Skip to main content
Category

nieuws

Moeten kosten naheffing parkeerbelasting betaald als naheffing nihil is?

By nieuws

Op veel plaatsen bent u om te mogen parkeren parkeerbelasting verschuldigd. Betaalt u die niet of te weinig, dan kan dit worden nageheven met bijkomende kosten. Maar kunnen ook alleen de bijkomende kosten in rekening worden gebracht als de naheffing zelf nihil is?

Eerste uur gratis

Auto

Voor het gerechtshof in Den Haag kwam de vraag aan de orde of bijkomende kosten, zoals administratiekosten, ook in rekening kunnen worden gebracht als het bedrag van de naheffing zelf nihil is. In deze zaak had een automobilist zijn auto geparkeerd op een plaats waar het eerste uur parkeren gratis was. De man had echter geen parkeerkaartje achter zijn voorruit gelegd, zodat niet duidelijk was of hij inderdaad niet langer dan een uur geparkeerd had. Een naheffing van nihil volgde, maar wel met € 61 aan kosten.

Bewijslast ligt bij gemeente

Het Hof Den Haag was het hier niet mee eens en vernietigde de naheffing. De bewijslast dat er langer dan een uur geparkeerd was, lag bij de gemeente. Uit de verordening volgde niet dat parkeerders verplicht kunnen worden hun kenteken in te voeren als er geen parkeerbelasting verschuldigd is. Nu niet bewezen was dat er langer dan een uur geparkeerd was, kon geen naheffing worden opgelegd, aldus het Hof.

Geen naheffing, geen kosten

Het Hof voegde hieraan toe dat uit de Gemeentewet voortvloeit dat er alleen kosten in rekening kunnen worden gebracht als er belasting wordt nageheven. Omdat hiervan geen sprake was, moesten ook de kosten komen te vervallen.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt anders

In een vergelijkbare zaak oordeelde de rechtbank Midden-Nederland onlangs anders. Een automobilist had in Almere geparkeerd op een plaats waar ook het eerste uur gratis was. Hij had langer geparkeerd en een naheffing met kosten gehad. Daarbij was parkeerbelasting nageheven over het eerste uur, tegen een tarief van nihil. Er was echter ook € 66,50 aan kosten in rekening gebracht. De rechtbank liet deze kosten in stand en was kennelijk van mening dat ook zonder naheffing bijkomende kosten berekend kunnen worden.

 

Toegang tot UBO-register wordt beperkt

By nieuws

Alleen instanties met een wettelijke taak bij het voorkomen en tegengaan van fraude, witwassen en terrorismefinanciering én personen en instanties met een legitiem belang krijgen straks toegang tot het UBO-register. Een voorstel tot wetswijziging hieromtrent is naar de Raad van State gestuurd.

UBO-register

Typen

Voor de meeste organisaties bestaat de plicht om de UBO’s van hun organisatie te registreren in het zogenaamde UBO-register. Die verplichting bestaat bijvoorbeeld voor bv’s, nv’s, stichtingen, verenigingen, cv’s, vof’s en maatschappen. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit kan de eigenaar zijn, maar ook een andere belanghebbende of een persoon die zeggenschap heeft. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Privacy voorop

Via de Kamer van Koophandel konden willekeurige derden tot eind november 2022 informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is naar het oordeel van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom eind november 2022 in eerste instantie besloten om de informatieverstrekkingen uit het UBO-register tijdelijk te stoppen en heeft nu besloten om de wet op dit punt te wijzigen.

Wijzigingen

Voorgesteld wordt om de toegang tot het UBO-register te beperken tot instanties met een wettelijke taak bij het voorkomen en tegengaan van fraude, witwassen en terrorismefinanciering, zoals banken en notarissen. Daarnaast kunnen personen en instanties toegang tot het UBO-register krijgen als zij een legitiem belang hebben, zoals de pers en maatschappelijke organisaties. 

Legitiem belang

Het is nog onduidelijk wat precies onder een ‘legitiem belang’ moet worden verstaan. Dit begrip zal daarom in een besluit nader worden uitgewerkt. Over dit besluit zal eerst een internetconsultatie plaatsvinden, zodat belanghebbenden hierover hun mening kunnen geven.

Let op! Na het advies van de Raad van State moet het voorstel nog worden behandeld in de Tweede en Eerste Kamer.

Advieswijzer Dga-taks lenen bij vennootschap (Wet excessief lenen)

By nieuws

Op 1 januari 2023 is de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap in werking getreden. Deze wet regelt grofweg dat de dga die te veel heeft geleend bij de eigen bv, hierover belasting betaalt. Er geldt in 2023 een drempel van € 700.000, vanaf 2024 bedraagt de drempel hoogstwaarschijnlijk € 500.000. Voor toepassing van deze drempel kan meer meetellen dan alleen een lening aan de dga. Verder zijn ook uitzonderingen op de regel mogelijk. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. U heeft daarom nog maar even om te beoordelen wat de wet voor uw situatie betekent en of u nog actie kunt/moet ondernemen.

Voor wie geldt de nieuwe wet?

Euro

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap kan van toepassing zijn op iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een of meer vennootschap(pen), én
  • die schulden heeft aan die vennootschap(pen) en/of waarvan de partner of zogenaamde verbonden personen of hun partners schulden hebben aan die vennootschap(pen).

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • instbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Met een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) wordt doorgaans iemand bedoeld die op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang heeft. Een dga kan dus geraakt worden door deze wet.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere entiteiten worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een deelgerechtigheid in een open fonds voor gemene rekening of een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap van toepassing zijn.

Schulden hoger dan € 700.000 van dga én partner

Een dga met schulden aan zijn bv die op 31 december 2023 hoger zijn dan € 700.000 kan in 2023 met de gevolgen van de wet te maken krijgen. Het gaat hierbij niet alleen om de schulden van de dga zelf, maar ook om de schulden van de fiscale partner van de dga. Om te beoordelen of de € 700.000 wordt overschreden, worden de schulden van de dga en de fiscale partner bij elkaar opgeteld. Heeft u naast een schuld ook nog een vordering op de bv, dan worden die twee niet gesaldeerd; er wordt dus puur naar de schulden gekeken!

Let op! Heeft u en/of uw fiscale partner een aanmerkelijk belang in meer bv’s, dan moet u de schulden die u en uw fiscale partner hebben aan al die bv’s bij elkaar optellen. Alleen als het totaal op 31 december 2023 niet hoger is dan € 700.000, krijgt u in 2023 niet met de gevolgen van de wet te maken. U kunt dus niet maximaal € 700.000 per bv lenen, maar tezamen met uw fiscale partner maximaal € 700.000 van al uw bv’s tezamen.

Voorbeeld

U heeft een aanmerkelijk belang in bv X en een aanmerkelijk belang in bv Y. U heeft van beide bv’s geld geleend. Bij bv X bedraagt uw schuld op 31 december 2023 € 350.000, bij bv Y € 500.000. Tezamen bedragen uw schulden meer dan € 700.000. Als u niets doet, moet u over 2023 belasting betalen over een bedrag van € 150.000 (€ 850.000 minus € 700.000).
Ook indirecte schulden en andere rechten
Bij het inventariseren van uw schulden moet u letten op alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen. Ook de

indirecte schulden tellen mee.

Let op! Kan de dga en/of zijn fiscale partner alleen een externe financiering krijgen als de bv borg staat? Dan telt deze lening ook mee voor de vraag of de schulden op 31 december 2023 boven de € 700.000 uitkomen. Kan de dga en/of zijn fiscale partner wel een externe financiering krijgen zonder borg, maar zorgt borgstelling door de bv voor betere voorwaarden, dan telt de lening niet mee.

Tip! Overleg met onze adviseurs of in uw situatie mogelijk civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen aanwezig zijn en hoe u om moet gaan met borgstelling door de bv.

Ook schulden van verbonden personen

Hebben uw bloed- of aanverwanten in de rechte lijn schulden aan uw bv, dan moet u deze schulden bij uzelf meetellen voor het deel van hun schulden dat boven de € 700.000 uitkomt.
Bloed- en aanverwanten in de rechte lijn zijn kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen enzovoort en ouder, grootouder en overgrootouders enzovoort van uw en/of uw fiscale partner. 

Voorbeeld

Heeft bijvoorbeeld uw kind € 600.000 geleend van uw bv, dan hoeft u niets mee te tellen. Bedraagt de schuld van uw kind aan uw bv op 31 december 2023 echter € 800.000, dan telt u € 100.000 mee voor de beoordeling of u boven de drempel van € 700.000 komt. Heeft u zelf € 650.000 bij uw bv geleend, dan betekent dit dus dat u over 2023 over € 50.000 belasting moet betalen (€ 650.000 + € 100.000 -/- € 700.000).

Tip! Dit geldt niet als uw bloed- of aanverwant zelf een aanmerkelijk belang heeft in uw bv. Uw bloed- of aanverwant moet dan zelf beoordelen in hoeverre de wet op hem/haar van toepassing is. Voor uw beoordeling telt de schuld van uw bloed- of aanverwant dan niet mee.

Voorbeeld

Heeft uw kind uit het vorige voorbeeld een aanmerkelijk belang in uw bv, dan telt de € 100.000 niet bij u mee. U betaalt dan dus geen belasting. Uw kind moet echter over € 100.000 (€ 800.000 -/- € 700.000) belasting betalen.

Uitzondering voor eigenwoningschulden

Voor eigenwoningschulden geldt een uitzondering. Deze tellen niet mee voor de beoordeling of u op 31 december 2023 schulden heeft aan uw bv(’s) boven € 700.000. Het moet hierbij echter wel gaan om een schuld die voldoet aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting. Bovendien moet een recht van hypotheek verstrekt zijn aan de bv.

Let op! Is geen hypotheek verstrekt, dan telt de lening wel mee. Dat geldt ook als wel hypotheek verstrekt is, maar de lening niet voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. Is wel hypotheek verstrekt, maar is het inschrijvingsbedrag van die hypotheekverstrekking lager dan de lening? Dan telt het deel van de lening boven dit inschrijvingsbedrag ook mee.

Tip! Bestond uw eigenwoningschuld aan de bv op 31 december 2022 al, dan geldt de voorwaarde dat hypotheek verstrekt moet zijn, niet. Deze schulden hoeven dus alleen aan de wettelijke bepalingen te voldoen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting.

Voorbeeld

U heeft op 31 december 2023 een schuld bij uw bv van € 500.000 die u heeft gebruikt voor aanschaf van uw eigen woning. Daarnaast heeft u nog € 500.000 bij uw bv geleend voor andere zaken. De lening voor uw eigen woning voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. U heeft geen hypotheek verstrekt voor deze schuld aan uw bv. Als deze schuld aan de bv op 31 december 2022 al bestond, heeft u geen last van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. De eigenwoningschuld telt namelijk niet mee voor de beoordeling en de andere lening is lager dan € 700.000. Als de schuld na 31 december 2022 is verstrekt, moet u over 2023 over een bedrag van € 300.000 belasting betalen (€ 500.000 + € 500.000 -/- € 700.000).

Tip! De uitzondering voor eigenwoningschulden geldt ook voor schulden van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn. Zijn dit eigenwoningschulden die voldoen aan de hiervoor beschreven voorwaarden, dan tellen deze schulden dus niet bij u mee.

Peildatum 31 december 2023

Op 31 december 2023 wordt voor de eerste keer gepeild of uw schulden hoger zijn dan € 700.000 of niet. Dit uiteraard met inachtneming van alle regels die hiervoor gelden en die we hiervoor (deels) beschreven. Zijn uw schulden op dit moment nog hoger dan € 700.000, dan heeft u dus nu maar korte tijd om in actie komen. Overleg met onze adviseurs wat u eventueel nog kunt doen.

Tip! Voor de beoordeling van de grens van € 700.000 mag u vorderingen die u heeft op uw bv(’s) niet salderen met schulden die u heeft aan uw bv(’s). Mogelijk kan het daarom verstandig zijn om vóór 31 december 2023 deze vorderingen en schulden officieel met elkaar te verrekenen. Overleg daarover met een van onze adviseurs.

Belastingtarief

U bent over het surplus boven de € 700.000 belasting verschuldigd in box 2. Het tarief in box 2 bedraagt in 2023 26,9%. Vanaf 2024 zullen twee tarieven in box 2 van toepassing zijn. Over de eerste € 67.000 aan box 2-inkomen (voor fiscale partner het dubbele bedrag) zal 24,5% zijn verschuldigd, over het meerdere 31% (maar let op, er ligt bij de Eerste Kamer een wetsvoorstel waarin dit tarief verhoogd wordt naar 33%!).

Gevolgen bij latere aflossing schuld

Betaalt u in 2023  over het deel van uw schulden boven de drempel van € 700.000 belasting, dan wordt de drempel van met dit deel van uw schulden verhoogd. Dit voorkomt dat u elk jaar opnieuw over het surplus boven de drempel moet afrekenen. Een latere aflossing op deze schulden leidt dan tot een negatief inkomen in box 2. Dit negatieve inkomen wordt verrekend met andere positieve inkomsten in box 2 in dat jaar of leidt tot een verlies in box 2. Dit verlies kan vervolgens verrekend worden met box 2-inkomen van het voorafgaande jaar of met box 2-inkomen van de zes opvolgende jaren.

Voorbeeld

U heeft een aanmerkelijk belang in een bv en op 31 december 2023 een schuld van € 850.000 aan deze bv. In uw aangifte inkomstenbelasting 2023 bent u hierover 26,9% over € 150.000 (€ 850.000 minus € 700.000) is € 40.350 belasting verschuldigd. Als u in 2024 € 150.000 aflost op de schuld (en er in dat jaar geen ander inkomen uit box 2 is) ontstaat een verlies in box 2 van € 150.000. Dit verlies kunt u volledig verrekenen met de winst uit 2023, waardoor de in 2023 betaalde belasting van € 40.350 wordt teruggegeven. Over 2023 zult u het echter wel eerst moeten betalen.

Tip! Wilt u meer weten over de gevolgen van een latere aflossing in uw situatie, bespreek dit dan met onze adviseurs.

Schulden tot € 700.000

Bedragen de schulden minder dan € 700.000, dan kunt u nog steeds een risico lopen op belastingheffing, als de Belastingdienst meent dat sprake is van een verkapte dividenduitkering. De Belastingdienst moet dit wel aannemelijk kunnen maken. Zorg daarom dat uw leningen altijd schriftelijk in een overeenkomst met zakelijke voorwaarden zijn vastgelegd. De bewijspositie van de Belastingdienst wordt dan een stuk lastiger.

Alleen fiscale werking

Als uw bv wordt geconfronteerd met de gevolgen van deze nieuwe wet en dus belasting moet betalen over het surplus boven € 700.000, dan heeft dat alleen fiscale gevolgen. Met andere woorden: de schuld blijft wel gewoon bestaan. U mag de schuld ook in uw aangifte inkomstenbelasting blijven opvoeren.

Verlaging drempel van € 700.000 naar € 500.000

De Tweede Kamer heeft een plan aangenomen om vanaf 2024 de drempel van € 700.000 te verlagen naar € 500.000. Als de Eerste Kamer in december 2023 instemt met dit plan, geldt per 31 december 2024 een drempel van € 500.000.

Tot slot

De Wet excessief lenen kan voor een ongewenste afrekening op 31 december 2023 zorgen. Heeft u, uw partner of met u verbonden personen schulden aan uw bv? Overleg dan met onze adviseurs welke gevolgen de wet voor u kan hebben.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

 

Effect heffingsvrijvermogen en heffingskorting bij navorderen

By nieuws

Als belastingplichtigen te weinig vermogen opgeven bij de Belastingdienst, kan de inspecteur navorderen. Maar hoe dient dan te worden omgegaan met het heffingsvrije vermogen en heffingskortingen? En wat als het vermogen deels betrekking heeft op vermogen in het buitenland?

De Belastingdienst heeft hierover onlangs duidelijkheid verstrekt.

Heffingsvrijvermogen

Euro

Om kleine vermogens buiten de heffing van box 3 te houden, bestaat er een heffingsvrijvermogen. Vermogens tot deze grens, in 2023 € 57.000 (€ 114.00 bij een fiscale partner), worden niet in de heffing betrokken. Ook als te weinig vermogen wordt aangegeven en er wordt nagevorderd, moet met dit heffingsvrije vermogen rekening worden gehouden.

Toerekenen heffingskorting

Belastingplichtigen hebben ook recht op heffingskortingen. Door de heffingskortingen blijft een deel van uw inkomen onbelast. Navorderen heeft in beginsel geen invloed op het recht op heffingskortingen, zo blijkt uit de toelichting van de Belastingdienst.

Voorbeeld 
Stel dat er in een situatie € 20.000 aan binnenlands vermogen is aangegeven. Omdat dit minder is dan het heffingsvrije vermogen, volgt geen aanslag. Na verloop van de binnenlandse navorderingstermijn van vijf jaar, ontdekt de fiscus dat het binnenlandse vermogen € 200.000 bedraagt en het buitenlandse vermogen € 500.000.

Uitwerking 
In de beschreven situatie kan nog over het buitenlandse vermogen worden nagevorderd, omdat hiervoor een navorderingstermijn van twaalf jaar geldt. Hierop moet echter nog gewoon het heffingsvrije vermogen in mindering worden gebracht, voor zover dit meer is dan de aangegeven € 20.000. Bij de navordering moet bovendien nog rekening worden gehouden met de heffingskortingen, voor zover die nog niet in mindering zijn gebracht op het aangegeven inkomen.

Let op! Dit betekent dat het heffingsvrije vermogen en de heffingskortingen niet kunnen worden toegerekend aan het deel van het binnenlands vermogen dat niet is aangegeven. Over dit deel valt namelijk niet meer na te vorderen.

Nieuwe (norm)bedragen loonheffingen en werkkostenregeling 2024 bekend

By nieuws

De Belastingdienst heeft de normbedragen voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling (WKR) en andere bedragen in de loonheffingen – zoals het gebruikelijk loon – voor 2024 bekendgemaakt. De bedragen zijn ten opzichte van 2023 flink verhoogd.

Normbedrag maaltijden

Euro

Voor de waarde van maaltijden in bedrijfskantines (of soortgelijke ruimtes) of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie, geldt een normbedrag. Dit normbedrag stijgt van € 3,55 in 2023 naar € 3,90 per maaltijd in 2024.
Het normbedrag verminderd met een eventuele bijdrage van uw werknemer is loon voor uw werknemer. U kunt er echter ook voor kiezen om dit loon aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte.

Normbedrag huisvesting op de werkplek

Verzorgt u huisvesting op de werkplek, dan kan daar onder voorwaarden een nihilwaardering voor gelden. Als deze nihilwaardering niet van toepassing is en er geen sprake is van een (dienst)woning, kunt u onder voorwaarden voor de waarde van de huisvesting een normbedrag in aanmerking nemen. Dit normbedrag voor huisvesting en inwoning stijgt van € 6,10 per dag in 2023 naar € 6,70 per dag in 2024.

Thuiswerkvergoeding

Voor de extra kosten die verbonden zijn aan thuiswerken, kunt u – onder voorwaarden – een onbelaste vergoeding geven aan uw werknemer. Deze onbelaste vergoeding bedraagt in 2023 nog € 2,15, maar stijgt in 2024 naar € 2,35 per dag.

Reiskostenvergoeding

Al eerder was bekend dat ook de onbelaste reiskostenvergoeding in 2024 omhooggaat. In 2023 kunt u nog € 0,21 per kilometer onbelast vergoeden. In 2024 bedraagt de onbelaste reiskostenvergoeding echter € 0,23 per kilometer.

Gebruikelijk loon

Iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap en ook werk verricht voor die vennootschap, moet in de loonaangifte een loon opnemen dat ‘gebruikelijk’ is voor dat werk. Hetzelfde geldt voor de partner die werk verricht in de vennootschap. Voor de vaststelling van dit gebruikelijk loon moet ook rekening gehouden worden met een normbedrag. Het normbedrag voor het gebruikelijk loon bedraagt in 2023 nog € 51.000, maar is voor 2024 verhoogd naar € 56.000.

30%-regeling

Voor toepassing van de 30%-regeling geldt een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden is. Een werknemer wordt geacht te voldoen aan de specifieke deskundigheid als de beloning van de werknemer hoger is dan een vastgestelde salarisnorm. Moet het salaris in 2023 nog minimaal € 41.954 bedragen, vanaf 2024 bedraagt de minimale salarisgrens € 46.107.
Voor werknemers die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs werken bij een onderzoekinstelling en voor werknemers die arts in opleiding tot specialist (AIOS) zijn, geldt geen salarisnorm. Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, geldt voor 2023 een salarisnorm van € 31.891. In 2024 bedraagt die salarisnorm € 35.048.

Vrijwilligersregeling

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk verrichten onder voorwaarden een onbelaste vergoeding geven. Al eerder was bekend dat deze onbelaste vergoeding omhooggaat van € 1.900 per jaar in 2023 naar € 2.100 per jaar in 2024. De aan de vrijwilligersvergoeding verbonden maandvergoedingen en uurvergoedingen zijn nu ook bekendgemaakt. De maximale maandvergoeding gaat omhoog van € 190 in 2023 naar € 210 in 2024. De maximum uurvergoeding gaat voor vrijwilligers van 21 jaar en ouder omhoog van € 5,00 in 2023 naar € 5,50 in 2024. Voor vrijwilligers jonger dan 21 jaar bedraagt deze maximum uurvergoeding in 2023 nog € 2,75 en in 2024 € 3,25.

 

Karaokecabine 21% btw, maar escaperoom 9% btw

By nieuws

Een rechter oordeelde dat de toegang tot een karaokecabine belast is met 21% btw. Dat de toegang tot een escaperoom belast kan zijn tegen 9% btw, maakt dat niet anders volgens de rechter.

Vermaak en dagrecreatie

Geld

Toegang tot een voorziening die primair en permanent is ingericht voor vermaak en dagrecreatie is belast met 9% btw. Er moet dan wel sprake zijn van een attractiepark, speeltuin of siertuin of een voorziening die hier wat inrichting betreft mee vergelijkbaar is.

Om het 9% lage btw-tarief te kunnen toepassen moet dus in ieder geval sprake zijn van een ruimte die primair en ook permanent voor vermaak en dagrecreatie bedoeld is. Daarnaast blijft de vraag staan wat verstaan wordt onder een attractiepark, speeltuin of siertuin of een voorziening die hier wat inrichting betreft mee vergelijkbaar is.

Escaperoom

Bij een escaperoom betalen mensen een toegangsprijs om binnen een bepaalde tijd daaruit te ontsnappen door het maken van puzzels en het doen van opdrachten. De Belastingdienst is van mening dat de toegangsprijs tot een escaperoom belast is met 9% btw als de escaperoom een ruimte is die primair en permanent ingericht is voor vermaak en dagrecreatie. Volgens de Belastingdienst maakt het daarbij niet uit dat de ruimte slechts voor een bepaalde tijdsduur (meestal één uur) aan de deelnemer ter beschikking staat.

Filmruimte voor VR-bril

Ook de toegangsprijs tot een ruimte waarin met een VR-bril een film bekeken kan worden, kan belast zijn met 9% btw. Dat is naar het oordeel van de Belastingdienst het geval als de filmruimte primair en permanent is ingericht voor vermaak en dagrecreatie. Ook hier maakt het niet uit dat de ruimte slechts voor een bepaalde tijdsduur aan de filmkijker ter beschikking staat.

Karaokecabine

Een rechter oordeelde dat voor de toegangsprijs tot een karaokecabine geen 9, maar 21% btw geldt. Een onderneming vond haar karaokecabines vergelijkbaar met een escaperoom en een filmruimte voor een VR-bril en wilde daarom op de toegangsprijs voor de karaokecabines ook 9% btw toepassen.

De rechter oordeelde echter anders en vond dat de onderneming 21% btw moest berekenen, onder meer omdat geen sprake was van dagrecreatie, maar van avond- en nachtrecreatie. Verder vond de rechter dat de karaokecabines qua inrichting weinig gelijkenis vertoonde met een attractiepark, speeltuin of siertuin. Daarnaast was naar het oordeel van de rechter geen sprake van het verlenen van toegang door de onderneming omdat niet de onderneming, maar degene die de karaokecabine boekte, bepaalde wie er in de cabine werd toegelaten.

Het beroep van de onderneming op het vertrouwensbeginsel omdat een escaperoom of een filmruimte met VR-bril wel 9% btw kunnen toepassen, werd door de rechter ook verworpen.

 

Eindejaarsborrel veranderen in Nieuwjaarsreceptie?

By nieuws

Nog even en het jaar 2023 zit er weer op. Veel werkgevers vieren dit meestal vóór kerst met een oudjaarsborrel. Even napraten over het afgelopen jaar, zakelijk en privé, en alvast toasten op 2024. Best gezellig, maar wellicht is het te overwegen de oudjaarsborrel te vervangen door een nieuwjaarsreceptie in 2024….

Een kerstborrel op de zaak?

Kerst

Als u uw personeel trakteert op een drankje, houdt u dit natuurlijk het liefst onbelast. Daarom is het aan te bevelen een borrel bij u op de werkplek te houden, want dan is deze voor u en uw personeel belastingvrij. Denk bijvoorbeeld aan uw kantine, vergaderlocatie of magazijn. 

Of juist buiten de deur?

Een borrel buiten de deur is een stuk minder gezellig als de werknemer er belasting over moet betalen omdat deze in principe als loon wordt gezien. U kunt dit voorkomen door de borrel buiten de deur onder te brengen in de werkkostenregeling, de WKR. Voor de werknemer is dit belastingvrij, maar spendeert u in een jaar meer aan vergoedingen en verstrekkingen en terbeschikkingstellingen dan de vrije ruimte, dan betaalt u als werkgever 80% belasting via de eindheffing.

Borrel in 2023 of 2024?

De vrije ruimte bedraagt in 2023 nog 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. Volgend jaar, in 2024, wordt de vrije ruimte beperkt tot 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en blijft deze 1,18% over het meerdere. 

De vrije ruimte is in 2023 dus groter.  Heeft u deze echter al volledig benut, dan kunt u de eindejaarsborrel buiten de deur wellicht beter verschuiven en in 2024 een nieuwjaarsreceptie buiten de deur organiseren. Uiteraard moet u ook dat jaar weer opletten dat u de vrije ruimte niet overstijgt.

 

Lichte stijging griffierecht in 2024

By nieuws

De griffierechten in het bestuursrecht en het civiele recht zullen in de meeste gevallen volgend jaar licht stijgen. Eerder was nog sprake van een mogelijke verlaging van de griffierechten. De verhoging voor 2024 wordt nu beperkt tot 1,83%.

Griffierecht

Geld

Personen of organisaties die naar de rechter stappen, moeten in beginsel bijdragen in de kosten via het griffierecht. Het tarief is afhankelijk van een aantal factoren, bijvoorbeeld of een zaak door een particulier of door een organisatie wordt aangespannen. Zo betaalt een particulier die beroep aantekent bij een gerechtshof inzake een aanslag inkomstenbelasting € 136 griffierecht, terwijl het tarief voor organisaties die bijvoorbeeld beroep aantekenen bij een gerechtshof inzake omzetbelasting hiervoor € 548 aan griffierecht kwijt zijn.

Geen verlaging griffierecht

In het coalitieakkoord bestond nog het voornemen het griffierecht met 25% te verlagen. Een deel van de hiervoor bedoelde middelen wordt echter aan andere doelen besteed, zodat van een verlaging geen sprake meer is. In plaats daarvan worden de meeste tarieven met 1,83% verhoogd. 

Afzien van indexering

In een brief aan de Tweede Kamer spreekt  minister Weerwind desalniettemin van een verlaging van de griffierechten. Die zouden normaal gesproken namelijk per 2023 en 2024 met in totaal 15,33% worden geïndexeerd. Dit wordt nu dus beperkt tot 1,83%.

Uitzonderingen

Civielrechtelijke vorderingen en verzoeken met een waarde van meer dan € 100.000 en griffierechten in zaken bij de Netherlands Commercial Court worden van de gematigde verhoging uitgezonderd. Deze tarieven worden wel met 15,33% verhoogd. In deze zaken speelt het griffierecht een minder belangrijke rol, zodat de minister het verantwoord vindt voor deze griffierechten de normale indexering toe te passen. 

 

Uitkering levensverzekering valt buiten de nalatenschap

By nieuws

De Hoge Raad heeft beslist dat een uitkering uit een levensverzekering geen onderdeel uitmaakt van de nalatenschap. Wat was er aan de hand en wat was het gevolg voor de erfenis van de (stief)kinderen van de overledene?

Levensverzekering

Huwelijk

Het betreft een zaak waarbij de erflater is overleden. Hij was getrouwd en was samen met zijn echtgenote eigenaar van een koopwoning. Naar aanleiding van zijn overlijden, heeft de echtgenote een uitkering ontvangen van een levensverzekering van € 400.000. Die uitkering was gekoppeld aan de hypothecaire schuld om deze daarmee af te lossen. Dit bedrag is door de echtgenote daar ook voor gebruikt. 

Testament

In dit geval had de erflater in zijn testament de wettelijke verdeling van toepassing verklaard, waarbij hij zijn eigen kinderen en zijn stiefkinderen tot erfgenaam benoemt. Volgens het testament ontving de echtgenote 1% van de nalatenschap en de (stief)kinderen samen 99%.

Wettelijke verdeling

De wettelijke verdeling houdt in dat de echtgenoot van de erflater de goederen van de nalatenschap verkrijgt en dat de voldoening van de schulden van de nalatenschap voor rekening komt van de echtgenoot. De kinderen van de erflater verkrijgen een geldvordering op de echtgenoot. 

Omvang geldvorderingen

Over de omvang van de vorderingen van de (stief)kinderen werden partijen het niet eens. 
In de procedure bij de rechtbank, werd geoordeeld dat de uitkering van de levensverzekering helemaal aan (stief)moeder toekomt. De kinderen hadden ieder recht op € 4.450. 

Volgens de (stief)kinderen moest echter ook met de helft van de uitkering van € 400.000 rekening worden gehouden bij het vaststellen van de omvang van hun geldvorderingen op hun (stief)moeder.

De (stief)kinderen gingen in beroep, en het Gerechtshof gaf hen gelijk. Het Gerechtshof oordeelde dat de uitkering van de levensverzekering wel onderdeel uitmaakt van de gemeenschap van goederen en dat daarom de helft daarvan moet worden meegenomen bij het vaststellen van de geldvorderingen van de (stief)kinderen. Het Gerechtshof vond het van belang dat de verzekering was afgesloten om de hypotheekschuld bij overlijden af te lossen en dat dat ook was gebeurd. Het Gerechtshof verhoogde het saldo van de nalatenschap met de helft van de uitkering, dus met € 200.000. De (stief)kinderen hadden daardoor recht op € 59.454,20 per persoon.

De (stief)moeder stelde vervolgens cassatie in, en met succes. Volgens de Hoge Raad maakt het niet uit dat de uitkering van de levensverzekering is gebruikt om de hypotheekschuld af te lossen. De (stief)moeder was de begunstigde van de levensverzekering en de uitkering komt daarom aan haar toe. Het is onderdeel van haar privévermogen, valt niet in de nalatenschap en is dus ook niet van invloed op de omvang van de geldvorderingen van de (stief)kinderen. 

Hoe nu verder?

De zaak is nu verwezen naar een ander Gerechtshof voor de verdere behandeling en beslissing. Het Gerechtshof zal de vorderingen van de kinderen vaststellen, zonder rekening te houden met de uitkering. Die uitkering is en blijft van de (stief)moeder.  

Ook in 2024 Tijdelijk Noodfonds Energie

By nieuws

Het Tijdelijk Noodfonds Energie keert ook in 2024 subsidies uit aan personen die gelet op hun inkomen veel geld kwijt zijn aan energiekosten. De tegemoetkoming wordt bovendien verruimd ten opzichte van 2023.

Wanneer tegemoetkoming?

Verwarming

Huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum kunnen een tegemoetkoming in de energiekosten krijgen als zij minstens 8% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. Voor huishoudens met een inkomen tot 200% van het sociaal minimum geldt de eis dat zij minstens 10% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. 

Let op! Voor wat betreft het inkomen telt ook het vakantiegeld mee, maar blijven eventuele toeslagen buiten aanmerking.

Omvang tegemoetkoming?

Huishoudens die voor de tegemoetkoming in aanmerking komen, krijgen het deel van de energiekosten vergoed dat uitkomt boven de zelf te betalen kosten van 8 respectievelijk 10%. De exacte voorwaarden worden bekendgemaakt bij de heropening van het Noodfonds, naar verwachting in januari 2024.

Vereenvoudiging

Bij het Noodfonds is ook een vereenvoudiging doorgevoerd, zodat het aanvragen van de tegemoetkoming makkelijker wordt en de doorlooptijden afnemen. 

Website

Wie wil weten wanneer het Noodfonds opent, kan op de site van het Tijdelijk Noodfonds Energie  zijn emailadres achterlaten en wordt hierover dan op de hoogte gehouden.