Skip to main content
Category

nieuws

Uitbreiding SLIM-regeling per 1 januari 2024

By nieuws

De Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM-regeling) is een subsidie die erop is gericht om leren en ontwikkelen in het mkb te bevorderen. Om de regeling verder te verbeteren is het vanaf 1 januari 2024 mogelijk de subsidie te gebruiken voor individuele scholing.

Samenhang met vervallen STAP

Boeken

De SLIM-subsidie was tot nu toe alleen beschikbaar voor mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven uit de sectoren landbouw, horeca en recreatie. Vanaf 2024 is het dus ook mogelijk om deze subsidie in te zetten voor individuele scholing.

STAP-subsidie

Dat de SLIM-subsidie wordt uitgebreid, hangt samen met het vervallen van de STAP-subsidie per 1 januari 2024. De subsidie STAP (Stimulans ArbeidsmarktPositie) was in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Met de STAP-subsidie kunnen mensen een opleiding of deel van een opleiding volgen. De STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan dit jaar nog één keer – het loket gaat open op 15 november 2023 – worden aangevraagd bij het UWV. 

Extra budget

Met het vervallen van de STAP-subsidie komt € 147 miljoen aan middelen ‘vrij’. Hiervan wordt de helft, dus € 73,5 miljoen, ingezet voor uitbreiding van de SLIM-subsidie.

Aanvragen

Het aanvragen van de SLIM-subsidie loopt via het subsidieportaal van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Wijziging belasting- en invorderingsrente

By nieuws

Staatssecretaris Van Rij heeft voorstellen ingediend tot wijziging van de belasting- en invorderingsrente per 1 januari 2024. Doel hiervan is om de onderlinge verschillen tussen de diverse rentepercentages die de Belastingdienst hanteert te verkleinen.

Andere berekeningswijze

Rekenen

Door een andere berekeningswijze zal de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage per 1 januari 2024 naar verwachting 10% gaan bedragen. Voor de overige belastingen is dit naar verwachting 7,5%. De invorderingsrente gaat naar verwachting voor alle belastingsoorten 4% bedragen.

Belastingrente

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan of als de uiteindelijke aanslag hoger ligt dan zou volgen uit uw aangifte. 

Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Invorderingsrente

U betaalt invorderingsrente als u na de uiterste betaaldatum nog een bedrag aan belasting moet betalen. Dit geldt ook als u uitstel van betaling hebt gekregen. De periode waarover u invorderingsrente moet betalen, begint op de dag na de uiterste betaaldatum en loopt tot de dag waarop het geld op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven. 

U ontvangt invorderingsrente als de Belastingdienst u niet binnen de daarvoor gestelde termijnen de te veel betaalde belasting terugbetaalt.

Dividend- en aandelenvervreemding in 2023 of vanaf 2024?

By nieuws

Vorig jaar is al besloten om vanaf 2024 twee tarieven in box 2 te introduceren. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen met het voorstel om de hoogste van die twee tarieven nog eens met 2%-punt extra te verhogen. Reden om na te denken over een dividenduitkering of mogelijk versnelde vervreemding van uw aandelen in 2023?

Box 2

Aandelen

In box 2 betaalt u belasting over inkomsten uit aanmerkelijk belang. Dit betreft enerzijds het dividend dat de bv uitkeert aan aanmerkelijk belang aandeelhouders-natuurlijke personen en anderzijds de winst die zo’n aandeelhouder haalt met de verkoop van zijn aandelen. In geval van overlijden wordt de aandeelhouder geacht zijn aandelen te hebben verkocht en treedt dus ook heffing op.

Vanaf 2024 twee tarieven

Het tarief in box 2 bedroeg vanaf de invoering in 2001 tot en met 2019 25% (met uitzondering van 2007 en 2014 toen bij een inkomen in box 2 van € 250.000 een tarief van 22% gold). Nadat het tarief in 2020 al was verhoogd van 25 naar 26,25%, volgde vanaf 2021 een verdere verhoging naar 26,9%. Vervolgens is in 2022 besloten om vanaf 2024 twee tarieven in box 2 in te voeren: voor het inkomen in box 2 tot en met € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) een tarief van 24,5% en voor het inkomen daarboven 31%.

Aangenomen motie

De Tweede Kamer heeft echter een motie aangenomen met het voorstel om het tarief van 31% met ingang van 2024 nog verder te verhogen naar 33%. Als de motie wordt opgenomen in een wetsvoorstel waarmee de Tweede en Eerste Kamer instemmen, ziet het box 2-tarief er vanaf volgend jaar (2024) als volgt uit:

Inkomen in box 2  Tarief 
Tot en met € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000)  24,5% 
Boven € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000)  33% 

Let op! De nieuwe tarieven gaan ook gelden voor reserves die tot en met 2023 al zijn opgebouwd in de vennootschap!

Minder én meer belasting in box 2

Door de verlaging van het box 2-tarief voor de eerste € 67.000 (fiscale partners € 134.000) van 26,9 naar 24,5%, betaalt u over dividend of de verkoopwinst van uw aandelen tot € 67.000 (of € 134.000) in 2024 bijna 9% minder belasting in box 2 dan in 2023.

Door de verhoging van het box 2-tarief voor bedragen boven € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) van 26,9% naar 33%, betaalt u over dividend of de verkoopwinst van uw aandelen boven € 67.000 (of € 134.000) in 2024 echter bijna 23% meer belasting in box 2 dan in 2023.

Let op! De introductie van twee tarieven in box 2 is al definitief aangenomen. Dat geldt niet voor de verhoging van het bovenste tarief van 31% naar 33%.

2023 of vanaf 2024 gunstiger?

De vraag is of het nu raadzaam is om in 2023 al dividend uit te keren of te wachten tot 2024 en latere jaren. Eenzelfde vraag kan gesteld worden voor een volgend jaar geplande vervreemding van aandelen. Is het raadzaam om die vervreemding, waar mogelijk, naar voren te halen en in 2023 uit te voeren?

Vuistregel lijkt in ieder geval dat voor bedragen rond € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000) het raadzaam is te wachten tot 2024. In 2024 kunt u immers gebruikmaken van het lagere tarief van 24,5%. Gaat het om hogere bedragen, dan kan het financieel weleens aantrekkelijker zijn om de transactie nog in 2023 te laten plaatsvinden.

Individuele beoordeling

Of uitkeren in 2023 of vanaf 2024 gunstiger is, is niet alleen afhankelijk van het box 2-tarief maar ook van andere individuele omstandigheden. Zo kan het bestedingsdoel van invloed zijn op de beslissing om in 2023 of op een later moment pas dividend uit te keren. Verder zullen onder meer de hoogte van de nog uit te keren reserves en het moment waarop u dividend moet of wilt gaan uitkeren of de verkoop van uw aandelen gepland heeft, een rol spelen. 

Daarnaast speelt ook de toekomstige winstverwachting een rol: indien u verwacht de komende jaren een nettowinst in de bv te behalen waarmee u bij een dividenduitkering het laagste tarief al benut, dan zal iedere verder uitkering belast zijn tegen het hogere tarief. Het lijkt dan aantrekkelijk om in 2023 belastingheffing actief op te zoeken. Uiteraard moeten er dan wel voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde dividend- en inkomstenbelasting te voldoen.

Tip! De beoordeling is niet eenvoudig en leidt helaas ook niet tot een duidelijke uitkomst. Onze adviseurs kunnen de diverse scenario’s van uw individuele situatie voor u beoordelen en met u bespreken om zo een keuze te kunnen maken om wel of niet in 2023 nog actie te ondernemen.

Vermogensinkomsten vanaf 2024 veel zwaarder belast

By nieuws

Het kabinet wil vermogensinkomsten vanaf 2024 veel zwaarder belasten. Dit voornemen is op Prinsjesdag bekendgemaakt. Inmiddels is gebleken, tijdens de Algemene Beschouwingen, dat een meerderheid in de Tweede Kamer de vermogensinkomsten nog zwaarder wil belasten.

Belastingheffing box 3

Sparen

Vermogensinkomsten worden momenteel in box 3 belast tegen 32% (2023). Deze vermogensinkomsten worden gebaseerd op een verondersteld rendement. Voor de berekening van dat rendement worden drie aparte percentages gehanteerd: 1. voor inkomsten uit spaargeld, 2. overige inkomsten zoals beleggingen en 3. schulden. Voor schulden wordt een negatief percentage gehanteerd.

  Banktegoeden (spaargeld)  Overige bezittingen  Schulden 
2022  -0,01%  5,53%  2,28% 
2023  0,01%  6,17%  2,46 % 
2024  Nog niet vastgesteld  Nog niet vastgesteld  Nog niet vastgesteld 

Stijging tarief naar 34%

Eerder was al aangekondigd dat het tarief in box 3 in 2024 zou stijgen naar 33%. Het kabinet heeft echter voorgesteld het tarief in 2024 te laten stijgen naar 34%. Oorspronkelijk zou deze stijging pas in 2025 plaatsvinden, maar dat voornemen is dus met een jaar vervroegd.

Tweede Kamer wil 36%

Bij de behandeling van de voorstellen van het kabinet heeft de Tweede Kamer voorgesteld het tarief niet te verhogen naar 34%, maar naar 36%. 

Let op! Het is nog niet duidelijk of het kabinet dit voorstel ook zal overnemen.

Geen indexering heffingsvrij vermogen

In box 3 wordt over een deel van het vermogen geen belasting geheven. Dit is in 2023 een bedrag van maximaal € 57.000 en van maximaal € 114.000 voor belastingplichtigen met een partner. Het kabinet heeft ook voorgesteld dit bedrag niet te indexeren in verband met de inflatie. De meeste belastingbedragen worden dit jaar geïndexeerd met 9,9%, het achterwege laten van de indexering betekent daardoor een extra verhoging van de belastingdruk in box 3.

Forse lastenverzwaring

Alleen al het voorstel van het kabinet om het tarief te verhogen naar 34%, betekent dat over het belastbare vermogen in box volgend jaar 6,25% meer belasting betaald moet worden. Wordt het tarief verhoogd naar 36%, dan betekent dit dat zelfs 12,5% meer belasting betaald moet worden. Daar komt de extra belasting als gevolg van het niet-indexeren van het heffingsvrije vermogen dus nog eens bovenop.

Let op! Alle plannen zijn nog niet definitief en moeten nog eerst door de Tweede en Eerste Kamer definitief worden goedgekeurd.

Vanaf 2024 minder afschrijven op pand voor IB-ondernemer

By nieuws

Ondernemers waarvan de winst wordt belast met inkomstenbelasting, mogen vanaf 2024 minder afschrijven op hun bedrijfspanden. Het kabinet wil de afschrijving beperken, om zo tal van extra uitgaven te kunnen bekostigen.

Minder afschrijven

Bedrijfspand

IB-ondernemers kunnen op hun bedrijfspand dat men zelf gebruikt nu nog afschrijven tot 50% van de WOZ-waarde van het pand. Vanaf 2024 kan nog maar worden afgeschreven tot 100% van de WOZ-waarde. Door de geringere afschrijvingsmogelijkheid zal in veel gevallen de winst hoger uitvallen en moet meer belasting worden betaald.

Minder belastingheffing bij staking

Keerzijde van de medaille is dat bij staking van het bedrijf minder boekwinst wordt gerealiseerd bij verkoop van het pand. Het pand staat dan immers voor minstens 100% van de WOZ-waarde op de balans in plaats van 50% nu. Door de lagere boekwinst hoeft bij staking dus minder belasting te worden betaald.

Gelijkstelling

Door het voorstel worden ondernemers in de inkomstenbelasting op dit punt gelijkgesteld aan ondernemers in de vennootschapsbelasting. Voor hen geldt namelijk al jaren dat bedrijfspanden slechts tot 100% van de WOZ-waarde kunnen worden afgeschreven.

Let op! Dit plan is opgenomen in het Belastingplan 2024 en moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Wetsvoorstel Wet werken waar je wilt verworpen door Eerste Kamer

By nieuws

Waar de Tweede Kamer eerder akkoord ging met het voorstel voor de Wet werken waar je wilt, heeft de Eerste Kamer dit verworpen. De Wet werken waar je wilt was een wijziging op de Wet Flexibel werken (Wfw).

Werknemersverzoek beoordelen naar ‘redelijkheid en billijkheid’

Laptop

Voor u als werkgever zouden in de nieuwe wet de wettelijke regels veranderen bij een verzoek van een werknemer voor een andere arbeidsplaats. Een verzoek met betrekking tot die andere arbeidsplaats zou net zo behandeld moeten worden als een verzoek tot wijziging van arbeidsduur of andere werktijden, ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid’.

Het wetsvoorstel ging over het recht op thuiswerken, maar ook over het recht op werken op werklocatie en was in lijn met een eerder uitgebracht advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) aan het kabinet over hybride werken. De SER stelde dat de werknemer meer zeggenschap zou moeten hebben over wel of niet thuiswerken.

Oordeel Eerste Kamer

Bij de behandeling door de Eerste Kamer werd nut en noodzaak van de wet betwijfeld. Ook vroeg men zich af of de wet niet te veel regeldruk voor werkgevers zou opleveren. Uiteindelijk is de wet dus door de Eerste Kamer verworpen.

Huidige wet blijft onveranderd

De huidige Wet flexibel werken biedt werknemers die ten minste een half jaar in dienst zijn bij een bedrijf met ten minste tien werknemers, onder andere de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot aanpassing van arbeidsplaats. U bent als werkgever verplicht het verzoek in overweging te nemen en in overleg te treden met de werknemer. U bent vervolgens vrij om het verzoek af te wijzen op welke grond dan ook, maar u zult de afwijzing wel deugdelijk moeten motiveren.

Aanpassing box 3 met terugwerkende kracht vanaf 2023

By nieuws

Het kabinet stelt een aantal aanpassingen in box 3 voor die met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 in moeten gaan. Het gaat om aanpassingen met betrekking tot een aandeel in een VvE, geld op een derdengeldenrekening en onderlinge schulden en vorderingen tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen.

Aandeel in VvE en derdengeldenrekening

Bril

Het aandeel in een vereniging van eigenaars (VvE) valt op dit moment in box 3 in de categorie overige bezittingen. Ook geld op een derdengeldenrekening van een notaris of een gerechtsdeurwaarder valt nu in deze categorie. Dat betekent dat in box 3 rekening gehouden wordt met een rendement van 6,17% in 2023 op deze vermogensbestanddelen.

Het kabinet stelt nu voor om deze vermogensbestanddelen alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 onder te brengen in de categorie banktegoeden. Het forfaitaire rendement van de categorie banktegoeden staat nog niet definitief vast, maar is voorlopig vastgesteld op 0,36%. Dit betekent een bijna 6% lager forfaitair rendement voor het aandeel in een VvE en geld op een derdengeldenrekening bij een notaris of een gerechtsdeurwaarder.

Niet aangeven van onderlinge vorderingen en schulden

Een vordering op een fiscale partner valt op dit moment in box 3 ook in de categorie overige bezittingen, en wel tegen in 2023 een forfaitair rendement van 6,17%. De corresponderende schuld van die fiscale partner valt echter in box 3 in de categorie schulden tegen een veel lager forfaitair rendement, dat voorlopig vastgesteld is op 2,57%. Uitgaande van dit voorlopige vastgestelde percentage, bestaat in de huidige situatie voor de fiscale partners een verschil van 3,6% tussen de categorie overige bezittingen en de categorie schulden.

Dit betekent dat partners in hun gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting per saldo 3,6% rendement in box 3 zouden moeten verantwoorden over hun onderlinge schulden en vorderingen. Het kabinet vindt dit ongewenst en stelt daarom voor om deze onderlinge vorderingen en schulden vanaf 1 januari 2023 buiten de belastingheffing te brengen (te defiscaliseren). Dit betekent dat deze niet in de aangifte inkomstenbelasting hoeven te worden vermeld en daardoor ook genegeerd worden voor de box 3-heffing.

Let op! Het gaat hierbij om de onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners. Ook onderlinge vorderingen en schulden tussen ouders en minderjarige kinderen gaan onder deze regel vallen en worden straks dus genegeerd.

Let op! Deze voorstellen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Ze moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn daarom nog niet definitief.

Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 2.100 in 2024

By nieuws

De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding gaat per 1 januari 2024 omhoog naar € 2.100 per jaar. Dat is dit jaar nog € 1.900. De vergoeding per maand wordt in 2024 € 210. Dat is nu nog € 190.

Jaarlijkse indexering

Rekenen

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk doen een vergoeding geven die voor de fiscus onbelast is. Deze maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd.

Per 1 januari 2024 gaat dit bedrag weer omhoog. Het nieuwe bedrag is maximaal € 2.100 per jaar.

Over vrijwilligersvergoedingen tot dat bedrag zijn geen belastingen en premies verschuldigd. Betaalt u de vrijwilliger een hogere vergoeding? Dan is deze alleen onbelast als u de vergoeding betaalt om de kosten te vergoeden die de vrijwilliger gemaakt heeft voor het uitvoeren van het vrijwilligerswerk.

Let op! Een extra verhoging die eerder werd aangekondigd, naast de jaarlijkse indexatie, is van de baan.

Voorwaarden vrijwilligersvergoeding

Om gebruik te kunnen maken van de fiscale regels voor een onbelaste vrijwilligersvergoeding moet u aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • uw organisatie:
    valt niet onder de vennootschapsbelasting of is daarvan vrijgesteld;
    is een sportvereniging of sportstichting;
    is een algemeen nut beogende instelling (ANBI);
  • de vrijwilliger is niet bij u in dienst;
  • de vrijwilliger voert de werkzaamheden niet uit voor zijn beroep;
  • de vergoeding die de vrijwilliger krijgt voor het werk is een vergoeding, die niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van het werk.

Hogere arbeidskorting in 2024, maar niet voor iedereen

By nieuws

De arbeidskorting wordt volgend jaar verhoogd met € 115. Daarnaast vindt een indexatie ter compensatie van de inflatie plaats. Maar juist door die indexatie lijken bepaalde arbeidsinkomens volgend jaar recht te hebben op mínder arbeidskorting. Hoe zit dit?

Opbouw tot maximale arbeidskorting

Typen

De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het arbeidsinkomen. Hoe hoger het arbeidsinkomen, des te meer arbeidskorting je krijgt. Hier zit wel een maximum aan. De arbeidskorting bereikt in 2023 het maximum van € 5.052 bij een bruto inkomen van € 37.691. De maximale arbeidskorting komt in 2024 neer op € 5.553 bij een bruto inkomen van € 39.898. 

Afbouw arbeidskorting

Vanaf een inkomen van € 37.691 wordt de arbeidskorting in 2023 6,51% lager. Dit betekent dat voor elke euro boven € 37.691 uw arbeidskorting met 6,51 eurocent wordt afgebouwd. Vanaf een inkomen van € 115.295 heeft u dan geen arbeidskorting meer.

In 2024 is het afbouwpercentage nog steeds 6,51% en dus 6,51 eurocent per euro. De afbouw vindt dan echter pas plaats vanaf € 39.898. In 2024 heeft u daardoor vanaf een inkomen van € 125.198 geen arbeidskorting meer.

Indexatie kan voor minder arbeidskorting zorgen

De arbeidskorting loopt in 2023 bij arbeidsinkomens tot € 10.741 op met 8,231%. Voor zover het arbeidsinkomen hoger is dan € 10.741, loopt de arbeidskorting echter veel sneller op, namelijk met 29,861%.

Uit de tabellen bij het Belastingplan 2024 lijkt te volgen dat de stijging met 8,231% volgend jaar geldt tot een arbeidsinkomen van € 11.809 en dat daarboven pas de stijging van 29,861% geldt. Dit heeft te maken met de indexatie van de arbeidsinkomensgrenzen. 

Door de indexatie van deze arbeidsinkomensgrenzen lijken arbeidsinkomens vanaf € 11.809 tot € 23.201 volgend jaar allemaal recht te hebben op € 231 minder arbeidskorting dan in 2023. Dat is dus voor deze groep zeker geen vooruitgang.

Ook arbeidsinkomens vanaf € 10.741 tot € 11.809 en vanaf € 23.201 tot ongeveer € 24.065 lijken volgend jaar minder arbeidskorting te krijgen, maar de verschillen zijn hier kleiner.

Meer arbeidskorting

Arbeidsinkomens vanaf ongeveer € 24.065 lijken volgend jaar echter wel meer arbeidskorting te krijgen. Hoeveel meer is afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen. 
Arbeidsinkomens vanaf € 39.898 tot € 115.295 lijken er volgend jaar het beste uit te komen, namelijk zo’n € 645 meer aan arbeidskorting. Echter, voor arbeidsinkomens tussen de € 24.065 en € 39.898 én boven de € 115.295 is de arbeidskorting in 2024 ook hoger, maar het verschil tussen de arbeidskorting in 2024 en 2023 is voor deze arbeidsinkomens kleiner dan € 645.

Let op! De grens vanaf waar de arbeidskorting wordt afgebouwd is gekoppeld aan het minimumloon. Daarom is de grens van € 39.898 nog een inschatting. Deze wordt pas definitief vastgesteld na de vaststelling van het minimumloon in november 2023.

Let op! Deze plannen moeten nog goedgekeurd worden door de Tweede en Eerste Kamer.

Advieswijzer Informatieplicht energiebesparing 2023

By nieuws

De overheid wil dat ondernemers zo min mogelijk energie verbruiken om zo de uitstoot van schadelijke stoffen, zoals CO2, te beperken. Om energie te besparen, hebben ondernemers die veel energie verbruiken een energiebesparingsplicht. Bovendien moeten deze ondernemers hier iedere vier jaar over rapporteren volgens de informatieplicht. Daarnaast bestaat er voor sommige ondernemers een onderzoeksplicht inzake energiebesparing.

In deze advieswijzer geven we aan wat deze plichten voor u in de praktijk betekenen en hoe u aan deze plichten kunt voldoen. Ook treft u aan waar u voor nadere informatie terechtkunt.

Energiebesparingsplicht

Windmolen

Als ondernemer heeft u een energiebesparingsplicht als u in een jaar op een locatie minstens 50.000 kWh aan elektra of minstens 25.000 m3 gas verbruikt. De energiebesparingsplicht betekent dat u verplicht bent alle energiebesparende maatregelen te treffen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Ook maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder die geen energie besparen maar die wel de uitstoot van CO2 reduceren, bent u verplicht te treffen. U voldoet aan uw plichten als u alle maatregelen uitvoert met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of als u alle maatregelen die voor u van toepassing zijn uitvoert die zijn vermeld op de Erkende Maatregelenlijst voor energiebesparing (EML). Voert u een maatregel van de EML niet uit, dan moet u een alternatieve maatregel uitvoeren die minstens evenveel energie bespaart. Heeft u een energiebesparingsplicht, dan moet u hierover iedere vier jaar rapporteren.

Let op! Heeft u dit nog niet gedaan, dan bent u verplicht uiterlijk 1 december 2023 digitaal te rapporteren bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Meer informatie over de energiebesparingsplicht is te vinden via Energiebesparingsplicht vanaf 2023 (rvo.nl).

Uitbreiding besparingsplicht

Ook voor ETS-ondernemingen, de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken, geldt de energiebesparingsplicht per 1 juli 2023. ETS-ondernemingen zijn bedrijven die verplicht moeten deelnemen aan het Emission Trade System, een handelssysteem voor de CO2-uitstoot van de industrie. In dat systeem moeten bedrijven voor elke ton aan CO2-uitstoot één emissierecht inleveren, dat men kan kopen en eventueel verhandelen. Het aantal emissierechten wordt jaarlijks lager vastgesteld, zodat bedrijven ofwel steeds duurdere emissierechten moeten kopen, ofwel moeten investeren in het beperken van de uitstoot.

Regels bij verhuur

Bent u de enige gebruiker van een gebouw, dan bent u ook verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen én voor de te leveren informatie hierover. Voor maatregelen met betrekking tot het gebouw treedt u in overleg met de eigenaar. De eigenaar van het gebouw is verantwoordelijk voor de maatregelen hieromtrent, tenzij anders contractueel is afgesproken. De maatregelen waarvoor u als huurder verantwoordelijk bent, dient u ook zelf te nemen. Bij een gebouw met meerdere huurders is de eigenaar verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen aan het gebouw. De huurders zijn verantwoordelijk voor de maatregelen van het proces. Het ligt voor de hand dat de gebouweigenaar, bij weinig processen die plaatsvinden bij de huurders, ook rapporteert namens de huurders.

Let op! Het ligt voor de hand dat degene die de maatregelen uitvoert ook rapporteert over de maatregelen. Er zijn bijvoorbeeld situaties, zoals in winkelcentra, dat de eigenaar van het winkelcentrum rapporteert over de collectieve voorzieningen, zoals een roltrap of verlichting en dat de huurder verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de maatregelen en hierover dan ook rapporteert.

Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML)

Als voor uw bedrijf de energiebesparingsplicht geldt, dan moet u bij de RVO iedere vier jaar rapporteren welke energiebesparende maatregelen u heeft genomen. Uw rapportage stelt u op aan de hand van de Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML). Op deze lijst staan energiebesparende maatregelen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Van de op de EML genoemde maatregelen geeft u aan of u deze heeft uitgevoerd of dat u een alternatieve maatregel heeft uitgevoerd.

Let op! Momenteel ligt er een wetsvoorstel om de terugverdientijd van vijf jaar naar zeven jaar te brengen. Dit zal vanaf de volgende rapportageronde in 2027 het geval zijn.

De EML kent drie onderdelen, te weten ‘gebouwen’, ‘faciliteiten’ en ‘processen’. Per categorie moet u bekijken of deze voor u relevant is. Zo ja, dan dient u de maatregelen uit te voeren. Voor gebouwen betreft dit bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen voor de verwarming van het gebouw of voor de verlichting van de binnenruimte. Bij faciliteiten treft u onder meer energiebesparende maatregelen aan voor de koeling van producten, voor roltrappen of met betrekking tot uw serverruimte. Voor energiebesparende maatregelen inzake processen kunt u onder meer denken aan maatregelen om warmteverlies te beperken en aan energiebesparende maatregelen voor veehouderijen.

Of u een maatregel van de EML direct dient uit te voeren, hangt af van diverse omstandigheden. Onder meer de uitgangssituatie is hiervoor van belang. Zo kunt u bijvoorbeeld geen energie met betrekking tot warmte besparen in een ruimte die niet verwarmd is. Ook technische factoren zijn van belang. Brandt in een bepaalde ruimte gedurende de dag slechts kort de verlichting, dan zal de terugverdientijd inzake energiebesparende verlichting te lang zijn. Ook kunnen sommige energiebesparende maatregelen pas op een later moment rendabel zijn. Als u bijvoorbeeld op een bepaald moment uw gevel dient te renoveren, kan het rendabel zijn dan gelijk te kiezen voor isolerend glas.

Let op! Voor de glastuinbouw geldt sinds 1 juli 2023 ook de energiebesparingsplicht. Voor deze sector is een specifieke EML beschikbaar.

EED-auditplicht

Naast de energiebesparingsplicht en de hieraan gekoppelde rapportageplicht bestaat er de Europese Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Deze plicht geldt alleen voor grote bedrijven die niet als mkb aangemerkt worden. Dat wil zeggen dat u maximaal 250 werknemers (fulltime) in dienst heeft, uw omzet maximaal € 50 miljoen bedraagt en/of uw balanstotaal maximaal € 43 miljoen is. Het doel van de EED-auditplicht is om bedrijven inzicht te geven in hun energiegebruik en aan te geven op welke manieren energie bespaard kan worden. U dient met name te rapporteren welke energiebesparende maatregelen u kunt nemen en welke besparing dit oplevert. De rapportage op grond van de EED beperkt zich niet tot maatregelen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar. Voor de EED kunt u desgewenst gebruikmaken van slablonen die u aantreft op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).

Ook ‘vervoer’ maakt onderdeel uit van de rapportageplicht inzake de EED, maar alleen voor zover u binnen uw bedrijf zelf het vervoer verzorgt. Besteedt u het vervoer uit, dan is de vervoerder eventueel rapportageplichtig, indien deze aan de voorwaarden voor de plicht voldoet. Het woon-werkverkeer van uw werknemers valt niet onder de rapportageplicht. Onderdeel van de rapportage is onder meer een overzicht van het totaal gemeten energieverbruik van uw bedrijf alsmede een uitsplitsing van het energieverbruik voor de processen, gebouwen, installaties en vervoer van uw onderneming. Ook dient u een lijst van energiebesparende maatregelen op te nemen, waarbij u gebruik kunt maken van bovengenoemde EML.

U dient iedere vier jaar te rapporteren. Dit is opengesteld op 4 juli 2023. De rapportage dient digitaal aangeleverd te worden bij de RVO. Hiervoor heeft u eHerkenning niveau 2+ of hoger nodig.

Let op! U bent wettelijk verplicht uw EED-rapportage aan te leveren. Doet u dit niet, dan kan de RVO u een last opleggen met een dwangsom. Voldoet u dan nog niet aan uw verplichting, dan dient u de dwangsom te betalen.

Tip! Als u investeert in een energiebesparende maatregel waarop de Energie-investeringsaftrek (EIA) van toepassing is, komen de rapportagekosten ook voor de EIA in aanmerking.

Onderzoeksplicht

Grote energie verbruikende bedrijven kunnen ook nog te maken hebben met een onderzoeksplicht inzake energiebesparing. Dit geldt voor locaties van bedrijven met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas. Of de onderzoeksplicht op de activiteiten van uw bedrijf van toepassing is, hangt af van wie de milieuregels voor de milieubelastende activiteit van uw bedrijf bepaalt. Om te bepalen of er een onderzoeksplicht geldt voor de locatie kunnen ondernemers het stappenplan raadplegen: Stappenplan Energiebesparing Rapportageplicht (rvo.nl).

De onderzoeksplicht houdt in dat u eens per vier jaar onderzoekt welke energiebesparende maatregelen u moet nemen. Dit dient u digitaal te rapporteren bij de RVO. U moet in uw rapportage ook aangeven welke maatregelen u de voorafgaande periode al heeft genomen.

Let op! De eerstvolgende rapportage moet uiterlijk 1 december 2023 bij de RVO binnen zijn.

Wettelijk is bepaald over welke aspecten van uw bedrijfsvoering u met betrekking tot energiebesparing moet rapporteren. Dit betreft onder meer een analyse van uw energieverbruik, waaronder een opgave van onbenutte warmtestromen alsmede een inventarisatie van kosteneffectieve CO2-reducerende maatregelen. Ook hiervoor kunt u gebruikmaken van de EML. Voor uw rapportage is wettelijk vastgelegd hoe u de terugverdientijd van een investering en de CO2-reductie dient te berekenen. U kunt voor uw rapportage gebruikmaken van sjablonen die u kunt vinden op de site van de RVO.

Fiscale maatregelen m.b.t. energiebesparing

Voor maatregelen waarvan de terugverdientijd langer is dan vijf jaar, bestaat geen plicht deze uit te voeren. Voor dergelijke maatregelen komt u vaak wel in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Deze aftrek is met name bedoeld voor energiebesparende investeringen die, gelet op het rendement, nog onvoldoend rendabel zijn. Door hiervoor een fiscale aftrek te verlenen, dalen de nettokosten van de investering en is deze eerder rendabel.

Alleen bedrijfsmiddelen die op de zogenaamde Energielijst staan, komen voor de EIA in aanmerking. De Energielijst kunt u inzien en downloaden op de site van de RVO en wordt ieder jaar vernieuwd. De EIA levert voor investeringen in het jaar 2023 een extra aftrek van de winst op van 45,5%. Het totale maximumbedrag dat voor de EIA in aanmerking komt, bedraagt € 136 miljoen. Een investering in een bedrijfsmiddel dat bijvoorbeeld € 100.000 kost en op de Energielijst staat, levert dus een extra aftrek op de winst op van € 45.500. 

Let op! In het Belastingplan 2024 is opgenomen dat de EIA in 2024 wordt verlaagd van 45,5 naar 40%.

Overweegt u een investering te doen in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het wellicht interessant dit in 2023 nog te doen. Dit plan moet nog wel worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Handhaving

Een onderneming die voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden is wettelijk verplicht energiebesparende en/of CO2-reducerende maatregelen te treffen, te rapporteren en/of te informeren. Zijn er maatregelen genomen die niet staan vermeld op de EML, dan is het bevoegd gezag ook gerechtigd te controleren of de genomen alternatieve maatregelen voldoende zijn geweest. Voldoet een onderneming niet aan haar plichten, dat is het bevoegd gezag gerechtigd om eerst een waarschuwingsbrief te versturen. Ook kan het bevoegd gezag een dwangsom opleggen. Het bevoegd gezag is veelal de gemeente, de provincie of het Rijk. De hoogte van de dwangsom moet evenredig zijn aan de ernst van de overtreding en is bedoeld om bedrijven er alsnog toe te brengen de vereiste maatregelen te nemen dan wel te rapporteren en/of te informeren. Een bedrijf moet de dwangsom betalen als niet alsnog aan de wettelijke plichten wordt voldaan, vóór de termijn die daartoe door het bevoegd gezag gesteld is. Bij het vaststellen van deze termijn wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is om een geconstateerde overtreding te beëindigen. Een dwangsom kan herhaald worden bij het niet blijven voldoen aan de wettelijke regels. 

Meer informatie: RVO

De energiebesparingsplicht, de informatieplicht en de rapportageplicht bestaan voor de gemiddelde ondernemer uit behoorlijk ingewikkelde regelingen. Er zijn tal van bedrijven die ondernemers deze werkzaamheden tegen betaling uit handen kunnen nemen. Als u googelt op ‘energiebesparingsplicht advies’ blijkt dat er aan adviseurs keuze genoeg is.

Op RVO.nl kunt u terecht voor alle informatie die op uw specifieke situatie, voor uw branche of bedrijf, van toepassing is. Via deze site dient u ook uw rapportages digitaal aan te leveren, waarvoor eHerkenning niveau 2+ of hoger met machtiging RVO-diensten niveau eH2+ nodig is.

Meer informatie: DEB

Voor informatie inzake de energiebesparingsplicht en rapportageplichten kunt u ook terecht op de site deb.nl (duurzaam energie besparen). DEB verstrekt informatie aan ondernemers die geconfronteerd worden met de wettelijke plichten op dit gebied, maar ook aan ondernemers die niet verplicht zijn tot energiebesparende maatregelen en overwegen om hier uit het oogpunt van kostenbesparing toe over te gaan.

Tip! DEB heeft een praktisch overzicht van alle 150 maatregelen die deel uitmaken van de EML.

DEB werkt samen met tal van branches, zodat de informatie zo veel mogelijk toegespitst is op de persoonlijke situatie van de ondernemer. U kunt op de site van DEB kosteloos inloggen en hier een eigen account aanmaken.

Voorbeeld

Als voorbeeld noemen we de maatregel tot plaatsing van een dubbelwandige vaatwasmachine in grootkeukens, zoals aanwezig in de horeca. Op de site van DEB treft u deze aan bij de maatregelen in de categorie ‘faciliteiten’. De site geeft aan dat een dubbelwandige vaatwasmachine vanwege de dubbele wanden minder warmteverlies heeft, waardoor water niet opnieuw opgewarmd hoeft te worden, wat energie bespaart. Bij de toelichting leest u dat de maatregel rendabel is bij een gebruik van een vaatwasser voor gemiddeld 1 uur per dag, gedurende het gehele jaar.

Deb.nl bevat ook informatie over beschikbare subsidies en bevat namen en contactinformatie van energieadviseurs. U kunt zich bij DEB aanmelden voor een speciale nieuwsbrief, zodat u altijd op de hoogte bent van het laatste nieuws en de nieuwe maatregelen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.