet naar 12,7% zoals eerder het plan was.
  2. Vorig jaar is al besloten dat er vanaf 2024 twee tarieven in box 2 gaan gelden: 24,5% tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) en 31% daarboven. Dit hoogste tarief wordt per 1 januari 2024 geen 31 maar 33%.
  3. In de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is opgenomen dat de dga die te veel leent bij de eigen bv, hierover belasting moet betalen. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. Tot de drempel van € 700.000 is geen sprake van excessief lenen. Deze drempel wordt in 2024 verlaagd naar € 500.000.
  4. Het plan om vanaf 2024 de fiscale aftrek voor giften in de vennootschapsbelasting onder de € 100.000 af te schaffen, is van de baan.
  5. Het tarief in box 3, de belasting op vermogensinkomsten, wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 32 naar 36%. Het kabinet had al een voorstel voor een verhoging naar 34% gedaan.
  6. Per 2025 wordt de inkoop van eigen aandelen even zwaar belast als het uitkeren van dividend.
  7. De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zou vanaf 2025 afgeschaft worden. Alleen ouders met een kind dat vóór 1 januari 2025 geboren is, zouden vanaf 2025 nog recht hebben op IACK. Deze afschaffing wordt echter uitgesteld naar 2027. Vanaf die datum houden alle ouders met kinderen die aan de voorwaarden voldoen recht op IACK, dus ook ouders met een kind geboren vanaf 1 januari 2027. De hoogte van de IACK wordt echter elk jaar een stuk lager en zo in negen jaar afgebouwd naar nihil.
  8. De 30%-regeling, de mogelijkheid om een deel van het loon aan werknemers die uit het buitenland zijn aangetrokken belastingvrij uit te keren, wordt per 1 januari 2024 nog verder versoberd. Deze was al versoberd door een koppeling per 1 januari 2024 aan de balkenendenorm. Nieuw is dat de 30%-regeling in de eerste 20 maanden nog wel 30% bedraagt, maar voor de tweede 20 maanden verlaagd wordt naar 20%. Gedurende de derde 20 maanden bedraagt deze 10%. Ook wordt de buitenlandse partiële belastingplicht per 2024 afgeschaft. Voor al lopende 30%-regelingen geldt overgangsrecht.
  9. De belastingkorting voor benzine, diesel en lpg, die sinds 1 juli 2023 geldt, wordt verlengd met één jaar. Ook wordt de reguliere indexatie per 1 januari 2024 niet doorgevoerd.
  10. Om de lasten van huishoudens te verlichten, wordt de energiebelasting verlaagd. Ter dekking van deze maatregel wordt onder meer het hoge tarief van de Aof-premie met 0,05% verhoogd.
  11. De voorgenomen verhoging van accijns op alcohol met 16,3% wordt bijna gehalveerd. Ter dekking van deze verlaging wordt het accijnstarief op tabak verhoogd en de kansspelbelasting met 1 procentpunt verhoogd.
  12. Eerder was al bekend dat het bedrag dat per 2025 voor de BOR voor 100% is vrijgesteld, wordt verhoogd van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000 in 2025. Voor het meerdere was een verlaging gepland van 83% tot en met 2024 naar 70% vanaf 2025. Dit wordt nu 75% vanaf 2025.
  13. Het in box 3 vrijgestelde bedrag voor groen sparen en beleggen wordt met ingang van 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000 (fiscale partners: € 60.000).

Let op! De wetsvoorstellen inclusief amendementen moeten nog wel worden goedgekeurd door de Eerste Kamer.

Vennootschapsbelasting bij gesubsidieerde stichtingen

By nieuws

Stichtingen zijn alleen vennootschapsbelasting verschuldigd indien en voor zover zij een onderneming drijven. Bij gesubsidieerde stichtingen speelt vaak de discussie of en zo ja voor welk deel zij een onderneming drijven.

Drijven onderneming

Portemonnee

Voor het drijven van een onderneming moet sprake zijn van:

  • een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid,
  • waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer,
  • met het oogmerk om winst te behalen.

Als er sprake is van een winststreven wordt voldaan aan het oogmerk om winst te behalen. Uit de rechtspraak volgt dat bij het stelselmatig behalen van overschotten al sprake is van een winststreven.

Gesubsidieerde stichting

De vraag die bij gesubsidieerde stichtingen daarom vaak speelt is of de exploitatieoverschotten die dergelijke stichtingen behalen, betekenen dat voldaan wordt aan een winststreven. Als een stichting naar zijn aard verschillende activiteiten uitoefent, moet deze vraag overigens vaak per activiteit beantwoord worden. Zo kan de ene activiteit leiden tot vennootschapsbelastingplicht, terwijl de andere activiteit buiten de vennootschapsbelasting valt.

Exploitatieoverschot is winststreven

De Belastingdienst meent dat exploitatieoverschotten ook bij gesubsidieerde stichtingen in beginsel kunnen betekenen dat er sprake is van een winststreven (en daarmee dus vennootschapsbelastingplicht).

Exploitatieoverschot  is geen winststreven

In de volgende situatie is volgens de Belastingdienst echter geen sprake van een winststreven:

  • de stichting verricht uitsluitend activiteiten die volledig gefinancierd zijn met subsidies; en
  • de behaalde overschotten moeten volgens de statuten of subsidieregels gebruikt worden voor de subsidiedoeleinden of terugbetaald aan de subsidieverstrekker; en
  • de stichting leeft de statuten en subsidieregels ook na.

Daarnaast is goedgekeurd dat het ontvangen van eigen bijdragen van degene voor wie de gesubsidieerde activiteiten worden verricht onder voorwaarden, niet leidt tot een winststreven. Eenzelfde goedkeuring is gegeven voor het ontvangen van eigen bijdragen en/of vergoedingen op contractbasis voor het verrichten van subsidiabele activiteiten.

Let op! De vraag of er sprake is van vennootschapsbelastingplicht en zo ja voor welke activiteiten, is niet eenvoudig te beantwoorden. Het beleid van de Belastingdienst over het winststreven van gesubsidieerde instellingen is in augustus 2023 verduidelijkt en op een onderdeel ook verruimd. Overleg met onze adviseurs wat dit betekent voor uw situatie.