Skip to main content
Category

nieuws

Doorbetalen reiskosten tijdens corona ook zonder onvoorwaardelijk recht?

By nieuws

Tijdens de coronacrisis konden werkgevers onder voorwaarden de reiskosten van hun personeel voor woon-werkverkeer doorbetalen, ook als er geheel of gedeeltelijk thuis werd gewerkt. Was dit alleen mogelijk als er een onvoorwaardelijk recht op de reiskostenvergoeding bestond?

Reiskosten tijdens corona

Navigatie

Vanwege de coronapandemie werkten veel werknemers geheel of gedeeltelijk thuis. Met name om de administratieve gevolgen te beperken werd goedgekeurd dat vaste onbelaste reiskostenvergoedingen voor het woon-werkverkeer doorbetaald konden worden alsof het reispatroon niet was veranderd. Een belangrijke voorwaarde was dat het vaste vergoedingen moest betreffen die al vóór 13 maart 2020 door de werkgever waren toegekend.

Onvoorwaardelijk recht?

Rechtbank Gelderland moest zich buigen over de vraag of deze verruiming betekende dat er vóór 13 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht op de vergoeding moest bestaan. Volgens de rechtbank is dit niet uit de besluiten inzake de reiskostenvergoedingen af te leiden.

Keuze

De rechtbank is van mening dat slechts bepaald is dat bij een keuze van de werknemer voor een reiskostenvergoeding, zoals in een cafetariasysteem, deze keuze vóór 13 maart 2020 gemaakt moest zijn. Omdat deze voorwaarde met terugwerkende kracht is ingevoerd, is deze bepaling volgens de rechtbank echter niet rechtsgeldig.

Akkoord met uitruil tegen kostenvergoeding

In de onderhavige zaak hadden de betreffende werknemers bovendien al in het voorafgaande jaar aangegeven akkoord te gaan met een uitruil van loon tegen een reiskostenvergoeding. Dat de werknemers hiervan af konden zien, deed er volgens de rechtbank niet aan af dat de werkgever hieraan vastzat, als de werknemers hiervoor zouden kiezen. Voor de werkgever was er in dat geval toch al sprake van een onvoorwaardelijk recht van de werknemer. De inspecteur werd dan ook in het ongelijk gesteld en de naheffing van ruim € 250.000 met boete kwam dan ook te vervallen.

 

Wanneer is btw van een eigen woning aftrekbaar?

By nieuws

Als u zelf btw-belaste prestaties verricht, kunt u in de regel ook de door u betaalde btw op aangekochte goederen en diensten in aftrek brengen. Dat geldt ook voor een gekocht zakelijk pand, ook als u dit verhuurt en opteert voor btw-belaste verhuur. Maar wat nu als dat pand een woning betreft? De rechtbank Noord-Nederland deed hierover onlangs een interessante uitspraak.

Luxe appartement als kantoor

Bedrijfspand

In de betreffende zaak had een bv een luxe appartement aan zee aangeschaft en belast verhuurd, en de hierop drukkende btw van ruim € 281.000 in aftrek gebracht. Het appartement maakte deel uit van een complex van zes, allemaal met een woonbestemming. De btw werd door de bv geheel in aftrek gebracht, omdat het naar eigen zeggen volledig voor belaste handelingen werd gebruikt.

Zakelijk gebruik

Volgens de bv werd het appartement drie à vier dagen per week door de dga van een dochter-bv gebruikt, die het gehuurde pand gebruikte als kantoorruimte. Ook ontving hij er zakenrelaties en gebruikte hij het om te overnachten als hij anders aangewezen zou zijn op een hotel. De woonplaats van de dga was elders gelegen. Daar woonde onder andere ook zijn echtgenote.

De bv vond het logisch dat de dga, gelet op de reisafstand naar zijn woonplaats, het appartement als kantoorruimte gebruikte en hier ook af en toe overnachtte. Daardoor werden er kosten voor hotels bespaard, net zoals kosten voor het huren van vergaderruimte. Ter onderbouwing van het zakelijke gebruik waren verklaringen van zakenpartner geleverd, evenals enkele foto’s van de inrichting van het appartement.

Mager bewijs

De rechtbank vond het geleverde bewijs voor het volledig zakelijk gebruik te mager. Zo ontbrak een overzicht van de, volgens de bv, in het appartement gevoerde zakelijke besprekingen. De verklaringen van de zakenpartners waren bovendien vrij algemeen en gaven niet aan op welke periode deze betrekking hadden, wat de aard van de afspraken was geweest, wat er werd besproken en hoe vaak deze overleggen hadden plaatsgevonden. Ook de geleverde foto’s leverden niet het bewijs dat het pand alleen zakelijk zou zijn gebruikt.

Niet vergelijkbaar

De bv voerde nog aan dat de btw in een vergelijkbare zaak door de Hoge Raad wel in aftrek was toegelaten, maar volgens de rechtbank waren deze zaken niet vergelijkbaar. In die zaak handelde het namelijk om een appartement dat aantoonbaar voor representatieve doeleinden, voor directievergaderingen en voor incidentele overnachtingen van directieleden werd gebruikt.

Tip! Het is mogelijk btw in aftrek te brengen als het zakelijke gebruik voldoende aannemelijk kan worden gemaakt.

Rente op derdenrekening notaris van invloed op aftrekbare btw?

By nieuws

Als een notaris rente ontvangt op een derdenrekening, wordt hierover geen btw berekend. Het gevolg hiervan is dat niet alle door de notaris betaalde btw voor hem aftrekbaar is. Het aftrekbare bedrag moet namelijk worden bepaald op basis van alle belaste en vrijgestelde prestaties die de notaris verricht.

Derdenrekening

Euro

Bij transacties tussen partijen waaraan een notaris te pas komt, wordt vaak gebruikgemaakt van een zogenaamde derdenrekening. Via deze bankrekening kan de notaris tot betaling overgaan wanneer de transactie succesvol is verlopen, zodat partijen geen risico lopen op wanbetaling. De rente op een dergelijke rekening hoeft niet aan belanghebbenden te worden doorbetaald als de gelden zeer kort op de rekening hebben gestaan.

Invloed op aftrekbare btw?

Het gerechtshof Amsterdam boog zich over de vraag of de rente die op een derdenrekening wordt verkregen, van invloed is op de af te trekken btw. Het gerechtshof vond van wel, omdat de rente een onderdeel is van de economische activiteit waarvoor de derdenrekening is gebruikt. 

Bijkomstige activiteit?

Het Hof ging ook niet mee in de redenering dat er sprake zou zijn van een bijkomstige activiteit. Alleen al het feit dat de ontvangen rente meer dan € 100.000  bedroeg, is hiervoor volgens het Hof al een reden. Bovendien vormt het aanhouden van gelden op de derdenrekening een rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk van de belastbare activiteit, aldus het Hof.

Pro rata berekening aftrek

Gelet op het bovenstaande moet de aftrekbare btw pro rata worden berekend. Het aandeel van de vrijgestelde omzet, in casu de rente op de derdenrekening, ten opzichte van de belaste omzet, bepaalt dus welk deel van alle betaalde btw niet in aftrek kan worden gebracht.

 

Belastingdienst publiceert nieuwe modelovereenkomst bouw

By nieuws

De Belastingdienst heeft onlangs een nieuwe modelovereenkomst voor zzp’ers in de bouw gepubliceerd. Dit is gebeurd op initiatief van de brancheorganisatie Bouwend Nederland.

Wijziging

Bouw

De nieuwe modelovereenkomst bevat een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige. Als er sprake is van een situatie waarbij de opdrachtnemer het aangenomen werk weer uitbesteedt aan een ander, dan dient er tussen deze twee partijen een nieuwe modelovereenkomst te worden afgesloten.

Modelovereenkomst

Opdrachtgevers kunnen een modelovereenkomst gebruiken om zekerheid te verkrijgen over de vraag of er sprake is van een dienstbetrekking bij het inhuren van een opdrachtnemer. 

Via de modelovereenkomst kan een dienstbetrekking worden uitgesloten. Dit betekent dat de opdrachtgever dan geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen hoeft in te houden. De modelovereenkomst betekent echter niet automatisch dat de opdrachtnemer fiscaal gezien als ondernemer wordt aangemerkt.

Let op! Opdrachtgever en -nemer moeten de modelovereenkomst beiden ondertekenen en de werkzaamheden moeten ook conform de afspraken in de modelovereenkomst worden uitgevoerd.

Tip! De nieuwe modelovereenkomst zelfstandigen bouw vindt u hier.

Geldigheidsduur

De geldigheidsduur van de modelovereenkomst is vijf jaar. Dit betekent dat deze nieuwe modelovereenkomst geldig is tot 1 oktober 2028.

Bv kan vanaf 1 januari 2024 digitaal opgericht

By nieuws

Vanaf 1 januari 2024 wordt het mogelijk om volledig digitaal een bv op te richten. Er is daarbij geen fysieke tussenkomst van een notaris meer nodig.

Het platform waar dit geregeld kan worden was al een tijd klaar. Het wachten was op goedkeuring van de wet en het bekend worden van de datum voor het eerste gebruik.

Betrouwbaarheid

Computer

Het digitaal oprichten van een bv betekent concreet dat alle procedures digitaal verlopen. Het opstellen van de notariële aktes, de identificatie en ondertekening verlopen dus volledig digitaal. Om fraude tegen te gaan zullen hierbij de hoogste betrouwbaarheidsniveaus worden toegepast.

Europese richtlijn

Het digitaal op kunnen richten van een bv vloeit voort uit een Europese richtlijn gericht op het eenvoudiger oprichten van een bv. Notarissen zullen worden voorbereid op de komende wijzigingen – cursussen, bijeenkomsten en een kennisbank – om zo ook hun cliënten te kunnen helpen bij het digitaal oprichten van een bv. 

 

Mogelijk WIA ‘praktisch beoordelen’ vanaf juli 2024

By nieuws

Het UWV kampt met achterstanden waar het gaat om de beoordelingen van WIA-aanvragen als gevolg van een tekort aan verzekeringsartsen. Om bij de artsen lucht te creëren is voorgesteld om vanaf juli 2024 waar mogelijk een praktische beoordeling te hanteren in plaats van een theoretische.

Om aan het tekort aan artsen het hoofd te bieden is al eerder, in oktober 2022, de vereenvoudigde beoordeling voor 60-plussers ingevoerd. Deze regeling loopt vooralsnog tot eind 2024. Deze vereenvoudigde beoordeling komt erop neer dat als werkgever en werknemer daarmee akkoord gaan, een zieke 60-plus werknemer bij einde wachttijd een WGA 80-100 uitkering toegekend krijgt, zonder dat daar een verzekeringsarts aan te pas komt. Daar komt mogelijk in 2024 een nieuwe maatregel bij. 

Theoretisch versus praktisch beoordelen

Medisch

Theoretisch
Het uitgangspunt bij de huidige schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid is dat de arbeidsdeskundige van het UWV bekijkt welke functies betrokkene nog kan uitvoeren en wat daarvan de loonwaarde is. Dit gebeurt aan de hand van de functionele mogelijkhedenlijst van de verzekeringsarts in het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Er moeten minimaal drie  functies worden gevonden waarbij gekeken wordt naar functies met de hoogste loonwaarde. De middelste functie qua loonwaarde van deze drie wordt vergeleken met het loon dat betrokkene eerder verdiende in de functie waarbij hij is uitgevallen. Dit verschil betreft de mate van arbeidsongeschiktheid. Het betreft puur een theoretische beoordeling wat iemand theoretisch nog kan verdienen.

Praktisch
Een praktische schatting wordt uitgevoerd als iemand aan het werk is in passende arbeid tegen een reële loonwaarde en waarbij de verwachting is dat dit duurzaam zal zijn. De inkomsten uit deze feitelijke arbeid worden dan vergeleken met het oorspronkelijke inkomen om zo tot een mate van arbeidsongeschiktheid te komen. Als deze praktische schatting een lagere mate van arbeidsongeschiktheid oplevert dan de theoretische schatting, wordt dit arbeidsongeschiktheidspercentage tot uitgangspunt genomen. Dit is de huidige praktijk. 

Voorgenomen wijziging per juli 2024

Met de voorgenomen maatregel ′Praktisch beoordelen′ blijft de theoretische schatting wanneer een praktische beoordeling mogelijk is, achterwege. Daardoor komt er meer ruimte bij verzekeringsartsen. Hierdoor verwacht het UWV jaarlijks zo’n 2.000 tot 3.000 extra WIA-claimbeoordelingen uit te kunnen voeren. 

Let op! De maatregel moet per 1 juli 2024 ingaan en loopt voor drie jaar.

Let op! De nieuwe werkwijze geldt voor een WIA-claimbeoordeling, een WIA-herbeoordeling, de beoordeling van herleving van een beëindigd WIA-recht en de beoordeling van het later ontstaan van een WIA-recht.

Momenteel loopt er (tot 18 december 2023) een internetconsultatie voor deze maatregel. 

Advieswijzer Kantoor aan huis 2023

By nieuws

Het lijkt aantrekkelijk: wonen en werken in één pand. Maar een kantoor aan huis is lang niet altijd ook fiscaal aantrekkelijk. Wanneer is uw werkplek ook voor de fiscus een werkruimte? Waar moeten u, uw bedrijf en uw werkruimte dan aan voldoen?

Er is onder meer een verschil in de behandeling van een zogeheten kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte. Daarnaast gelden er voor een ondernemer met een eenmanszaak, vof of maatschap andere regels dan voor een ondernemer met een bv. En hoe zit het eigenlijk met de btw? In deze advieswijzer komen de verschillende regels aan de orde.

Kwalificerende werkruimte

Laptop

Als eerste is het van belang om vast te stellen of sprake is van een fiscaal kwalificerende ruimte. Hiervoor moet uw werkruimte voldoen aan het zelfstandigheids- en het inkomenscriterium.

Zelfstandigheidscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het zelfstandigheidscriterium als deze een zodanige zelfstandigheid bezit dat deze duidelijk te herkennen is. De werkruimte moet in ieder geval over een eigen ingang en over eigen sanitair beschikken. Dit komt erop neer dat de werkruimte ook aan een derde verhuurd zou kunnen worden.

Let op! Een werkplek in een woon-, slaap- of zolderkamer wordt in ieder geval niet als kwalificerende werkruimte aangemerkt. Een tot kantoor verbouwde garage met eigen ingang en sanitair kan dat wel zijn.

Inkomenscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het inkomenscriterium als u uw inkomen voor een groot gedeelte in of vanuit deze ruimte verdient. Is dit uw enige werkruimte, dan moet u uw inkomen voor ten minste 30% in de ruimte én voor ten minste 70% in of vanuit de ruimte verdienen. Heeft u nog een andere werkruimte buiten uw woning, dan moet u uw inkomen voor ten minste 70% in de werkruimte verdienen.

Ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Omdat de werkruimte eigendom is van de eigenaar (natuurlijk persoon) en niet van de eenmanszaak, vof of maatschap, is het voor het bepalen van de fiscale winst noodzakelijk om onderscheid te maken tussen zaken die wel en zaken die niet voor de onderneming worden gebruikt. Dit noemen we vermogensetikettering.

Let op! De werkruimte kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen als deze juridisch of bouwkundig splitsbaar is van de woning. Indien dit niet het geval is, kunt u ervoor kiezen om de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen aan te merken, als ten tijde van verwerving van de woning ten minste 10% van de woning bestemd was om te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming. In de overige gevallen vormt de werkruimte privévermogen. De fiscale behandeling van uw werkruimte is afhankelijk van de wijze waarop deze geëtiketteerd is: als privévermogen of als ondernemingsvermogen.

Ook als minder dan 10% van de woning ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, kunt u de woning als ondernemingsvermogen aanmerken als u aannemelijk kunt maken dat de woning mede dienstbaar is aan het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat er bij de aankoop sprake was van een koppelaankoop van het bedrijf en de woning, er vanuit de woning toezicht mogelijk is op het bedrijf, er een gemeenschappelijke toegangsweg is en dergelijke.

Woning is privévermogen

De kosten van een niet-kwalificerende werkruimte kunt u niet van uw winst aftrekken. Op deze werkruimte is gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Let op! De inrichtingskosten, zoals een bureau, zijn ook niet aftrekbaar van de winst. Maar indien er sprake is van zakelijk gebruik, kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen als u zelf btw-belaste prestaties verricht.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven als bezitting en schuld in box 3. De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is echter gemaximeerd op het voordeel dat u ten aanzien van de werkruimte in box 3 moet aangeven. Deze aftrek is een percentage van de WOZ-waarde van uw werkruimte. Dit percentage is voor het jaar 2023 vastgesteld op 6,17%. 

Daarnaast mag u ook de kosten die normaal gesproken voor rekening van een huurder (de huurderslasten) zouden komen, in aftrek brengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld energiekosten, kosten van de inboedelverzekering en kosten van klein onderhoud. Ook nu zijn de inrichtingskosten niet aftrekbaar, maar kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen.

Woning is ondernemingsvermogen

Indien de werkruimte als ondernemingsvermogen is geëtiketteerd, kunt u de kosten aftrekken van uw winst. De werkruimte valt dan niet onder de eigenwoningregeling, maar wordt belast als onderdeel van uw winst uit onderneming. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt en dat bijvoorbeeld een eventuele boekwinst bij verkoop belast is.

Indien u de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, kunt u alle kosten (met uitzondering van huurderslasten met betrekking tot het woondeel) aftrekken van uw winst. Voor het privégebruik van uw woning moet u wel een bijtelling ter grootte van een bepaald percentage van de WOZ-waarde in aanmerking nemen.
Voor de meeste woningen is dit in 2023 1,2%. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moet u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een kwalificerende werkruimte moet u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Bij gesplitste vermogensetikettering (woondeel privévermogen/bedrijfsdeel ondernemingsvermogen) blijft de bijtelling bij een kwalificerende werkruimte achterwege.

Werkruimte in huurwoning

Indien sprake is van een werkruimte in een huurwoning, kunt u een evenredig deel van de huur en de huurderslasten in aftrek brengen als sprake is van een kwalificerende werkruimte.

Niet-kwalificerende werkruimte

Door een wetswijziging is het met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk om aftrek te krijgen voor een niet-kwalificerende werkruimte als u het huurrecht als ondernemingsvermogen etiketteert.
Dit geldt ook voor bestaande gevallen die al vóór 1 januari 2017 het huurrecht als ondernemingsvermogen hebben geëtiketteerd. Is sprake van een kwalificerende werkruimte, dan blijft ook vanaf 2017 aftrek mogelijk.

Ondernemers met een bv

Onderneemt u vanuit een bv, dan geldt ook het onderscheid tussen een kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte.

Kwalificerende werkruimte

De werkruimte valt voor u, als dga, in box I (de tbs-regeling). Dit betekent dat de vergoeding op zakelijke gronden moet worden vastgesteld. De vergoeding is voor de bv aftrekbaar van de winst en vormt voor de dga, na aftrek van alle aan de werkruimte toe te rekenen kosten, inkomen in box 1. Op dit belaste inkomen mag u nog wel de terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% in aftrek brengen.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat u voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven op de balans van uw werkzaamheid in box 1. U heeft ook geen last van de aftrekbeperkingen inzake hypotheekrente, zoals de maximering van de aftrek tot een tarief van 36,97% (2024).

Niet-kwalificerende werkruimte

Een niet-kwalificerende werkruimte valt onder de eigenwoningregeling: het eigenwoningforfait wordt berekend over de woning inclusief de werkruimte. Een eventuele vergoeding voor de werkruimte wordt voor de dga behandeld als loon. Het is echter mogelijk om de vergoeding als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Uw bv betaalt dan geen belasting, zolang het totaal van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet hoger is dan de vrije ruimte. Wordt deze vrije ruimte overschreden, dan betaalt uw bv 80% eindheffing over de overschrijding. De loonkosten zijn voor de bv aftrekbaar van de winst.

Btw en ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Voor de btw is van belang of de zaken, zoals een werkruimte, zijn gebruikt ten behoeve van uw onderneming en of u hiermee btw-belaste omzet behaalt. Als dat het geval is, kunt u deze zaken voor de btw zakelijk etiketteren en de voorbelasting met betrekking tot het zakelijke gebruik in aftrek brengen. U kunt hierbij denken aan btw op energie, onderhoud en inrichting.

Btw en ondernemers met een bv

Indien u, als dga, de werkruimte aan uw bv verhuurt, is onzeker of u de btw met betrekking tot deze werkruimte in aftrek kunt brengen. De Belastingdienst gaat er tegenwoordig vanuit dat dit in ieder geval voor wat betreft een onzelfstandige werkruimte niet mogelijk is. Dit standpunt is aan kritiek onderhevig, onder meer op basis van het zogenaamde ‘werkkamer arrest’ van De Hoge Raad. Overleg met onze adviseurs over de vraag of u in een soortgelijke situatie recht op aftrek van de btw kunt hebben.

Tot slot

De fiscale regels met betrekking tot de werkruimte zijn erg ingewikkeld. Neem voor uw specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Lichte daling premies Zvw in 2024, hoger premieloon

By nieuws

De premies voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) dalen in 2024 licht met 0,11%-punt. Dit geldt zowel voor de premies die werkgevers voor hun personeel betalen, als voor de premies die zelfstandigen en dga’s voor zichzelf moeten afdragen.

Percentage daalt

Grafiek

Ondanks een stijging van de premies als gevolg van een toename van de zorguitgaven, komt het percentage van de Zvw-premie uiteindelijk per saldo voor 2024 toch 0,11%-punt lager uit. Dit wordt met name veroorzaakt door een correctie als gevolg van loonstijgingen en een daling van de werkgelegenheid, dit en volgend jaar.

De Zvw-premie voor werknemers komt daardoor voor 2024 uit op 6,57% tegen 6,68% nu. De Zvw-premie voor dga’s en zelfstandigen gaat volgend jaar 5,32% bedragen tegen 5,43% nu.

Hoger premieloon

Het premieloon stijgt volgend jaar van € 66.956 naar € 71.628. De maximum af te dragen Zvw-premie voor werknemers neemt daardoor toe van € 4.473 naar € 4.706. Voor zelfstandigen en dga’s gaat dit maximum van € 3.636 naar € 3.811.

IACK: uitstel afschaffing? En aanpassing voor co-ouders

By nieuws

In 2022 is al besloten om de IACK vanaf 2025 voor nieuwe gevallen af te schaffen. Mogelijk komt hier nog een wijziging op. Tevens is op Prinsjesdag 2023 i voorgesteld om per 2024 de co-ouderschapsregeling voor de IACK aan te passen.

Voorwaarden IACK

Speelgoed

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een korting op te betalen belasting voor ouders met jonge kinderen. Het kind moet in ieder geval jonger zijn dan 12 jaar en ten minste zes maanden staan ingeschreven op hetzelfde woonadres.

Tip! Welke voorwaarden nog meer gelden, vindt u hier.

Afschaffing IACK per 2025

Vanaf 2025 wordt de IACK voor nieuwe gevallen afgeschaft. Dit betekent dat voor kinderen die in of na 2025 geboren worden, geen recht meer bestaat op de IACK. Voor kinderen geboren vóór 2025 blijft dit recht wel bestaan, zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent dat in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2036 voor sommige belastingplichtigen nog recht kan bestaan op IACK.

Of toch later?

De Tweede Kamer heeft  echter de vraag gesteld om de afschaffing van de IACK te herzien. Naar aanleiding hiervan heeft de staatssecretaris van Financiën in een Kamerbrief een aantal mogelijkheden geschetst om de afschaffing van de IACK uit te stellen naar 1 januari 2027, al dan niet in combinatie met een ander afbouwtraject. Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat de afschaffing niet per 1 januari 2025 plaatsvindt, maar ook dat de IACK voor elke ouder eerder dan 31 december 2026 definitief eindigt.

Let op! Het kabinet heeft, onder meer vanwege de demissionaire status, (nog) geen voorstel gedaan tot invoering van een van de geschetste mogelijkheden. Wel is aangegeven dat de Tweede Kamer snel in actie moet komen als zij uitstel van de afschaffing van de IACK wensen. Een voorstel daartoe kan namelijk alleen uitgevoerd worden als het voorstel uiterlijk 31 december 2023 door de Tweede en Eerste Kamer is aangenomen.

Aanpassing co-ouderschapsregeling

Voor co-ouders geldt een uitzondering op de voorwaarden met betrekking tot de inschrijving op hetzelfde woonadres. Het kind mag in zo’n geval ook op het woonadres van uw ex-partner staan ingeschreven. Door een arrest van de Hoge Raad uit 2022 kan een co-ouder die maar 78 dagen in een kalenderjaar voor een kind zorgt, toch in aanmerking komen voor de IACK. Op Prinsjesdag 2023 is voorgesteld om dit aan te passen.

Co-ouders komen door deze aanpassing vanaf 2024 alleen nog allebei voor de IACK in aanmerking als het kind tenminste 156 dagen in een kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft.

Toeslagen

Voor de toeslagen wordt het co-ouderschap vanaf 2024 op dezelfde manier bepaald als voor de IACK. Het kabinet geeft daarbij aan dat in individuele gevallen de Dienst Toeslagen nog wel ruimte houdt om maatwerk te bieden.

Let op! Het voorstel met betrekking tot de co-ouderschapsregeling moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en is dus nog niet definitief. Dat geldt niet voor de afschaffing van de IACK voor nieuwe gevallen vanaf 2025. Dit voorstel is vorig jaar al aangenomen en in principe definitief (tenzij de Tweede Kamer nog een ander voorstel doet).

 

Formele inschrijvingseis IACK voor bepaalde situaties vervallen

By nieuws

Door een besluit van de staatssecretaris is de formele inschrijvingseis in de IACK voor bepaalde situaties met ingang van 21 september 2023 vervallen. Per 2025 wordt de formele inschrijvingseis in de wet vervangen door een materiële toets.

Formele inschrijvingseis

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een korting op te betalen belasting voor ouders met jonge kinderen. Het kind moet in ieder geval jonger zijn dan 12 jaar en ten minste zes maanden staan ingeschreven op hetzelfde woonadres (de formele inschrijvingseis).

Er zijn situaties waarin de belastingplichtige en het kind wel tot hetzelfde huishouden behoren, maar niet kan worden voldaan aan de formele inschrijvingseis. Bijvoorbeeld omdat inschrijving op het woonadres niet mogelijk is (zoals bij een recreatiewoning of op een boot) of omdat inschrijving vanwege veiligheidsredenen van ouder en kind niet kan.

Vervallen voor bepaalde situaties

De staatssecretaris vindt het ongewenst dat in zulke situaties geen recht bestaat op IACK omdat niet voldaan wordt aan de formele inschrijvingseis. Daarom keurt hij voor alle belastingaanslagen tot en met het belastingjaar 2024 goed dat zonder inschrijving op hetzelfde woonadres toch recht bestaat op IACK onder de volgende voorwaarden:

  • de belastingplichtige voert met het kind in het kalenderjaar tenminste zes maanden een gezamenlijk huishouding, én
  • het kind staat niet voor tenminste zes maanden ingeschreven op een woonadres bij een ander dan de belastingplichtige, én
  • aan de overige voorwaarden van de IACK wordt voldaan. Welke voorwaarden voor de IACK gelden, vindt u hier.

Let op! Verblijft u tenminste zes maanden op hetzelfde woonadres met iemand anders en wordt diegene alleen niet als uw fiscale partner aangemerkt door het ontbreken van een inschrijving op hetzelfde woonadres? Dan is diegene voor bovenstaande goedkeuring toch uw fiscale partner.

Overigens was het voor bepaalde gevallen al goedgekeurd dat recht bestond op IACK als niet voldaan was aan de formele inschrijvingseis. Dit was bijvoorbeeld onder voorwaarden al het geval als inschrijving op hetzelfde woonadres om veiligheidsredenen niet mogelijk was.

Vanaf 21 september 2023

De goedkeuring geldt voor alle belastingaanslagen tot en met 2024 die op 21 september 2023 nog niet onherroepelijk vaststonden. Dat betekent dat de goedkeuring in ieder geval geldt voor de aanslagen 2023 en 2024 en afhankelijk van uw persoonlijke situatie mogelijk ook voor eerdere jaren.

Tip! Kunt u door de goedkeuring alsnog de IACK toepassen? Heeft u onlangs een definitieve aanslag ontvangen en zijn sinds de dagtekening van die aanslag nog geen zes weken verstreken? Maak dan zo spoedig mogelijk bezwaar!

Materiële toets vanaf 2025 in de wet

Op Prinsjesdag 2023 is voorgesteld om vanaf 2025 de formele inschrijvingseis wettelijk te vervangen door een materiële toets. Vanaf 2025 moet daarom aan de hand van de feitelijke situatie beoordeeld worden of een kind in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden tot hetzelfde huishouden behoort als de belastingplichtige.

Let op! Vanaf 2025 wordt de IACK voor nieuwe gevallen afgeschaft. Mogelijk komt de Tweede Kamer echter nog met een voorstel om de afschaffing met twee jaar uit te stellen tot 2027.

Let op! Het voorstel met betrekking tot de materiële toets vanaf 2025 moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en is dus nog niet definitief. Dat geldt niet voor de afschaffing van de IACK voor nieuwe gevallen vanaf 2025. Dit voorstel is vorig jaar al aangenomen en in principe definitief (tenzij de Tweede Kamer nog een ander voorstel doet).